| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Biekorf. tk 7.
Vervolg van het leerrijk en bevattelijk geschreven opstel ‘over pokken’, door Dr. Depla. - Caes. Gezelle is philosoof: hij laat zijn vlerken hangen, en steekt zijn kop onder de pluimen, en zingt, in dien moeilijken stand, van de menschen die hun eigenzelf wijsmaken dat er oprechte genegenheid bestaat:
Wat wilt ge! dat is menschelijk.
- Komt, 'n gelooft me niet
en waant dat echte liefde nog
Maar Caesar toch! zóó mistroostig? - E. Van Cappel voltooit zijn studie over den Germaanschen Joeltijd. - Een krachtig versje van F. De Jonghe: Maartsche Buien.
| |
Verslagen en mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Januari 1905,
Toespraak van den heer G. Segers, Bestuurder; 't afsterven van Krüger, 't bezoek dan Dr. A. Kuyper aan de Academie, het Congres te Deventer, de uitgaven gedurende 't verloopen jaar, het tekort aan echte volksschrijvers, vooral aan romanschrijvers voor het volk, het verbeteren van de studie der Moedertaal, het woordenboek De Vries als bron van studie, en hoogst aanbevelingswaardige lectuur voor leeraars en onderwijzers die veel letterkundig en esthetisch genot zullen beleven aan dezelve, ziedaar zoowat de schakels waaruit deze rede aaneengesmeed werd. - K. De Flou deelt verder den tekst mede van een nieuw ontdekt fragment van Maerlant's Spieghel Historiael.
- Februari 1905.
Behelst de toespraak van den heer Segers aan de Academie over het afstervan van den heer Edw. Van Even. en de lijkrede door den heer Segers, insgelijks, als bestuurder der Kon. Vl. Acad., bij de begrafenis van den heer Van Even uitgesproken. - Voorts een brief van een Gentenaar aan de Kaap, Ao 1720, medegedeeld door Dr. W. De Vreese.
| |
Volkskunde, 11e-12e aflev.
Mej. C.C. Van de Graft deelt een en ander mede over het gebruik, dat hier en daar in Noord-Nederland voortleeft, op of tegen Palmzondag, de kinderen te beschenken met een ‘Palmpaasch’, een zwaantje van brooddeeg met een palmtakje bestoken; ook weleens een zwaantje met een sinaasappel erbij; en
| |
| |
dit alles op een stokje vastgezet opdat de kleinen daarmêe straat in, straat uit zouden kunnen optocht houden onder 't gezang van traditioneele rijmpjes. Soms versiert een ‘krakeling’ den palmpaasch. Verscheidene afbeeldingen verduidelijken dit opstel. - A. De Cock deelt verder mede welke volksvoorstellingen en bijgeloovigheden hij opteekende over het kalveren. - Vervolg van ‘Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden’, en van ‘Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk’, door denzelfden. - Van Dr. Boekenoogen twee Sprookjes door hem te Leiden, en in de Zaanstreek opgeteekend.
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Maart 1905.
Afgewisselde inhoud. Eerst, van den hoofdredacteur, Jan Bouchery, eene schets in proza: ‘Een prettige vastenavonddag’ - Daarna een drietal sonnetten van Leo van Puyvelde; ditmaal in De Vries-spelling. - Vervolg en slot van Niederer's ontleding van Vondel's Palmedes. - M. Verkest deelt daarop mede hoe de heer C. Huysmans, in de Revue de l'Univ. de Bruxelles, betoogt dat Hasbania wil zeggen: de streek of gouw, gelegen nabij en langs de boschrivier de kleine Geethe. - Een uitgebreid uittreksel uit de toespraak van Mr. G. Segers, bij de de aanvaarding van het ambt van Bestuurder der Kon. Vl. Acad. en Mededeelingen vullen de rest van de aflevering.
| |
Germania. April 1905.
Zooals naar gewoonte artikelen in het Duitsch (die Stellung der Niederlande zur Weltpolitik, door?, om te betoonen dat Holland steun dient te zoeken in een verbond met Duitschland; Deutsch, die Weltsprache der Gelehrten, door Dr. Winterstein), afgewisseld met artikelen in het Nederlandsch: Jef Hinderdael een vertaling van Körner's zangspelletje ‘Vier jaar op Schildwacht’, en van J. Wasteels een paar bladzijden statistiek, ten bewijzen welke slechte gevolgen het gebruik van het Fransch als voertaal in de Vlaamsche school heeft.
| |
De Banier. afl. 3.
