Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906
(1906)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
De Duitsche katholiekendag te EssenDit jaar vergaderden de Duitsche katholieken, van 19n tot 23n Oogst, te Essen in de vermaarde Kruppstad. We dachten, en velen dachten als wij, daar een zwarte fabriekstad te vinden: vierkante, logge werkhuizen, hooge schouwen, vuile rook, donker grijze huizen; schreef Lewin Schücking niet in de 2e uitgave van zijn bekend werk: Das malerische und romantische Westfalen, verschenen in 1872: ‘Essen zelf is eene leelijke stad, eenigszins opgetooid door de huizen, als villa's gebouwd, vóór hare poorten. De stad is zoo zwart door het kolenstof als Londen zwart is door. zijn mist’? De schrijver wijzigde zijn oordeel in de volgende uitgave van zijn boek, en terecht. Essen is nu wel geene bijzonder schoone stad geworden, maar als nijverheidsstad valt ze toch mee: redelijk proper, eenige nieuwe mooie gebouwen en veel groenGa naar voetnoot(1). De ontwikkeling van Essen en van de Kruppsche werkhuizen is wonderbaar en, al is het hier de plaats niet daarover uit te wijden, enkele getallen willen we toch meedeelen: in 1863 had Essen 23.000 inwoners, volgens de optelling van 1n December 1905 waren er toen 231.396. | |
[pagina 242]
| |
Essen is de grootste stad geworden van het Rhijn-Westfaalsch nijverheidgebied. Negentig jaar geleden begon de stichter der Kruppsche werkhuizen met twee man; nu zijn er te Essen alleen 34,535 arbeiders en beambten; worden de werkhuizen en mijnen die toebehooren aan de firma Krupp binnen en buiten Duitschland meegerekend, dan komt men tot het getal van 62.000 werklieden en beambtenGa naar voetnoot(1).
* * *
De inrichting der Duitsche katholiekendagen hebben we hier niet breedvoerig te behandelenGa naar voetnoot(2): den Zondag namiddag feeststoet van werklieden, waarna vergaderingen voor die werklieden, - te Essen waren er vergaderingen in 16 verschillende plaatsen -; in den katholiekendag zijn er vier afdeelingen: I Vrijheid der Kerk (Paus, Roomsche vraag, Zendingen, enz.); II Maatschappelijke vragen; III Christelijke liefdadigheid en IV Christelijke opleiding (Opvoeding en Onderwijs, Wetenschap en Kerk, Bladen), in die afdeelingen worden vooraf voorgestelde besluiten verdedigd en besproken; dan zijn er algemeene geslotene vergaderingen waarin de besluiten, die door de afdeelingen aangenomen zijn, aan de goedkeuring van den zitdag worden onderworpen, ten laatste komen de algemeene openbare vergaderingen, ook toegankelijk voor niet-leden, mits het betalen van eene inkomkaart. Bekende redenaars voeren hier het woord over onderwerpen van algemeen katholiek of bijzonder Duitsch belang.
