| |
| |
| |
| |
Rhyn-Festival 1905
Drie zustersteden in de gouw bij den Neder-Rhijn gelegen - Aken, de oude Keizersstad met Keulen, de rijke handelplaats en Düsseldorf, een middenpunt van drukke nijverheid vieren alle jaren, elk op zijne beurt, een muziekfeest, genaamd Rhijn-Festival. Voor dit jaar was de beurt aan Düsseldorf.
Het 82e muziekfeest is dan daar, met Sinksen, drie dagen lang, den 11n, 12n en 13n Juni, gehouden in de Toonhalle - een zaal waar ruim vijftien honderd toehoorders plaats hebben, waar een orkest van 136 man gerangschikt was omringd door de reien van een gemengd koor van 400 personen.
Acht solisten stonden op het voorplan. Professor Julius Buths, stedelijke muziekdirector van Düsseldorf, hield den maatstaf.
Met eene Sonata van Giovanni Gabrieli, voor twee koren van blaas- en snaartuigen, werd het eerste feest-concert ingeleid.
Giovanni Gabrieli, organist te Venetië in St-Marcus' Domkerk, was een tijdgenoot van Palestrina, een der voornaamste leiders der Venetiaansche school en een uitmuntende meester in de oude Contrapuntische muziek, welke in Vlaanderen groeide en bloeide maar haren rijpsten oogst afwierp in Italië. Zijne muzikale vormen zijn weelderig, behendig uitgewerkt, frisch en duidelijk voorgesteld.
De Sonata - Serenade zou men nu liever zeggen - klonk als een avondlied, niet de nagalmen van lustig feestgejoel, maar de spelende droombeelden van rustig avondmijmeren. De donkere kleur der tonen die in de violinen - Alt-violen - zongen, de wegstervende klanken die in de blaashorens - cors zonder kleppen of pistons - lijk in de verte toetten, het afwisselen en ineenmengen der beide
| |
| |
koren van horens en violinen, de rustige gang van het tempo, het gevoelvolle spel der uitvoerders, de edele vorm van het lied maakten deze Sonata een welgekozen voorspel aan Israël in Egypte - Oratorio van Händel - dat dezen dag opgevoerd werd.
De meer archaïsche vormen van Gabrieli waren niet in tegenspraak met den jongeren schrijftrant van Händel; dezes schitterende polyphonie was als voorbereid door de aangename akkoorden van den eerste, waar alles rust en vrede ademde.
Eene Ouverture zooals de modernen ze verstaan en schrijven bestaat niet bij Israël in Egypte.
De bijzonderste toestanden afteekenen die in het stuk zullen voorkomen, de karakters der personen aanwijzen, hunne omgeving schilderen, de gevoelens in tegenspraak doen spreken en al de synthesis geven der dramatische werking, zooals de modernen nu in de ouverture doen, dit alles bestond niet ten tijde van Händel.
Ook vindt men in de gewone partituren geen voorspel bij Israël in Egypte, maar om zoo maar niet plots met de deur in huis te vallen met een reciet-solo: Een nieuwe Pharao regeerde, zooals Händel het eerst gemeend had, heeft hij dan later eenige regelen geschreven die als voorspel dienen en waarin treurende klanken herinneren aan den dood van den onderkoning Joseph en aan de weeklachten van de Israëlieten.
Israël in Egypte is een oratorio in twee deelen afgewerkt.
Volgens Exodus - Boek der H. Schrift over den Uittocht van Israël uit Egypte - regeerde een Pharao uit een nieuw stamhuis gesproten, die het vooruitzicht van Jozef met de weldaden van zijn bestuur niet erkende en de Israëlieten in strenge slavernij verdrukte.
In het eerste deel zingt Händel dan de klachten van het verdrukte volk, de vermaningen van den geleider Mozes, de plagen die Egypte overvallen en de wonderen bij den doortocht van de Roode Zee.
