Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906(1906)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Van vroeger Komt, goede kinders uit te vroeg verbloeide dagen, komt, lieve vrouwen uit de bleeke schemering, en sprei voor 't moede hoofd het donzig-weeke leger van zachten deemoed en van zoele erinnering. Een lucht van zomervelden welt uit uw gewaden. Het hijgen uwer borsten is een lievend lied. En 'k ga weer in het licht naar 't blauwende verschiet, en 'k hoor weer zingen in het groen langs mulle paden. U ken ik, lieve ure, met uw heimlijk staren van diepe glanzen-oogen waarin 'k, als weleer de apostel, 't heerlijke des hemels kon ontwaren. U ken ik, goede uur, bevallig bloeiend tusschen de vele kleinen, rozeschoon en lelieteer, me zaalge weelde van de eerste zielekussen. U ken ik, rustige ure, balsemende vrede met vage glimming van verwazend avondrood en tragend klokgeklep der aardsche englenbede. U ken ik, vreemde ure met uw peinzende oogen, wanneer de ziele moe op droomenstrooming vloot en goede, oude boomen moederteeder bogen. U ken ik, stille ure, met uw weemoedsnevel en ietwat vreezend turen van uw doffen blik en 't bange suizelen van biddend hartgeprevel. U ken ik, treurige ure, in donkre. diepe lanen, waarin het schreien smoort en sidderende snik, en zwarte grond weerbarstig blijft voor zware tranen. [pagina 175] [p. 175] U ken ik, och, u ken ik allen béter, uren, opeengedrongen, schamel, met die groote smart in oogen die zoo smeekend in de mijne turen. U ken ik, droefst nog onder stervensdroeven. Arme, verschopte vrouwe, mager in het lijdenszwart. Kom, kóm, dat ik aan koude borst u warme. Maar állen lief ik u, ja, állen. Sprei nu zacht voor hem die u ontving en teelde en kozend kuste het goede, donzig leger, dat hij vredig ruste. En zing het lied nog eens dat hem zoo dikwijls suste, dat hij nog even zonnedroome in den nacht. Vorige Volgende