* * * | |
[pagina 243]
| |
De katholiekendagen zijn geen politieke vergaderingen, geene vergaderingen van de Centrumspartij; zij zijn bijeenkomsten van katholieken die hier hun geloof komen sterken, geestdrift komen opdoen, het wachtwoord komen halen. De katholiekendagen hebben voor doel de eenheid onder de katholieken te bewaren: vragen die twist zouden kunnen stichten worden niet besproken en het is nu juist zoo te bewonderen dat, om eensgezind te blijven, men zich op die vergaderingen niet moet beperken tot eenige algemeenheden, maar dat het gansch katholiek programma om zoo te zeggen jaarlijks wordt overzien. ‘Zooveel hoofden, zooveel meeningen’, zegt het spreekwoord; de Duitsche katholieken zijn ook niet altijd eens. Zoo werd er in deze laatste jaren nog al over gekeven of het goed is dat katholieke werklieden samenwerken met protestantsche geloovige werklieden in christelijke vakvereenigingen. De mannen van Berlijn, met assessor von Savigny aan het hoofd, hielden en houden nog staan dat het beter is elk op zijn eigen te werken, katholieken alleen en geloovige protestanten alleen; de katholieken in hunne werkmanskringen, in den schoot van dewelke vakafdeelingen voor de verschillende stielen kunnen gemaakt worden: anders, zeggen ze, loopen de katholieke werklieden gevaar hun geloof te verliezen of alleszins te zien verzwakken; ten andere, dat zoeken van grooter macht in 't samengaan met andersdenkenden kan op zichzelf gevaarlijk worden, het verscherpt het maatschappelijk verschil onder de standen der samenleving en leidt tot den klassenkamp. Op de overgroote meerderheid der Duitsche katholieken heeft deze bewering echter geen invloed gehad: zij denken dat samenstrijden in vakvereenigingen geen grooter gevaar oplevert voor 't geloof dan samenwonen in één huis of samenwerken in ééne fabriek en dat eene ernstige maatschappelijke werking voor de katholieke arbeiders niet mogelijk is wanneer zij zich afzonderen, bijzonder tegenover de socialistische vakvereenigingen die zoo machtig zijn. Deze hebben meer dan één millioen leden, terwijl er maar 250.000 arbeiders de vlaggen volgen der christelijke vakvereenigingen. Nochtans gaan ook de christelijke vakveree- | |
[pagina 244]
| |
nigingen vooruit. Uit het verslag dat voorgedragen werd op het 6e Congres der christelijke Duitsche vakvereenigingen te Brelau, den 23n Juli l.l., blijkt dat de inkomsten van de aangesloten vakvereenigingen twee jaar geleden maar 552.000 mark bedroegen en nu gestegen zijn tot 2.443.000 mark. Van de 18 vakvereenigingen bij 't verbond aangesloten zijn er reeds 14 waar de wekelijksche inleg boven de 50 Pf. (0.62 fr.) staatGa naar voetnoot(1). Verschil van meening kan er dus bestaan en bestaat er, maar des te schooner is het deze machtige jaarlijksche vergaderingen te zien waar priester en leek, burger en edelman, nijverheidsbaas, handwerkman en loonarbeider malkander ontmoeten en samen verbroederen.
* * *
Ter gelegenheid van den katholiekendag houden in dezelfde stad en binst dezelfde dagen allerhande katholieke bonden en maatschappijen hunne algemeene jaarvergadering. Zoo wordt de katholiekendag gesterkt en voor de leden van die bonden is 't een voordeel: 't een gaat met het ander. Te Essen kwamen bijeen: het Augustinusverein, de bond der katholieke dagbladschrijvers; het duitsche Lourdes-Verein; de bestuurleden der takken van het Borromäus-Verein, tot inrichting van volksbibliotheken en verspreiding van goede boeken; de maatschappijen van St. Vincentius; bonden van studentenmaatschappijen; bonden van katholieke Alcohol-bestrijders; het verbond der Windthorstbunde die voor doel hebben ‘het jonge Duitsche geslacht vroegtijdig met de ideale grondgedachten van het Centrumsprogramma bekend te maken, en het in te leiden in 't begrip der Centrumspolitiek’Ga naar voetnoot(2); de bond der katholieke koopliedenvereenigingen; het verbond der katholieke onderwijzers; het Congres der katholieke zendingen; het Volksverein, enz. | |
[pagina 245]
| |
Vele dezer vergaderingen worden gehouden buiten de uren van den katholiekendag, sommige trekken het s'avonds of s'morgens tamelijk laat en de gezelligheid, de Duitsche ‘Gemütlichkeit’ zijn er doorgaans niet te kort.
* * *
Zoo komen we aan de verhandelingen op den katholiekendag zelf. Drie hoofdgedachten hebben, mag men zeggen, geheel den zitdag beheerscht: ten 1ste. Wij zijn katholieken, vooruit vooral, maar in katholiek Geloof is er niets dat ons eenigzins zou beletten mannen te zijn van onzen tijd; ten 2de. Twee wereldbeschouwingen staan thans tegenover elkander: de geloovige en de ongeloovige. Al de geloovigen, zij wezen katholieken of protestanten, zouden malkander moeten steunen in den strijd tegen het ongeloof; ten 3de. Wij, katholieken, moeten ons het welzijn van alle standen der samenleving aantrekken, de tijd brengt nochtans mee dat we bijzonder de belangen van de werklieden zouden behertigen en daartoe de gepaste middelen zouden aanwenden.
