| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Volkskunde, 3e-4e aflev.
Mej. Dr. C.C. Van de Graft begint een opstel over Gebruiken op het eiland Scheuwen. Hier heeft zij het over De Stra. ‘Dit strarijden is niets anders dan dat men te paard naar het strand en vervolgens een eindje de zee inrijdt... Het feit dat de stra blijkbaar de vastenavondviering is in deze streek, doet mij in haar een overblijfsel zien van een carnavalsprocessie, zooals die reeds vóór eeuwen in Frankrijk en Duitschland, maar vooral in het stroomgebied van Maas en Schelde werd aangetroffen.’ - A. De Cock wijst op den eerbied van het volk voor den regenboog, de zon, de maan, de sterren, den donder en den bliksem; hij deelt verder een volkslied mee: Al onder den weg van Maldeghem, met varianten en geeft het vervolg van zijn Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. - Dr. G.J. Boekenoogen deelt de volksvertelsels mee: Van een man met een leeuw, Van een Koopman in een moordenaarsherberg, Van drie Kooplui in een moordenaarsherberg, Van een student, Van drie matrozen.
| |
Biekorf. tk 10.
E.H. Caes. Gezelle geeft een nieuw kapittelken Uit ‘den Levene der Dieren’, ditmaal gaat het over de Bontekraaie. - A. Demeester bespreekt met veel lof E.H. Al. Walgrave's Verzenbundel: Stille Stonden: ‘'t Is het eerste uitgegeven werk van Al. Walgrave, en 't is een... meesterwerk.’ - Vervolg van den lezenswaardigen Invitaris van 't 1632.
- Tk 13.
Een duidelijk opstel van H. Callewaert: Een wonderbaar Telegraaf (Pollek-Verag toestel). - Caes. Gezelle laat in Duimpjesuitgave eene vertaling verschijnen van E.A. Poe's Tales of Mystery and imagination. Hieruit staat nu een van die tales gedrukt Het vat Amontillado. - Vervolg van den belangrijken Inventaris van 't jaar 1632. - Boete, verzen door A Peeters.
| |
De Groene Linde. Juli 1905.
Fr. Van den Bosche geeft het slot van zijn De Boetgezant: eene Joannes den Dooper-schets, breed opgevat. - J.D.C. kan zeer pittig vertellen. hoe het er toeging aan tafel te Munster, bij We Dr. Gausepohl. - Nog een schetsken, goed verteld door Em. Claes: Zwemmen. - Een lief Sprookje door Felix Rutten. - Voorts Gedachten door Joke, Vriendenafscheid en Verzen door Felix Rutten en H. Edens. - L. Van Puyvelde bespreekt Leo Balet's Roeping. ‘Er steekt zieleleven in dit boek, veel zieleleven.’
| |
| |
| |
Het Katholiek Onderwijs. Juni 1905.
Eene goede samenvatting van Montaignes meening over de leerwijze in de scholen, waarin de schrijver er terloops op drukt hoe noodig het is het pedantisme, de verwaandheid bij de leerlingen-onderwijzers te keer te gaan. - Begin van een opstel: Practische bemerkingen over ket zingen van Vespers en Lof. - Am. Joos betoont de noodzakelijkheid eener beschaafde uitspraak ‘Wanneer komt de dag, dat de welopgevoede Vlamingen hunne taal zuiver zullen uitspreken gelijk al de naburige volken het doen?... De taal en de beschaving van ons volk, beide zouden er veel bij winnen.’ - Vervolg van een opstel over Antialcoolisme.
Het Julinummer is gewijd aan het Jubelfeest der katholieke scholen te Gent: Verslag over den toestand der katholieke scholen door A. Siffer; redevoering van Z.E.H. Kan. Dr. Claeys, toespraak van Z.H. Mgr Stillemans, enz.
| |
't Park's Maandschrift, 15 Juli 1905.