L. Lambrechts heeft het hoog op met een veelbelovenden toondichter uit Maeseyck, Arthur van Dooren. - Theodoor Sevens bezingt den lof van het Vaderland: Cantateverzen:
Ontsnapt aan allerlei gevaren;
Na driemaal vijf-en-twintig jaren
Nog vrij - nog schoon - nog groot,
Met schatten in uw schoot....
Het slotkoeplet:
O Vaderland, o Vaderland,
Wij doen het oude woord gestand,
Dat toch zoo heerlijk luidt:
O Vaderland, o Vaderland,
Ons dierbaar zonder maat,
| |
| |
Aan u ons hart en onze hand,
ende soete van ghelude... - Verdere inhoud: Eene meisjesgril (J.D. Vits), Uitstervende dieren- en plantensoorten (De Muizer), De Boterkorf (een lief versje, door L. Lambrechts).
- April 1905.
‘Het dertiende Paaschei’ eene vertelling door J.D. Vits. - E.H.J. Lenaerts geeft den aanvang van een gedicht ‘De Val der Engelen’. - L. Lambrechts vestigt de aandacht op Carl Smulders, leeraar aan 't Conservatorium te Luik.
| |
De Groene Linde. Nr 2, Maart 1905.
Dit tweede nummer van het jonge tijdschrift zal ongetwijfeld menigeen overhalen tot inschrijven. De geestig opgemerkte schets van Stijn Streuvele: Een nieuw hoedje, wordt voortgezet en besloten. - J. Varinck (is dat nu 'ne menschennaam? Waarom dat liefhebberen met schuilnamen ook hier?) beschrijft levendig en kleurig een Anti-joden-meeting te Berlijn. - Lambrecht Lambrechts, Joris Eeckhout, Aran Burfs, Felix Rutten, Omer K. De Laey, Egide Stravius, beschenken ons met welkome verzen, welkom omdat ze wezenlijk iets - ja, een paar stukjes veel te genieten geven. Van andere versjes, die ook opgenomen werden, zeggen we liever niets; zoo bleekjes... - Fr. Vanden Bossche met zijn vertelling van Johannes den boetgezant, en Felix Rutten, met zijn Sprookje van den zoeker-naar-'t geluk, hebben beiden 't nummer met degelijke genietbare prozabijdragen verrijkt. Ook in het beschrijvend stukje van M. Lacquet steekt een belofte. - De schreeuwerige toon van Alf. de Roeper's oproep, en de groote-woorden-pronk van Aran Burfs, als deze recenseert, steken wat af bij den overigen inhoud.
| |
Ontwaking. Maart en April, 1905.
Volgens M.J.C. Schermerhorn is het ‘eene absurditeit’ te denken dat de godsdienst kan sterven. ‘Neen, heerlijker zal hij opbloeien dan hij ooit heeft gedaan, eindelijk zich toonend in z'n volle glorieuse majesteit en wie ziet niet dat naderend is de tijd, merkt niet, dat zich gaat baanbreken een hoogere levensopvatting?’ 't Is echter het Socialisme dat schrijver als een godsdienst voorstelt. - Georges Eekhout prijst Maxim Gorki's ‘overheerlijk genie’ en ‘moreele voortreffelijkheid’. Willem Gyssels heeft karamelleverzen geschreven ‘Voor Gorki’:
Dan 't volk, in woede ontbrand
Wij menschen aller landen,
En zien het bloed dat kleeft
En zoo gaat het voort. - Mr. J.W. Spin wil geen goed hooren van de Hollandsche gestichten voor krankzinnigen, ‘Menschen- | |
| |
abatoirs’ heet hij ze. - Nog een artikeltje van Jacques Mesnil over de spoorwegstaking in Italië.
| |
't Park's Maandschrift, 15 April 1905.
Vervolg van J.H.J.'s ‘Eenige bladzijden over de kerkelijke geschiedenis van het aartsbisdom van Mechelen’. Hier gaat het over het Seminarie in den Franschen tijd. - Uit een brief van E.H. Maus blijkt hoe ellendig het in zake van godsdienst gesteld is te Desengano, in Brazilië.
| |
Bijdrage tot de Geschiedenis bijzonder van aloude Hertogdom Brabant. Maart en April 1905.