* * *
De Duitsche katholieken zijn diep godsdienstig. Die godsdienstzin vindt zijne uiting ook in de katholiekendagen: in de kerkelijke plechtigheden, in 't aanwezig zijn van kerkelijke overheden, in de aanmoediging van wege de kerkelijke macht, in de redevoeringen, in den schoonen christelijken groet waarmee de vergaderingen beginnen en sluiten: Geloofd zij Jesus-Christus! In Eeuwigheid! Maar de katholieken willen tevens mannen zijn van hunnen tijd. De kerk is verouderd, roept het ongeloof; zij wordt veroordeeld door de wetenschap, zij beantwoordt niet meer aan de hedendaagsche levensopvatting. Tegenover die beweringen wilde men in Essen doen zien dat er niets is in ons katholiek geloof wat strijdt met feiten door de moderne | |
[pagina 246]
| |
wetenschap bewezen; dat wij, katholieken, al het goede wat onze tijd ons levert, kunnen opnemen en tevens dat het katholiek geloof en de katholieke zedeleer altijd geweest zijn de machtigste hefboomen van de beschavingen dat blijven. ‘Het hoofddoel onzer algemeene vergadering van dit jaar was het belang aantoonen der Kerk, dat is van het georganiseerd Christendom, voor de beschaving’ zoo sprak de voorzitter, van den katholiekendag, Gröber, in zijne slotrede van den zitdag. Volledigheidshalve moeten we hier den strijd aanstippen die sommige Duitsche bladen na den katholiekendag gevoerd hebben over de slotrede van Cardinaal Vannutelli. In vroegere vergaderingen had zijne Eminentie Italiaansch gesproken, den laatsten dag sprak hij, meer bijzonder als gezant van Z.H. den Paus, eene latijnsche rede. Uit Essen werd aan de bladen eene vertaling van die aanspraak gezonden. ‘Uit de hoogte van 't Vaticaan zei o.a. de Cardinaal ziet Hij (de Paus) op uw zoo wonderwel gedrild leger, dat leger van moedige mannen die, in tegenstelling met zooveel anderen, niet alleen gaarne maar vol edelmoedigheid en dapperheid de vlagge Christi volgen. Bij U geldt meer de wijsheid van den geest dan die van 't vleesch, van welke beide de apostel zegt: ‘de wijsheid van 't vleesch is de dood, maar de wijsheid van den geest is het leven en de vrede’. Gij zijt hoog in aanzien bij den H. Vader omdat gij, met die wijsheid getooid, gaarne en bereidwillig naar het woord van uwe bisschoppen luistert en in geheel uw handelen, moge het ook godsdienstige, burgerlijke of maatschappelijke belangen gelden, u onderwerpt aan hun gezag en aan dat van den heiligen Stoel. Daarom verdient ge den lof van denzelfden apostel: ‘uwe gehoorzaamheid is overal bekend geworden.’ In die bewoording werd de vertaling verzonden; maar weldra zag men en deed men opmerken dat ze niet getrouw 't latijn weergeeft, dat de latijnsche woorden ‘quatenus religionem attingit’ (voor zoover die burgelijke en maatschappelijke belangen den godsdienst raken) uit de vertaling weg gevallen waren. Natuurlijk zijn vijandiggezinde bladen op die verminkte | |
[pagina 247]
| |
vertaling gevallen: ziet ge wel, schrijven ze, dat de katholieken niet vrij mogen handelen, zelfs niet in burgerlijke of maatschappelijke zaken, vermits zij altijd de voorschriften van de bisschoppen en van den paus moeten volgen! De Kölnische Volkszeitung, het meest gezaghebbende blad der Duitsche katholieken, geeft in zijn nummer van 30n Augustus (Mittags-Ausgabe) getrouw denken we, de meening weer der Duitsche katholieken desaangaande. Wij vertalen: ‘Zooals de zaken nu staan, na de terechtwijziging over hetgeen Cardinaal Vannutelli eigenlijk gezegd heeft in zijne aanspraak te Essen, schijnt het ons overbodig de betrekkingen tusschen Kerk en Staat, meer bepaaldelijk de vraag van de grenzen tusschen de kerkelijke macht en de staatsmacht