Brengt het slot van een geestdriftig opstel over De Onafhankelijkheid van België in 1830 alsmede Eenige bladzijden uit de Kerkelijke Geschiedenis van het aartsbisdom van Mechelen. - Vervolg van een opstel: De veelvuldige Communie.
| |
Ontwaking. Juli 1905.
In den Avond, begin eener novelle van Louis Six. - Vervolg van Emm. de Bom's lezing over William Morris en zijn invloed op het Boek. - Jacques Mesnil in de kroniek Uit Italië, schrijft over de neerlaag der italiaansche spoorwegbedienden (tegenover de overheid) en het Murri-proces. 't Schoonste uit die kroniek is wel 't volgende: ‘Voor al wie klaar ziet, is het proces Murri eerst en vooral een proces ingespannen tegen de vrijdenkerij door den clericalen en achteruitkruipenden geest: de vader der twee beschuldigden, prof Murri, is een der schoonste en edelste figuren, die er onder de geleerden zijn....’ Waarom wordt dat van de beschuldigden zelf niet gezegd! - Verzen van Siska van Daelen, Willem Gyssels en B. Bymhelt.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Mei-Juni 1905.
In zijn brief uit Noord-Nederland brengt C. Van Son warme hulde aan Dr. Kuyper. ‘Fel bestoken de vrijzinnige partijen van alle kleur het Christelijk Ministerie en in het bizonder zijn bekwaam, behendig, strijdvaardig en overschrokken hoofd, Dr. Abraham Kuyper.’ Voorts nieuws uit de afdeelingen.
| |
Durendal. Juni 1905.
Au milieu du chemin de la vie, godsdienstige en symbolische gedichten in proza door Bruno Destrée. - Fierens-Gevaert zal, ter gelegenheid der Jordaens-tentoonstelling te Antwerpen, een boek laten verschijnen over den Vlaamschen meester. Hier geeft hij er een hoofdstuk van, waarin hij antwoordt op de vraag of ‘Jordaens fut réellement décorateur.’ - Paul Lambotte wijdt eenige bladzijden aan Thomas Vinçotte: ‘Vinçotte est un grand laborieux. Tous ses travaux menés avec la plus ferrante application, simultanément avec un professorat sérieux à l'Académie des Beaux-Arts à Anvers, n'interrompent point la production du portraitiste assailli de commandes et toujours respectueux de
| |
| |
son art et de lui-mëme. - E.H. Moeler schrijft over La Fête des Arbres, den eersten keer gevierd den 21 Mei 1905, te Esneux en nu aangekondigd voor Lummen, in Limburg. Men wil aan het volk het belang der boomen en den eerbied voor de boomen doen begrijpen. - Franz Ansel bespreekt den laatsten verzenbundel van Em. Verhaeren: Les Henres d'après-midi. - Voorts verzen van Emile Verhaeren en Hel. Canivet, en kronieken.
| |
Revue Néo-Scolastique. Mei 1905.
L. Noel: Le principe du déterminisme (suite). Schrijver gaat voort met het grondbeginsel te onderzoeken der verschillende stelsels die de vrijheid bekampen. Kant vindt den grond van het determinisme in den aard onzer kennis. Sedert Hegel, door Spencer, heeft de evolutionistische opvatting der wereld het determinisme beinvloed. Schrijver besluit en onderscheidt drij vormen van het determinisme: eerst stelt men een zekere aaneenschakeling der verschijnsels vast, later beweert men dat al de verschijnselen noodzakelijk onderling verbonden zijn; eindelijk komt eene opvatting van de wereld als zou het heelal aan eene eenige wet onderworpen zijn, die noodzakelijk al de deelen met hunne verschijningen voortbrengt. Zeer belangrijk is vooral de studie op Kant's stelsel en dezes invloed later. - Dr. H. Haller: De la méthode philosophique. M. Haller heeft altijd algemeen aangenomen gedachten op eene nieuwe wijze voorgebracht. Dat is een goed middel om die gedachten treffend voor te stellen. Maar wannneer zij om hunnen nieuwen vorm, als iets grondig nieuws uitgegeven worden, gelijk hier het geval is, brengen zij den lezer op een dwaalspoor en beletten hem het ware nieuwe te vatten en er bij te leeren. Men staat verstomd voor beweeringen als de volgende, die zonder uitleg of bewijs dogmatisch voorgesteld worden: ‘Les premiers indéfinissables sont ceux-là qui sont audessus des premiers objets connus et qui servent à les connaître et par là à tous connaître Ils sont au nombre de trois: Le tout premier est ce que signifie le verbe être, abstraction faite de mode, temps et personne. Le second est ce qui exprime l'adverbe ne pas (en latin non, en grec οὑ). Le troisième enfin est ce que veut dire la préposition de (en latin et en grec le cas dit: génitif). - Claudius
