| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Biekorf. Hooimaand 1905. - Koornmaand 1905.
‘... Zoo gauw zijn ploeg gekeerd was, bleef hij weer bij zijn eigen dingen, bij 't geen hem alleen eigen en belangend en 't denken weerd was - 't geen zijn gemoed wakker en blij hield, 't geen pinkelde als een straal in zijn fijne oogen, 't geen waarin en waarvan en waarop hij leefde, 't geen hij voelde als zijn eigen lijf: de grond onder zijn voeten, de lucht rond zijn hoofd, de hitte op zijn hals, de ploeg in zijn hand, de koeien, het leizeel, zijn armen en beenen, - het groote onverdeelbare geheel, - weer en wind en groeite en vruchten, klaarte en donkerte, hitte en koude, dat voelde boerken Vandevelde als het zijne. Daarbuiten ging hij niet. Al 't andere, al wat van elders kwam en ongewoon was of vreemd, miek hem wantrouwig, bang en hij vreesde het als een kwaad dat hem moest hinderen en de gestadigheid van zijn gemoed zou storen....’ Aldus is het wonder boerke, waarvan Stijn Streuvels vertelt in Het Duivelstuig. Deze novelle vult hoofdzakelijk de twee nummers. Boerke Vandevelde, de kleine, verneukelde egoïest trekt. op aandringen van z'n vrouw. een gebroken automobiel naar 't naburig station, en is hierdoor zoo wonder aangedaan, dat hij den volgenden nacht door schromelijke droomen geplaagd wordt. - Delfien Van Houte geeft een statig-schoon gedicht: De Steenweg. Waarom krijgen wij niet meer van Van Houte?
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Juni en Juli 1905.
Een nieuw leven, schets van Jan Bouchery. - Een lang artikel waarin Alb. Bollansée nagaat wie de vervaardiger mag geweest zijn van het Engelsch nationaal lied: God save the King. Schrijver besluit ten voordeele van Henry Carey, gestorven in 1743. - Verslag over de jaarlijksche algemeene vergadering der Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. - Kattekwaad, schets door Steven Stronk. - Voorts verzen door Leo Van Puyvelde, Jac. Stinissen en M. Van Winkel.
- Augustus.
Begin eener Kempische vertelling, Mie, door Gustaaf Segers. - Een niet geteekend opstel over den Antwerpschen kunstschilder Hendrik Leys. - Verzen door V. Naveau en Fr. Van Mechelen.
| |
De Oogst-September-aflevering is gewijd aan wijlen Elisée Reclus en bevat lofartikels door F. Domela Nieuwenhuis en Jacques Mesnil, verzen van Oscar Sixen, Siska Van Daelen en een aanspraak door Reclus gehouden in 1882, in den huiskring, bij 't vrij huwelijk van zijne kinderen.
| |
| |
| |
Vlaanderen. Julinummer.
De Aanslag van G. Vermeersch. Een arme zwoeger, vol bevende vereering voor 't gezag, voelt onder den drang van allerlei verkrenkingen en aanhitsingen zijn ‘latente’ wil zich uitwerken tot stillen hevigen haat tegen den brutalen meester; tot hij eindelijk de kracht voelt dien meester neer te slaan. of liever (want mannelijk optreden tegen eenen anderen wil, kan hij niet) diens leven te ondermijnen, te vernietigen door eenen aanslag. Als psychologische studie is het meesterlijk. Vermeersch kijkt diep in de ziel van die willoozen, die passief staan tegenover de gebeurtenissen en gansch hun geestesleven in den draai der omstandigheden laten meeslepen. Zulke typen vertoont hij liefst en daarom ook hangt er zoo'n grauw-grijze lucht van noodlot boven zijne boeken en novellen. De stijl van Vermeersch mist aan zwier en volheid; zijne beelden zijn bevracht met zoovel krollekens en franjelusjes dat de groote lijnen verloren loopen. - Heeft Vermeersch waarlijk gezien, bestatigt dat de kristene leering den wil van den mensch fnuikt, ja breekt? of heeft hij zijne ‘type’ van revolutionnaire maar willen steken in 't plunje van den vlaamschen-kristenen werkman? - Het Kind en Requiem twee gedichten van C. Eeckels. Grootsche beelden, grootsche taal: maar ik kan het gedacht maar niet afleggen dat de alliteratie dier verzen gewild is. - Schoone Verzen van Ary Delen. - Vlaanderens' economische ontwikkeling, door Lod. De Raet. Met de Belgische omwenteling begon voor onze Vlaamsche gouwen een dertig jarig verval van ellende zooals zij sedert lang er geen meer hadden gekend. Ontwikkeling der groote nijverheid, protectionisme, verwaarloozen der Vlaamsche belangen dragen er de schuld van. - De Last, kritiek door Aug. Vermeylen: Sedert lang had ik niets meer gelezen dat zoo gestadig koud was, zoo onverbiddelijk grijs
zonder hoogten of laagten... Vermeersch' werkwijze lijkt op die van menig ander realist: veel kleine trekjes worden bijna op hetzelfde plan naast elkaar gesteld, met nauwkeurige uiteenzetting der overgangen, uitdrukking der psychologische bijzonderheden, geduldig penseelen van 't uiterlijk gebeuren. Mijn smaak is nu zoo dat ik van lakonieker kunst houd.... en zie, toch móet ge het boek doorlezen want er is eene macht van werkelijkheid in.
| |
Germania. Augustus 1905.