opnieuw grondig te beantwoorden. Daarover werd er al oneindig veel geschreven en zal er ook nog wel veel geschreven worden. Zooals opgemerkt staat in de inleiding van 't artikel Kirche und Staat in het Staatslexikon van 't Görresgenootschap zijn de normale verhoudingen tusschen Staat en Kerk, ingevolge de kerkelijke grondbeginselen, tot hiertoe nog door geen algemeene kerkvergadering bepaald vastgesteld; een schema de ecclesia werd voorgelegd aan het laatst vaticaansch concilie, maar daar werd geen besluit over genomen. De grenslijnen tusschen Kerk en Staat, zijn in den loop der eeuwen zeer verschillend getrokken geworden. Er loopt een breede weg tusschen den middeleeuwsche geloofstaat en den hedendaagschen grondwettelijken Staat. In werkelijkheid hebben Staat en Kerk hunne zienswijze over dit grensgebied in elk bijzonder geval uiteen gezet, dikwijls in zwaren strijd, dikwijls ook in vreedzame overeenkomst. In den laatsten tijd, in de jaren 70 der vorige eeuw, heeft, in Pruisen, de Staat eene regeling zijner verhouding tot de katholieke Kerk beproefd, welke in 't geheel niet overeen te brengen was met het wezen en de rechten der Kerk. Het bleek dat deze poging bepaald ondoorvoerbaar was tegenover den gesloten tegenstand der Pruisische katholieken, en niemand minder dan Vorst Bismarck maakte, met de hem eigen grootmoedige beslistheid, een einde aan de verwikkelingen die daaruit waren gevolgd | |
[pagina 248]
| |
nadat hij de ondoorvoerbaarheid der poging had ingezien. Anderzijds werd op het einde der jaren '80 van wege de Kerk beproefd invloed uit te oefenen op een deel der Deutsche volksvertegenwoordiging in eene militair-politieke zaak.Ga naar voetnoot(1) Deze poging, die maar als een verlangen | |
[pagina 249]
| |
uitgedrukt was, werd door de Centrumspartij van den Duitschen Reichstag, onder leiding van den verzienden Windthorst bepaaldelijk afgewezen. Sedert dien zijn er, gelukkiglijk, geene nieuwe ernstige grensbetwistingen tusschen Kerk en Staat in het Duitsche rijk meer voorgevallen. 't Is te wenschen dat het alzoo moge blijven. Na de terechtwijzing in de vertaling der aanspraak van Cardinaal Vannutelli zal het niet gelukken naar aanleiding van deze rede een strijd over de bevoegdheid uit te lokken’.
* * *
Voor ons Belgen, niet gewoon aan het samenleven met andersgeloovigen, was het merkwaardig hoe bijna al de sprekers er op steunden dat de tijd gekomen is om samen met de geloovige protestanten, tegen het materialisme, het hedendaagsche heidendom, te velde te trekken. De strijd gaat niet tusschen katholiek en geloovige protestant, wel tusschen geloof en ongeloof, tusschen de geloovige en de materialistische wereldopvatting. In vijandelijke kringen wordt wel eens aan de katholieken verweten dat zij onverdraagzaam zijn, dat zij beweren alleen de waarheid in bezit te hebben, dat zij houden staan dat er buiten 't katholicisme niets goeds zijn kan, enz. Het is hier de plaats niet op dit verwijt in te gaan en aan te toonen hoe talrijke protestanten, bijzonder protestantsche dominee's, dat verwijt meer verdienen dan sommige kortzichtige katholieken. Maar 't blijft niet te min waar dat zulk verwijt dikwijls, van sommige kringen uit, aan de katholieken gemaakt wordt. Nooit werd zulk verwijt treffender gelogenstraft dan op den katholiekendag te Essen, waar zoo herhaaldelijk den | |
[pagina 250]
| |