Naamlijst der pastoors van Machelen, Nosseghem, Obbrussel en Overijsche, medegedeeld door E.H. Goetschalckx. - Vervolg van Fr. De Ridder's ‘Het Kapittel der St.-Germanus' kerk te Thienen’. Hier gaat het over den koordeken, gehouden ‘als pastoir van den Edeldom’. - Polyd. Daniëls deelt oorkonden mee over het klooster Mariendael te Diest. - E.H. Goetschalckx deelt een zestal Vlaamsche oorkonden mee, uit de 13e eeuw, van de vroegste in 't oude hertogdom Brabant.
Edg. de Marneffe deelt oorkonden mee voor de geschiedenis van Kerkom bij Thienen. - E. Van der Mijnsbrugge drukt twee oorkonden uit het begin der 18e eeuw, belangrijk voor de geschiedenis van den landbouw en van de belastingen in de streek van Mechelen. - Vervolg van Edm. Geudens' ‘Plaatsbeschrijving der straten van Antwerpen en omtrek’. - Voorts oorkonden over Schooten en Merxem en over het Dominikanerklooster te Brussel.
| |
Durendal. Maart 1905.
De Staat heeft het Monument au Travail van Const. Meunier niet doen oprichten op een onzer openbare plaatsen; nu is de provincie Brabant van zin een dergelijk gedenkteeken te plaatsen, maar laat het ontwerp van Meunier aan kant. Daartegen is men opgekomen, en dat doet hier ook. E.H.H. Moeller. - P. Lambotte geeft het slot van zijn artikel over wijlen den beeldhouwer Jul. Dillens, en ontleedt kortbondig de bijzonderste zijner werken. - Firmin Van den Bosch begroet met geestdrift het verschijnen van H. Carton de Wiart's roman La Cité Ardente die ‘rend le son d'une belle âme’ en ‘atteste un écrivain de race’. - Een schetske van Franz Hellens: ‘Le miracle de l'Ane’. - Arnold Goffin treedt de gissing bij van J.K. Huysmans als zou de ‘Florentine’ uit het Staedel Museum te Frankfurt Guilia Farnese verbeelden. - Voorts de ‘Gazette des Livres’ door Firmin Van den Bosch en verzen door Jules Bois, Hélène Canivet en Ern. de Laminne.
| |
Revue Néo-Scolastique. Februari 1905.
‘Le Principe du déterminisme’. L. Noel. Tegenover de vrijheid staan het fatalisme en het determinisme; het eerste stelsel schrijft onze daden toe aan eene onweerstaanbare maar in 't wild handelende macht; later ontstond eene meer wetenschappelijke theorie, het determinisme dat onze handeling aan vaste wetten onderwerpt die ze dan ook kan doen voorzien.
Van waar komt het huidige determinisme? Voor Descartes
| |
| |
moet heel de wetenschap van één princiep afgeleid worden, geheel de wereld bestaat uit de beweging van mecanisch samengestelde stoffen. De mensch is toch nog vrij wanneer hij zijne driften bedwingt en klaar de redenen zijner handeling inziet, al zijn die redenen dan ook dwingend. Die strekking vindt men in Spinoza. Bacon heeft de empiristische strekking der wijsbegeerte begonnen, welke met het Fransche rationalisme verbonden bij Hobbes tot de mechanische beschouwing der oorzaak leidt.
De xviiie eeuw, en later Comte en Taine droomen van eene volledige systematisatie van al de feiten, waarin geene plaats meer voor de vrijheid zou zijn. Een gansch ander determinisme komt voort van het geloof aan eene oorzaak in de wetenschappen, bij Claude Bernard, Laplace, Taine, Stuart Mill, al kennen wij zelfs niets dan noodzakelijke verbintenissen der verschijnsels.
Het vervolg dezer studie zal denkelijk meer eenheid in die verschillende historische overzichten doen ontwaren. - ‘La monnaie d'après St.-Thomas d'Aquin. Sa nature, ses fonctions, sa productivité’. E. Van Roey. St-Thomas heeft het Aristotelisch begrip der munt ontwikkeld en het belang van den stoffelijken aard van het geld voor het economisch leven eener natie vastgesteld.