Händel kan de aandacht winnen, den geest boeien, de bewondering opwekken, de harten raken en ook in dit gewrocht maakt hij diepen indruk, mengelt zijne toonkleuren in rijke verscheidenheid, behaagt door vloeiende melodie,
| |
| |
treffende klankslagen, roerende akkoorden en draagt naar gewoonte het kenmerk der verhevene majesteit.
Er bestaat, zegt men, geen descriptieve, beschrijvende of schilderende muziek.
Dat is te verstaan: maar de inwerking der klanken op ons gemoed en in onzen geest wordt bij den indruk van taal en kleuren vergeleken en in dien zin mag sommige muziek beschrijvende of schilderende genoemd worden. Zulke heeft Händel er dan ook gewild en gevonden voor Israël in Egypte.
De tekst der partituur - bijna letterlijk uit het heilig Schrift genomen - spreekt in weinige, zinrijke woorden waar de Händelsche muziek klaagt of juicht, schildert of beschrijft, eenvoudig verhaalt of met ongekunstelde begeleiding in het vóórlicht stelt.
Als hij de plage der kikvorschen voorstelt, wordt zonder twijfel door de wippende beweging van spel en zang wel het volkje geschilderd dat uit zijn moerassen gesprongen met Pharao zelven aan tafel en naar bed binnenwipte.
Ronkende vliegen en muggen, wemelende sprinkhanen, ratelende hagelsteenen werken op de inbeelding van Händel en hij zal er de nabootsing van zoeken voor zang en rythmus en wederom beschrijvende of schilderende muziek maken.
Als dikke duisternis Egypte overvalt zoekt Händel klanken die best instemmen met het gemoed als het door droefheid of vreeze overvallen is en de trage, loome gang van het lied, de lage noten, de donkere kleur der begeleiding, met hier en daar een angstkreet maken van het koor - nr 8 - een klassiek voorbeeld van descriptieve muziek.
De wateren overweldigen Pharao en zijn leger en men hoort de machtige koorpartijen die als breede golven opkomen en volgen, wentelen, dalen en rijzen. Paarden en ruiters zijn verzwolgen in den afgrond en over de akelige vlakte glijdt de trage klank van het stervende lied.
In het tweede deel wordt het Cantemus Domino, het heerlijk zegelied van Mozes en van het verloste Israël met den ganschen tekst der H. Schrift gezongen.
In tegenstelling met het nijpend weeklagen, de sombere schriktooneelen, de kunstvolle beschrijvingen van het eerste
| |
| |
deel zal Händel met diepen ernst, met statig lyrism in dit zegelied juichen en dat in kunstig spelend wissellied van den begeesterden lofzang van Mozes, met de jubelhymnen der koorzangers, de beurtzangen der huppelende vrouwenreien en de machtige zegechoralen der menigte.
Händels muziek klinkt hier oprecht als de akkoorden die met edele majesteit en waren godsdienstzin onder de gewelven en langs de beuken dreunen der rijzige domkerken.
Het is waar wat iemand zeide: Händels genie was voor de Kathedraal bestemd.
Zullen nu de zangers van Düsseldorf wel in staat zijn om hunne moeilijke taak te vervullen, in voldoende getal staan, hunne partien die wemelen van versieringsnoten frisch en duidelijk voor dragen, hert en ziel hebben voor hun werk? Zal het orkest samengesteld zijn volgens de meer rijke omwerking van Mozart of volgens de magere opvatting van den tijd van Händel. Zal het publiek wel ingenomen zijn met zulk een onderwerp als Israël in Egypte, dat toch in zijn geheel nog al een streng uitzicht heeft en ja, bij sommigen gehouden wordt voor stroef enthusiasme.
En ach! daar bleven ons vele punten kwellen in het eerste deel. Daar zet de tenor met onharmonisch trillen zijn reciet in; Director Buths geeft met veel gebaar verkeerde signalen; de koren zetten slepend aan, trekken met onvaste schreden voort, spinnen hunne vokalizen af als groven draad waar zij hier en daar als in verward schijnen. Het orgel van Professor Franke begint te vroeg, spreekt te hard, jankt luid achterna, en ligt als een zware last op koorstemmen en orkcstklanken.