wensch werd uitgesproken met de geloovige protestanten samen het hedendaagsche ongeloof te bekampen. Aan de woorden, eenige weken geleden te Elberfeld door zijne Eminentie Cardinaal Fischer, aartsbisschop van Keulen uitgesproken, werd herinnerd: ‘Voor ons katholieke mannen en namelijk ook voor dezen die niet tot onze Kerk behooren, maar die hun geloof aan God en aan zijn menschgeworden Zoon bewaard hebben, is het noodig te samen te staan en gemeenschappelijk het hoofd te bieden aan de vijanden van ons geloof, aan de vijanden van ons volk.’ En 't was een jubelen zonder einde toen, 's Zondags avonds, de eerste burgemeester van Essen, Geheimrat Holle, den katholiekendag in naam der stad Essen begroette en, als protestant, er op wees dat in Essen ‘de christelijke geloofsbelijdenissen vreedzaam wedijveren in de verwerkelijking en uitbreiding van den christelijken geest, van de christene zeden en van de christene naastenliefde.’ Hij voegde er bij: ‘M.H. Het is van 't grootste belang voor ons volk en voor de toekomst van ons volk dat op dezelfde wijze ook overal elders en met andere verhoudingenGa naar voetnoot(1) de christelijke geloofsbelijdenissen in edelen wedstrijd maat weten te houden en dat iedere kamper in dezen wedstrijd bewust zij van zijne verantwoordelijkheid voor 't bewaren van den vrede onder de geloofsbelijdenissen; iedere kamper moet weten te achten wat andersdenkenden heilig is. M.H. het is ook noodig dat de christelijke geloofsbelijdenissen te zamen houden, trouw te zamen gaan tegen het streven dat daarop uit is ons te berooven van den zegen der christelijke beschaving en de rots te doen springen waarop ons duurbaar vaderland gebouwd is.’
* * *
De Duitsche katholieken staan bekend om hun koen ingrijpen in de nieuwe maatschappelijke toestanden. Reeds den 3n December 1848, den eersten Zondag van | |
[pagina 251]
| |
den advent, in een zijner zes beroemde sermoenen over de maatschappelijke vragen, zegde de latere bisschop, vrijheer von Ketteler, in de hoofdkerk te Mainz: ‘Men kan over den tegenwoordigen tijd niet spreken en nog minder den waren toestand kennen, als men niet altijd terugkomt op onze sociale verhoudingen en in 't bijzonder op de kloof tusschen dezen die bezitten en dezen die niet bezitten, op het leven van onze arme medebroeders, op de middelen om ze te helpen.’ En zei Windthorst niet, den 26n November 1873, in de kamer van afgevaardigden van Pruisen: ‘Ik aanzie de maatschappelijke vraag voor vreeselijk ernstig, en geloof dat het veel gewichtiger zou zijn ons daarmee bezig te houden dan hier elken dag Kerk- en schoolpolitiek te maken.’ Te Essen, in 't brandpunt der Duitsche grootnijverheid, heeft de katholiekendag, gansch natuurlijk, een bijzonder belang gehecht aan de maatschappelijke vragen. En dat heeft men ook seffens op eene schitterende wijze willen doen uitschijnen, met den werklieden-secretaris Giesberts, een oud-werkman, als tweeden ondervoorzitter van den Katholieken dag uit te roepen. De voorzitter Gröber deed dan ook opmerken: ‘De keus van den tweeden ondervoorzitter geeft me gelegenheid hierop bijzonder de aandacht te vestigen: het is een groote merkwaardige paalsteen in de ontwikkeling van onze Katholieke Vergadering dat het gelukt is - ik zeg: gelukt is - eindelijk een man uit den werkmansstand in het Praesidium te kiezen. Moge dit feit een wenk zijn voor de richting die de algemeene vergadering te volgen heeft, daarin ligt maar een kleine erkentenis voor hetgeen wij aan de katholieke werklieden schuldig zijn.’ We zaten in de zaal bij een werkman toen Giesberts, als tweede onder-voorzitter, door den hoofdman van het plaatselijk comiteit werd voorgesteld. 't Was wonder hoe die mensch met dit voorstel en de keus die daar op volgde opgezet was. Hij wist ons over Giesberts te vertellen, hoe hij door de werklieden geacht wordt, hoe hij, nog jong zijnde, na het afsterven van vader, voor broeders en zusters had gezorgd, hoe hij later machinist was geworden, dan werklieden-secretaris en eindelijk tot lid van den Reichstag | |