Piat: Dieu d'après Platon. Bij Plato zegt men gewoonlijk, is God één met het Opperste Goed. M. Piat neemt die stelling niet aan. Het Goed is echter in Plato's stelsel het Opperste Wezen, maar God is zoo hoog niet: meer en meer uitdrukkelijk komt Plato tot het gedacht dat God de ziel van de wereld is. Die studie van den geleerden schrijver zal niet ongemerkt doorgaan. - E. Van Roey: La monnaie d'après Saint Thomas d'Aquin (suite). Schrijver sluit het kaptiel II zijner studie handelende over de natuur en de rol van het geld, met de innerlijke weerde van de munt te bestudeeren. De metaalweerde van het geldstuk is het uitgangspunt zijner wettelijke weerde. Deze overtreft gewoonlijk de eerste een weinig om in zekere mate de eenheid der weerde te behouden. Die verhooging is daarenboven eene onrechtstreeksche belasting en mag niet overdreven worden om geene ‘débacle’ voort te brengen. Het derde hoofdstuk wijdt de schrijver aan de vraag of voor St-Thomas het geld de rijkdommen voortbrengt (L'argent est-il productif?). Na opgemerkt te hebben dat 1o de vruchtbaarheid van het geld niet op de munt
| |
| |
zelve doelt, maar op de vruchtbaarheid van de zaken waarmee het geld uitgewisseld wordt, 2o men bij St-Thomas enkel de grondgedachten vindt en geenszins de cassuïstiek van latere tijden, onderzoekt de schrijver wat betrekkelijk de bovengestelde vraag, St-Thomas leert nopens het geld leenen, het geld verhuren, de verkoop met termijn, de vennootschappen, den wissel. Uit die analytieke studie besluit de schrijver:
1o St-Thomas neemt de vruchtbaarheid aan van het kapitaal: het geld brengt wel actief de rijkdommen niet voort, maar draagt er toe bij als stof en werktuig, doordien het de verhandeling der weerden gemakkelijker maakt. Het overige kapitaal, 't zij de zaken die door het gebruik niet vernield worden, zijn ontegensprekelijk vruchtbaar. 2o In de vennootschappen, den wissel, soms den verkoop met termijn heeft de eigenaar van het geld recht op eene vergoeding wegens zijn werk. In het geld verhuren is de winst zonder werk rechtveerdig. Wat het geld leenen betreft, dit moet uit zijn eigen kosteloos zijn, maar reeds komen bijkomstige omstandigheden de aanspraak op eene vergoeding wettigen.
Wat de toepassing dezer princiepen aangaat, deelt St-Thomas de strengheid en de schrik voor woeker van zijnen tijd. - Georges Legrand: L'immoralitê de l'Art. Schrijver weerlegt de theorie van M. Paulhan in de Revue Philosophique uiteengezet, als zoude de kunst uit haar eigen onzedelijk zijn, omdat zij eene gemaakte en onvolledige systematisatie van het leven schept. - A. Thiéry: Constantin Meunier. - A. Pelzer: Le mouvement néothomiste. Stippen wij hierin aan onder meer belangrijke aanhalingen de gedachten van M. Eucken van Jena, van Prof. Dörholt van Munster, van onzen Hector Denis te Rome, van M. Picavet te Parijs over de néo-thomistische beweging; eene redevoering van Mgr. Batiffol, rector van het katholiek instituut van Toulouse over het onderwijs in de wijsbegeerte; de twist over ‘libéralisme philosophique’ in de Revue Franciscaine, ter gelegedheid van de ‘Introduction à la philosophie néo-scolastique’ van M. De Wulf. De Mouvement Sociologique deelt mee in het verslag der zittingen van de Société belge de Sociologie, het bespreken der vragenlijst dienende tot een algemeen onderzoek over den toestand der onbeschaafde volkeren.
| |
De Katholiek. Juni 1905.
