| |
| |
| |
| |
Boekennieuws
Wissenschaft der Seelenleitung. Eine Pastoraltheologie in vier Büchern von Dr. Cornelius Krieg. Professor an der Universität Freiburg. Erstes Buch: Die Wissenschaft der speziellen Seelenführung. - Freiburg i. Br. Herder, 1904.
Een uitgebreid en breed aangelegd werk dat onder den titel van Pastoraaltheologie vier boeken bevat, waarvan het eerste boek: de wetenschap der bijzondere zielzorg thans verschenen is.
De schrijver stelt zich tot doel, de wetenschappelijke behandeling der Pastoraal.
Hij wil de veelvuldige en verscheidene voorschriften in hunnen samenhang doorgronden en tot de hoogste beginselen terugbrengen.
Onder ‘zielzorg’ verstaat men de werkzaamheden van den priester waardoor hij, in naam van Christus en de Kerk, de vruchten van de Verlossing aan de menschheid mededeelt.
Als theorie is de bijzondere zielzorg de stelselmatige ontwikkeling der eerste beginselen en wetten en der daaruit vloeiende praktische regels, bestemd om den priester in het bestuur der hem toevertrouwde zielen te leiden. Zij dient hare wetten uit de positieve Openbaring en de natuur van den mensch te putten, en uit deze praktische voorschriften af te leiden, wetenschappelijk te ordenen en, zoo noodig, te bewijzen. De zielzorg wordt beheerscht door onveranderlijke, uit God stammende beginselen, welke vóór alle praktijk en ervaring en zonder toedoen van den mensch bestaan. Zij zijn niet de vrucht van zijn denken, maar worden even als de leerpunten der Dogmatiek en der Moraal, en onafscheidbaar van deze door de Openbaring gegeven.
De hoofdbron derhalve dezer wetenschap is de Openbaring, want zij steunt op eene dubbele reeks van beginselen waarvan de eerste ontspruit uit de natuur der Verlossing door Christus, de tweede uit de natuur der ziel, hare vermogens, zwakheden en gebreken.
De Pastoraal, als wetenschap beschouwt al de pastorale werkzaamheden als een geheel, rustend op een grondleggend beginsel, als een organisme uit eene bron voortvloeiend, den
| |
| |
wil van Christus en zijne Kerk. Zij hebben hun oorsprong in de natuur en het doel der Kerk, laten zich tot de eenheid terugvoeren, en kunnen derhalve onmogelijk als iets toevalligs beschouwd worden. Want even als het ambt, is de wijze hetzelve te vervullen door God geordend. Alleen in deze veronderstelling laat zich de groote verscheidenheid der pastorale werkzaamheden tot een beginsel, en tot algemeene wetten terugbrengen, krachtens welke de praecepta pastoralia op algemeene geldigheid aanspraak maken.
De theorie is noodig, maar niet voldoende zonder de lessen der ervaring, welke de zielzorger in de school des levens verzamelt. Wederkeerig kan de praktijk zonder theorie onmogelijk als geschikte leiddraad dienen, zij is in staat de kennis der techniek te verstrekken, maar niet het geheim van ‘de kunst der kunsten’ te ontsluieren. Zij zal den zielzorger op dwaalwegen, noodlottig voor de zielen, voeren, wanneer hij, aan den slentergang gehecht, zonder theoretisch onderzoek, de algemeen aangenomen sleur volgt.
Alleen de grondige theoretische kennis der laatste redenen en oorzaken van de feiten, gepaard aan de methodische ervaring brengt den zielzorger op de hoogte van zijne moeilijke taak.
De studie der pastoraal theologie is heden meer dan ooit noodzakelijk, want eendeels hebben de veranderde rechts- en nijverheidstoestanden, de aanhoudende en snelle wisseling der dingen nieuwe zielbehoeften in het leven geroepen en bijgevolg voor de zielzorg een nieuw arbeidsveld geopend - denken wij slechts aan het ontstaan van allerlei vereenigingen - anderdeels wordt de priester, bestormd met duizend vragen en eischen van het leven, belet in zich zelven te keeren en heeft daarom meer dan ooit behoefte zijn gedrag te toetsen aan de altijd geldende beginselen der pastoraal.