[pagina 252]
| |
werd gekozen. 't Spande er in de kiezing; moest het nu nog te doen zijn, Giesberts, zoo meende mijn zegsman, zou er gemakkelijker doorkomen, omdat hij, door zijn optreden, socialistische en nationaalliberale werklieden heeft gewonnen. - Wat ons het meest trof bij de verhandelingen, 't zij in de vergaderingen des Zondags namiddags, na dien prachtigen feeststoet waaraan 42.000 werklieden deelnamen, waaronder veel mijnwerkers en metaalbewerkers, 't zij in den Katholiekendag zelf of in de algemeene vergadering van het Volksverein, was het standpunt van al, we zeggen al de sprekers: de werklieden moeten verstandelijk hooger gebracht worden, zij moeten zich ontwikkelen, zich verheffen, zij moeten een grooter deel krijgen in de beschaving, zooniet zullen wij ze op den duur bij ons niet houden. Ten andere, de beste onder de werklieden hebben, zei Giesberts, een waren ‘leerhonger’, dien moeten we bevredigen. Den arbeidsstand verheffen, dat is het ordewoord. Dat ontwikkelden onder hen daarover handelen, naar middelen uitzien om bij den werkenden stand de ontwikkeling te bevorderen, dat is wel verstaanbaar, maar dat ook aan werklieden zelf daarover zoo wordt gesproken, dat hun die maatschappelijke verheffing als de kern van de werkmanskwestie wordt voorgehouden, bewijst dat zij reeds hooger staan dan onze gewone werklieden hier in België. De invloed der arbeiderssecretarissen is sprekend voor hetgeen ontwikkelde werklieden vermogen. Op 't einde van 1905 hadden de katholieken 50 arbeidssecretarissen, oudwerklieden, die vrijgesteld zijn om al hunnen tijd aan de werkliedeninrichtingen te kunnen wijden, vooral aan de vakbeweging; en de ondervinding hiermee is zoo gunstig dat men het nu als een dringenden wensch aanziet in elk nijverheidsgebied zulk een secretaris te hebben. -
Een tweede kenmerk van de werkliedenbeweging bij de Duitsche katholieken werd scherp uiteengezet door Giesberts in zijne rede op de algemeene vergadering den 23n Oogst: ‘Wij kunnen, zegde hij, in de maatschappelijke ontwikkeling twee tijdperken onderscheiden. Het eerste toen de werklieden zelf nog niet bij machte waren als | |
[pagina 253]
| |
stand en door hunne inrichtingen mee te werken, toen de maatschappelijke politiek wezenlijk bestond in de voorzorgsmaatregelen genomen door den Staat, door werkbazen en door sociaal-denkende volksklassen... Het tweede tijdperk is dat van nu: nevens de voorzorg van bijzonderen en van den Staat, helpen de werklieden nu hun eigen zelf... De wetgeving kan echter geen voldoende oplossing vinden voor de maatschappelijke vraag; er blijft groot en gewichtig werk overgelaten aan de zelfhulp, en die is nu op den voorgrond. Het regelen van loon- en werkverhoudingen, het hervormen der toestanden in het werkverdrag, het verbeteren van het loon, het beperken van den arbeidsduur, het medemaken van het arbeidsverdrag, zijn al zaken die het doelmatigst geregeld worden niet door de wetgeving, maar door overeenkomst tusschen de betrokken belanghebbenden, de werklieden en de werkbazen. Het is natuurlijk volstrekt noodzakelijk dat vooral de christelijke werkman aan deze taak medearbeidt en daaruit volgt voor ons de plicht voor die inrichtingen te zorgen, waarin de christelijke werkman voor deze taak opgeleid en bekwaam gemaakt wordt.’ En zoo kwam de redenaar er gansch natuurlijk toe te spreken over werkliedenkringen en bijzonder over vakvereenigingen. We deden reeds opmerken dat er geen volkomen eensgezindheid onder de Duitsche katholieken bestaat nopens de inrichting der vakvereenigingen: moeten de katholieke werklieden alleen blijven, of is het beter dat ze in vakvereenigingen samenkomen met de geloovige protestanten? Maar de hoofdmannen der twee richtingen, de Gladbachers, met Mgr Hitze vooraan, en aan de andere zijde assessor Savigny waren het eens, te Essen, om het collectief werkverdrag aan te bevelen, 't is te zeggen het werkverdrag door de vakvereeniging in naam harer leden met den werkbaas gesloten. Ook buiten Duitschland aanzien de vakvereenigingen van arbeiders het collectief werkverdrag als zijnde hun hoofddoel. Het besluit ten voordeele der collectieve werkverdragen werd met eenparigheid door den Katholiekendag | |
[pagina 254]
| |
aangenomen; het was voorgesteld o.a. door een pastoor, een fabriekant en drie arbeiderssecretarissen en luidt: ‘De 53ste algemeene vergadering der Duitsche katholieken aanziet het sluiten van collectieve werkverdragen tusschen arbeiders en werkbazen als eene hervorming die overeenkomt met de gewijzigde economische toestanden, en die in 't welbegrepen belang is der beide contractanten van 't werkverdrag.’
* * *
Over de maatschappelijke vraag, zooals die te Essen verhandeld werd, ware er, wilde men volledig zijn, nog zeer veel te zeggen. We zouden moeten wijzen op de redevoering van den Jezuietenpater Prof. Seiler die aan den werkman, uit rechtvaardigheid, toezei: het behoorlijk noodzakelijke voor hem en zijn gezin, zonder overdreven arbeidsduur; gezond levensonderhoud; aandeel aan de beschavingsgoederen van den tijd, aan zijne kennis, zijne vreugde, zijne ideale bezittingen; we zouden moeten er op wijzen dat men zich niet vergenoegd met ontkennend werk te doen, met alleen de socialisten te bekampen; dat er veel geklaagd werd over het gebrek aan degelijke maatschappelijke inrichtingen voor werklieden te lande, zoodanig dat dezen die naar de stad of naar de nijverheid uitwijken gewoonlijk de eerste slachtoffers worden van de socialistische propagande; wijzen nog op de ernstige werking die in gang gestoken werd ten voordeele van de inrichting van werkvrouwenkringen enz. Eenige woorden nog ten slotte over het Volksverein, dat zijn jaarlijksche algemeene vergadering hield te Essen, ter gelegenheid van den Katholiekendag, den 21n Augustus l.l. We moeten hier de inrichting van het Volksverein niet uiteendoen, zij is genoeg bekend. Men kan zeggen dat het Volksverein, ver uit, de machtigste katholieke sociale instelling der wereld is geworden. Op de ontwikkeling van de denkbeelden, bijzonder bij de Duische katholieken heeft het grooten invloed gekregen. En hoe kon het anders! Te M/Gladbach wordt door mannen met eene hoogere opleiding, die aan 't Volksverein ver- | |
[pagina 255]
| |
bonden zijn, de maatschappelijke wetenschap practisch bestudeerd; er wordt onderzocht wat er, ingezien de omstandigheden van plaats en van tijd uit de wetenschappelijke theorie vatbaar is voor toepassing. In 1905 waren daar, de gewone klerken niet meegerekend, elf zulke mannen, leeken en priesters, doctors in de godgeleerdheid of in maatschappelijke wetenschappen, werkzaam. Het Volksverein heeft in Duitschland ongeveer 15.000 ‘Vertrauensmänner’, mannen die niet alleen volgens hun naam het uitgeeft volkomen te betrouwen zijn, maar die de inrichting zijn toegedaan, die voor 't Volksverein werven en den kleinarbeid verrichten. Ongeveer 2000 volksvergaderingen worden elk jaar, gansch Duitschland door, gehouden. De leden van 't Volksverein betalen eene jaarlijksche bijdrage van 1 mark, daarvoor ontvangen ze, onvergeld, het maandschriftje van 't verbond. Bovendien worden vlugschriften over allerhande