Dr. A.H.L. Hensen deelt belangrijke bijzonderheden mee over het werk van Dirk Ameyden, ‘een Bosschenaar van geboorte, maar die ongeveer vijftig jaar, van 1600 tot minstens 1654 in Rome heeft doorgebracht,’ waar hij advocaat was van de Curie en alzoo welgesteld om over personen en zaken van zijn tijd te oordeelen. ‘Ameyden had voor het kleine, alledaagsche een scherp en geoefend oog, maar de beteekenis der groote dingen ontging hem maar al te veel.’ - E.H. Linnebank onderzoekt de meeningen van Verwey, vooruitgezet in het nieuw maandschrift Beweging. ‘De formuleering van 't bewegende leven door den schrijver lijkt me een waggelende. Verwey wil waarheid, zekerheid, levensbloei en groei, doch buiten alle christendom, want dít is tegen voortgang van wetenschap en maatschappij, meent hij. En nu wordt een werk begonnen, dat sterk herinnert aan het tasthanden der oude heidensche wijzen...
| |
| |
Toch zien we dat Verwey een reus is; boven duizend kleinmenschelijke koppetjes staat zijn rug, recht en breed als een beuk... De Roomschheid van Vondel heeft hij geëerbiedigd; ja, de leerdicht-vrees dezer tijden erkennend, heeft hij het zeldzame gewaagd: Vondels vroomheid te noemen “zijn innigste en wezenlijkste schoonheidsgrond”.’ - Tweeërlei Wezen. eerste bedrijf van een drama door Leo Baaten. - E.H. Binnewiertz bespreekt breedvoerig Aug. Cuppens' Een Rooske van Overzee. ‘Ik onthoud van zijn dichtwerk het treffende verhaal, vele sprekende typen, menig mooi en geestig vers, maar wordt overigens niet hooger gevoerd dan tot een zeer menschelijk inedelijden en niet tot een bezield bewonderen voor de doorvoelde zieleschoonheid van zulk een lief en rein zustertje als dit Rooske van Overzee.’ - Verzen van H. Knippenberg, Fr. S.J. Braun en Felix Rutten.
- Juli 1905.
Dr. E. Driessen begint eene studie over De Se'ôl in de Psalmen, eene studie over het hiernamaals der Hebreeuwen. Hij verdedigt de meening ‘dat de openbaring in Israël met zekerheid ook een belooning des braven na dit leven in het vooruitzicht heeft gesteld.’ - Het slot van E.J. Jansens' levensschets van F.W. Weber was lang achterwegen gebleven, hier hebben wij het nu. Schrijver past op Weber die woorden toe door een Engelsch criticus over Longfellow geschreven: ‘Er is twijfel genoeg in de wereld en kommer genoeg en leed ook; 't is een ware zegen dat deze dichter aan den huiselijken haard verschenen is, rijk aan geloof en hoop, vol van verkwikking, moed en vreugde.’ - Tweede bedrijf van Leo Baaten's drama Tweeërlei weg. - Verzen van Felix Rutten en Fr. S.L. Braun. - In de Juni-aflevering van Onze Eeuw bespreekt prof. Dr. Jhr. van der Wyck de Geschiedenis der Wijsbegeerte, welke uit de nagelaten papieren van prof. Bellaar Spruyt door enkelen zijner leerlingen onlangs is uitgegeven. J.D.J. Aengenent heeft die bespreking gewogen en te licht bevonden. ‘Prof. v.d. Wyck is door zijn besprekeng van Spruyt's Geschiedenis niet als geleerde in onze achting gestegen.’
| |
De Katholieke Gids. Juli 1905.
