Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905
(1905)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |||||||||||||||
De algemeene vergadering der Duitsche katholieken te StraatsburgVan den 20n tot 24n Oogst 1.1. hielden de Duitsche katholieken hunne 52ste algemeene vergadering te Straatsburg. Jaarlijks, rond het einde van Augustus, komen zij bijeen, om de beurt in eene groote en in eene kleine stad: twee jaar geleden was het te Keulen, verleden jaar te Regensburg, nu te Straatsburg, toekomend jaar is het te Essen. Voor den eersten keer sedert Elsas-Lotheringen bij Duitschland ingelijfd is, werd de vergadering in het rijksland gehouden, en deze omstandigheid heeft wel het meest bijgedragen om den zittag te Straatsburg belangrijk te maken. De Lotheringsche en Elsassche katholieken waren tot in dezen allerlaatsten tijd een beetje aan kant gebleven: waar het de katholieke beginselen gold stemden hunne afgevaardigden in den Reichstag natuurlijk met het Centrum, maar van het Centrum, van de politieke partij, maakten ze geen deel uit. De wonden in 1870-71 geslagen moesten genezen, en de Duitsche katholieken hebben zeer wijzelijk gehandeld met hun den tijd te laten om te genezen. Nu mogen zij zeggen dat hun zitdag te Straatsburg wondergoed gelukte: er was veel volk, velen die anders nooit naar die zitdagen gingen waren er nu en hebben die vijf dagen lang in geestdriftige stemming met de oud-Duitschers verbroederd. Uit gansch Duitschland kwamen katholieken te Straatsburg, in de ‘wonderschoone’ stad te zamen. Bijna al de steden aan den Rhijn hebben een bijnaam: het ‘heilige’ Keulen, het ‘guldene’ Mainz, het ‘wun- | |||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||
derschöne’ Straatsburg. Straatsburg is eene schoone en tevens eene eigenaardige stad: veel water, enge straten in de oude stad, met een zuidersch, ietwat Italiaansch karakter, hooge grijze huizen, hier en daar een gebouw uit de middeleeuwen of uit den tijd der renaissance, van steen en kunstig gesneden houtwerk; de nieuwe stad breed aangelegd, met veel groen en grootsche, ietwat logge monumenten; bovenal de heerlijke dom. En, midden het volk in Europeesche dracht, de Elsassche boerinnen, met den breeden zwartzijden strik op het hoofd, den blauwgrauwen zijden doek op de schouders, het bonte keurslijf met gouddraad doorstikt en den rooden of groenen rok. Eene bijzondere melding ook voor de ooivaars, die talrijk op de zware tiggeldaken huizen.
* * *
De zitdagen der Duitsche katholieken hebben eene vaste inrichting. Wij vertalen hier eenige artikelen uit de keure zooals die herzien en vastgesteld werd op den zitdag te Regensburg, in 1904: § 1. ‘In den herfst van elk jaar, zoo mogelijk tusschen den 15n Oogst en den 15n September, houden de Duitsche katholieken eene algemeene vergadering’. § 3. ‘De uitnoodigingen en al het voorbereidend werk worden gedaan door een plaatselijk comiteit, in overeenstemming met het middencomiteit’ (der katholieke zitdagen.) Het zij hier terloops gezeid dat het plaatselijk comiteit onderverdeeld is in een ‘comiteit voor het ontvangen der aanmeldingen’, in een ‘redenaarscomiteit’, een ‘perscomiteit’, een ‘comiteit voor het geldwezen’, een ‘woningscomiteit’, een ‘bouw- en versieringscomiteit’, een ‘feestcomiteit’ en een ‘regelingscomiteit’. Voor verdeeling van het werk wordt er dus gezorgd. § 4. ‘Mogen deelnemen aan de besprekingen en meestemmen alle volwassene Duitsche katholieken die hun naam aangegeven hebben bij het comiteit der aanmeldingen en die een lidkaart hebben betaald en ontvangen. | |||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||
