| |
| |
| |
| |
Indrukken meegebracht uit het Luiksche Palais des Beaux-arts
In de lichtige ruimte der middenhal, heeft de krijgsoverheid, de flinkste manschappen onzer belgische regimenten - ad pompam et ostentationem - op wacht gesteld. De zwartharige colback der gendarmen, de romeinsche shapska der lanciers en de similiastracan-muts der artilleristen, wandelen er statig rond, tusschen dreigende reuzenbeelden met dijen van plaaster, en overtollige gevaarten van bronzen rompen. Wat te zwaar scheen om elders plaats te vinden, werd hier verzameld. Eenige kleine marmren figuurtjes zijn, alzoo ten onrechte dunkt me, onder het gewicht dezer overheerschende gestalten verpletterd, en zouden in hunne verfijnde edelheid veel meer uitkomen, tusschen een min met spieren beladen gezelschap.
Rechts valt men in de afdeeling Spanje, waar alle schilders, hoe talrijk ook hun gebreken mogen wezen, toch immer, op het doek, eenige stralen der tooverzon weten te vangen, van hun blauwluchtig land. Vivo heeft wel gedaan onder zijn rebus-schilderij, de woorden te schrijven: La lutte éternelle. Anders zouden lieden, die zonder catalogus de tentoonstelling doorloopen, zich gewoonlijk de moeite niet getroosten naar de beteekenis te zoeken van zijn Burne-Jonesachtig symbolisme. Deze moderne praerafaëliet komt me voor als een meikever, die te laat ontwaakt is en, eerst in Juli, den schoot der moederaarde ontkruipt, toen zijn confraters, sedert lang, hun gedaante verwisseld hebben.
Duitschland ware meer te prijzen om hoeveelheid dan om hoedanigheid, indien in kunstzaken hoeveelheid ooit moest in aanmerking komen. Met gerust geweten mochte men, uitgenomen den Bismarckschen kop van Lenbach, de Drie Koningen van Schuster en een paar ander tafereeltjes, gansch deze rommelzo, de grens van het pangermaansche Vaderland terug overzenden. Dit zou zelfs kunnen gebeuren zonder majesteitschennis, want er is - res miranda - geen portret bij van den Kaiser. De
| |
| |
stoelen, zetels en liggers der afdeeling, door een duitsch huis verveerdigd, bezitten terzeldertijd veel gemak en fatsoenlijkheid.
Bij de franschen steekt Bonnat uit met een overheerlijk conterfeitsel: Een grijzaard omwemeld met helderheid van weerlichtende stralenbundels. Een ander conterfeitsel door denzelfden meester schijnt me min verdienstelijk. Hier staat ook de prettige Jonge Mozart door Barrias. Detaille toont een krachtig figuur uit de Revolutiejaren in purper-vale tint, die wonderwel blijkt overeen te stemmen met het epiek carakter der grootsche gelukzoekers dezer heldendagen. Chartran's portret van Leo XIII, den al zijn kracht inspannenden ouderling, is dramatisch of liever te dramatisch. Morot zond een Bekoring van Sint-Antonius, waarin de Breughelsche wangedrochten vervangen zijn door een naakte parijzer hoer. Dat hij kunde bezit zal niemand betwisten. Of hij, bij deze voorstelling, op de eerste plaats, de heiligheid van den onverwonnen kluizenaar wilde doen uitschijnen, valt meer te betwijfelen.
De Vereenigde Staters, die met fierheid hun schildletters voeren: U.S.A., alhoewel 't meestendeel te Parijs woonachtig zijn, schenken verzorgd werk. Zij hebben zelfs eenige tinten, of beter halve tinten, die hun misschien gansch speciaal toekomen. Een groen-grijs kleed, zoo iets dat blijde groen geweest is, doch nu verschoten in de zon, bevalt hun. Ook rood uit oranje van verschgekookte garnalen staat hun aan. De nieuwigheid dezer bémol-tinten baart opzet. Doch beter dan kleuren, toonen zij ook bezielde koppen in openlucht, op achtergronden vol onmetelijkheid. Sargent's portret van Generaal Wood heeft alleen de spraak te kort.
