| |
| |
| |
De Lemmensschool te Mechelen
Het jaar 1906 zal roemrijk heeten in de geschiedenis der Lemmensschool: het brengt het zilveren jubelfeest mede van haren hooggeëerden bestuurder, den toondichter Edgar Tinel, die sedert vijf-en-twintig jaren aan haar hoofd staat, haar leven is, haar bloei, hare kroon.
Naar aanleiding van die gebeurtenis moge deze schets plaats vinden in Dietsche Warande en Belfort.
De Lemmensschool werd gesticht door het toedoen van twee, in de geschiedenis der kerkelijke muziek befaamd gebleven mannen: kanunnik Van Damme en Lemmens; de eerste, in wiens brein het totstandbrengen eener godsdienstige-muziekschool 't eerst ontkiemde; de tweede, die Londen verliet om in ons België, en wel in de aartsbisschoppelijke stad, langgekoesterde plannen ten uitvoer te brengen.
Beider doelwit lag rechtstreeks in het verbeteren van den erbarmelijken toestand der kerkelijke muziek in België, door 't aankweeken van bevoegde, oprecht liturgische organisten.
In het jaar 1879, onder de hooge bescherming van zijne Eminentie Kardinaal Dechamps en hunne Hoogwaardigheden de bisschoppen van België, werd onder Lemmens' bestuur, de school geopend.
Hoe nederig dit begin! Geene zaal, geene eigen vertrekken stonden ter beschikking der leerlingen; de eerste lessen werden gegeven ten huize van eenen orgelmaker. Het programma nochtans, reeds merkwaardig, gaf de volgende leergangen als verplichtend op: 1. Godsdienst, Liturgie, Latijn. - 2. Kerkzang. - 3. Orgel. - 4. Piano. - 5. Har- | |
| |
monie. - 6. Contrapunt en Fuga. - 7. Compositie van gewijde, vocale, en instrumentale muziek.
Het getal leerlingen in het eerste jaar naderde tot de twintig. Een openbaar toonkundig feest, dat algemeenen bijval genoot, vestigde weldra het moedig opzet van Lemmens en tevens de stichting der Mechelsche muziekschool.
Weinigen tijd later viel Lemmens ziek, doch op het kasteel van Linterpoort, waar hij verbleef, werden de lessen voortgezet tot aan zijnen dood, in 1881.
Wie Lemmens' levensloop heeft gadegeslagen, gevoelt bewondering voor dien man.
En terecht. Hij was een talentvol, oprecht christelijk kunstenaar. Veel is hem de gewijde muziek in België verschuldigd: aan zijn professoraat op het Conservatorium te Brussel en zijn bestuur van de Muziekschool te Mechelen hebben wij eene verbazende ontwikkeling van 't reuzeninstrument onzer kerken en van deszelfs techniek te danken. Callaerts, Guilmant, Loret, Mailly, Tilborghs, Widor en anderen werden onder zijn beheer tot kunstenaars opgeleid. Dank zij hem, bleven Bach's meesterlijke kunstgewrochten den orgelisten niet langer meer onbekend. ‘Avant M. Lemmens, schrijft Fétis, les grandes et belles oeuvres de Bach étaient inconnues des organistes français, aussi bien que des belges, ou du moins, étaient laissées à l'écart, parce que pas un n'osait en aborder les difficultés; aujourd'hui, les meilleurs artistes se font gloire de suivre M. Lemmens dans la route qu'il leur a tracée, et le prennent pour modèle dans l'exécution de ces chefs-d'oeuvre.’
Bij Lemmens' afsterven was het alsof met hem de school verdwijnen zou. Doch neen. Hetzelfde jaar trad Tinel als opvolger van Lemmens en bestuurder der Muziekschool op. De lessen hernamen in een aan de school toebehoorend huis der Schipstraat, al zoo nauw en onbewoonbaar als het eerste verblijf. Weldra werd ten minste het armzalig materieel, ten deele althans, verbeterd: het voorvaderlijk instrument dat men ter beschikking had, werd vergroot en tot een orgel met twee klavieren en afgescheiden pedaal hersteld.