Nog altijd naar aanleiding van Coremans' Wetsvoorstel, geeft dit nummer een anonieme studie over de Bezwaren tegen het Onderwijs door het Fransch in de Vlaamsche Scholen. Uit de Heidelberger Zeitung knipt de Opstelraad een artiekel over ‘Die Feier der 75-jährigen Unabhängigkeit in Belgiën’, waarin dit woord: ‘Voor kleine staten heeft de onafhankelijkheid, bezonder in geval van oorlogsverwikkelingen, ook hare schaduwzijden; ook kan het hun enkel ten goede komen, zich reeds in vredestijd door middel van wederzijdsche verbonden bij machtige naburen te verzekeren.’ - Dr. L. Simons geeft het vervolg en slot van zijne belangrijke studie over Hildebrand's Camera Obscura. - Trasamund geeft in Aus Deutsch-Osterreich belangrijke beschouwingen over den toestand van het ‘Deutschtum’ in Oostenrijk, en zijne ongunstige stelling tegenover de Slaven en anders-sprekenden aldaar. ‘De duitschers van Oostenrijk hebben hun
| |
| |
ongunstige stelling tegenover Slaven en andere vijanden vooruit en vooral aan zichzelf te danken, en niet het minst aan hun eigen oneenigheid. Een aanstoot der tegenstanders vindt zelden een goed-berekenden weêrstand, veel kracht en geld wordt verbeuzeld, waar de eenling of kleinere groepeeringen op eigen voeten eigen wegen gaan. Hier moet geen klaaglied gezongen, geen vruchtlooze maankreet voor de vereeniging aangeheven worden: Woorden zullen amper voldoende zijn; alleen een groote daad kan ons, in partijen verdeeld. aaneensnoeren, weze het dan ook eene daad vóór of tégen het Deutschtum’. - Prof. Vanden Weghe zet zijne studie voort over Het Middelbaar Onderwijs in Duitschland - Van Th. Wenzelburger drukt men een artiekel over Schiller in den Niederländen. - Verzen van Joh. Groeneboom. - In Neue Niederländische Literatur bespreekt S.B.v. Maarssen de laatste verschijningen van den Nederlandschen Roman, waaronder De Last van Vermeersch, waarvoor hij veel waardeering overheeft.
- September 1905.
Allereerst een artiekel: Latijnen tegen Germanen door Omer Wattez. ‘Laat ons onderwijs Vlaamsch, Nederlandsch, Germaansch zijn. Hebben wij in dat onderwijs, om het hart der jeugd te vormen, geen Fables de Lafontaine met hunne dikwijls kleinsteedsche, koude, hardvochtige moraal, geleerd in versjes, afgerond of effen geschoren als heesters en boomen in 't park te Versailles, wij hebben den onvergetelijken schat onzer sagen, sprookjes, balladen en liederen in de oude en nieuwe letterkunde der Germaansche landen.’ Benevens korte schetsen over Die politischen Ergebnisse der Rassenforschùng en over Het Duitsche Volkslied van H.S. vinden wij in dit nummer een belangrijk blad proza van Dr. Ludwig Wilser, over Die Germanen und die Renaissance in Italien. - Prof. Van den Weghe voltooit zijne studie over Het Middelbaar Onderwijs in Duitschland. Hij bestudeert van naderbij de leerplannen van Altona en Frankfurt (Gymnasium en Realgymnasium) en eindelijk het programma voor Gymnasium en Realgymnasium met vijfjarigen gemeenschappelijken grondslag. - Overigens wordt de aflevering ingenomen door een artiekel van Felix Poppenberg over Die Kunst auf dem Lande, een gedicht van Uto v. Melzer: Rings Söhne, en een meêgedeelden brief van Rückert aan Dräscler.
| |
Jong Dietschland, 8e jaarg., nr 1.
Uit een voorbericht vernemen we dat Jan Seebrechts het beheer van jong Dietschland heeft overgenomen. Adv. Lod. Dosfel blijft bestuurder. Het tijdschrift wordt gedrukt te Brecht bij L. Braeckmans, en verschijnt zooals vroeger 4 keeren 's jaars aan 1.50 fr. - Een goed nummer: eene lezenswaarde studie door E.H. Al. Walgrave: Aesthetiek der Dichtkunst naar aanleiding van twee artikels uit het tijdschrift Vlaanderen: De grondslagen van het rhythmisch woord door Prof. Dr. Verriest en De Geschiedenis van het Gedicht door Karel Van de Woestyne. Dit laatste, zegt de schrijver ‘getuigt van verbazend veel belezendheid, doch is op verre na niet gerijpt gelijk het eerste.’ Nog een studie door E.H. Broes over het Praalgraf van paus Julius II in San Pietro in Vincoli te Rome, door Michelangelo. - Jan Seebrechts ontleedt Het Voorspel van Wagner's Tannhäuser.
| |
| |
Voorts een sprookje door Cesar Mees In 's Heeren huize zullen wij gaan, en verzen door L. Dosfel, Emiel Vereecken, Stanne Serneels en Dirk van Elzen.
| |
Volkskunde, 5de en 6de aflev.
Herinneringen en overleefsels uit den heidenschen tijd, samenvatting van een hoofdstuk uit het boek van pater Delehaye Les légendes hagiographiques. Het slot ‘Wij moeten den geleerden jezuiet geluk wenschen want hij is een der weinigen die niet schuwt de wetenschappelijke waarheid te zeggen over dingen die door zooveel brave zielen ten onrechte beschouwd worden als onaantastbaar Geloof...’ - A. De Cock schrijft over de bedevaart naar St-Lendrik van Neder-Over-Humbeek, tegen koorts - Vingersprookjes worden door A. De Cock meegedeeld ‘achtereen volgens al zijn vingers vattend en rechtzettend (de moeder van het kind) te beginnen met der duim - weet zij die met eigenaardige namen aan te duiden of weet hierbij een historietje te vertellen, waarin elke vinger zijne rol te vervullen heeft.’ - G.J. Boekenoogen deelt sprookjes mee: Van het Roovershol, Van Eldert en Brandert, van den soldaat en den koning, en een lied, omtrent 50 jaar geleden gezongen vóór de deur van den verleider van een meisje: de jongens van het dorp hadden voor het huis van den verleider eene wieg gesleept, waarin een strooien pop lag, en onder het wiegen zongen zij het liedje. - Vervolg van A. De Cocks verzamelde Spreekwoorden, zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk.
| |
De Banier, deel 5.
