| |
| |
| |
Boekennieuws
LEZINGEN EN TOESPRAKEN van W. De Veer. - Amsterdam, van Langenhuysen. 1905.
Een zeer nuttig boek, ten dienste vooral van hen, die door lezingen, toespraken in jongelingen- en andere vereenigingen de kennis en de verdediging van den godsdienst wenschen te bevorderen. Zij vinden hier eene rijke bron van beschouwingen, geschikt om kennis en liefde te kweeken voor den kostbaren schat des geloofs; om de gekregen overtuiging te versterken en anderen mede te deelen, om op sommige tegenwerpingen, die een argeloozen lezer kunnen verrassen, afdoende te antwoorden.
De behandelde onderwerpen zijn: I. 't Bestaan van God (blz. 1); - II. De Staat zonder Godsdienst (blz. 31); - III. Christus en de werkman (blz. 54); - IV. Heldenmoed (blz 80); - V. Geloof en wetenschap (blz. 110); - VI. Lacordaire (blz. 133); - VII. Dr Schaepman.
Men ziet uit deze inhoudstafel dat de schrijver de gelegenheid benuttigt om tal van waarheden te bespreken, die heden ten dage van overheerschend belang zijn, en tegen den stroom der moderne dwalingen herhaaldelijk dienen ingescherpt en betoogd te worden. Het bestaan van God; de noodzakelijkheid van den godsdienst voor de maatschappelijke instellingen; de behoefte aan volksbonden en gezellenvereenigingen; de heldenmoed in de naastenliefde; de verdiensten van Lacordaire; ontleding van zijne conferentiën; het verband tusschen geloof en wetenschap; de liefde voor den Paus en de katholieke Kerk, bron van Schaepman's grootheid.
Daar niemand twijfelt aan den weldadig en invloed van deze praktische waarheden op het welzijn der maatschappij, zal niemand het nut ontkennen van het werk, waarin deze op eene eenvoudige en aantrekkelijke manier voorgesteld en bewezen worden.
Wij wijzen met ingenomenheid op de korte, maar keurige verhandeling over het verband tusschen geloof en wetenschap, waarin de vrije gedachte in al hare naaktheid aan de kaak wordt gesteld.
Deze gevierde machtspreuk heeft geene reden van bestaan, en is louter onzin, daar ons denken niet bande- en wetteloos is, maar aan de objectieve waarheid zijn wetten en regels ontleent. Wee aan de historische en ervaringswetenschappen, indien zij, ter wille der gewaande vrijheid, verzuimen het geloof op gezag in dienst te nemen. De zich noemende vrije gedachte is niets minder dan vrij, zij zucht onder het slavenjuk van de dwaling, van het vooroordeel, van de eigenliefde en de vrees voor de waarheid.
Zij is vrij, zooals de arme vrij is van den rijkdom, de doode vrij van het leven, de zieke vrij van de gezondheid; blind wie deze vrijheid als een weldaad beschouwt en haar zijne heiligste overtuiging ten offer brengt.
| |
| |
De ware vrijheid - die ons verlost van de hinderpalen op den weg naar de waarheid en ons laatste einde - blijft ongedeerd onder de leiding van het geloof; ja zij wordt bevorderd omdat de openbaring ons vrijwaart tegen de dwaling; den weg tot de waarheid gemakkelijk en veiliger maakt, onzen gezichteinder verruimt en ook op de natuurlijke problemen stroomen licht uitstort
Blind wie dit hulpmiddel der wetenschap versmaadt en zich op zijn zwak en gebrekkig verstand verlaat om de dwaling te vermijden Hij handelt even dwaas als de sterrekundige, die om grootere vrijheid te genieten, het telescoop versmaadt, als de schipper die het compas in zee werpt, de blinde die de leuning van de brug stuk slaat.