Het geld is geen ware rijkdom, het is een nuttige zaak, daar het als maat dient om de weerde der handelswaren te vergelijken. Daartoe stelt het geen verband tusschen de waren en de weerde der munt zelve, maar verbindt onderling de waren volgens eene gegeven overeenkomst. Ook verliest het geld dit karakter van munt wanneer het om zijne eigene weerde verhandeld wordt.
Het geld dient ten eerste als koopprijs en vermits het doordien verbruikt wordt mag men voor het leenen geene vergoeding eischen; ten tweede kan het om zekere redenen tijdelijk toevertrouwd worden, en daar het dan enkel gebruikt wordt is eene vergoeding zoo wettig als een andere huurprijs. - ‘La généraration de l'Intelligence par l'Un chez Plotin.’ Abbé H. Guyot. Tusschen het ‘pantheisme’ en het ‘emanatisme’ heeft Plotinus eene theorie die de scholastische leer der volkomene voortbrenging voorbereidt. Deze zienswijze van den schrijver zal wellicht door iedereen niet aangenomen worden. - ‘Discussion sur certaines théories cosmologiques.’ D. Nys. Schrijver verdedigt zijne gedachten nopens de ‘deelbaarheid der wezensvormen’ tegen de heeren Elie Blanc en Charousset, en zet de manier uiteen waarop volgens hem de onderstellingen der moderne scheikunde moet verstaan worden. - ‘L'utilisation du positivisme.’ Edgar Janssens De schrijver die vroeger reeds in gedachtentwist met Mr. Brunetière verkeerd heeft, bespreekt het eerste boekdeel van Brunetière's apologetisch werk dat onder voormelden titel verschenen is Brunetière zoekt in de wijsbegeerte van Comte wapenen tegen het individueele subjectivisme en het overdreven belang der positieve wetenschap, de twee kwalen die volgens Brunetière onzen tijd van den godsdienst verwijderd houden. E. Janssens merkt op dat Brunetière aan Comte gedachten toeschrijft die van hem niet komen, en te veel aan het ‘relativisme’ toegeeft om echte bewijzen van Godes bestaan te kunnen opbouwen. - ‘Les récentes publications sur l'histoire du Moyen-Age’. M. De Wulf. Overzicht van de laatst verschenen werken over voormeld onderwerp. - In den ‘Mouve- | |
| |
ment Sociologique’ geeft M. Damoiseaux eene levensschets van
H. Michel, een van de steeds minder talrijke verdedigers van het Individualisme.
| |
De Gids. April 1905
Eene lezenswaarde studie door Dr. H.R. Oort over ‘P.A. de Génestet naar zijne verzen en brieven’... het is bekend genoeg, dat vele kunstrichters en dichters niet meer van hem willen weten, hem afgedaan en zijn verzen slecht vinden; niet omdat hij enkele of vele kreupele verzen gemaakt heeft vol stopwoordjes en onjuistheden - dat erkent iedereen - maar omdat hij in zijn geheel onwaar en geen kunstenaar zou zijn... Ik wil geenszins te kort doen aan het vaak ernstig zoeken, het moedig baan breken en het kunst-heel-hoog-houden van de dichters en schrijvers onzer dagen, maar terwijl wij dat bewonderen treft ons, dat zij bijna allen missen wat De Génestet zoo sterk heeft: stralende blijheid en humor’. - ‘Een eenzame’ schetske door Louis Carbin. - J. Vurtheim zegt veel goed over J. Van Leeuwens werk ‘De Boogschutter en de Weefster. Opmerkingen over de Odyssee, een onderzoek naar de Odyssee-Sage. ‘Getracht heeft hij aan te toonen dat de onwaarheid der voorstelling voortspruit, deels uit eene samenkoppeling van geheel verschillende Sagenmotieven tot één geheel, deels uit het gebruik maken van oude niet meer begrepen Sagen door een jong dichter. De door ontleding verkregen enkelvoudige bestanddeelen heeft hij vervolgens gepoogd zoo te ordenen, als zij hem toegeleken een redelijk-poëtisch geheel te vormen, dat zich aansluit bij van elders bekende religieuse voorstellingen der Ouden’. - Verzen door Dr. P.C. Boutens en Helene Lapidoth Swarth. - Een belangrijk artikel door Dr. Herman ten Kate over Jujutsu, de ‘Zachte Kunst’ d.w.z. overwinnen in het gevecht door toegeven, zegevieren door buigzaamheid, hetgeen de Engelschen door sleight of body verklaren. Bijzonder in Japan wordt het Jujutsu aangeleerd. Nu ontvangt ook de politie van New-York er onderricht in.