In 1882 ook werd een leeraar, heer Alfons De Smet, bijgevoegd.
| |
| |
Helaas! ten jare 1883 viel, door de ziekte van den nieuwen bestuurder, het door hem pas heropgebouwde monument nogmaals in duigen bijna. Dit verhoedde kanunnik van Damme. Gedurende de driemaandenlange ziekte van Tinel nam die ijverige priester heel den last van 't onderricht in de Muziekschool op zich, ondanks zijne zware professorstaak in 't Groot Seminarie van Gent, waar hij destijds de Heilige Schriftuur onderwees.
Trots tallooze tegenkantingen groeide het getal leerlingen steeds aan. Zoo was men verplicht de enge zalen der Schipstraat te verlaten en naar eene veiligere schuilplaats elders uit te zien. In 1884 verhuisde men naar de Raghenoplaats.
Het was de droom van den bestuurder alhier een gansch nieuw en volledig modern orgel op te richten. Niet zonder moeite, en na alle slag van tegenspoed, zag hij eindelijk, dank alweer aan het bemoeien van kanunnik Van Damme, alsmede aan de milde tegemoetkoming van Constance Teichmann, dat de gewenschte oplossing nabij lag. Ook werd in 1886 het grootsch en prachtig orgel in bijzijn van Zijne Eminentie den Kardinaal en een zeer aanzienlijk publiek met luister ingehuldigd.
De heer Alf. De Smet werd in 1888 door zijnen broeder Aloïs in 't professorsambt vervangen. Immer klom het getal leerlingen: men moest het beperken bij gebrek aan plaats. Een spijtige, doch noodzakelijk geworden maatregel des bestuurders belette den toegang tot de school aan leerlingen uit den vreemde; zoo werd aan Perosi, den thans beroemden Italiaanschen toondichter, het onderwijs der Lemmensschool ontzegd. Talrijk zakten de Belgen naar de Raghenoplaats af: ook voor hen werd dit lokaal te klein.
Kanunnik Van Roy, die in 1895 tot aalmoezenier der school benoemd werd, zag zoo goed als wie ook hoe noodzakelijk het was een grooter en beter lokaal aan te schaffen. Alweder een nieuw streven. Middelerwijl werd, in 1898, een tweede professor benoemd: de heer C. De Puydt. Weinig later legde men de hand aan het opbouwen van nieuwe en ruime lokalen op de stadsvest. Het gebouw werd in 1903 voltrokken en hetzelfde jaar plechtig ingehuldigd in aanwezigheid van Zijne Eminentie Kardinaal Goossens, den Nun- | |
| |
tius, de Hoogwaardige Heeren Bisschoppen van België en een talrijk publiek. Te dier gelegenheid ook werd de school onder de bescherming der geestelijke overheid geplaatst en ontving den zij titel van Interdiocesane Kerkmuziekschool.
Thans is die school in haren vollen bloei, en laat de rijpe vruchten plukken van haar 35 jaren ernstig werken en moedig strijden. Eere aan onzen gevierden Tinel! Eere aan hem! Hij was 25 jaren lang het leven der school, ja, de school zelve; daarom ook heet zij heden in den mond van het volk: De School van Tinel.
