Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905(1905)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] II Dien avond O dat genot, dien avond aan den Scheldezoom... Het rietgeritsel ruischte een lied ter avondruste, Een lied, dat 't water zong in sluimer-vroom gedroom En al mijn vroeger weelde en wee in slape suste. En uit het gloeiend zonlicht speerste roode goud Dat neerdroop in de bladerkruinen van de boomen. De zon zinkt wijkend weg daar achter 't wemelhout, En onder aan 't geblaarte beven schemer-zoomen. De moede dag zoent zacht nog al de bloemen dicht En glijdt nu over 't water en de wijde landen En sleept oneindig uit in 't kwijnend verre licht, In 't kwijnend licht dat weifelt aan de hemelranden. In 't mystisch mengelspel van klaarte en duisternis Is de avond zacht gekomen, is de avond neer gekomen. Wat dicht is schijnt nu ver... En uit het rilde lisch Zijn komen opdoomen walmen wierook van blanke droomen. Ver in de beemden weemlen beelden van bleeke kleur, Zachtvloeiende melodieën in mijn ooren vlieten En zoel bedwelmd door al dien zomerbloeisel-geur Zwijmt zwijgend mijne ziel in zaligend genieten. Vorige Volgende