maatschappelijke en godsdienstige onderwerpen kosteloos rondgespreid: in 't dienstjaar 1905-1906 bij de 5 millioen. Wekelijks ontvingen in 't afgeloopen dienstjaar 393 katholieke dag- en weekbladen, de ‘Sozial-Korrespondenz’ en de ‘Apolegetische Korrespondenz’ dat wil zeggen eene reeks artikelen over maatschappelijke en godsdienstige onderwerpen die zij op gestelde dagen kosteloos mogen overdrukken; het Volksverein geeft verscheidene tijdschriften uit; stelt hare welvoorziene bibliotheek ten dienste harer leden die gratis en zonder verzendingskosten daar boeken ter leening kunnen krijgen. In 't afgeloopen jaar werden er 7366 boeken en vlugschriften ter lezing uitgeleend. Vermelden we hier ook nog de maatschappelijke leergangen, er zijn er van twee soorten: een leergang die tien weken duurt en hoofdzakelijk bestemd is voor werk- en ambachtslieden die later in maatschappelijke inrichtingen of als arbeiderssecretarissen zullen werkzaam zijn; die leergang werd, van 14n Augustus tot 6n October 1905, door 54 toehoorders gevolgd; in de leergangen, den 6n Augustus l.l. begonnen waren nog eens een goed vijftigtal aanwezigen. | |
[pagina 256]
| |
Daarnevens zijn er maatschappelijke leergangen die minder lang duren: in 't groot verlof te M/Gladbach een leergang van 10 dagen, meer bestemd voor ontwikkelden: dan ook nog leergangen van 3-4 dagen die, in den loop van 't jaar, in verschillende Duitsche steden gehouden worden. Uit het verslag der werkzaamheden voor het afgeloopen dienstjaar, voorgedragen op de algemeene vergadering den 21n Augustus l.l., blijkt dat het Volksverein op 't einde van Juni 1906, 510,000 leden sterk was, dat maakt 40,000 leden meer dan één jaar te voor! - Op diezelfde algemeene vergadering is er iets gebeurd dat dient opgemerkt te worden. Het Volksverein heeft nieuwe standregelen aangenomen; niets zal daardoor in zijne werking veranderen, want men heeft alleen de standregelen in overeenkomst gebracht met de werking. Het Volksverein wordt het testament van Windthorst genoemd; het kwam tot stand in 1891, midden in de onrust verwekt door het opkomende socialisme. Daarvan draagt zijne eerste verordening dan ook de sporen. Art. 1 luidde: ‘De bond heeft voor doel de onwaarheden en de omwentelingsgedachten op sociaal gebied te bekampen, alsook de christelijke wereldorde te verdedigen.’ Dit artikel werd nu vervangen door: ‘De bond heeft voor doel de christelijke wereldorde te bevorderen; in 't bijzonder wil hij aan het Duitsche volk de maatschappelijke verplichtingen doen kennen die vóortspruiten uit de ontwikkeling van onzen tijd en het opleiden tot practisch medewerken aan de verstandelijke en economische verheffing van alle standen’. De eerste verordening was tegen iets; de tweede is voor iets.
* * *
Germania docet.
Cardinaal Fischer, aartsbisschop van Keulen, mocht het zeggen in zijne slotrede op den Katholiekendag: ‘Ja, wij gelooven, zonder daarom te vervallen in dwaze nationale ijdelheid, dat men elders, veel, zeer veel van de Duitsche | |
[pagina 257]
| |
katholieken zou kunnen leeren en dat, niet alleen wat de katholieke zitdagen betreft.’ Die woorden brachten mij dadelijk den feeststoet voor oogen van den zondag namiddag: 42,000 arbeiders stapten daar fier in 't gelid, den regenscherm - 't was immers maar wankelbaar weer - op den schouder; velen onder hen waren mijnwerkers en metaalarbeiders, dat was te zien aan de zinnebeelden hunner kringen. Bij zulk zicht moeten wij katholieke Belgen een goed deel van onzen nationalen trots aan kant schuiven en bekennen: Ja, van de Duitsche katholieken zouden we veel kunnen leeren.
E. Vliebergh. O.L.V. Geboortedag '06. |
|