Naar het doel haar door den stichter aangewezen, heeft Tinel kloekmoedig, met ijzersterken wil voortgestreefd. Het programma, door den stichter vastgesteld, heeft hij machtig ontwikkeld. Wie beter dan hij was geschikt om dit zoo heerlijk onderwijs te voltrekken, hij, wiens christen ziel steeds in innig verband met het zuivere kunstgenot der gewijde muziek leefde; hij, die op de Congressen te Mechelen en te Brugge zijne grondregels over gewijde muziek met gloedvolle overtuiging uiteenzette; die onder al onze toonkunstenaars verkozen werd om in een juichend Te Deum den dank des Vaderlands, in het jubeljaar der onafhankelijkheid, aan God te vertolken; die sinds ruim vijftien jaren door een gegrond onderwijs in Gregoriaansche en gewijde muziek, den leerlingen uit het Mechelsch Seminarie - en bijgevolg de geestelijkheid van geheel het bisdom - onwaardeerbare diensten bewees; die altoos ascetische figuren verkoos om, tot op den schouwburg toe, zijne idealen in 't licht te stellen, met die wereldberoemde monumenten der toonkunst: Franciscus, Godelieve! Tinel is een christelijk kunstenaar en in de geschiedenis der gewijde muziek, waarin de Muziekschool van Mechelen eene eereplaats inneemt, straalt zijn karakter en zijn wezen, scherp geteekend, onbevreesd, en immer schooner, immer grootscher en altoos edeler door.
Onder 's meesters talrijke werken van gewijde muziek wil ik er in 't voorbijgaan, na verscheidene gezangen en mottetten, eenige van bijzondere waarde opsommen: zijne Te Deums, geschreven 't eene rond 1883, en 't ander verleden jaar, - Stemmen onzer Eeuw en andere tijdschriften wijdden uitvoerige besprekingen aan dit Te Deum; - verder eene mis voor vijfstemmig a capella-koor, door Dr Max Siffert
| |
| |
als volgt beoordeeld: ‘Dat is echte kerkmuziek, en zulke meesters in 't vak mogen de Protestanten aan de Katholieke Kerk benijden’; eindelijk een te zelden vermelde en allerprachtigste orgel-sonate, schitterend in opzicht van sprekende kracht, en, vergeleken bij geheel de moderne orgelmuziek, van hooge beteekenis.
Het inzicht der stichters, zegden wij, heeft hij nageleefd: meer nog, hij heeft het veredeld. De schatten zijner wonderbare talenten deelde hij der school uit, en prentte eenen heiligen eerbied en een hoogwaardeeren van hunne zending, zijnen leerlingen diep in 't hart. Het programma ook heeft hij breed ontwikkeld; ik geef hier eenige korte inlichtingen over de vereischte bekwaamheid der leerlingen op.
Zij alleen die een diploma behaald hebben worden als voldoend geoefende orgelisten of kapelmeesters aangezien. De diploma's worden verdeeld in die van eersten, tweeden en derden rang, en elke rang telt insgelijks drie graden: onderscheiding, groote onderscheiding en grootste onderscheiding. Om een diploma te behalen moet men ten minste drie jaren de lessen in de school gevolgd hebben; het diploma van tweeden rang vereischt dus vier jaren, en dat van eersten rang ten minste vijf jaren onderwijs. Geenen leerling wordt een uitgangsdiploma afgeleverd, alvorens hij een ernstig examen hebbe afgelegd.
Tot het bekomen van een diploma van derden rang wordt het volgende vereischt:
I. | Geschreven werk:
a) | Compositie van gemengd contrapunt in 4 stemmen, de cantus firmus op staanden voet opgelegd, te plaatsen achtervolgens aan den sopraan, alto, tenor, bas. |
b) | Harmonisatie met toonverzetting van een Gregoriaansche melodie, op staanden voet door de jury aan te duiden. |
c) | Antwoorden op vragen over het uitvoeren van Gregoriaanschen zang. |
d) | Vertaling uit en in het Latijn. |
e) | Antwoorden op vragen aangaande de kerkplechtigheden. |
f) | Antwoorden op vragen over den godsdienst. |
|
| |
| |
II. | Afgezonderd. Op het orgel:
a) | Voorspelen op Gregoriaansche zangen, op staanden voet aangeduid. |
b) | Begeleiding van Gregoriaansche gezangen, op staanden voet aangeduid. |
c) | Uitvoering van een choraal in gemengd contrapunt met verplichtend pedaal, de melodie te plaatsen aan den sopraan.