B.J.H. Ovink klaagt over de eindexamens aan de gymnasiën die al te licht ontwaarden in droge schoolvosserij’. ‘Het heele eindexamen, zooals het nu afgenomen wordt, is een onding.’
| |
De Hollandsche Revue. 25 Maart 1905.
Vooraan een schoon portret van Dr. Joh. Dyserinck, den biograaf en bibliograaf van Nicolas Beets, Rembrandt, Betje Wolf en Aagje Deken. - Onder de rubriek ‘Wereldgeschiedenis’ gaat het over Rusland en over de bewapeningen in de verschillende landen. - Onder de rubriek ‘Belangrijke Onderwerpen’ worden afdrukken meegedeeld van prentbriefkaarten door de Japanners onder de Russen verspreid om te laten zien hoe goed de Russische krijgsgevangenen het in Japan hebben. Waarlijk aardig! 't Is nu te weten of het in werkelijkheid alzoo schoon is. - Uit het weekblad Timotheus is een relaas overgenomen van Mej. H.S.S. Kuyper, de dochter van Minister Kuyper, over een bezoek aan het Kremlin te Moscou. Hier ook nog, overgenomen uit ‘Het Huis’ van Februari l.l. eenige lezenswaardige beschouwingen met afbeeldingen over oude schouwen. - De karakterschets is gewijd aan ‘Johanna Bree- | |
| |
voort’, eene dienstbode wier boeken veel opgang maken. - Als boek van de maand: ‘Stichtelijke verzen’, van Jan Luyken.
| |
Op de Hoogte, Maart 1905.
Over de Maand die heenging: ‘de Simplon doorboord’ met de portretten van de voormannen der onderneming; de Russische toestanden; portretten van Lewis Wallace, schrijver van ‘Ben-Hur’, de ‘Vorst van Indië’ enz., van den duitschen dichter Otto Erich Hartleben, den gekenden schilder Adolf Menzel, alle drie in Februari l.l. gestorven. - Eenige wetenswaardigheden over ‘De Kina’, 't geneesmiddel tegen koorts, haar gebruik, geschiedenis, cultuur en handel. - Slot van de losse bladen uit het dagboek van Maurits Wagenvoort over ‘Smyrna en zijn Hollandsche Kolonie’. - ‘Bedeljochie’ een schetske door Daan van der Zee. - Voorts over Muziek en Tooneel, het overzicht van tijdschriften door Is. Querido.
| |
Taal en Letteren. 15 Sept. 1905.
J. Koopmans heeft het over Kinker's ‘God en Vrijheid’, dat zich verstaat ‘wanneer men eenmaal 's dichters begrippen, zij 't dan ook oppervlakkig kent, als een lyriese “ontboezeming” van een groot klankgehalte, en getuigende van z'n meesterschap in de edele kunst, waarvan hij 't wezen van zo nabij heeft gevoeld’. - Dr C.G.N. de Vooys gaat voort met zijne lezenswaarde ‘Opmerkingen over Nederlandse Versbouw’. Hier behandelt hij de rederijkers en de wordende renaissance. - We moeten onze schoolmannen nog eens wijzen op 't vervolg van Dr. Buitenrust Hettema's studie: ‘De oude en nieuwe methode van taalstudie’. ‘Zo is 't ook nog altijd: hij kent zijn taal niet! als iemand spel-fouten maakt of fouten tegen het geslacht, zooals taalkunstenaars dat gedekreteerd hebben: of tegen de syntaxis zooals die nu eenmaal in de grammatica staat; of zelfs tegen de interpunctie!
Alsof niet een goed stuk, flink gestileerd maar met spelfouten (zooals de meeste stukken van onze beste schrijvers) goed blijft; en een lor, waar zelfs een examinator geen spelfoutje in ontdekken kon, een lor blijft.’ Hoeveel meer nog is dat waar in ons Belgisch onderwijs, waar op 't taalgevoel eigenlijk weinig gelet wordt.
| |
Noord en Zuid. Maart 1905.