Het werk voorziet in eene werkelijke behoefte, te meer omdat de bestaande boeken gewijd aan de pastoraal niet methodisch en wetenschappelijk te werk gaan, en het onderwerp zeer gebrekkig behandelen. Belangrijke deelen van de pastorale werkzaamheid laten zij bij zijde: om iets te noemen, wijzen wij op het moeilijk en breed veld der sociale vraag, op het bloeiende vereenigingsleven, op de zielzorg voor allerhande genootschappen, voor gevangenen, voor den strijd tegen de slechte pers en het toenemend zedenbederf enz. Ja sommigen stellen zich tevreden met onder den titel van Pastoraal alleen de leer van het Boetsacrament te ontwikkelen, alsof de werkzaamheid van den zielzorger tot de praktijk der Biecht kan beperkt worden.
| |
| |
Met korte woorden stippen wij den rijken inhoud van het werk aan:
Het eerste deel handelt over het begrip en het wezen der zielzorg in het algemeen. (bl. 34).
Het tweede is aan de bijzondere zielzorg gewijd en bevat de volgende hoofdstukken:
I. | De zielzorg in verband met den persoonlijken toestand zoowel in als buiten de biecht: 1. De mensch naar ziel en lichaam. (bl. 235). 2. De strijd tegen de zonde. (bl. 310). 3. De leiding der ziel volgens den maatschappelijken stand en het beroep (bl. 358). |
II. | De bijzondere middelen der zielzorg: 1. De Biecht (bl. 419). 2. De zielzorg voor de gemeenschap. Eeredienst. Zedelijke gemeenschap. Familie. School. De strijd tegen het drankmisbruik en de pers. De Charitas op stoffelijk en geestelijk gebied. De maatschappelijke vraag in al hare vertakkingen (bl. 548). |
Uit dezen inhoud moge de lezer afleiden welke gewichtige diensten het boek den priester kan bewijzen. Het biedt hem een schat aan van voortreffelijke bemerkingen, wenken, lessen en raadgevingen toepasselijk op alle levensomstandigheden, op alle personen met welke hij als zielzorger in aanraking komt. Het is een welgevuld tuighuis bevattende alle wapens dienstig in den strijd tegen de zonde en alle middelen om de zielen tot de hoogste volmaaktheid op te voeren. En dit alles wordt stelselmatig uiteengezet en uit de bronnen der Openbaring bewezen.
De breede behandeling van het veelomvattend onderwerp zou menigen priester kunnen doen afschrikken het boek ter hand te nemen. Intusschen kan ieder zielzorger, naar gelang der omstandigheden een deel kiezen, dat met zijn bepaalden werkkring overeenkomt, en het boek, een wijzen en veiligen gids, in voorkomende twijfels en moeilijkheden raadplegen.
Het groot aantal boeken en schriften door den schrijver aangehaald, geven hem het middel naar verkiezing de eene of andere vraag nader te onderzoeken en te doorgronden.
Roermond.
Dr. A. Dupont.
| |
Science et Religion. In deze verzameling zijn onlangs verschenen:
326. Les Socialistes allemands, door H. Cetty.
In dit boeksken zal men vele bijzonderheden vinden nopens het ontstaan, de inrichting, de leiders, enz. der Duische socialistenpartij. Volledig mag dlt overzicht toch niet heeten.
| |
| |
327. La Famille ouvrière door H. Cetty.
Zeker is in België het werkmanshuisgezin zoo diep niet vervallen dan dit werk het in Frankrijk doet kennen. Toch bestaat de kwaal bij ons ook, en zoo niet aanstonds middelen aangewend worden om den huiskring te vervroolijken, de jonge lieden eene verzorgde opleiding te geven, den vrouwenarbeid te beperken, eindelijk de christene zedeleer in te planten, zal het niet lang duren of wij zullen de gansche vernietiging van het familieleven te betreuren hebben. Daarom is het goed in het boek van den H. Cetty te zien waartoe de huidige toestand kan leiden, van waar de kwaal komt, en hoe ze dient tegengewerkt.
317-318-319. Les Juifs avant le Messie, door A. Paulus, agrégé de l'Université.
De gewone leerwijze der gewijde geschiedenis kan geen volledig gedacht geven van de ontwikkeling van het Joodsche volk. Het zal een opmerkzaam oog wel niet ontvallen dat ten tijde der zwervende aardvaders het uitverkoren volk geene beschaving bezat gelijk onder de koningen, maar door den overhoop geschiedenissen welke de eene na de andere verhaald worden, is de aandacht van den innerlijken vooruitgang afgetrokken. Daarom zijn werken gelijk dit van M. Paulus hoogst aan te prijzen: Zij vergaderen onder zekere hoofdgedachten al wat in de verschillende verhalen nopens de beschaving der Joden te vinden is, en geven zoo, met die brokken bijeen te brengen, een juist gedacht van het leven van dat volk. Zoo komen de verhalen op het achterplan en worden beter verstaan eens dat zij in hun midden herplaatst zijn.
