En toch de rede ook legt ons op ons vaderland te beminnen.
't Is dat het vaderland de uitgebreide familie is.
Het is het erfdeel, dat wij van onze vaderen ontvangen hebben, en dat wij onverminkt, verbeterd, verrijkt, veredeld, aan onze kinderen moeten overlaten.
Het is de grond, dien zij voor ons hebben bewerkt, dien zij voor ons door hun zweet, door hun zwoegen hebben bevrucht.
Het is de onafhankelijkheid, het zijn de vrijheden, die zij voor ons ten koste van hun leven hebben verworven en weten te bewaren, tegen alle gevaren van buiten of van binnen.
Indien onze oorkonden ons de namen konden melden van degenen, die voor 600 jaren slagvaardig stonden, hier op deze plaats, eenieder van ons zou daar zijnen eigen naam tusschen vinden, want gansch het Vlaamsch volk was hier vertegenwoordigd.
Wij zijn hetzelfde volk!
En welk volk!
Het staat aan de spits van handel en nijverheid. Nochtans is het wel mogelijk, dat er hier of daar een ander volk bestaat, dat ons op dat gebied te voren gaat. Ik weet het niet.
Onze landbouw bloeit meer dan ergens. Onze akkers verwekken sedert eeuwen de bewondering van allen, zoodanig dat men van Vlaanderen heeft mogen zeggen, dat het de lusthof is van Europa. Nochtans is het mogelijk dat er, hier of daar, eene streek bestaat waar de landbouwkunde nog meer gevorderd is. Ik weet het niet.
Onze kunst is de wereld door vermaard. Schilders, beeldhouwers, bouwmeesters hebben gansch Europa prachtwerken geschonken. Drie jaren geleden was er te Brugge eene tentoonstelling van onze oude meesters; honderden schilderijen waren daar samengebracht; het waren alle meesterstukken, waarvan enkele zouden volstaan om den roem van een land te verzekeren. Nochtans is het mogelijk dat er, hier of daar, een ander land bestaat, dat in opzicht van kunst met het onze kan wedijveren of dat het misschien zelfs overtreft. Ik weet het niet.
Wetenschap en letterkunde werden hier steeds beoefend en vereerd. Hoe meer de geschiedenis in de bijzonderheden treedt van de ontwikkeling der wetenschap, hoe meer het aandeel van ons land schoon en groot voorkomt. Wiskunde, aardrijkskunde, natuurkunde, heelkunde, wij hebben op alle gebied ongeëvenaarde meesters voortgebracht.
En de reeks onzer dichters met van Maerlant begonnen, draagt, om slechts van de dooden te spreken, als laatsten naam eenen Guido Gezelle, die reeds als de grootste dichter van onzen tijd werd uitgeroepen! Nochtans is het wel mogelijk dat er, hier of daar, op dit gebied in een ander land meer lauweren zijn geplukt. Ik weet het niet.
Het is zeker niet op deze plaats, dat men den krijgsmoed van ons volk in twijfel zou mogen brengen. Ieder korreltje grond zou den roem verkondigen van die mannen, wier heldenbloed het gedronken heeft
Diep doordrongen van den christen geest, die verbiedt aan anderen te doen wat men aan zich zelven niet zou willen laten geschieden, heeft ons volk nooit gestreefd naar veroveringen, of het vrij bestaan van anderen in gevaar gebracht. Slechts uit