Alfons Jeurissen geeft het begin van eene maaslandsche doodenvertelling De Witte Vrouw. - Een Volksliedje door J. Lenaerts. - Vervolg van Dr. J. Gessler's Taalkundige studiën, schrijver wil de wording van het Nederlandsch uiteenzetten Hier geeft hij zijne bronnen aan. - Voorts Varia.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Juli-Augustus 1905.
C. Van Son schrijft zijn brief Uit Noord-Nederland, waarin hij het hoofdzakelijk heeft over de Hollandsche kiezingen en over den gevallen 1stn minister Dr. Kuype: ‘wien niemand intusschen de eer zal onthouden, een man van groote gaven te zijn.’ Voorts klein kunst- en letternieuws, nieuws uit de afdeelingen en de redevoering uitgesproken door den Voorzitter van het Willems-Fonds, M.G.P. Minnaert, bij de begrafenis van M.A. Van Neste-Vitse, eerevoorzitter der afdeeling Oostende.
| |
Het Katholiek Onderwijs. Aug.-Sept. 1905.
Vooraan 't verslag van het jubbelfeest van den Z.E.H. Kan. Amaat Joos, met toespraken en verzen. - Vervolg der studie over Montaigne's opvoedkunde. - P. Morre schrijft over het zingen der psalmen. - Te lezen een artikel van Kan. Amaat Joos over de Bijzonderste voordeelen van de erkende woorden der moedertaal. ‘Wie zich bezig houdt met het taalonderwijs van kinderen en jongelingen, moet dagelijks tot zijn spijt ondervinden dat zij woorden gebruiken waarvan zij de beteekenis niet kennen zoodat soms in hunne opstellen heele zinnen onverstaanbaar zijn. Die ongelukkige strekking kan niet beter tegengewerkt worden dan door hun het gebruik der alledaagsche woorden warm aan te bevelen, hun zelden anders dan levende
| |
| |
taal te laten hooren en ze er aan gewoon te maken zich bij iederen te schrijven zin ernstig af te vragen: Hoe zou ik dat aan vader en moeder zeggen!...’ - Vervolg van het opstel over Antialcoolism.
| |
De Vlaamsche Gids. Algemeen tweemaandelijksch tijdschrift, onder redactie van Mr. H. De Hoon. Pol de Mont, Prof. Paul Fredericq, Dr. A. Ley, Dr. Max Rooses, Mr. Const. Stoffels, Prof. J. Vercoullie. 1e jaargang nr 1. Januari-Februari 1905.
De voorman Max Rooses opent de liberale letterkundigwetenschappelijke bedrijvigheid van 't nieuwe tijdschrift met zijn bijdrage Jordaens Calvinist. Op zijn wijze geeft hij iets actueels naar aanleiding van de Jordaens-tentoonstelling. Hij schetst de gewetensberoering ten onzent in de 16e en 17e eeuw en haalt van rechts en links alle mogelijke bewijzen dat Jordaens calvinist is geworden, en dat hij het uit overtuiging heeft gedaan. Een zeer grondige studie, maar nog meer een antikatholiek betoog. - Een Schutsgeest, van Maurits Sabbe, is niet de beste novelle van den lieven verteller der Brugsche buurten. Enkel hier en daar een bladzijde reikt aan de kunsthoogte van zijn Mei van vroomheid, - Rafaël Verhulst doet al zingend een huppeldans langs de Wegeltjes en zijn woorden huppel-tonen mee. - Met zijn bekende gave van flinke redeneering bespreekt J.O. De Vigne het Wetsvoorstel-Coremans. Hij vreest dat het in de Kamer geen meerderheid zal krijgen. - Dr. Ley geeft wat goedkoopen raad in de strijd tegen de tering. - Over De Twistappel van Virginie Loveling zou M. Basse evenveel goed kunnen zeggen met minder woorden. - 't Artikel Fransche Letterknnde van Buyens is prul. - Brand geeft een zaakrijk en goed gesteld verslag over 't nieuws in de buitenlandsche tijdschriften. - Ten slotte Wetenschappelijke berichten over de nieuwe electrische lampen en over gist en bier.
- Nr 2, Maart-April 1905.
Paul Fredericq deelt uiterst belangrijke dingen mee over Thorbecke vóór 1830; maar wat een saaien professoren stijl! - Een oorlogsnovelle van 1870 door Reimond Stijns; last en ook least van 't geen we in dit genre zagen. - 't Beste van Edmond van Offel's verzen in dit nummer is over Eendjes. - Met echte drift voor zijn vak blijtt A. de Cock in de folklore werkzaam: van hem een bijdrage over Kerstening van heidensche zaken, vooral in verband met Boom- en Bron-vereering in België; zwaar van detailkennis en studie. - Een zeer waardeerend artikel over Waelput van Flor. van Duyse. - Uit het Bedrijf van den kwade blijkt voor S. dat Herman Teirlinck zijn mooie kunst langsom nader de werkelijkheid voert; goede litteratuur ook, maar van wat grover soort, is voor denzelfden beoordeelaar het boek van Baekelmans De Doolaar in de Weidsche Stad. - Nog iets over Onderwijs en Opvoeding en over de Werkstakingen in België.
Nr 3, Mei-Juni 1905.
