Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905(1905)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] I Avondlandschap Vol droomen rijst een rij van zilvere wilgen Die ginder in de dumstering wegdoezelen. De groote zonne zoent ze nog heel zoet, De moede wind streelt labberend nog hun haar, Dat op en neder wuift en heimelijk roert In wonder spel van bonte licht en wriemeling. En tusschen-door de stammen ligt te rusten In sluimerende vree het mooie landschap: Daar rechts is 't gouden meer aan 't blikkerflitsen Vol schilfers, schuivend uit de roode zon; En verder in de schaduw van de boomen Heft 't diepe meer, met heimelijk bevend schromen, In groene handen op zijn donkere borst De blanke bloemen van zijn maagdelijkheid. Zóó ligt daar sedert eeuwen de ‘oude Schelde’ En streelt den voet van 't Marnixen-kasteel, Dat midden van de bruine beukeboomen Daar statig stil-staat in gedaagde grijsheid, Terwijl zijn rondgepinde hoeketorens, Als stoere wachters uit voorbijen tijd, Te kijken staan met groote donkere oogen naar al die middeleeuwsche heerlijkheid. Vorige Volgende