Gelukkig, de orkestleden waren een puikgekozen manschap, behendige kunstenaars, bezielde vertolkers en als medelevende personen in het drama der verdrukking en verlossing van Israêl.
Het tweede deel was oneindig beter en van 't begin af kwam dan ook vertrouwen in het gemoed met het rustig genot dat een kunstwerk kan geven waar het lied van lof en dank volgens den verheven zin der Schriftuurwoorden met waarheid, gevoel en kracht is uitgedrukt.
De koren werden nu flink gezongen, het orgel zong
| |
| |
gepast mede in het machtig volks-Choraal, het orkest kwam meer frisch en duidelijk voor en, de heer Buths kon het niet helpen, alles ging van zelfs.
| |
II
Op het programma van den tweeden feestavond stonden eene kerkcantate van Joh. Sebast. Bach; eene symphonie van dezes oudsten zoon, Wilhelm Friedeman Bach; eene symphonie voor soli, koor en orkest van Gustav Mahler; de Duivelstriller van Tartini door den heer Fritz Kreisler, vioolvirtuoos; en een concerto voor piano met orkest van Brahms door den heer Ernst von Dohnányi, klavierspeler.
De cantate van J.S. Bach is voor den tweeden Sinksendag vervaardigd en bestemd om uitgevoerd te worden, volgens het handschrift van den meester zelven, door 4 stemmig gemengd koor, 2 oboe, Taille, 2 violen, viola, violoncello en contrebas, met cornetto, drie trombonen en orgel.
Op den tekst van vers 16, hoofdstuk 3, van het Evangelie bij den H. Joannes, heeft Bach een koor geschreven: Also hat Gott die Welt geliebt. Op dit koor volgt een aria voor Sopraan-solo. Het thema door de violoncello voorgesteld is ontleend aan een muziekdrama door Bach geschreven en opgedragen aan hertog Christiann Van Weissenfels met motto: Was mir behagt, ist nur die muntre Jagd! De tekst van het aria luidt:
Frohlocke, Sing', Scherze,
Nummer 4 is een aria voor Bas-solo getrokken uit hetzelfde muziek-drama en waarin Bach nu de liefde tot den Zoon Gods bezingt: Du bist geboren mir zu Gute! Beide arias zijn niet letterlijk uit het drama overgenomen, maar gansch omgewerkt, zij hebben ook min modulatiën, zijn met rusti- | |
| |
ger tempo uit te voeren, en eindigen met meer ontwikkelde slotkadenz.
Bij het slotkoor, op woorden van den Evangelist Joannes, Cap. III. vers 14. Wer an ihm glaubt, der wird nicht gerichtet, had men een choraal gevoegd: Du Friedensfürst, Herr Jesu Christ! ontleend aan eene cantate op den 15n Zondag na Drievuldigheidsfeest. Het orgel zong bij het choraal gepast mede en de massa koorstemmen maakte een overheerlijk effect.
De melodiën van Bach zijn niet altijd zooals die van Händel vrij gekozen, maar dikwijls geput uit de choralen.
De choralen immers zijn de grondslag der protestantsche muziek, vooral bij Bach. Zelve stammen zij af van het Katholiek lied der middeleeuwen en zijn dan oorspronkelijk verwant aan den gregoriaanschen zang.
Zoo vinden wij choralen bij Bach op melodiën van kerstliederen: Puer natur in Bethlehem, In dulci Jubilo; van hymnussen: A Solis ortus cardine, Te Deum laudamus; van gezangen der mis: Kyrie fons bonitatis, Agnus Dei, enz.
De muze van Bach is dan een kind dat Katholiek opgevoed, verdwaald is tot het Lutheranism, maar toch oprecht godsdienstig gebleven.
De deelen van deze Sinksencantate zijn dan ook overblijfsels of namaaksels van de latijnsche liturgische gezangen.