Volwassene katholieke mannen uit het buitenland kunnen ook lidkaarten bekomen en deelnemen aan de verhandelingen, maar zij mogen niet meestemmen. Het plaatselijk comiteit mag weigeren iemand als lid aan te nemen. Wanneer iemand die in zijn openlijk werken en optreden als niet-katholiek vooruitkomt eene lidkaart ontvangen heeft, zoo kan het plaatselijk comiteit of het bestuur van den zitdag hem die lidkaart ontnemen. De betaalde prijs der kaart wordt dan teruggegeven. Het bestuur van den zitdag doet uitspraak zonder beroep over bezwaren tegen dergelijke beslissingen ingebracht.’ § 6. ‘De algemeene vergadering duurt gewoonlijk vijf dagen, van den zondag tot den donderdag...’ § 7. ‘Er zijn algemeene en kleinere vergaderingen:
De zondag namiddag is voorbehouden voor een feeststoet en eene of meer vergaderingen voor de leden der katholieke werklieden- en gezellenvereenigingen.’ § 8. ‘Er zijn afdeelingen voor:
§ 15. ‘Confessioneele polemiek is verboden’. § 20. ‘Geene voordracht mag afgelezen worden, ten ware de voorzitter het toeliet om bijzonder ernstige reden. | |||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||
In den regel mag eene voordracht in de openbare algemeene vergaderingen niet langer dan eene halve uur duren, eene aanspraak in den begroetingsavond (s'zondags avonds) en in de geslotene vergaderingen niet langer dan tien minuten.’
* * *
De lidkaart kost 7,50 mark (9,30 frank). Wie eene genummerde plaats begeert betaalt 5 frank meer. Het eigenlijke volk is dus op den zitdag niet aanwezig. Volksvergaderingen hebben plaats den zondag namiddag na den feeststoet; onder de Congresdagen houden volksmaatschappijen, bij voorbeeld bonden van ambachtsliden, de ‘Gezellenvereine’ en ook het ‘Volksverein’ algemeene vergaderingen.
* * *
Alleen in de zittingen der afdeelingen en in de geslotene algemeene vergaderingen zijn dus besprekingen mogelijk. Er wordt besproken, soms ook al wat getwist: zoo stonden nog dit jaar tegenover malkander de voorstanders der Christelijke vakvereenigingen, die de richting volgen uitgaande van München-Gladbach, en de ‘Berlijners’ aangevoerd door baron van Savigny. De eersten willen de katholieke werklieden inlijven bij machtige Christelijke vakvereenigingen, waarin ook protestantsche geloovige werklieden kunnen aangenomen worden, en waar hoofdzakelijk voor verbetering der werkvoorwaarden geijverd wordt; de Berlijners zijn van die vakvereenigingen min of meer vervaard, en meenen dat het voldoende is de katholieke werklieden in katholieke werkmanskringen te vereenigen; die werkmanskringen willen zij dan ook onderverdeelen in afdeelingen volgens de verschillende stielen door de leden uitgeoefend. Maar die besprekingen zijn niet het aanlokkendste in de zitdagen der Duitsche katholieken. Zij zijn maar bijzaak. De besluiten die aan de afdeelingen en aan de geslotene algemeene vergaderingen moeten voorgelegd worden zijn | |||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||
op voorhand besproken en vastgesteld en daar wordt doorgaans weinig of niets aan gewijzigd.Ga naar voetnoot(1) Men komt naar de zitdagen om een nieuwen voorraad geestdrift op te doen. Dit schijnt me eigenlijk de hoofdgedachte te zijn van deze vergaderingen: zij zijn eene school van geestdrift. De geestdrift wordt bijzonder opgedaan in de algemeene openbare zittingen. ‘Openbare’ zittingen, zoo heeten ze, omdat afzonderlijke kaarten voor die zittingen verkrijgbaar zijn.Ga naar voetnoot(2) En werkelijk zulke zittingen bieden iets buitengewoons: eene machtige feesthalle, groote houten tent voor de omstandigheid opgeslagen, acht tot tien duizend man daar vergaderd; op het verhoog, vóór de borstbeelden van Paus en Keizer, verscheidene bisschoppen, abten en het puik