Het beste van deze aflevering is wel het artikel over Johanna van Woude, den 20n November l.l. overleden en die eens als schrijfster van 't Hollandsche binnenhuis en als hoofdopstelster van de ‘Hollandsche Lelie’ zulken opgang maakte. Taco de Beer bespreekt zeer waardeerend het werk van Dr. Stoet Verklaring van Nederlandsche Spreekwoorden en ge zegden, ‘een werk waarvan zij, die met ernst de Nederlandsche taal beoefenen, buitengewoon veel nut hebben’. - Te lezen het artikeltje van A.W. Stellwagen over Nieuwe Woorden.
| |
Stemmen onzer Eeuw. 25 Februari 1905. 1e Jaarg., n. 8.
Nog een antwoord van pater Nieuwbarn aan W. Van Gool over ‘Kunstnaaldwerk op Kerkelijke Paramenten en de Nederlandsche Industrie’. - ‘Uit een vacant district’ (J. Janssens).
| |
| |
- Eene verhandeling over ‘Coers Liederkoor’ door Ant. Averkamp. - Twee flauwig-goede gedichten van F. Rutten. - ‘Uit Oude Papieren. Brieven van Mr. Jacob van Lennep’ (J.F.M. Sterck). - Vervolg van Alph. Laudy's interessante verhandeling over dichter Detlev von Liliencron. - Voorts gemengde artikels: er bijzonder in op te merken het opstel over 't koffiewijvig getwist tusschen pater Linnebank-De Klerck-Viola; zulke kleinzielige onverdraagzaamheid is van kwalijk allooi!
- 4 Meert, 1e jrg. nr 9,
Van P. Hyacinth Hermans ‘Een nieuw Geschrift van Jhr. Mr. Victor De Stuers’. - Nog eens: Kunstnaaldwerk enz door W. Van Gool. - Een aardig gedichtje van R. De Clercq: ‘De Kernhond’ en een ander, veel minder, van Fr. Martialis Vreeswyk O.P.M. - ‘Uit Oude Papieren: de geheime brief van W. Bilderdijk.’ - Nog over ‘Lorenzo Perosi’ van Ant. Averkamp. - ‘Vrouwen gevangenbewaarsters’ (Melati van Java). - Allerlei.
11 Meert, 1e jrg. nr 10
Eene zaakrijke beschouwing over ‘Populaire geschriften’ (A.H.M.J. Van Rooy). - Pater Nieuwbarn deelt in ‘Eene Utopie?’ eenige zienswijze mede over kerkelijke Paramentiek. Twee gedichtjes van R. De Clercq en F. Rutten. - ‘Zaanlandsche houten huisjes’ (Th. Molkenboer). - ‘Uit Oude Papieren: Brieven van de Genestet.’ - 't Vervolg van Ant. Averkamp's artikel over ‘Lorenzo Perozi’. ‘Coers liederkoor’. - 't Slot der studie van Alph. L. over Detlev von Liliencron. - Varia.
18 Meert, 1e jrg. nr 11.
‘Kritiek en Waardeering’ van Alph. Laudy; zeker geschreven onder beïnvloeding der katholiek-hollandsche litteraire keukentwisten Linnebank-De Klerck-Viola: ‘Meer dan aan Litteratoren hebben wij behoefte aan karakters!’ - ‘Geen Utopie’ (W. Van Gool). - Drij gedichten van F. Rutten en S.L Braun O.P. - ‘Uit Oude Papieren: Brieven van de Génestet.’ - ‘Manual Garcia’ (Ant. Averkamp). - J. van Well S.J. behandelt ‘Erwachen’ van Hedwig Drausfeld. - Een korte levenschets van Albr. Rodenbach door Paul J. Reymer. - Verder allerlei gemengde artiekels.
- 25 Meert, 1e jrg. nr 12.