Er bestaan nog handschriften waar de Cantor van Leipzig aan zijne zonen het schema voorschrijft van de gezangen der mis bij de Lutheranen; en waar bijna volkomene overeenkomst bestaat met de gezangen der mis bij de Roomschen.
De studie der choralen van Bach heeft tegenwoordig veel toegenomen, maar deze der cantate schijnt nog weinig gevorderd.
En 't is daar nochtans dat bij Bach de grondslag ligt der studie die moet gedaan worden voor de kerkelijke muziek.
Navorschen in deze cantaten welke taal de groote Bach spreekt, zijne thema's ontleden, leeren hoe deze één zijn voor dezelfde gedachten en verscheiden in nuance, hoe zij van elkander verschillen en bij elkander gevoegd of
| |
| |
ineengewerkt worden, dat ware eene ernstige, maar toch aangename studie en zonder twijfel is deze studie noodzakelijk.
In de aria's voor Sopraan en Bas bij voorbeeld, vinden wij het motief der vreugde, dat in denzelfden rythmus op eenen gelijken leest staat in vele cantaten; de beweging met vasten stap waarmede de melodie vooruitgaat in het slotkoor mag wel een karakter-motief genoemd worden van de vaste overtuiging van het geloof.
Hiermede keeren wij dan terug tot het onderwerp der descriptieve muziek.
Bach ook schildert en beschrijft, maar nog meer, hij onderzoekt het hert van den mensch, ontleedt de aandoeningen van zijn gemoed, geeft in zijne muziek den weerslag der gevoelens.
Meer dan elk ander heeft Bach het begrip, den smaak en de uitdrukkingskracht der ideale volmaaktheid.
Daar is de muziek der toekomst, en de toekomst der muziek.
Op deze heerlijke cantate volgde een symphonie voor twee fluiten - traversières - met snaar-orkest.
Sedert 1784 lag deze symphonie bij andere handschriften vergeten en werd nu uit het stof geschud om voor de eerste maal te Düsseldorf uitgevoerd te worden. Nevens zijn onlangs uitgegeven fugue in fa voor klavier mag deze symphonie het beste gekend werk genoemd worden dat Bach's oudste zoon nagelaten heeft.
Wilhelm Friedemann Bach was zeer begaafd voor de wetenschappen, zeer geoefend in de muziek en bekwaam director; maar verslaafd aan den drank, verloor hij zijne beste betrekkingen, onteerde zijnen stand, verviel in armoede en verwaarloosde zijn edel talent.
Dit werk zou misschien dieperen indruk gemaakt hebben, ware het niet opgevoerd tusschen twee meesterstukken die als felle glanspunten alles overschitterden, de cantate van Bach en de symphonie van Mahler.
- Met grooten bijval speelde de heer Fritz Kreisler de Duivelstriller van Tartini. Als een echte heksenmeester betooverde hij met zijn wonderspel zoowel het orkest als het publiek.
| |
| |
De tweede solist van dezen avond, de heer Ernst von Dohnányi, uit Budapest, heeft het tweede concert voor klavier en orkest van Brams voorgedragen, netjes, stil, met meesterlijk mekanism en meeslepende bevalligheid.
Binst de pauze dan, zaten wij in den tuin onder het lommer van prachtige beuken rustig en blijde te keuvelen over Bach, vader en zoon, Kreisler, Brahms... Ook over Buths en de vlieg bij den postwageu.
Oef! laat ons wat rusten hier,
Eu sâam een weinig aden halen,
Wij hebben wel ons best gedaan:
Ons klanten zijn, God lof, nu op gelijke baan.
Sa, voerman, waarom niet betalen!!
* * *
Baken eener nieuwe richting, merksteen eener nieuwe uitbreiding van het gebied der symphonie wordt van nu af reeds de 2de symphonie in do min. van Gustav Mahler genoemd.
Het is nog een raadsel naar welke school, naar welken meester de symphonist Mahler aard heeft.
Is hij met of tegen Richard Strauss een baanbreker?