De feiten trouwens spreken luide genoeg: de vrije gedachte, waartoe heeft zij het gebracht? tot onverschilligheid en twijfel in godsdienstzaken; tot materialisme en positivisme in de philosophie; tot omwenteling en tyrannie in de staatkunde; tot socialisme en anarchisme is de sociologie.
Het werkje is geschreven zooals het geschreven moest worden voor ontwikkelde leeken; de stijl helder en bondig is populair in den besten zin van het woord; ieder volgt zonder moeite den gedachtengang en de bewijsvoering van het boek. Keurige beelden en leerzame aanhalingen versieren en kleuren de schrijfwijze, en de warmte, die de verdediging der waarheid vergezelt; deelt zich aan het hart van den lezer mede.
Wij aarzelen niet het gedegen en tevens aantrekkelijk boek met nadruk aan te bevelen.
Dr A. Dupont.
OPSTELLEN, 2de bundel door Henri Borel. - Drukkerij en Uitgevers-maatschappij Voorburg, 1906.
't Is een bundel dagbladbesprekingen over tooneelopvoeringen, muziek en letteren. Artikels die men leest in de krant, met een dank-u voor den schrijver om 't prettig luier-uurtje na 't ontbijt, maar die men toch met ander scheurpapier in de mand smijt daarna.
Waartoe immers die uitgave in boekvorm? Dat Borel voorzichtig weze. Een boek blijft. En deze blijvende getuige voor zijn dagbladschrijvers-oppervlakkigheid zou heel wat kwaad kunnen doen aan zijn romans en zijn studies over China en Indië, die we nu slikken als degelijken kost,... 't 0 ons zoo ver van hier om te gaan nazien of 't allemaal waar is.
J.P.
VAN HET MENSCHENSPEL, door J. Steynen. - Drukkerij en Uitgevers-maatschappij Voorburg, 1906.
Alles gezocht, stijl, toestanden, gevoelens, levenswijsheid. Bepaald een naieve in de literatuur; iemand zoo fier op een potsierlijk-persoonlijken zet als een kruidenier op een decoratie. Spijtig, hoe men zoo uit zijn roeping kan geraken: Met denzelfden vlijt en dezelfde uren arbeid kon die mensch misschien een uitstekend metselaar of schrijnwerker worden. Of wie weet?... Als hij eens wilde schrijven zonder zich zoo levensgevaarlijk op te blazen.. want onbedacht en onverwacht, valt er soms wel
| |
| |
iets goeds uit zijn pen... Jammer, zulke oogenblikken schijnt hij met een inspanning bij hemel-en-aarde als Antonius' bekoringen van zijn ziel af te slaan.
J.P.
TURNHOUT IN HET VERLEDEN EN HET HEDEN door J.E. Jansen. Premonstratenser Kanunnik der Abdij van Park. - Turnhout. - Joseph Splichal, 1904.
Het werk beslaat twee boekdeelen tekst. Een derde, uitgegeven bij Meulemans-De Preter, Leuven, 1905, bevat de bijzonderste bewijsstukken, op dewelke het werk steunt
In het eerste deel geeft de E.H. Jansen de geschiedenis van Turnhout sinds het ontstaan der stad tot onder de fransche Omwenteling.
Uit chronologisch oogpunt beschouwd, verdeelt de schrijver zijn werk volgens de verschillende tijdvakken onzer nationale geschiedenis. Hij schrijft met eenige waarschijnlijkheid aan Turnhout eenen frankischen oorsprong toe. Turnus of Turnich, een der frankische hoofdmannen zou daar zijne villa gehad hebben, 't is te zeggen eenen omvang van landelijke goederen, waar de eigenaar woonde met zijne onderdanen, wier hutten rondom die van hunnen heer geschaard waren
Schrijver toont ons daarna hoe, onder het leenroerig tijdvak, Turnhout met de familie der Berthouten, zijne heeren en met de daarop volgende hertogin van Brabant, opkwam en tot stad verheven werd Vervolgens beschouwt hij de stad onder de hertogin van Burgondië, onder het Oostenrijksch-Spaansch tijdvak, enz.