Bulgarië, Serviê, Rusland, met één woord het slavisch ras, 't zij het te Sofia huist, te Weenen of te Parijs, verdient bijzonder melding om de treffende helderheid sommiger zijner landschappen. Hier vindt men de schroeiende zon niet van 't Zuiden, noch de verbleekte zon van 't Noorden, maar de gouden zon van 't Oosten. Tot in de beruchte ikonen toe, zit oorspronkelijkheid. Het eenig vrouwenportret der bulgaarsche afdeeling verraadt knapheid. Dit van den metropolitaan die ernevens praalt verwekt meer oogverblinding door uiterlijkheden. Zulke handelwijze is bij tweederang-kunstenaars veel in gebruik. Ook een nature morte dient bekeken, omdat de twee patrijzen met de snep, die op den wand eener kist hangen, zoo wonderfijn de
| |
| |
werklijkheid nabootsen. Moeste men op 't getal en den omvang der militaire schilderijen voortgaan, men zou zich het Balkangebergte gaan inbeelden, als het luilekkerland der sabelslepers. Veel doeken zwellen op van peerden en uniformes, in alle luchten en jaargetijden. En toch schijnen zij me, vergeleken bij deze van onzen landgenoot Abry (b.v. nr 1 Jagers te voet), nog een heel eindwegs achteruit te staan. In nr 77 door Vladimiroff meen ik een welgevoelde karikatuur te ontdekken van de onmenschelijke oorlog in 't verre Oosten. Met eenige trekken geschetst en niet uitgewerkt toont de kunstenaar, in vliemende spotternij, een hoekje uit Mandchoerie, Een russisch generaal, staat daar walgelijk grof, met roode zuipersneus, grijzen mantel en Zeisskijkglazen - allerlaatste model - die op zijn dikken buik te slingeren hangen. Hij ondervraagt, bij bemiddeling van een taalsman, een japansch krijgsgevangene, die meer gelijkenis biedt met een aap dan met een mensch. Over dezen laatste waken twee dierlijke kozakken, met uitgewaaide haren mutsen, gelijk gieren op een prooi. En, in den achtergrond tusschen witte legertenten, stellen de keukenknechten een bacchanalen overvloed wijnflesschen, in slagorde, op de officierstafels. Ook in deze afdeeling schieten geen geslaagde conterfeitsels te kort en de koppen van Coquelin en Rostand en m.a. door Bernstamm werden met virtuositeit uit de klei geduwd.
Het huidige Italië bezit weinig kunstenaars met het penseel. Gewrochten zijner begaafde beeldhouwers zijn te Luik niet te vinden. Sortini toont ons een monnik, welken hij begeert te doen doorgaan als Sint Franciscus. Hij heeft het sture kleed, in ongeplooide stijvigheid, met de kap er boven, gevonden of nagevolgd bij Ferrari's Giordano Bruno, het meesterstuk der bloemenmarkt te Rome. Doch het aangezicht, dat half verdoken zit achter de hand van den heilige, herinnert meer aan een zestiendeeuwschen jonker dan aan een dertiendeeuwschen kluizenaar.
Holland levert net werk. Een ballettafereeltje als dit van Van der Waay vertoont zooveel couleur locale boulevardière, dat men zich eerder midden Parijs zou wanen, dan op de boorden van Amstel en van Y.
België, eindelijk, zond naar 't Palais des Beaux-Arts talrijke en, over 't algemeen ook, degelijke waar.
