Omroeper
Hof van Gruuthuuse te Brugge. - Tentoonstelling van Oude Kunst
Dergelijke hoofding kan in haar breedheid veel bevatten, of in haar engheid weinig begrijpen. Van daar misschien onze ontgoocheling. We verhoopten in strengstipte werkelijkheid de herstoffeering te gaan bewonderen eener middeneeuwsche heerenwoonst en bevonden ons midden - een goedvoorzienen wel is waar - doch alledaagschen oudverkoopwinkel. Enkel voorbeelden: Er zijn verscheidene bedsteden te zien, doch geen volledig slaapvertrek; prachtige geldkoffers, doch geen kantoor; vlaggen en schichten en zweerden, doch geen wapenzaal; tafels en stoelen, schapraaien en gerief, kroonluchters en gleiwerk, doch geen eetkamer. De kelderkeuken alleen verdient, in dat opzicht, eervolle melding. En toch heeft men dit vernuftig onderscheid niet getroffen tusschen overbodig en gepast, waaruit eenheid vloeit en dichterlijke illusie. We bekennen het volgeern: Gruuthuuse is nieuw-oud. De balken schittren nog in verschvergulden luister en de reinverglaasde ticheltjes blinken zelfs te veel. Vermolmde meubels, onder piepjonge zoldering, breken harmonie. Maar die reden schijnt ons niet voldoende om, op het gelijkvloers, links van den ingang, b.v. achter de groote zaal, waar men blijkbaar een studeervertrek der jaren vijftien of zestienhonderd wilde nabootsen, een vogelmuit te hangen uit de 13de eeuw. Deze vleugel van het gebouw nochtans, dank zij het schilderachtig doorzicht onder de openstaande deuren der twee volgende diepergedolven zalen, gaf gelegenheid tot een allerfraaiste kijkje op het huizelijk gedoe onzer kundige voorouders. Hiertoe was het genoeg, van den eenen kant, met sober schranderheid de stukken te kiezen welke op meest plastieke wijze 't verleden herbeelden en, van den anderen kant, alle anachronismen te vermijden zooals biezenmatten op de vloeren, collectionneurstellooren langs de wanden en gleiersche wijwatervaten, met opzet genageld boven renaissancebedden. Zulke onzin brengt den geest met innig
genoegen terug, naar het stil-bekoorlijk Antwerpsch Plantijn-salon, waar het uurwerk tikkende zijn oudbekende gasten wacht en de ziel van een tijdstip voor eeuwig gevangen ligt, tot in de muffigheid toe van het stofgoud der tapijten, dat te krioelen hangt vóór de zonniggroene vensterruitjes. Nog een kleinigheid. De carte d'entrée is tweetalig. De gangbare zijde is fransch. Waarom? Nergens om. Waarom niet? Ziehier. In het museum Moretus draagt dergelijk biljet in 't Vlaamsch, op zichzelf reeds een eigenaardigen stempel. Het meldt den vreemden bezoeker waar hij is, d.w.z. de Engelsche, de Duitsche of de Fransche grens over. De beleefdheid wordt