der Duitsche katholieke hoofdmannen, en op het redenaarsgestoelte een der beste sprekers onder de Duitsche katholieken, handelende over eene vraag van algemeen of hedendaagsch belang. De zinsneden van den redenaar worden om zoo te zeggen regelmatig bijgestemd door een ‘bravo’ of ‘sehr richtig’, nu en dan door een geestdriftig handgeklap. Na het slot van de rede is het een handenkletsen dat hooren en zien vergaat. Zoo kwamen te Straatsburg op het gestoelte de afgevaardigde rechter Gröber uit Wurtemberg, om te handelen over de bronnen van 't godsdienstig leven en hunne werking in de Katholieke Kerk, prelaat Dr Ehrhard, leeraar aan de hoogeschool te Straatsburg die sprak over de beteekenis van het pausdom voor godsdienst en beschaving, de afgevaardigde rechter de Witt, uit Keulen, die het had over de verdraagzaamheid der katholieken tegenover andersdenkenden, de provinciaal der kapucienen, p. Benno Auracher, die de vrouwenvraag voor onderwerp had gekozen; de afgevaardigde Roeren, raadsheer aan het beroepshof te Keulen, sprak over den strijd tegen | |||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||
de onzedelijkheid in schrift en beeld, kanunnik Meyenberg, hoogleeraar te Luzern, over de plicht voor de katholieken deel te nemen aan wetenschap en kunst,Ga naar voetnoot(1) de graaf von Oppersdorff, uit Silezië, over sociale politiek en liefdadigheid in Duitschland, E.H. Dr Jos. Mausbach, hoogleeraar te Munster, over het samenwerken van Kerk en Staat voor het welzijn der Maatschappij, enz. Ons, vreemdelingen, treft het vrije woord der redenaars die zeggen wat hun op het hart ligt, zonder hunne waarheden met rhetorika te bewimpelen; dat treft ons zooveel te meer wanneer die waarheden gezegd worden door Staatsambtenaars, door rechters bij voorbeeld. Zoo ook toen de bisschop van Metz, Mgr Benzler, op het verhoog kwam in de eerste algemeene openbare vergadering, was 't een handgeklap en begroeten buitengewoon. De bisschop immers stond bekend als een bijzondere vriend van den keizer; nu is hij er mede in onverschil geraakt ter gelegenheid der begraving van eenen protestant. De bisschop heeft de kerkelijke voorschriften betreffende de kerkhoven gehandhaafd, heeft stand gehouden tegenover den keizer, en daarvoor werd hem hier door de aanwezigen eene spontane bijzondere hulde bewezen. Geen protestant kan zich echter gekrenkt gevoelen door hetgeen op de Duitsche katholieke zitdagen gezegd wordt; de schepen der stad Straatsburg, Hochapfel, zelf een protestant, deed het terecht den zondag avond in het begroetingsfeest opmerken en voegde er bij ‘dat de geloofseenheid en de geloofssterkte die op de katholiekendagen zoo machtig uitkomen ook door andersdenkenden moeten erkend worden.’ De eensgezindheid onder de Duitsche katholieken, die op de zitdagen zoo machtig uitkomt, maakt ook op de vreemdelingen grooten indruk. Duitschland is uitgestrekt, de verschillende gewesten hebben soms verschillende belangen; alhoewel de Zuid-Duitschers met de Noord-Duitschers vereenigd zijn in het éene Duitsche rijk bestaat er | |||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||
werkelijk eene groote verscheidenheid van karakter tusschen den stijven Pruis en den gemoedelijken Beier; alle standen der samenleving zijn onder de Duitsche katholieken vertegenwoordigd, hunne afgevaardigden in den Reichstag: leden van oude adelijke familiën, priesters, geleerden, rechters, landlieden, oud-werklieden, zijn daarvan een treffend beeld; wat de sociale politiek betreft zijn de Duitsche katholieken voor geene nieuwigheid bevreesd, - en het zij hier terloops gezegd dat zij ons, Katholieke Belgen, verwijten niet ver genoeg te gaan op den weg der sociale wetgeving, - en spijts dit alles zijn zij goed vereenigd. Windhorst, hij, had gezag om die eenheid te bewaren; na zijn afsterven hebben velen gevreesd dat de eensgezindheid lastig zou behouden blijven. Bij de lijkbaar van Windhorst zei kardinaal vorstbisschop Kopp ‘Weest eensgezind, eensgezind, eensgezind.’ Dat zijn de Duitsche katholieken tot nog toe. Zij zijn eensgezind om mee te gaan met hunnen tijd, en op dat van-hunnen-tijd-zijn steunen zij gaarne. In haar verslag over den zitdag te Straatsburg wees de Civilta Cattolica van 16 September op die ‘accentuazione della modernità.’ Dat wil nu niet zeggen dat al de Duitsche katholieken altijd dezelfde meening hebben over alle vragen van den dag, dat is niet mogelijk en ook niet wenschelijk, maar zij gaan allen denzelfden weg, de eene een beetje rapper, de andere een beetje trager, en er is tucht genoeg om te beletten dat ze te ver van een zouden blijven.
* * *
De geestdrift, de verdraagzaamheid voor andersdenkenden en de eensgezindheid treffen den vreemden bezoeker van iederen zitdag der Duitsche Katholieken. De zitdag van Straatsburg was daarenboven bijzonder belangrijk en om de vurigheid waarmede het goede recht der katholieke hoogstudentenvereenigingen werd staande gehouden, en ook om de aanwezigheid der Elsassers en Lorreinen. Nergens meer dan aan de Duitsche Universiteiten bloeien de gilden en bonden: weinige studenten zijn niet | |||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||
ingelijfd bij eene studentenvereeniging, 't zij bij eene ‘kleurdragende’ wier leden altijd gekleurde muts en gekleurden borstband dragen, 't zij bij eene ‘niet-kleurdragende.’ Het is hier de plaats niet om de inrichting en het leven der studentengilden te beschrijven. De katholieke studenten hebben hunne eigene, katholieke vereenigingen. Nu zouden de niet-katholieke studenten aan de katholieke studentengilden het leven onmogelijk willen maken, zij beweren dat de katholieke studenten politiek drijven in hunne bonden, dat deze laatste geen vrije studentenvereenigingen zijn maar kweekscholen voor de politieke partij, het Centrum. De katholieke studentengilden zouden moeten verboden worden, zoo redeneeren zij, allerzins moeten de nietkatholieke studenten er geen gemeens mede willen hebben, zij moeten ze boycotten. Eenige maanden geleden werd de strijd aangestoken te Jena, het vuur is naar de andere Universiteitssteden voortgeloopen, niet-katholieke hoogleeraars goten er olie op, en nu laait het overal waar er hoogstudenten zijn. 't Is een Culturkampf in de studentenwereld, die ook de ‘oude heeren’ de oud-leden, van katholieke studentengilden warm maakt. In vele vergaderingen, te Straatsburg, is die strijd te berde gekomen of werd er op gezinspeeld; tot zelfs in eene vergadering van katholieke handelaars werd er verzet tegen aangeteekend. ‘Men betwist aan de katholieke studenten het recht vrij bijeen te komen, zei in zijne openingsrede de Voorzitter van den zitdag, erfprins Löwenstein. De vrijheid die ieder burger en boer, iedere huisknecht in het Duitsche Rijk geniet zou moeten ontzegd worden aan de vrije burgers der hoogescholen. Die strijd tegen de katholieke studenten wordt gevoerd in naam der Academische vrijheid; dat zal menigeen van Ued. als huichelarij of toch alleszins als ongelooflijke domheid voorkomen; wat mij betreft, ik onthoud me desaangaande van alle oordeel. Maar dit hier moet vooruitgezet worden: deze strijd wordt gevoerd als een stuk Culturkampf en als zoodanig zal hij dezelfde zegen- | |||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||
rijke gevolgen hebben die elke strijd tegen de christelijke beschaving tot hiertoe heeft gehad.’