Lambeaux alleen beneemt 1/5 der middenhal. Enkel beelden van Meunier vereeuwigen de stoere kracht der werkers. Onder
| |
| |
zijn navolgers dalen eenigen een stap lager en bezingen in brons of in plaaster de pijniging der wroeters. Bustes en kinderkoppen o.a. van Wtterwulghe dragen den stempel der waarheid. Van Beurden's rekkelijke baders door de slang verrast herinneren en misschien te veel aan de classieke Narcissusbeelden der Oudheid. Van Peteghem doet een Beatrix en Daphnis en Chloë bewonderen en brengt hierbij Sheakespeare's bedenking in 't geheugen: Rein als sneeuw en kuisch als ijs De naaktheid en halve naaktheid immers wordt nu zoo zelden kuisch voorgesteld, dat men geneigd is de bedriegelijke stelling: Quod rarum, carum, met overtuiging voor den dag te halen. Courtens borstelt immer voort, met zijn gekende virtuositeit zijn zonnige dreven. Of deze virtuositeit voldoende is, om een kunstenaar op den eersten rang te houden, zal de tijd uitwijzen. Reeds meermaals aanschouwde doeken van Claus, Heymans, etc. sla ik stizwijgend over. Juliaan De Vriendt schilderde een allerliefste freuleportret. Sober, ongekunsteld model op groen-passenden grond. Zijn tweede conterfeitsel bevalt me min. Levêque maalde een verzameling naakte vrouwen in alle mogelijke en onmogelijke houding gedrukt, verwrongen en gepletterd. Zooveel vleesch in zoo weinig kaderruimte doet onwillekeurig denken op Bovril's energieke réclame-leuze: An ox in a tea-cup. Dezelve meester toont ook een naakte vrouw op de spaansche folterbank met gloeiende ijzers gepijnigd. Hij rekent waarschijnlijk meer op bijval door de Inquisitie, dan door zijn teekening. Robert laat ons zijn hondenwereld zien op een achterbuurt. Ultra-realistisch-krachtig en misschien vol levensironie. Latinis bewijst in zijn Au declin du iour, dat hij van de zon niet benauwd is. Blauwe Juli-hemel boven roode pannendaken van witgekalkte huizen, maken een kranige harmonie uit. Laermans giet nieuw licht op zijn ouden muur.
Willaert nr 280 treft een goedgevatte lichtspeling in den achtergrond van zijn gentschen binnenvaart. Van der Ouderaa, Boom en Geets - in tegenoverstelling met Hendrik Leys - geven dikwijls de archeologie van verleden tijden en zelden den geest. Zulk gedoe hoort eerder tot de wetenschap dan tot de kunst. Bij Leemputten met zijn scherpenheuvelsch drieluik, vindt men geiegenheid den echten aard van 't vlaamsche volk en zijn godsdienstzin, tot in de minste kleinigheden, na te gaan. Wien het lust kan deze tooneelen vergelijken bij die der Russen, welke hun ras ook, op dergelijke plechtigheden, in de nevenzaal
| |
| |
ten toon stellen. Dáár, moedelooze neerslachtigheid van vadsige moujiks; hier, hoopvolle ingetogenheid van kreuplen en kranken. Zoo vatte Leemputten veel getrouwer de zielgesteltenis van zijn stamgenoten, dan sommige zijner collegas, schilders met de pen, die hier te lande onvoorwaardelijk Tolstoï nabootsen. Dat hij vaantjes van Scherpenheuvel en zelfs een doos keersen, op den voorgrond, tusschen 't gras, geteekend heeft, schijnt mij even smakeloos, als het merk Moët & Chandon, dat François Brunery onlangs - mits geldelijke vergoeding, natuurlijk - op de champagneflesschen schilderde, welke zijn joviale bisschoppen ledi gen: A la santé du Chef (de cuisine). Liebaert vertegenwoordigt de Christen kunst met zijn reeds meermaals uitgestelde O.-L.-Vrouw van Ghent. In de fransche afdeeling hangt een Nood Gods, sculp turaal opgevat, doch bijna heidensch. Voegt daarbij eenige slavische ikonen, een italiaanschen Christus in 't graf, tamelijk hercuulachtig en sluit dan de lijst der godsdienstige onderwerpen. Zulks laat vermoeden in welk diep moeras de kunst voor de Kerk verzonken ligt.
Sommigen begeeren ook een Salon des refusés te bewonderen. Nochtans, als men nagaat, hoeveel afval in meer dan een afdeeling reeds aanveerd werd, voelt men weinig neiging te gaan bekijken hetgeen nog lager werd geoordeeld.
Toen ik het Palais des Beaux-Arts verlaat. dringt een krioelende menigte leerlingen der luiksche lagere scholen binnen, die met hun meesters of meesteressen de zalen doorloopen. Een dartel bende knapen of meisjes, meestendeels met rood-socialisten strikjes aan, heusch en flink. Of de kunstontwikkeling welke zij hier winnen, opweegt tegen hetgeen zij, in ander opzichten, kunnen verliezen, zou ik niet durven verzekeren.
Luik, 24 Juni.
Om. K. De Laey.
|
|