Zal het kalme oordeel nog lang wachten de ware gestalte te meten van Mahler tusschen het ophemelen van vrienden en neerdrukken van vijanden?
Zeker is het dat zijne symphonie eenen onweerstaanbaren invloed op het gemoed maakt.
Allegro maestoso beginnen Cello's en Bassen een thema dat tot zwaarmoedigheid stemt. Daartusschen klaagt stormig of onmachtig en als in vertwijfeling het thema van het lied der Vergankelijkheid.
In scherpe tegenstelling mengelen andere thema's daarbij den roep van smaad en trots, de zangen van goedheid en liefde en het lijdzaam klagen van menschenwee.
Een andante con moto gelijkt aan eene blijmoedige idylle.
Met meesterlijke vaardigheid laat Mahler dans- en scherzowijzen verrukkelijk dooreen spelen en zachtjes fluistert er in het thema van vrede der ziel en vreugde des levens.
| |
| |
In het derde deel loopen rusteloos de toonfiguren door elkander, daar komt met scherp accent inbreken het grootsch motief van het noodlot, om terug te trekken voor het tooverspel van lieve melodiën.
Uit de ballade: de knaap met den wonderhoorn geeft Mahler een Solo voor Altstem, waarvan de grondgedachte bevat is in: De mensch ligt in grooten nood. Hij komt van God en wil weder tot God! Als in volkstoon klinkt het lied boven de wondere klanken van het orkest. Daar smeeken dringend de stemmen, daar zucht het ijverig streven naar hoogere volmaaktheid en naar eeuwige wedergeboorte.
In het 5e deel spreekt de taal der tonen weder den strijd van den mensch, de nederlaag en de zegepraal van zijnen geest. Als uit hemelssferen daalt het zalvende choraallied der Verrijzenis.
Gansch de symphonie schijnt hier herhaald, maar zij eindigt in onrust, ontroering; het lied der verrijzenis klinkt wel troostend daarin maar verdooft seffens onder de nagalmen van den strijd. Zijn zalvende woord komt als de bode der hoop, maar niet met den loon, met het rustig bezit van den vrede, niet als de engel der verrijzenis. Om die reden gingen wij onbevredigd heen.
Men zegt dat Mahler Idealist is en daaruit wil men op-opmaken dat zijn tweede symphonie in Christenen zin den strijd van het leven met de vreugde der verrijzenis uitdrukt. Geerne zouden wij dat aannemen, maar zijn laatste woord klonk niet als het jubellied in het eeuwige licht.
De tweede symphonie zou compleet zijn als het lied van den eeuwige vrede er bijgevoegd ware.
Als Mahler dan zijne taal spreekt met hare aangrijpende toonkracht, zal hij een christen gewrocht gemaakt hebben. Van nu af heeft hij met onweerstaanbare kracht tusschen de talrijke schaar muziekschrijvers doorgeworsteld en zijne persoonlijkheid op den voorgrond gesteld.
| |
III
Nieuwsgierig trokken wij de feestzaal binnen den derden avond.
Tot nu toe hadden wij de muziek hooren spreken de
| |
| |
taal der dichters, het heilig woord van God; wij hadden haar aan 't werk gezien als met het penseel van den schilder en de pracht van hare tafereelen bewonderd; of als vereenzelvigd met onze ziel had zij al de gezangen van ons hert afgeluisterd en voorgezongen; wij hadden muziek gehoord descriptieve en andere die psychologische genoemd wordt.
Op dezen feestavond had men ons beloofd het nec plus ultra te laten genieten van deze beide genres.
Met de symphonie Appalachia van Delius liet men ons dat puik verwachten.
Het programma gaf dit werk grootsch op.
Het heette eene Symphonische Dichtung für grosses orchester, Bariton-Solo mit Chor.
Men moest zich een landschap voorstellen; de weilanden der Savannahs, een Cypressenwoud, magnoliaboomen, oranjegewas, planterijen bij den Mississipi, een stoomschip - muziek, lachen, vroolijke beweging. -
De grootsche stilte der natuur. De whippoorwill - negers die in de verte zingen - nacht.