Vervolg van Paul Fredericq's studie over Thorbecke vóór 1830, met veel belangrijke inlichtingen over onderwijs en studenten aan de hoogeschool te Gent, voor 1830. - Anthemoesa, een sprookje door Pol de Mont. - Julius Sabbe zal een bundel verzen uitgeven: Brugge in woord en beeld. Eenige sonnetten staan hier over- | |
| |
gedrukt met een voorwoord van Max Rooses. Wij vreezen dat die verzen niet te veel tot zijn dichterroem zullen bijdragen. - A. De Cock geeft het slot van zijne studie Kerstening van heidensche zaken, vooral in 't verband met Boom- en Bronvereering in België. Wij meenen het slot van die studie heel en gansch te moeten overschrijven:
‘Door voorgaande bladzijden meen ik dus bewezen te hebben, dat de oude Germaansche boom- en bronvereering, en vooral de laatste, ten huidige dagen nog innig versmolten is met de Vlaamsche volksreligie. Doch het heidendom van den onbeschaafden werkman draagt veel verder. Gewoonlijk, ja, gaat hij 's Zondags ter mis, eens per jaar te biecht; hij laat zijne kinderen doopen en opleiden ter eerste communie, doch de godsdienstplechtigheden laten hem koud en bidden doet hij niet, tenzij een of andere bedevaart ter genezing van mensch of dier, het gebed verplichtend maakt. Aan hemel, hel noch duivel hecht hij geloof en voor den pastoor en “zijnen winkel” zoo 't heet, heeft hij niets dan minachting en spot. Maar zijn twijfel verdwijnt en zijn spot verstomt, wanneer het heksen en spooken, almen en zeemeerminnen geldt: tooverformulieren en bezweringen, ook bedevaarten met geheimzinnige handelingen verbonden. het offer van een zwart hoen, van afgebedelde voorwerpen, of van een hoeveelheid koorn gelijk aan zijn gewicht, het stilzwijgend heen en weer gaan met 3, 7 of 9 personen, zijn voor hem de krachtigste en zekerste geneesmiddelen; amuletten, een gevonden hoefijzer, een vierklaver, een marentak, een Paaschnagel, het Gebed van Keizer Karel, bezitten voor hem een mysterieus vermogen; nachtelijk hondengeblaf, een ravenvlucht, enz. acht hij kwade voorteekens: voor 't getal 13, het reizen op een Vrijdag, schrikt hij terug. Kristelijke gevoelens zijn hem geheel vreemd; met vrouw en kinderen twist en krakeelt hij en hij ranselt hen duchtig af; vloeken en sakkeren, zuipen en dobbelen zijn, in de vrije uren, zijn gewoon tijdverdrijf; en niet zelden voorwaar komt het tot vechten en bloedvergieten. Zulk een man is meer dan een halve heiden; 12 eeuwen kristendom en beschaving hebben in hem den natuurmensch slechts met een dun laagje vernis kunnen bedekken. Hoe stond het dan wel met de bekeerde Germanen bij het einde der 8e eeuw? En men zegge niet
dat op het platteland, werklieden van dat slach een zeldzame uitzondering zijn. Te Denderleeuw woonden op 200 ingeschreven schoolknapen, slechts 150 min of meer regelmatig de school bij; de 50 anderen kwamen zelden of nooit; welnu, de helft van dat getal groeit op tot halve heidenen, en in de aanpalende gemeente Liedekerke is de verhouding straatloopers zeker niet minder. En hoeveel andere dorpen met een talrijke arbeidersbevolking bevinden zich niet in hetzelfde geval?’
Er zijn zulke werklieden in Vlaanderen, jawel, en landbouwers ook, maar spijts het hier bevestigde zijn dat uitzonderingen, Goddank.
| |
De Groene Linde. Sept. 1905.
De lezers zullen, na 't inzien van de inhoudstafel, beginnen met J. D(e) C(ock)'s bladzijden uit de Reistesch, zoo pittig geschreven I De Parade (te Berlijn) en II Studenten. - Omer De Laey schreef in proza drie portretten: Zeger, of de middeleeuwsche Fla- | |
| |
mingant. ‘Bij het noenmaal laat hij zijne soep koud worden, om te redeneeren over Vlaamsche beginsels en kotert zijne tanden uit, met den top zijner vork’; Floris, of de Renaissance-Flamingant. ‘Het openbaar leven maakt den zonneschijn uit zijner ziel. De buitenkant der dingen bekommert hem veel meer dan de binnenkant.... Zijne gedichten, gelijk de snede zijner kleedij, bewaren den smaak der jaren '60’; Carlos, of de Neo-Flamingant. ‘Hij streeft naar omhoog en spreekt, nu en dan, van het moeras waarin zijn volk verstikt. Volgens den gril der mode draagt hij Amerikaansche schoenen of een Engelschen waterproef. Zijn uiterlijk is cosmopolitisch. Doch hij beweert, in zijnen geest, eigenaardig te blijven.’ Ook twee stukjes verzen van De Laey, Moeselpoëzie en een ondeugende raad aan de Academie. - Goede prozaschetsen: Eenen Avond door C.S., Zot geworden door Raf. Vermandere, Levenszaad door Cesar Mees, Bart door Leo Reinouts en Aan 't Water door Julius Storme. - Voorts verzen van L. Lambrechts, Felix Rutten en Aran Burfs.
| |
Bijdrage tot de Geschiedenis bijzonder van het aloude Hertogdom Brabant.
Vervolg van Edm. Geudens Plaatsbeschrijving der straten van Antwerpen en omtrek. L. Philippens deelt Latijnsche en Vlaamsche statuten mee van het Begijnhof van Sint-Catharina ‘ten Velde’ te Diest. - Pr. De Ridder geeft de naamlijst der koordekens van St-Germanus' kerk te Thienen. - E.H. Goetschalckx deelt belangrijke bijzonderheden mee over de geschiedenis van Stabroek. - Edg. de Marneffe deelt documenten mee betreffende de abdij de la Ramée.
| |
't Park's Maandschrift, 15 Aug. en 15 Sept. 1905.