Naast die chronologische staat eene systematische verdeeling. Voor ieder der genoemde tijdvakken handelt de schrijver, juist gelijk hij naast de geschiedenis van het wereldlijk ontstaan van Turnhout, die van zijne bekeering tot het christendom plaatste - en hier diene opgemerkt dat de schrijver met de legend van priester Domlinus afbreekt - voor ieder der tijdvakken, zeg ik, handelt hij eerst over de politische, daarna over de kerkelijke geschiedenis van Turnhout. Aangenomen dat deze laatste het overwicht heeft op de geschiedenis der economische toestanden, der letteren, der zeden en gebruiken, toch schijnen die bijzondere oogpunten te veel verwaarloosd en hadden, waar ze terloops besproken staan, beter kunnen ingedeeld worden.
In het tweede deel vinden wij de geschiedenis der stad sinds 1799 tot op onze dagen. De E.H. Jansen geeft de bijzonderste feiten, die voorvielen onder het beheer van Napoleon I, onder het Hollandsch bestuur en daarna onder onze onafhankelijkheid. Dezelfde systematische verdeeling van het Ie deel wordt nevens die chronologische behouden. Daarna volgen met eene korte levensbeschrijving de namen der voornaamste familiën en personen der stad en om te sluiten de naamrollen der wereldlijke en geestelijke overheden.
Het werk van den E H. Kan. Jansen verdient grooten lof. De geraadpleegde bronnen, de menigvuldige welgepaste nota's getuigen dat de schrijver niets meer ter herte had dan eene ware geschiedenis te leveren.
Heel de Kempen en vooral Turnhout zal dat werk met blijdschap ontvangen Hierbij dient vermeld, dat het werk uiterlijk door den druk en de menigvuldige prachtige illustraties behaagt.
| |
| |
Het dunkt ons echter, dat, wat den inhoud aangaat, het beter ware geweest in plaats van die lange naamlijsten, van die soms kleurlooze feiten te geven, de algemeene geschiedenis met den geest der tijden meer te doen uitkomen, dien geest wederzijds door den aard der plaatselijke instellingen, der bijzondere gebruiken der bevolking nauwer te bepalen en zoo het verschillend karakter, dat Turnhout opvolgelijk door de tijden gehad heeft, te bepalen. Juist omdat de geest der instellingen in het werk te weinig doorstraalt, schijnt mij de verdeeling, die de schrijver in het begin van het IIde deel uitlegt en verdedigt, al te oppervlakkig. Hij zegt daar: ‘Met dit tijdvak (sinds het consulaat van Napoleon) beginnen wij een tweede deel onzer Geschiedenis, dat wij als het Heden van Turnhout bestempelen. Immers menige zaak, die wij nu nog bezitten, dagteekent van Napoleon's opkomst. Een nieuwe geest bezielde alsdan Kerk en Maatschappij, die nog leeft in vele onzer hedendaagsche inrichtingen. Daarom denken wij het zeer redelijk het Verleden van Turnhout te verlaten aan de Fransche Omwenteling en het Heden van Turnhout te beginnen met Napoleon’ - Die verdeeling, rustende op de verandering van den aard der instituties zou mogen aanveerd worden, hadde de schrijver de verschillige individueele feiten zoo aangebracht en ontleed, dat ze den geest van het Oude Regiem en dien van de Fransche Omwenteling die steeds heerscht, laten zien. Zoo zou wezenlijk hetgeen sinds dit feit gebeurde van onzen tijd zijn. Ontbreekt echter die opgave dan behoort hetgeen na 1799 gebeurde evenzoo tot het Verleden gelijk al hetgeen wat vóór dien tijd voorviel.
X.