* * *
De niet-katholieke bladen houden zich telken jare bezig met den katholieken zitdag. Geene andere politieke partij kan immers zulke zitdagen beleggen. Toch nooit werd er meer over geschreven dan nu, omdat het politiek nut ingezien wordt dat de Duitsche katholieken uit eene nauwere aansluiting van de Elsassers en de Lorreinen kunnen winnen. Sedert 34 jaar is Elsas-Lotheringen bij Duitschland ingelijfd; in Elsas heeft de meerderheid der bevolking altijd Duitsch gesprokenGa naar voetnoot(1) en toch voelen de Elsassers en de Lorreinen zich nog geene Duitschers. De oorlog van 1870-71 is nog niet vergeten. Dat was goed te bemerken den zondag avond te Straatsburg, in het begroetingsfeest. Redenaars uit alle Duitsche gouwen brachten daar den groet van hunne streek, zoo ook E.H. Sadowski uit Königsberg. Hij herinnerde er aan dat hij niet voor den eersten keer naar Straatsburg kwam, dathij als almoezenier van het Duitsche leger voor Straatsburg had gelegen en de stad had helpen innemen, dat hij ‘ein Sieger von Strassburg’ was. Spijts den humor waarmede dit alles gezegd werd brachten die woorden een ‘kou’ in de zaal, en een Elsasser zei me, na de vergadering, dat hij uit den mond van zijnen gebuur ‘foei’ had gehoord. Nog altijd heeft men in Elsas-Lotheringen een goed aandenken bewaard aan Manteuffel, den vroegeren stedehouder van den Keizer in het Rijksland. Manteuffel verstond dat in het overwonnen land de Duitsche politiek veel | |||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||
bedachtzaamheid vergde, hij stootte de Elsassers en Lorreinen niet af en wilde dat ze meehielpen tot het beheer van hunne streek. Manteuffels politiek werd echter niet doorgevoerd, zijne opvolgers zijn er meer op zijn pruisisch willen doorgaan en de bevolking werd alzoo niet nader tot Duitschland gebracht, integendeel. Nu nog bestaat er geen ware Duitschgezindheid bij het volk. Niemand zou nog willen Franschman worden, de kerkvervolging heeft voor goed den Franschen invloed gedood. Men zei me ook dat de spraakvaardigheid van den Duitschen keizer indruk maakt op de Elsassers en Lorreinen: dat is ne man, zeggen ze, dat is nu toch iemand anders dan de president der Fransche republiek Loubet! De Elsassers en Lorreinen zouden willen op hun eigen bestaan, een kleinen Staat uitmaken, even als zooveel andere Staten van Duitschland, bij het Duitsche Rijk aangesloten, ja, maar toch met een groote maat zelfstandigheid en eigen bestuur. ‘Het zal nog menschenlevens duren vooraleer ons volk verduitscht is’, kreeg ik als antwoord op eene vraag naar de gezindheid van het volk; anderen althans zeiden me dat het rapper zou gaan. In dezen laatsten tijd beginnen de Elsassers en Lorreinen te verstaan dat zij er belang bij hebben nauwer bij de Duitsche katholieken aan te sluiten. De snelle vooruitgang van het Volksverein in Elsas is daar een bewijs voor. Wat zal het gevolg zijn van den zitdag te Straatsburg? Alleman vraagt het zich af. De voorzitter van den zitdag, erfprins Löwenstein, zei in zijne openingsrede... ‘het gevolg van deze proef zal zijn dat de eerste zitdag in het Rijksland niet de laatste zal zijn. En zal deze algemeene vergadering nog verdere gevolgen hebben in staatkundig, in godsdienstig, in parlementarisch opzicht? Dat kunnen wij hopen, dat kunnen wij wenschen, maar ik geloof dat wij vandaag aan de Elsassers en Lorreinen geen raad kunnen geven. Zij zijn de huisheeren, wij zijn de genoodigden en alzoo betaamt het ons niet te willen raadgever spelen’. Iedereen te Straatsburg was toch van meening dat de zitdag machtig zou bijdragen om de toenadering van Elsas- | |||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||