Vervolg van Eenige bladzijden uit de Kerkelijke Geschiedenis van het Aartsbisdom van Mechelen. - Vervolg van paters J. Van Gorp's artikel: De Veelvuldige Communie. - Een brief van E.H.B. Maussen uit Montes-Claros (Brazilie).
| |
Durendal, nr 7.
Arnold Goffin geeft een algemeen overzicht over het werk van Dante-Gabriel Rossetti - P'tit Mour, een schetske door G. d'Arschot. - E. Fermaud begint een opstel over Le Drame Espagnol en bespreekt hier den invloed der Spaansche Inquisitie.
- Nr 8, 1905.
E.H.P. Verhelst ontleedt Tinel's Te Deum. ‘Elle (l'oeuvre) ne redoute pas le voisinage du Te Deum en plein chant, parce qu'elle en est issue. L'hymne ambrosien procède d'une mélodie très ancienne, du mode dorien, le mode grec par excellence réservé à l'expression des sentiments les plus élevés. Le maître moderne a considéré cette mélodie. non comme un motif à utiliser, mais comme un germe qu'il fait revivre et s'épanouir dans la riche matière de l'art musical d'aujourd'hui.’ - Jozef Janssens begint een artikel over den Florentijnschen schilder Fra Angelico ‘de ce maître qui fut un Saint... un de ces rares artistes dont les lacunes et les défauts ne choquent pas et deviennent presque des qualités.’ - Franz Ansel bespreekt breedvoerig de werken van Jules Lafargue. ‘Si jamais écrivain français mérita d'être appelé un “apporteur de neuf”, c'est bien ce
| |
| |
pauvre et génial Lafargue...’ - Firmin Van den Bosch schrijft zeer gunstig over den gekenden criticus Eugène Gilbert. - Verzen van Marie Daguet, Gabriel Nigond en Fagus en een brief uit Parijs door Henri Mazel. Hieruit ‘Il est tout à fait certain aujourd'hui que chaque peuple indépendant gardera jalousement sa langue; quelque avantage qu'aurait le Hongrois à parler Allemand, il parlera Hongrois... Je ne vois pas qu'il faille se réjouir de ce que le français l'emporte sur le provençal en Provence ou sur le breton en Bretagne, et je tiens qu'il serait très fâcheux qu'il supplantât le flamand dans les Flandres. Tout ce qu'on pourrait légitimement souhaiter, ce serait qu'il redevint, comme au xviiie siècle, une langue commune entre les gens instruits de tous les pays.’ Dit alles ter gelegenheid van het ‘Congrès pour l'extension et la culture de la langue française’ te Luik.
| |
De Gids. September 1905.
Vooraf het eerste deel van eene nieuwe novelle van Virginie Loveling Erfelijk Belast. - Doods-verzen door Helene Lapidoth-Swarth - Een opstel van G.A. van den Bergh van Eyringa Van Hebreeuwsche tot Alexandrijnsche wijsheid. - De Encadreering van de landweer in verband met het reservekader door W.E. van Dam van Isselt. - Een belangrijk artikel van A.G. Van Hamel over de Middeleeuwsche Tristan-romans. Vooraf wordt uiteengezet hoe Richard Wagner de oude sage van Tristan en Isolde bewerkt, daarna gaat het over de middeleeuwsche bewerkingen van Le Kièvre, van Béroul of van Thomas en over den Cligès van Chretien de Troyes. - In zijn Dramatisch overzicht schrijft J.N. van Hall over de Nederlandsche tooneelschool die hij verdedigt tegenover dezen die meenen dat ze niet heeft beantwoord aan de verwachtingen ‘Het Hollandsch tooneel, als geheel, staat op een veel hooger peil dan voor veertig, vijftig jaar en het is zaak het op dat peil te houden.
Daartoe strekt ook het onderwijs op de tooneelschool. Wat wij dus van die school hebben te verwachten is, dat zij er met ernst voor zorge, aan hare leerlingen die elementaire kennis en dat elementaire kunnen (spreken, voordragen, zich bewegen) bij te brengen, waar zij op het groote tooneel niet buiten kunnen.’ - J. Limburg schrijft over de Regeeringswisseling in Nederland. Hij verwacht veel van 't Nieuw ministerie. We zullen het afwachten.
| |
De Katholieke Gids. Augustus 1905.
Vervolg van het opstel Madonnagraphie in de Middeleeuwen. Hier gaat over de Vlaamsche schilders: de Van Eyck's, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Quinten Matsijs en hunne wijze de Moeder Gods voor te stellen. - Als gevolg op de vroeger verschenen vertelling Walter Claus, begint A. Op de Laak een roman De Zoon van Walter Claus. - In Sint Franciscuskleed, gedicht dat E. H- P.J. Van de Goor opdraagt aan de Zusters Franciscanessen van Echt. in Limburg.
| |
Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis. Afl. 4, 1905.
Goede punten uit de Collatiën van Claus van Euskerken, (naar hs. nr 686 der Provinciale Bibliotheek van Friesland) medegedeeld door D.A. Brinkerink. - Abdias Widmarius, predikant te
| |
| |
Uitgeest, en het Kerkelijke leven eener gereformeerde gemeente in de xviie eeuw, door F.S. Knipscheer. - Ten slotte een uitgebreid overzicht van schriften betreffende de Nederlandsche kerkgeschiedenis, verschenen in de jaren 1904-1905.
| |
Noord en Zuid. Juli en Augustus 1905.