BIBLIOTHEEK VAN RUSSISCHE-LITERATUUR, Nr 1, Ant. P. Tsjechof, Een Toeval, uit het Russisch vertaald door Z. Stokvis. Uitgave van Maas en Van Suchtelen, Amsterdam. Klein formaat, 92 bl.
Drie schetsen, waarvan het eerst Een Toeval heet, we weten niet waarom. Drie Russische studenten loopen een avond eene reeks slechte huizen af; wat er over gezegd wordt is zoo betamelijk mogelijk gezegd; een der drie schept daar geen behagen in; hij heeft overspannen zenuwen en philosopheert er over hoe de ontucht uit de wereld zou kunnen gebannen worden. Men zegt dat de Russen eene andere geestesgesteltenis hebben dan wij; wie Een Toeval leest zal het zeker gelooven.
De twee andere schetskes De paardennaam en De dood van een Tsjienovniek (ambtenaar) zijn nog al koddig verteld.
E. Vl.
EEN KLEINE WONDERWERELD. Natuur en Kunst in onze woning. Naar het Duitsch van Max Eschner, voor Nederland bewerkt door J. Hendrik Vau Balen. Baarn. Hollandia, Drukkerij. Nederl. Boekhandel, Antwerpen, 5,05 frank. Groot formaat, 406 blaz.
Eene goedkoope uitgave, die voorzeker welkom zal zijn bij het jonge volk dat er veel kan uit leeren. Vijf afdeelingen: Onze Voeding, Onze Kleeding, Ons Huisraad, Ons Huis en het Boek.
En dan, verteld in zeer bevattelijken trant, al wát daaronder past. Zoo, voor onze Kleeding, zijn er 12 hoofdstukken: Moeders
| |
| |
linnenkast, Katoen, Wol, Zijde, Hennep en Jute, Bont, Onze Hoeden, Knoopen, Haken en Oogen, Naaigereedschap, Leder, Het Schoenmaken, Kaoetjoek en Guta pertjah. Bij de 200 platen verduidelijken den tekst. Waarheidshalve moeten we er bijvoegen dat ze toch wat ruw bewerkt zijn. We hebben hier meer dan eene vertaling, 't is eene ware bewerking, berekend méer voor de Hollandsche toestanden. Gezonde, aangename en tevens leerrijke kinderlezing.
E. Vl.
ONGEVALLENWET 1901, met alphabetisch register.
ONGEVALLENWET 1901. Koninklijke besluiten en Ministerieële Beschikkingen, met 2 registers.
BEROEPSWET. Koninklijke besluiten en Ministerieële Beschikkingen met 2 registers, bewerkt door J.J. Breedveld. Utrecht, W. Leydenroth, 1905. Prijs der 3 deelen fl. 1.95.
Voor de Noord-Nederlanders zal deze uitgaaf bijzonder welkom zijn om de uitvoerige registers die toelaten seffens de bepalingen te vinden die betrekking hebben op het een of ander onderwerp door de Nederlandsche ongevallenwet van 1901 geregeld, of nader beschreven door Koninklijke of ministerieële beschikkingen.
Ook aan de Vlamingen bevelen wij gaarne die werkjes aan: Zij kunnen er eerst en vooral in leeren hoe men in Noord-Nederland de vergoeding voor werkongevallen heeft geregeld; maar nu dat onze ongevallenwet van 24 December 1903 sedert Juli 1905 in gebruik is gekomen, dat de vrederechters wekelijks over vergoedingen voor werkongevallen moeten uitspraak doen, zal men hierin de Nederlandsche benamingen leeren van veel zaken en toestanden waarvoor men ten onzent of eene letterlijke vertaling bezigt die men in 't woordenboek vond, of eene Fransche benaming.
E. Vl.
LA QUESTION DES HUMANITÉS EN ALLEMAGNE. - Solutions actuelles et Enseignements à en tirer, par A. Roegiers. - Tournai, Decalonne-Liagre, 1904, 61 bl.