sers en Lorreinen tot de Duitsche katholieken te bevorderen. Men kende hier de Duitsche katholieken niet genoeg, nu heeft men ze leeren kennen en met veel geestdrift heeft men hun streven toegejuicht. Een ander feit nog om dat te bewijzen. Voor den eersten keer werd op eenen katholieken zitdag eene officieele vergadering gehouden voor franschsprekenden, voorgezeten door den tweeden ondervoorzitter van den zitdag, graaf Andlau. Ongeveer 1500 leden van den zitdag waren op deze vergadering aanwezig. E.H. Collin, hoofdopsteller van het Fransch dagblad Le Lorrain, verschijnende te Metz, trad op als feestredenaar. Het verschil tusschen den Franschen en den Duitschen geest kwam hier wonder uit: de rede van E.H. Collin was meer rhetorikaal, minder kernachtig, maar stak vol bewondering voor het werk van de Duitsche katholieken. Om te sluiten stelde de redenaar voor dat, in 't vervolg, op elken zitdag eene Fransche vergadering zou gehouden worden, om alzoo de 150,000 franschsprekende Lorreinen tot den socialen arbeid der Duitsche katholieken op te leiden. We weten niet of het mogelijk zal zijn dezen wensch uit te voeren; daaruit blijkt toch dat franschsprekende Lorreinen voornemens zijn in 't vervolg de zitdagen bij te wonen.
* * *
De bezoekers der algemeene vergaderingen van de Duitsche katholieken worden niet alleen door de zitdagen zelve aangelokt. Ter gelegenheid van den zitdag houden vele katholieke verbonden en maatschappijen in dezelfde stad algemeene vergaderingen. Over al die maatschappijen en die menigvuldige vergaderingen hebben wij hier niet te schrijven. We wenschen op een paar daarvan de aandacht te vestigen. Niets is zoo bevreemdend voor een niet-Duitscher als het bijwonen van een studentenkommers ter gelegenheid van den zitdag der Duitsche katholieken. Kleurdragende en niet-kleurdragende studentenbonden | |||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||
houden er aan telken jare vergaderingen te beleggen om aan hunne ‘oude heeren’, bezoekers van den zitdag, gelegenheid te geven nog eens jong te worden. De aanblik der feestzaal in zoo een studentenkommers is schitterend; op de tribunen zitten de uitgenoodigde dames, beneden de studenten, de ‘oude heeren’ en de genoodigden. De voorzitters en vertegenwoordigers der maatschappijen van het verbond zijn op het verhoog, uitgedoscht in de rijkste kleuren; in de lengte der zaal staan rijen tafels, aan 't einde van elke rij tafels een student in feestkleedij met laarzen, groote witte manchetten en witte handschoenen, de degen voor hem op tafel. Eén verschil is er tusschen de vergadering der kleurdragenden en deze der niet-kleurdragenden: bij de eersten hebben al de leden en ‘oude heeren’ eene gekleurde muts op 't hoofd en den gekleurden band om de borst. Daar komt van alles naar zulke vergaderingen: hoogeerwaarde bisschoppen, abten, hoogleeraars, priesters, paters van allerlei orden, leeken, jong en oud, allen komen hier jong bloed opdoen, luisteren naar de redevoeringen, salamanderen en een dozijn of twee liederen meezingen. De Duitsche studenten, zelf als zij een halven dag op ronde geweest zijn, en reeds twee uren 's avonds in de vergadering zitten, kunnen nog luisteren naar hoog ernstige feestreden, of althans ten minste betrekkelijk stil zitten. Die ernstige redevoeringen zijn toch maar bijzaak, zij worden alle gehouden in de eerste helft van de vergadering en tusschen in klinkt menig lied, salamander en Hoch. De Duitschers zingen veel meer dan wij in hunne bijeenkomsten. Ze kennen een geheelen reesem studentenliederen. En 't moet zijn dat ze die bijhouden, want zijne Hoogwaardigheid de bisschop van Fall River, in Noord-Amerika, vertelde op het Kommers van het verbond der Katholieke Studentenvereenigingen den 22n Oogst dat, in lastige tijden, hij met weemoedig hart nog zingt van ‘O alte Burschenherrlichkeit...’ en ook wel eens van ‘Was fang' ich armer Teufel an?’ wanneer hij geld te kort komt om zijne werken te ondersteunen. Er zijn van die liederen waarvan elke stroof gezongen wordt door de aanwezigen uit eene bepaalde gouw. Zoo | |||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||
hoorden we op een Studentenkommers de mannen uit eene afgelegene streek oproepen om hun stroof te zingen. Er waren er maar vier die recht stonden, daaronder een pastoor van rond de 60. Hij nam de studenten muts van het hoofd van zijn gebuur, zette die op, sprong op eenen stoel en zong zoo met volle borst zijn stroof mee. Dat samenhouden van al wie eens lid was der studentengilde is treffend en moet voorzeker op het jon'gre volk den besten invloed hebben.
Langere jaren was het onder de Katholieke Duitschers eene betwiste zaak te weten of voor hoogere staatsbedieningen de katholieken achteruit gestoken werden. Naar verhouding van hunne getalsterkte werden er minder katholieken dan andersdenkenden benoemd, maar het antwoord op de opwerping was altijd: wij vinden onder de katholieken geene bekwame mannen genoeg om ze te benoemen, er zijn niet genoeg jonge katholieken die hoogere studiën doen. Wij hebben hier de zaak in haar eigen niet te onderzoekenGa naar voetnoot(1). maar het is zeker dat naar aanleiding van deze betwisting, meer jonge katholieken hoogere studiën hebben aangevangen. Om bekwame maar onbemiddelde jonge katholieken in hunne hoogere studiën te helpen kwam in 1898 het Albertus Magnus Verein tot stand. Het is reeds over gansch Duitschland verspreid. Volgens het verslag, voorgedragen op de algemeene vergadering van het Verein te Straatsburg, beschikte het verleden jaar over een inkomen van 59,000 Mark; er werd in de vergadering op gedrukt dat de ondersteuningen van het Albertus Magnus Verein bijzonder moeten verleend worden aan dezen die studeeren in de rechten, in de medecijnen en in ingenieursvakken.
Geene Duitsche Maatschappij heeft in deze laatste jaren zooveel vooruitgang gemaakt als het Volksverein | |||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||
‘deze fatale erfenis van Windthorst, deze geweldige inrichting van katholieke krachten’ zooals korten tijd geleden een vijandig blad schreef met niet verkropten spijtGa naar voetnoot(1). Den 20n November 1890 zonden eenige Duitsche katholieken, aan wier hoofd de toen bijna stervende Windthorst stond, een oproep tot het Duitsche katholieke volk. Zij wilden eene machtige volksvereeniging stichten; alle Duitsche katholieken zouden er deel van uitmaken, maar vooral het eigenlijke volk. Daarom was de jaarlijksche bijdrage niet hooger dan één Mark. Door alle middelen zou de vereeniging hare leden over de katholieke en maatschappelijke belangen inrichten: het Volksverein moest een middenpunt worden van maatschappelijke werking, en zijne leden een machtig leger dat, in den tijd van maatschappelijken oorlog, vooraan zou komen. En dit plan heeft men kunnen volvoeren, de werking van het Volksverein is waarlijk grootsch en eenig in zijn soort. Te München-Gladbach heeft het Volksverein zijn zetel en van daar gaat de werking