Norbert van Reuth geeft nog altijd van zijn Kiekjes van Frankrijk ten beste. Ditmaal gaat het over Douai en Rijssel. - Vervolg van P.J. van den Goor's: Een katholiek strijder in de Pers. De aanvallen die Veuillot van katholieke zijde te verduren had worden hier geschetst. - Begin van een opstel over Madonnagrafie in de Middel-eeuwen: hoe in de opvolgende eeuwen de Madonnabeelden gebeiteld werden. - Drie moeders. De Duitsche moeder, de Poolsche moeder en de Fransche moeder, gedicht door L.v.O.
| |
Tijdschrift van het Koninkl. Ned. Genootschap voor Munten Penningkunde. 3e aflevering.
Verschijnt met rouwband om het afsterven van den secretaris van het Genootschap: Joh. W. Stephanik. wien W.K.F. Zwierzina eenige bladzijden wijdt. - Vervolg van Zwierzina's beschrijving der Nederlandsche penningen 1864-1898. - M. de Man schrijft over den penning van een kleermakersbond te Bergen-op-Zoom geslagen in 1763; over eeno nbeschreven tim- | |
| |
mermansgildepenning en over de voorstelling der zege bij Praag op zilveren boerenbroekstukken van 1774, het jubeljaar van Middelburg's vrijheid. - De strijd om de Westfriesche Munt, door C.W. Bruinvis. - A. Hollenstelle schrijft over het pond groot f. 63.00 en enkele andere.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Juni 1905.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis o.a. eene klare uiteenzetting der geschiedenis van de Unie tusschen Zweden en Noorwegen en de grondslagen waarop zij gevestigd is; over het aftreden van den franschen minister Delcassé wien ‘ergerlijke veronachtzaming’ en ‘lompheid’ ten opzichte yan Duitschland verweten worden. Over de nieuwe mijnwet in Duitschland wordt hier veel kwaad gezegd. - Als Belangrijke onderwerpen: leugensuiker (saccharine). Wat zij is, of zij gevaarlijk is, enz. en Amerika in den aanvang van de twintigste eeuw. - Karakterschets: Dr. H. IJssel de Schepper, bestuurder van de Koninklijke Stearinekaarsenfabriek ‘Gouda’, ‘een sieraad van de Nederlandsche Industrie.’ - Als Boek van de maand: ‘Willem IV te 's Gravenhagen in MDCXI’ met teekeningen van Ant. Molkenboer.
| |
De Gids. Juli 1905
Verdere brieven van Mevr. Bosboom-Toussaint aan Busken Huet worden meegedeeld. Uit een brief van 12 Juni 1884, na Ten Brinks benoeming tot hoogleeraar te Leiden: ‘Ik zie niet waarom t. Br. het niet even goed zou kunnen weten (dat professor zijn in Holland veel voor heeft) als wijlen Jonckkloet, die mij altijd hinderde als ik hem ontmoette door zijne grove zoogenaamde aardigheden. T. Br. zal nu hoop ik van die Zola af zijn. Naar 't geen hij er van schrijft, begrijp ik mij niet dat de Franschen, en helaas ook de Hollanders, diens werken zoo druk lezen. Ik althans ben gewaarschuwd door 't geen t.B. er van geeft en neem ze niet in handen.’ In een brief van 19 Januari 1885 valt zij hevig uit tegen Schaepman ‘... wat mij dierbaar is misvormt en smaadt hij ten voordeele van zijne zaak. Als ik hem het land kon uitjagen, bleef hij er niet in, dat verzeker ik u. Maar Gij lacht mij uit, en toch het doet mij goed, zoo mijn gal eens uit te storten. - En als ik nu over den gruwel begon van dien Kuyper, die met zijne automaten van antirevolutionnairen verbond maakt met de vergiftigers van onze historie, dan zoudt Gij schateren vrees ik en 't zou ook te lang worden.’ - Prof. W.L.P.A. Molengraaf klaagt over het te kort in de Nederlandsche wettelijke bepalingen betrekkelijk de bewaring van gedenkstukken van geschiedenis en kunst en wijst op de buitenlandsche wetgeving. - Ovipariteit en vivipariteit door prof. A.A.W. Hubrechts. - J. Mar. Ruys kespreekt de expedities naar de Zuidpool ondernomen van 1901 tot 1904. - Dr. W.G.C. Byvanck geeft het vervolg van zijn opstel over Marcel Schwob met ‘zijn eigen manier van vertellen en zijn eigen soort van vertelsels.’ - Verzen door Hel. Lapidoth-Swarth en Carl Scharten.
