Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905(1905)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 537] [p. 537] Lenteliederen I Nu is zij weergekomen! Ja 't is zij de schoone! Zie hoe zij de schoonheid brengt met armenvollen bloesems die ze schenkt lijk zon, opdat niet één nog droevig zij! Zie welk een kroon ze'op 't bleeke voorhoofd lei van d'ouden tijd die, blij, heur heeft gewenkt en toont de glimlach van een hoofd dat denkt als tegengroet die 't blonde kind hem zei. En juichend in de voorjaarszonne stort ze gansch heur leven uit in breed geluk en weent niet als 't verspreid wordt in den wind. Dan, argeloos, naïef gelijk een kind, slaat zij geheel heur eerste liefde stuk als zij van Lent' tot rijpe Zomer wordt. 1903 II 't Is avond. Hoor! in 't witte lente-zwijgen klinkt, dof, opeens het brommend klokgeluid heel ver, en blaast de stille liefde uit van hen die in dat uur naar vrede hijgen. Er vaart niets door de wit-bebloemde twijgen dan 't klokgebrom dat 'k weet niet wat beduidt; het is of het de verre dood beluidt van bleeke sterren die lijk perels zijgen. Nu, groote, diepe stilte! Maneglans omhult hoog-lichtend heel het donker blauw en gansch de hemel is één sterrenkrans. En schooner nu staan al de lenteboomen zoo roerloos-stijf in 't lichtend grauw grijs-wit, alsof ze blij zijn dat ze droomen... 1903 [pagina 538] [p. 538] III De perzikboom bloeit wuivend in het goud gestraal van eenë ondergaande zonne, wier glinstring met haar eigen bloed gesponnen de bloementrossen breed omstrengeld houdt. - Zóo is mijn ziel, veel zonnedagen oud, heur eigen droom met bloesembloei begonnen om eens bleek te gaan sterven in het woud van rust gezoomd door avond-horizonnen. En in den avond wuift mijn boom bij poozen en strooit rondom zijn roode bloemendood gelijk een kostbaar blood, een al te broze genieting. - Maar ginds zinkt de zonne, groot gelijk een wereld, en de grondelooze ontwolkte lucht is lijk heur glorie rood. 1904 Jan Van Leenen. Vorige Volgende