Een uitgebreid artikel van E. Rypma over Potgieter als criticus ‘Potgieter is de leider van de geheele litteraire beweging gedurende het midden der 19e eeuw. Door zijn krachtig ingrijpen is het gelukt een einde te maken aan de heerschappij der dichtgenootschaps-poëten... Het sombere, ongemotiveerde en grillige in de Romantiek keurde hij af, en door zijn waarschuwende stem werden de dichters ook in dit opzicht op het rechte spoor gebracht, vandaar dat deze richting in ons land nooit heeft kunnen domineeren.’ - H.P.J. van Alfen schrijft over het ontstaan van het woord ‘wel te rusten.’ - Bloemlezing uit het Woordenboek der Nederlandsche taal. - Taco de Beer schrijft over de waarde van nieuwe woorden. Hij begint met de opmerking ‘dat bij velen het invoeren van nieuwe woorden eenvoudig aanstellerij is, of een middel van reclame. Of die woorden goed zijn dat is, of ze werkelijk beter dan andere de beteekenis weergeven, die de schr. wil uitdrukken, dat blijkt soms eerst na vele jaren nl. als algemeen is opgemerkt, dat inderdaad ‘in eene behoefte is voorzien, dan wordt dat woord in de algemeene taal opgenomen,’ Menig voorbeeld wordt aangehaald van woorden ‘waarvan we ons nauwelijks kunnen inbeelden dat er een tijd was dat ze niet bestonden’, zou, b.v. godgeleerd, taalkundig, jaargang, omgeving, handelsverkeer, smaakvol, voorliefde, enz. nog in 1847 door eene commissie veroordeeld als in strijd met den aard der taal. - Hoe moet men schrijven: Keizersgracht of Keizergracht, Koningsstraat of Koningstraat, Vondelspark of Vondelpark! Antwoord hier: Vondelpark, Koningstraat, zooals in het Fransch, rue Carnot, boulevard Haussman. Maar anders is toch ook niet mis.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Aug. 1905.
Wereldgeschiedenis: een overzicht van den algemeenen politieken toestand in Europa, volgens een hoofdartikel uit den Figaro. Wat tot den oorlog tusschen Rusland en Japan leidde. volgens Ignotus. - Belangrijke onderwerpen: een pleidooi ten voordeele van Coëdukatie, gezamentlijk onderwijs voor jongens en meisjes gegeven tot op den leeftijd dat men als volwassen en bekwaam de maatschappij intreedt; hoe het Zionisme onder de Joden geestverwarrend gewerkt heeft; huid en kleeding, welke onderkleeding men moet dragen. ‘Waarom kunnen dames ook geen lange mouwen aan de hemden, die tot den hals gesloten zijn, maken en daarover dan een japon aantrekken?’ - Karakterschets: Jac. C. Groenewegen, den bloemenkweeker. De kweeking wordt beschreven. - Als Boek van de maand: De Rijkswerkinrichtingen ‘Veenhuizen’ in haar oorsprong en wettelijke organisatie door J.A. Bientjes en Dr. H.R. Offerhaus.
| |
Op de Hoogte, Aug. en Sept. 1905.
De twee nummers zijn even als de voorgaande rijk geïllustreerd, o.a. het nieuwe Hollandsch Ministerie en de nieuwe gekozen leden der Tweede Kamer Staten Generaal. Als tekst:
| |
| |
Nieuws over de maand die heenging, over de luchtballons en vliegmachine. - Is. Querido schrijft 3-4 bladzijden over den schilder Van Gogh ‘Voor mij is van Gogh een der - neen de grootste scheppingsvoeler en kunstenaar van dezen nieuwen tijd onder de schilders.’ - Vervolg van Suze la Chapelle Roobol's roman Het Japansche huis. - W. Kromhout Czm. schrijft over eenige fragmenten der vroeg-renaisance te Amsterdam. - Voorts kleine schetskes, wetenswaardigheden en de gewone overzichten van tooneelspelen, tijdschriften, boeken, enz. - Over Hard Labeur van Reimond Styn schrijft Lector: ‘Graag erkennend, dat er talent zit in enkele brokken van dit boek, dunkt 't ons als geheel mislukt.’
| |
Van Onzen Tijd, Augustus-September.
Marie Koenen weet ons weerom te boeien met hare droeve historie van den armen pastor Daniel Cristof en zijn vervallen, wegbrokkelenden toren, van het Lievevrouwtje, wonderschoon op haar troon van goud onder den gouden baldekijn, van den boozen Querijn en zijn zoontje Dolf, en de oude Anna Gabriels, die uitteert als een dorrende rozestok!.... De zielsontleding gaat diep. - Ant. Averzamp polemiseerd over Moderne Muziek. - Mej. Viola bespreekt Kap. Binnewiertz' Letterkundige Opstellen en looft ‘zijn instinctieve en eenvoudige gevoeligheid van ziel, zijn licht-bewogene binnenleven; dit zal hem telkens weer van die dingen doen zeggen, die, levend van teerheid en bloeiend van gevoel, neervallen met een klank van heldere menschelijkheid in de doodsche oorden onzer levens-vervreemde litteratuur, er onrust wekkend met iederen zachten slag.’ Van Coremans' Nederlandsche Letterkunde in België sedert 1830 weet Maria Viola geen goed te zeggen. ‘Een vaderlandsliefde met of zonder dweepzucht, maar met wat meer distinctiezin voor wat dat vaderland edelst heeft: zijn letterkunde, ware aan de waardeering van litterair België in den vreemde zeker ten goede gekomen.’
| |
Das Litterarische Echo. 15 Juni 1905
Was ist, kann, soll die Dentsche Schiller-Stiftung? Op die vraag antwoordt Hans Hoffmann, en zijn antwoord wil weerlegging zijn van 't geen er tegen de Schiller-stiftung in 't vorig nummer in 't midden werd gebracht. - Giovanni Pascoli is een geboren dichter, door sterke studie der Ouden gezuiverd en geadeld; zijn vorm heeft hij afgeleerd, maar wat er in dien vorm is neergelegd geeft echte natuurpoëzie: zoo leert ons Helen Zimmern. - In Romantica schrijft Schulz over de kunstbeschouwingen der Duitsche 18e eeuw, meer in 't bijzonder over Tieck, Novalis en Brentano. - Onder de zes nieuwe Reformations-Dramen geeft Gustav Zieler de voorkeur aan Die Nachtigall von Wittenberg van August Strindberg. - Echo der Zeitungen; Echo der Zeitschriften, waaruit Schönbach geen dikke vriend blijkt met Hansjakob. - De Echo des Auslandes (Engelsche, Amerikaansche, Noorweeg-Poolsche brieven) weerklinkt vooral van Schiller's naam. - Echo der Bühnen en korte boekbeoordeelingen.