Voor de diploma's van tweeden rang wordt, buiten de daareven vermelde kundigheden vooral het opstellen van liturgische koren gevorderd, op ter plaats aangeduide teksten; buitendien vergt men voor een eerste diploma de compositie van eene vocale fuga op een ter plaats aangeduiden tekst. |
|
III. | In 't openbaar, wordt voor de drie diploma's vereischt:
a) | Uitvoering van een acht dagen op voorhand aangeduid orgelstuk. |
b) | Lezing op zicht van een orgelstuk met verplichtend pedaal. |
c) | Uitvoering van een orgelstuk gekozen in het repertorium van den leerling en op staanden voet aangeduid. |
d) | Uitvoering van een klavierstuk gekozen in het repertorium van een leerling en op staanden voet aangeduid. |
|
Wie de verschillende punten van dit opgegeven programma wikt, twijfelt geenszins aan de bekwaamheid der leerlingen. Ook moeten zij voor de orgelisten onzer Conservatoriums niet onderdoen. Meermaals zijn de orgelisten, die op onze Muziekscholen de eerste prijzen wegdraeen, loutere virtuozen, instrumentisten zonder bewustzijn hunner bestemming, zonder rijpe kennis van den Gregoriaanschen zang, zonder klare opvatting van waren kerkelijken orgelstijl en zelfs van gewijde muziek. De leerlingen der Lemmensschool integendeel ontvangen een zuiver beroepsonderwijs en worden waarlijk tot kerkorgelisten opgeleid. Dit wekke geen twijfel aangaande hunne virtuositeit; de grootste en moeilijkste werken van J. Sebastiaan Bach, van Guilmant, Rheinberger, Widor worden daar, zoowel als op onze Conservatoriums, uitgevoerd, - ja met brio voorgedragen. Niettegenstaande eene zekere antipathie welke de leerlingen van Mechelen tegenover die onzer Muziek- | |
| |
scholen te onderstaan hebben, bekleeden velen onder hen in België, en in den vreemde, de eervolste plaatsen en wordt hun de toegang onzer cathedralen en tot zelfs het professoraat bij onze Conservatoriums niet geweigerd. Ten bewijze geef ik hier volgende namen op: de heer Alf. De Smet, leeraar aan het Conservatorium te Brussel; de heer Aloïs De Smet, leeraar aan de Lemmensschool te Mechelen; de heer De Groote, orgelist der hoofdkerk te Gent; de heer Petit, orgelist der hoofdkerk te Oostende; de heer Lechien, orgelist en leeraar te Brussel; de heer Bellens, orgelist te Limerich (Ierland); de heer De Meulemeester, orgelist en leeraar te Belfast (Ierland). Rijpe vruchten van het wonderbare graantje, door kanunnik Van Damme en Lemmens eenen vruchtbaren grond toevertrouwd, - en hoog en machtig tot eenen stevig gewortelden en breed uitgetakten boom opgeschoten!
Die meesters, die met hart en ziel aan de school verknochte kunstenaars, die vastberaden en daadvaardige, allertrouwste strevers naar het hooge wit van het gesticht, en bijgevolg naar doeltreffende hervorming van Kerkmuziek in België, die heeren De Smet en De Puydt mogen naast Tinel gehuldigd worden door de School, om hunne toewijding en hunne onberekenbare diensten.
En alvoorens ik, na dit verslag, de pen neerlegge, aanschouw ik nog eens, met warme bewondering, dat geniale hoofd dat daar in lichtprent aan den wand hangt, - Tinel, die in zijne ziel een zoo hoog ideaal ronddroeg en het met kloeke hand werkelijk kon doordrijven tot verheerlijking van Kunst en Kerk...
J.V.N.
|
|