| |
Stemmen onzer Eeuw. No 22.
Een krachtig-uitgesproken opstel van den heer Alph. Laudy over Samenwerking: ‘Samenwerkingsplicht is (daarom) de eerste
| |
| |
van ons roomsch openbaar leven.’ Heel waar maar zal dit nu weer geen ‘vox clamantis in deserto’ wezen? - Verder De Coremans-Beweging in België, door K. Lievens, Daaruit kunnen de Noord-Nederlanders wellicht iets nieuws rapen; wij echter... - Pater J.v. Well S.J. bespreekt de Letterkundige Opstellen van kapelaan Binnewiertz met een tikje ouderwetsch verstand! Voor Pater J.v. Well is Binnewiertz geen ‘volbloed aestheticus’, geen ‘in alle opzichten betrouwbaar gids’. Wat moeten wij dan van Pater v. Well denken? - Voortreffelijke gedichten van Karel de strever en A. Huybers. - Voorts 't gewone overzicht en varia.
- No 23.
Moderne Biologie en ontwikkelingsleer, door A.G. - Goede gedichtjes van R. De Clercq en F. Rutten. - Heimwee van Constant Eeckels wordt besproken door Pater J.v. Well S.J. ‘Heimwee is als geheel een vervelend boek. En, o, Oonstant Eeckels “Ik heb met u zoon'n eindeloos medelijken” omdat gij uw mooi talent zoo jammerlijk vergooit’!! - Uit het overzicht der tijdschriften knippen we nog dit over het moedig vlaamsche tijdschrift Jong Dietschland: ‘Dit tijdschrift uitgegeven door de jongere Vlamingen, die nu reeds toonen welk een plaats zij spoedig in het letterkundig leven zullen innemen, verdient in Noord-Nederland bekend te zijn.’ 't Doet ons deugd dat de jongere kath. Vlamingen ook in Noord-Nederland naar waarde geschat worden! - Voorts Varia.
- No 24.
A. van Echt heeft het over Pater De Nifle, den beroemden schrijver van Luther und das Lutershum; J.B. over Vlaamsche Letteren. Weinig nieuws in dit laatste artikel; dat deuntje is afgezaagd! - Een zacht-klagend Moe-liedje van Karel de Strever. - De aanstaande zonsverduistering in Spanje, door H.V.M. - Voor onze Vrouwen: Anna Comnene, geschiedschrijfster, door Melati van Java. - Voorts allerlei gemengd nieuws, overzicht en varia.
- No 25.
Katholieke rechtzinnigheid: Over den pastoor uit Heyermans' ‘Allerzielen’, door F. Hendrichs, S.J. - Over Ikonografie bij een nieuwen Kerkbouw, door M.C. Nieuwbarn. - Een stijf-rammelend gedicht Justicia, naar 't Portugeesch, door F. van Pelt. - Herfstdroom van F. Rutten. - Literair genot brengt ons nog een staaltje van geniaal schelden: Is. Querido heeft nu eens zijn woede op de ‘kritikiere’ de Savornin Lohman gekoeld! Deze freule heet ‘oneerlijk als een raaf en klappend als een ekster’! - Een zaakrijk artikel van Alph. Laudy over Ernest Hello. - Voorts varia en overzicht. - Zooals men ziet voor ‘elck wat wils’.
|
|