- 1n Juli 1905.
Aus dem Engeren stelt ons ditmaal voor de schrijvers en dichters uit Hamburg: deze mogen goede kennissen blijven Gustav Falke, de begaafde leerling van Liliencron, Charlotte
| |
| |
Niese, romanschrijfster, Adalbert Meinhardt, die boeiend van oude famieliën te vertellen weet, Otto Ernst, een krachtig lyrisch talent, dat zichzelf schijnt geweld aan te doen om drama's te leveren, Mevrouw Ilse Frapan-Akunian, een virago, die vlijtig roman's fabrikeert, gloeiend rood van socialism; de tooneelschrijvers Stavenhagen en Gimmerthal; en eindelijk wel de beste van allen: Richard Dehmel, met zijn groot gedicht Zwei Menschen. - Torredani in Ein österreichiches Soldatenstück beweert dat Benedek, het drama van von Jeldegg, een vaderlandsche daad, maar geen tooneelwerk is. Zij bewijzen voor 't laatste zeggen niet veel. - Gillhoff legt een rouwkrans neer op Reuter's graf in den vorm van een overzicht der laatste uitgaven van den Platduitschen meester. - In Aus dem Leben der deutschen Sprache deelt Eugen Holzner mee wat men met behulp van een drietal laatst verschenen vakwerken, in de hedendaagsche volkstaal terugvinden kan van oude Duitsche zeden en gebruiken. - Adalbert Meinhardt levert in Der Bruder des verlorenen Sohnes een echt humoristische brok; daarmee wil 'k niet zeggen dat zijn humor niet beter aan een ander onderwerp was besteed. - Echo uit dagbladen en tijdschriften. Een brief uit Frankrijk, uit Italië (o.a. over Grazia Deledda's nieuw roman: Nostalgie), uit Rusland, uit Amerika, uit Georgië. - Boekbeoordeelingen.
- 15en Juli 1905.
Karl Hoffmann wijdt een zeer ernstig artikel aan die Dramatische Stimmung en vat wat er in wijsbegeerte te vatten is: van zoo'n etherische kunstverschijnsel als de stemming, vroeger was de stemming bij de groote dramadichters nagenoeg onbewust, nu wordt ze met Ibsen en Maeterlinck een pogen, een streven, een tour de force. 't Eerste was 't beste. - In Neues am der Westschweiz, vraagt Platzhoff-Lejeune onze aandacht voor vier franschschrijvende zwitsersche dichters: den jongen graaf G. de Reynold, den ouden Virgile Rossel, en de dames Marie Dutoit en André Gladès. - Frans Diederich en W. Fred geven elk een overzicht van Nordische Bücher. De drie beste zijn: Groszvater, een roman van Jonas Lie, 't gedicht Hans Alienus van von Heidenstam, en de novellenbundel: Wald n, See, van Gustaf of Geijerstam. - Fritz Telmann weet goed en kwaad over de laatste Historische u biblische Dramen: von der Heydt met zijn Jehanne Arc, komt er best van af. - Estelle du Bois-Reymond beveelt eenige interessante Tagebücher ter lezing. - Een zeer karakterische novelle van Richard Nordmann Echo der Zeitungen u. Zeitschriften. - Een Engelsche brief, een Zweedsche (Fast Mark 't schoone boek van Gustaf Ullmann) en een Hongaarsche. Korte boekbeoordeelingen.
- 1en Oogst 1905.
Herbert Eulenberg klaagt putten in de aarde over het theaterverval, Geschäftstheater und Theatergeschäft: Een artikel dat wij, Vlamingen die een blik rondom ons slaan uitmuntend begrijpen. In Neue Amerikanische Belletristik brengt A. von Ende zijn hulde aan Elizabeth Robins, de schrijfster van The Magnetic North, the Dark Lantern en the Open Question; ook Robert Grant vergeet hij niet, den satirischen schrijver van Unleavened Bread. - Karl Strecker laat een Akt, drukken: Vater Rickmann; 't
| |
| |
kon even goed ongedrukt blijven. - Welverdiende lof vanwege Ilsa Frapan-Akunian aan den prachtigen Vogeesen-roman Daniel Junt van Hermann Stegemanns. - Gustav Landauer beveelt aan 't publiek twee levensbeschrijvingen van Paracelsus, en twee her-uitgaven van zijn werken. - Een woord van Paul Seliger over de jongste Herder Schriften. - Echo der Zeitungen en der Zeitschriften, en des Auslandes (Engeland. West, Zwitserland, Italië, Holland, Noorwegen). - Echo der Bühnen, en korte boekbesprekingen. Onder de Notizen een document: De Latijnsche voorstellingsrede van Dr. Farnell ter bevordering van Gerhart Hauptmann tot doctor h.c. van de Oxforter-hoogeschool.
- 15en Oogst, 1905.