Appalachia is de naam door de oude Indianen aan Noord-Amerika gegeven.
De whippoorwill, zei mij een vriend missionaris uit Amerika, is een stoute vogel die met zijn vervelend gezaag dikwijls des nachts mij komt storen.
Wij luisteren en hooren noten in schril wangeluid naast elkaar krassen, toeten, ronken, slaan; merken dat de violoncellen op de hoogste snaar, in de hoogste positie trillen; meenen iets of wat uit het toovervuur van de Walkure gewaar te worden; erkennen een lied dat, wij weten niet waarom, een negerlied moet zijn; zoeken te vergeefs te begrijpen waar de groote Delius naar toe wil; denken op den toren van Babel en... Als dat nu descriptieve muziek moet zijn, zei een hollandsche geestelijke. dan versta ik er niks van - men kan daar even goed den slag van Waterloo van maken.
Met gezond verstand kan men de middelen vinden om descriptieve muziek te maken, het genie maakt meesterstukken in dien trant, sommigen maken gekke figuren! Les extrêmes se touchent!
Een liedercyklus - 8 nummers - La Canzone dei
| |
| |
Ricordi, voor Alt-solo met orkest van Martucci, deed ons al ras het geharrewar van Delius vergeten.
Maar al was het dan ook in de zangerige taal van Italië, al was jufvrouw Forster ook nog eene begaafde zangeres, al was dat nu enkel melodie, al speelden in het orkest de harpen, de vioolen, oboeën, fluiten, fagotten nog zoo lief, het was te lang. Ook als het laatste lied klonk: ma tu passi ne l'aere per lontano orizzonte indefinito! werd er ferm met de handen geklapt omdat het gedaan was.
Op dezen feestavond traden ook al de andere solisten Fritz Kreisler met een concerto voor viool en orkest van Mozart; Dohnányi met een fantazia van Beethoven voor klavier, koor en orkest; Paul Knupfer, Baszanger met twee liederen; Mevrouw Irene Abendroth, Soprano, en de heer Urlus, Tenor met een duetto: Gunlöd van Peter Cornelius.
Het is moeilijk te verstaan dat men de Solisten allen den zelfden avond doet optreden. Op eenen anderen dag zouden zij als rustpunt dienen tusschen de groote koorwerken en symphoniën; nu is het een parade-revue met bravo, handklappen, bloemtuilen, salueeren en bis. Als de heer Buths wat gewillig is geweest, zal het zeker tot één uur middernacht geduurd hebben.
Wij hadden vóór het einde naar het ‘Bahnhof’ moeten ijlen en waren in exprestrein naar Keulen aan het droomen van de lustige streken van Tijl Uilenspiegel.
Ja, onze Vlaamsche schelm Tijl Uilenspiegel met zijne guitenstreken, heeft ook zijne symphonie waar hij als held in optreedt.
Richard Strauss heeft eene fantasia, eene humoreske geschreven voor orkest waar hij in rondo-maat de uitgelaten vroolijkheid beschrijft.
Voor dezen die de vinnige zetten, de geestige invallen, de bittere scherts, de grappen, plagerijen en boerten van Tijl kennen zal het orkest van Strauss verstaanbaar kunnen zijn, en zullen de guitige piccolo, de spottende basklarinet, de jolige slaginstrumenten die tusschen de melodiën van snaarspel uitspatten, eene beteekenis hebben. Het geheugen dient bij zulken als libretto. Voor anderen zal dergelijke muziek een raadsel zijn.
| |
| |
Aken zal het volgend jaar den Rhijn-Festival vieren.
Men verwacht er meer toehoorders dan te Düsseldorf; men verzoekt om een min massief program, zonder Franke, Delius, Buths en men betreurt dat de groote steden van België ook zulke jaarlijksche muziekfeesten niet inrichten.
H.V.D.W.
|
|