Van Victor de Stuers eene korte levensschets van architect Dr. P.J.H. Cuypers (met portret). - In ‘Geniaal Schelden’ stelt J. Jansen eenig hoonschrift tegenovereen der koninklijke prozateurs L. Van Deyssel en Van Eeden. - Verzen van De Clercq en F. Rutten. - ‘Uit Oude Papieren: Brieven van de Génestet’. - (J.F.M. Sterck). Dertig jaren muziek in Holland (Ant. Averkamp). In ‘Van Dichters en Schrijvers’ 't vervolg en slot der studie door J. van Well S.J. over ‘Erwachen’ van Hedwig Brausfeld. - ‘De eerste geleerde Christen vrouw’ (de heilige Paula) door Melati van Java. - Voorts verschillig gemengd nieuws.
| |
| |
| |
Das Litterarische Echo. 1 Januari 1905
Rudolf Klein in ‘Das Werden der Geschichte’ tracht de evolutie-begrippen over beschaving overeen te brengen met den geijkten ‘kringloop’ der geschiedenis. Hij beweert, maar bewijst niet, dat de Germanen de leiding hebben over 't hooger leven van de menschheid, gelijk de Grieken die vroeger hadden. - ‘Englische Bücher’ door Max Meyerfeld brengt veel lof aan Swinburne's laatsten dichtbundel: ‘A Channel Passage and other Poems’; maar 't omgekeerde aan ‘Hardy's’ drama: ‘The Dynasts’. - Hans Benzmann beveelt drie pas verschenen balladen-boeken ter lezing: ‘Deutscher Balladenborn. Deutsches Balladenbuch, en Deutsche Balladen’. - Leo Greiner zegt zijn meening over eenige ‘Neue Novellen’. - ‘Die Zerlesenen’ door Otto von Leixner drijft geestig den spot met de vormen der moderne boek-reclame, die ten slotte neerkomen op de gewetensplicht: ‘Dat moet ieder ontwikkeld mensch lezen’. Als men handelen wil naar dien raad, is men gek gelezen, vooraleer een tiende van de taak is volbracht. - Als ‘Echo des Auslandes’ een Fransche brief, met veel over Sainte-Beuve, een Hollandsche en een Italiaansche.
- 15n Jan.
‘Alfred Klaar’ maakt zich lustig over de machtspreukenwoede, zoo heerschend op onze dagen, en te leggen op last van onze zucht naar oorspronkelijk-schijnen. Zoo heeft ieder thans den mond vol van 't woord: tendenz, en hoevelen zijn er die weten wat het woordje beduidt? Door de kunstwerken heen van vroeger en later tijd gaat Klaar naar de beteekenis op zoek; hij stelt vast dat die beteekenis lang niet altijd dezelfde bleef, en een juiste omschrijving vindt hij niet. Misschien brengt het vervolg in 't a.s. nummer iets meer afdoende. - Zeer onderhoudend schrijft Harry Maync over de vriendschapsbetrekkingen tusschen de drie romanciers Storm, Keller en Meyer. - Max Sydow verheugt zich over de ijverige ‘Wieland-forschung’ heden ten dage. - In ‘Leute aus dem Odenwald’ spreekt Robert Jaffé met lof over ‘Hertha Ruland’ roman door Alexander Ruths, en met geestdrift over Karrillon's roman ‘Michael Hely’. - Eenige gedachten over sociale geschiedenis in verband met literatuur vanwege Ernst Kreowski. naar aanleiding van 't laatste werk van ‘Kropotkin’, den Darwin's gezinden. - Een zeldzaam schoone brok uit den boven besproken roman van Karrillon ‘Michael Hely’. Ste Beuve's naam weerklinkt nog immer in ‘Echo der Zeitungen’. - Buitenlandsche brieven uit Engeland, Amerika, Zweden (lezenswaarde Nobelprijs-meedeelingen), West-Zwitserland, Rumenië. - Verder, tooneelnieuws en korte besprekingen.