Er broeit wat in onze onderwijswereld: alleman spreekt over hervormingen, maar hier, evenals overal: zooveel hoofden, zooveel meeningen.
D.W. en B. heeft verscheidene artikelen gebracht over de inrichting onzer middelbare studiën Wie hierin belang stelt leze de studie van A. Roegiers: zij is klaar en zakelijk.
Vooraf de strijd in Duitschland gestreden tusschen voor- en tegenstanders der Latijnsche en Grieksche humaniora, met de voorgebrachte beweegredenen.
De laatste 20 bladzijden zijn gewijd aan onze Belgische toestanden: de schrijver is een overtuigd humanist, voorstander van de versterking der Latijnsche en Grieksche studiën. Hij zou willen dat de moderne humaniora ernstig ingericht werden en komt er niet tegen op dat ook zij ingang verleenen tot sommige studiën in de Hoogeschool; hij bekampt het besluit der Atheneaprofessoren de 7e Latijnsche klas te vervangen door eene voorbe- | |
| |
reidende klas en met 't Latijn maar in 't 6e te beginnen; hij sluit zich aan bij 't voorstel van hoogl. Mansion, een 8ste studiejaar in te richten, na de rhetorika, maar niet alleen voor de wetenschappen, zooals hoogl. Mansion voorstelt, wel verplichtend voor alle studenten: een tweede jaar rhetorika met verschillende afdeelingen: eene voor Grieksch en Latijn, eene voor Germaansche talen, eene voor wetenschappen en eene voor mathematieken.
J.V.
OUD EN NIEUW. Keus van Nederlandsche Leesstukken, bijeengebracht door Joris Delaere. - Jul. De Meester,
Er zijn menschen, die maar aldoor met open mond en strakke blikken onze vroeger-eeuwsche kunstenaren staan te bewonderen; anderen zwaaien, eerbiedig neergeknield, al hun wierook voor de modernen en zien met een spottend glimlachje van ‘wat zijn die toch achterlijk’ op de ouwe zangersbent. In medio virtus, meent de weleerw. heer Delaere, en hij geeft ons daarom een bloemlezing, waarin elke partij haar recht krijgt.
In dit tijdschrift heeft een recensent vroeger welwillend het 1e deel van Oud en Nienw beoordeeld. Het voornaamste bezwaar dat kon aangebracht, wast het voorrecht dat de Westvlamingen er genoten: zoo komen G Gezelle en zijn beroemde neef Streuvels er o.a. te veel op het verhoog.
Maar nu is het verbeterd. Het 2de deel, dat lyrische en didactische stukken bevat, is onpartijdiger. Hier hebben zij hun woord te zeggen, maar de Noord-Nederlanders, de Limburgers en Antwerpenaars zijn er ook talrijk. De verdienstelijkste dichters van Nederland uit allen tijd, tot de jongste onder de jongeren toe, zijn hier met hun mooiste poëzie ter bewondering voorgesteld.
Met niet minder lof dient het 3de deel vernoemd te worden. Dit is een anthologie van verhandelingen en redevoeringen; als bijvoegsel wordt nog een overzicht der nederlandsche lettergeschiedenis op den hoop toe gegeven. Het schoonste wat in onze taal op het gebied der welsprekendheid en der kritiek werd geschapen, van van der Palm tot van Cauwelaert en van Puyvelde kan men hier genieten. Met veel zorg is dit deel opgemaakt, zooals ten andere ook het 2de deel: onze jongste tijdschriften werden zelfs geraadpleegd. Minder zorg werd wellicht besteed aan het letterkundig overzicht: wat er staat is heel goed en leerrijk, is voorzeker de biographiesche kennisgeving van de schrijvers, maar er ontbreekt een heele reeks namen die er hadden moeten vermeld zijn.....
Toch een bloemlezing, die aan te bevelen is.
E.M.
|
|