uit over gansch het Katholieke Duitschland: voordrachten worden gehouden, met millioenen vlugblaadjes verspreid, volksbureelen ingericht waar de werklieden en burgers allerhande inlichtingen kunnen krijgen, leergangen worden geopend om de bekwaamsten onder de werklieden in de maatschappelijke wetenschap in te wijden en de besten onder hen op te leiden tot voormannen, te München-Gladbach bestaat eene welgevulde bibliotheek voor maatschappelijke studiën, kosteloos worden boeken gezonden aan de leden van 't Volksverein, op voorwaarde dat ze die kosteloos terugsturen; de leden ontvangen kosteloos het kleine tijdschrift van het Volksverein, voor meer gevorderden en bestuurders van maatschappelijke werken wordt een ander tijdschrift, de Praesides-Correspondenz uitgegevenGa naar voetnoot(2), enz. Uit het verslag, voorgedragen op de algemeene vergadering te Straatsburg, schrijven we eenige cijfers over: | |||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||
het getal leden beliep tot 470,000, waaronder 35,000 duitschsprekenden in Elsas-Lotheringen en 5,000 franschsprekenden. In 't afgeloopen jaar werden 7 1/2 millioen druksels verspreid. Wekelijks ontvingen 384 katholieke bladen kosteloos artikelen over maatschappelijke vragen en apologetiek; het inlichtingsbureel te München-Gladbach verschafte ongeveer 4,000 adviezen; 3,798 boeken en vlugschriften over maatschappelijke wetenschappen en apologetiek werden kosteloos uitgeleend, 54 werklieden namen deel aan de maatschappelijke leergangen die tien weken duurden. In 1904 had het Volksverein een inkomen van 388,964,63 Mark. De uitgaven bedroegen 372,717,83 Mark. Deze getallen leggen luide getuigenis af van hetgeen in het Volksverein gedaan wordt.
* * *
Nog veel andere bonden en maatschappijen hielden vergaderingen te Straatsburg ter gelegenheid van den katholieken zitdag: de Windthorstbund, verbond van ongeveer 100 maatschappijen die we best aan onze jonge katholieke wachten vergelijken, het St-Raphaëlsverein, voor ondersteuning van Katholieke Duitsche uitwijkelingen, het St-Bonifatiusverein, voor 't ondersteunen van kerken en priesters in niet katholieke streken van Duitschland (van 1892 tot 1901 ontving het St-Bonifatiusverein 21 millioen Mark) de bond der leerjongensvereenigingen of Gesellenvereine, (verleden jaar werden 102,000 leerjongens geherbergd in de 334 Gezellenhuizen van 't Verbond), het verbond der vereenigingen van St-Vincentius, onthoudersbonden, maatschappijen voor katholieke zendingen enz. Maar we moeten eindigen.
Den 8n Februari 1872 zei Windthorst zaliger in het Pruisisch huis van afgevaardigden: ‘Dat is alleszins waar: België staat ons niet ten achter op geen enkel gebied, en wat den rijkdom betreft, ik zou wel willen Belg zijn’. Wij ook zijn gelukkig Belg te zijn en hebben meegejubbeld in dit jubeljaar van Belgisch onafhankelijkheid. Maar toch hebben we van Duitschland en inzonderheid van de | |||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||
Duitsche katholieken veel te leeren. Sedert Windthorst die woorden sprak is Duitschland machtig vooruitgegaan. Wij kennen Duitschland niet genoeg. Onze bladen laten ons onwetend van veel schoons dat daar gebeurt. Op elken zitdag der Duitsche katholieken zijn er Belgen aanwezig. Wij zouden willen dat er meer Belgen daar naar toe gingen om de Duitsche katholieken te leeren kennen, om er mee te deelen in hunne geestdrift en te zien hoe ze van hunnen tijd zijn, voornamelijk op maatschappelijk gebied, maar ook hoe ze vereenigd blijven en eensgezind. E. Vliebergh. |
|