- 1 Februari 1905,
Alfr. Klaar besluit zijn beschouwingen over ‘das Schlag wort Tendenz’ en in plaats van zich af te sloven op een juiste bepaling, vergenoegt hij zich met te zeggen dat alle kunst een zeker tendenz heeft: ze wil leeren, ze wil behagen, ze wil 's menschen leven verbeteren, veredelen, of eenvoudig de hooge genietingen geven van 't schoone, 't geen Schiller beduidde met zijn ‘paratoxe Zweckmässigkeit ohne Zweck’. Men ziet: het artikel brengt
| |
| |
geen splinternieuwe ontdekking. - ‘Herbert Eulenberg’ is volgens Ludwig Coellen een dramadichter van buitengewone kracht, die zelfstandigheid genoeg heeft om zijn romantischen aanleg uit te werken, terwijl alles rondom hem aan realisme doet. Zijn leste is zijn beste: ‘Kassandra’; dit is kunst gelijk Shakespeare er gaf. - In ‘Litteratur aus Tirol’ haalt Alois Brandl o.a. twee schrijvers te voorschijn die het ten volle verdienen: Pichler en Karl Wolf. - Paul Legband handelt in ‘Köningsdramen’ over 5 tooneelstukken, waaruit het koningdom maar kaaltjes voor den dag komt. - ‘Kleine Geschichten’ geven het oordeel van Max Hochdorf over de nieuwste novellen; gunstig o.a. over 't geen Seeliger, Withalm en Raunau brachten. - Echo uit de dagbladen en tijdschriften. - Een Fransche brief (Sainte Beuve), een Russische (Gorki en Naidenow), een Italiaansche en een Noorweegsche (lezenswaards over Heiberg. den grooten saritieker). - ‘Echo der Bühnen’ en kort boekennieuws.
- 15en Februari.
Wolfgang Kirchbach brengt breede gedachten te berde over ‘Litteraturgeschichte’, die voortaan niet meer zijn mag een verzameling lezensberichten van schrijvers en korte inhouden van werken, met eenige gemeenplaatsen daarbij over schoon en onschoon; maar een doordringen in den geest van de tijden, die 't hoogste wat ze dachten en voelden in hun letterkundige kunstwerken hebben neergelegd. - Karl Berger weet niet veel goeds te zeggen van de ‘Frauen-romane’ die hij beoordeelt; hij doet echter zijn best om een gunstige nota te geven aan Mev. Schulze-Smidt, E.v. Nesselroth en speciaal aan Liesbeth Dill met haar ‘Oberleutnant Grote’. - Uit ‘Herman Bahr und das Tragische’ van Richard Schankal, komt Bahr te voorschijn als een wonder van een dagbladschrijver. Maar ten slotte toch altijd een dagbladschrijver. - Rudolf Krausz deelt uit vijf boeken over ‘Mörike’ het meeste nieuws mee. - Een lovende bladzijde van Hans Benzmann gewijd aan ‘Wilhelm Weigands Lyrik’. - Echo's uit bladen en tijdschriften en theaters. - Brieven uit Engeland, Amerika, Zweden (iets over Link), België. - Beknopte verslagen over nieuw verschenen boeken.
- 1n Maart.
‘Die moderne französische Lyrik’, is een uiterst zaakrijk overzicht van wat er in Frankrijk zijn hart heeft uitgezongen binnen de jaren 1880-1900. Anna Brunneman spreekt met kennis van zaken haar oordeel uit over Verlaine, Mallarmé, de Régnier, Jean Moréas, Maeterlinck, Rodenbach, Verhaeren, Gregh, Jammes enz. - De hoop ‘Kleistschriften’ is weeral vermeerderd: Georg Minde-Ponet stipt zeven versche boeken aan. - Albert Geiger brengt ons in kennis met een reeks ‘Jugendromans’ waarvan ‘Morgendämmerung’, door Victor Wall in 't geheugen mag blijven. - ‘Ein Nieder-Deutscher Dramatiker’ die verdient in 't oog te worden gehouden is ‘Fritz Stavenhagen’. ‘Jürgen Piepers’ en ‘der Lotze’ zijn lang geen gewone stukken; Wilhelm Poeck belooft meer daarover bij een aanstaande opvoering. - In de ‘Lustige
| |
| |
Bücher’ van Otto Weber, van Schartenmager, van Schönthaus, van Danthendey, enz, heeft Georg Hermann niet veel plezierigs gevonden. - Van Theodor Fontane een lang gedicht ‘Auf der Treppe von Sanssouci’. - ‘Tschandala-Lieder’ van Ludwich Scharf bevatten veel schoons. - Dagbladen- en tijdschriftenecho's. - Een Fransche brief (Baudelaire, enz.), een Italiaansche (Carducci) en een Tsechsche. - Boekennieuws.
|
|