In der Litterat und der Kunstler heeft Richard Schankal eens heel diep en heel geestig willen zijn, op kosten van den Litterat, en ten gunste van den Kunstler, maar 't is bij den goeden wil gebleven. - Uit het dag boek van August Kestner wordt geknipt Bei Goethe auf der Gerbermühle, over Goethe's karakter en uiterlijk; die daarover al iets wisten, zullen 't nu nog beter weten. - Wilhelm Holzamer, in Bücher von Toten deelt zijn meening mee over Wolkenschatten und Höhenglanz und Gedichte aus dem Nachlasz von Gottfried Schwab, en ook over Dichtungen von Karl Freiherrn von Fircks. Von Fircks heeft zeer eigenaardige verzen: de aanhalingen bewijzen 't. - Altijd maar aan over Schiller-Schriften; ditmaal van Karl Berger. Neues von Strindberg, namelijk zijn laatste drie in 't Duitsch vertaalde werken: Over die werken zelf zegt Otto Stoezl weinig; meer over de levensphilosophie van den grooten dichter: zijn anti-sociale neigingen, die hem tot afzondering drijven en tot dichten en droomen over een betere menschheid. - In de verzameling Amelang zijn verschenen de eerste afleveringen van een Indische en een Japaansche literatuur-geschiedenis. De Indische bewerkt Winternisz en de Japaansche, Florenz. Over de eerste weet Otto Hauser niet veel goeds, de tweede vindt hij uitmuntend. - Echo der Zeitungen en der Zeitschriften. Een Engelsche, een Russische, een Amerikaansche een Belgische en een Kroaatsche brief.
- 1 September 1905.
Kurt Breysig bewijst - en hij heeft het niet lastig - dat Kulturgeschichte een zeer moeilijk ding is. Een man als Georg Steinhausen, primus inter pares, heeft een Duitsche beschavingsgeschiedenis willen schrijven en is enkel ten deele geslaagd: nog zijn de zielsgeheimen der eeuwen lang niet ontsluierd. - Op een zeer galante wijze stelt ons Spiridion Wukadinovic voor de Deensche schrijfster Ingeborg Maria Sick. We hooren den hoogsten lof over haar novellenbundel Im Verborgenen en hare romans Der Hochlandspfarrer en Die heilige Ehe. - Aus der Theaterpraxis brengt korte berichten van Alexander von Weilen over dertien nieuwe boeken theater-kritiek. - Nu staat het vast bij ons, nog vaster dan vroeger: in Duitschland schrijft men veel meer en veel beter over tooneel, dan voor het tooneel. Een treurige zegepraal te meer, bij dit volk, van de geleerdheid op de kunst. - Kostüm-Dramen door Albert Krapp is niet van aard om de meening van daar straks te wijzigen. - Echo der Zeitungen. - Echo der Zeitschriften. In den Franschen brief iets over de Académie Française in een toon die onheilspellend verbroedert
| |
| |
met dien, waarin we zoo dikwijls hier over de onze iets hooren: cfr. veel artikels in onze tijdschriften en ook die siège-percé aan de Koninklijke Vlaamsche Academie door Om. K. De Laey in Groene Linde nr 5. - Een Noorweegsche brief en een Italiaansche, die Luigi Capuano gelukwenscht met zijn humoristisch boek Conscienze. Nog een Zweedsche brief ook. - Echo der Bühnen en korte boekbesprekingen.
| |
Varden. Mei 1905.
I Vervolg van W. Schmitz's belangwekkende en goed gedocumenteerde studie over Danske Jomfruklostre efter Reformationen. - II. Talismannen I vertelling van Paul Bourget. - III. Litteratur: Niels Hansen bespreekt eene in Rome verschenen zeer getrouwe vertaling van een vijftigtal fabelen van Lafontaine in het Latijn, door den Redemptorist Francisco Xaverio Reuss; R. Jahn Nielsen beoordeelt gunstig een dichtbundel van den jongen dichter L.C. Nielsen en Oscar Andersen handelt over Carl E. Dangaard's roman Kultur.
- Juni 1905.
Portret met kort levensbericht van Mgr. Bonomelli, door Henry Gamel. - I. Slot van W. Schmitz's studie over Danske Jomfruklostre. - II. Den gode Ridder, ballade van Verlaine door Johannes Jörgensen. - III. Adskillelse mellemn Stat og Kirke, door G. Bonomelli, 1e deel. Eene grondige studie over het gezag, zijn ontstaan en zijne verschillende vormen, onder wereldlijk en geestelijk oogpunt. - IV. Trappist-Vagabonder, naar het Fransch van J.K. Huysmans.
- Juli, 1905.
I.J. Svensson. Fra Island. I. Kleine vertellingen en schetsen uit Ysland, herinneringen uit de jeugd van den schrijver. Hoogst eigenaardige en belangwekkende lectuur. - II. Slot van Talismannen van Paul Bourget. - III. Spaede börns vaern (Bescherming van pasgeboren kinderen) voordracht gehouden op de St-Hans bijeenkomst te Odder, door Sven Aage Rasmussen, voordracht vol nuttige raadgevingen voor ouders.
- Augusti, 1905.
I. Vadstena kloster door H. Grönkvist, eene korte beschrijving (in het Zweedsch) van de sierlijke stad aan het Vätternmeer, met indrukwekkende vasaburcht en aan herinneringen zoo rijke kloosterkerk, behoord hebbend bij het klooster, beroemd gemaakt door de H. Birgitta, de groote zieneres van het Noorden. Verder verhaalt hij de geschiedenis der opkomst van dit klooster, gesticht door de H. Birgitta en van zijn ondergang tengevolge der hervorming. - II. Eventyret om Lillerosenblad, legende naar Clemens Brentano, vertaald door R. Jahn Nielsen. - III. Vervolg van Bonomelli's, artikel over Adskillelse mellem Stat og Kirke. - IV. Litteratur. - Breedvoerige bespreking door P. Werhalm van L. Moltesen: Acta Pontificum Danica 1e deel, verschenen te Kopenhagen.
|
|