‘Les Juifs avant le Messie’ bestaat uit drij boekdeelen.
I. Développement politique et religieux du peuple Juif.
In dit eerste deel vinden wij de verschillige inrichting van staat en godsdienst. Een zwervende volkstam onder den invloed der Chaldeesche beschaving wordt ten tijde van Abraham in Palestina gedreven door Jahwee's bevel. Tijdens het verblijf in Egypte wordt hij in 13 stammen verdeeld. In de woestijn krijgt hij zijne eerste wet door Moyses. Later stond het volk onder rechters, dan onder koningen tot de twee rijken door de naburige veroveraars vernield werden. Cyrus stelt Zorobabel tot een soort van stetraye aan. Eene geheele vernieuwing brengt Esdras in de inrichting en sticht de vergadering die later de groote Synagoge genoemd werd, en waaruit het Sanhedrin voortkomt. Eene afvallige partij door Simon de Benjaminiet gesticht krijgt de bovenhand met behulp der Syriers. De Macchabeërs staan er tegen op, maar steunen op de Romeinen.
| |
| |
Zoo kwam stilaan het Jodenvolk meer en meer onder het juk van Rome totdat eindelijk de nationale godsdienst en het volk vernietigd werden bij de verdelging onder Titus.
De twee volgende boekdeelen:
II. Développement moral et social d'Abraham à Moïse.
III. Développement moral et social de Moïse à Jésus-Christ geven in den hoogervermelden leest, de ontwikkeling der maatschappelijke standen, der rechten, der gedachten enz. die het volk in die verschillende toestanden kenmerken. Het ware onmogelijk daarover hier meer uitleg te geven zonder alles aan te halen.
316. La vie et l'être vivant, door R. Schlincker O.P.
P. Schlincker geeft in eenige bladzijden eene moderne vertolking der zielleer van St. Thomas en Aristoteles, gelijk zij in de school van Mgr. Mercier uitgelegd wordt. Het is een zeer nuttig werk, daar er nu nog zooveel verkeerde begrippen bestaan bij degenen die de katholieke en de Scholastische Wijsbegeerte meenen dienstig te zijn met allerlei aardige stelsels die tegen het gezond verstand zoowel als tegen de wetenschap indruisen.
Dr. K.D.R.
335. L'Apocalypse devant la tradition et devant la critique, door P.Th. Calmes, SS. CC.
Het boek der Veropenbaring van den H. Joannes is steeds als zeer geheimzinnig aanzien geweest en schijnt immer ‘met zeven zegelen ‘erzegeld’. Het staat vol vizioenen en zinnebeelden die naar onthulling wachten. Nochtans ontwaard men klaar het algemeen doel van den gewijden schrijver: te midden der geweldigste vervolgingen de christenen opbeuren en versterken door de zekerheid van Christus schitterende macht en zegepraal en de vaste hoop op den eeuwigen loon.
P. Calmes, na den inhoud van het canoniek boek medegedeeld te hebben, stipt, onder den titel ‘traditie’, de verscheidene verklaringen aan die in den loop der eeuwen, zoowel in de oudheid als in de middeleeuwen en de nieuwere tijden, voorgesteld zijn.
Dan volgt het hoofdstuk over de nieuwste richting onder den naam van ‘critiek’. Sedert 1882 hebben velen, - doch geene katholieken vindt men aangehaald, - de documententheorie op de de Apocalypsis toegepast. Twee deelen zou men in het werk kunnen onderscheiden: reeds bestaande brokstukken en opstelstukken. Met andere woorden, de H. Joannes zou vroegere schriften benuttigd hebben om zijne Veropenbaring te schrijven. Nopens de bijzonderheden, den oorsprong en de beteekenis der
| |
| |
ingelaschte stukken loopen de meeningen der kritiekers zeer uiteen, maar daarin zijn zij het eens dat het boek eene samenstelling is uit verscheidene bronnen onder joodschen invloed, gedeeltelijk ten minste, gedicht tusschen de jaren 60 tot 90 na Christus.
P. Calmes treedt deze opvatting bij en legt uit hoe de hoofdstukken VII en XII drartoe een bewijs leveren, dat hij als afdoende beschouwt. Hij neemt aan dat de gewijde schrijver overgeleverde schriften nopens de uitersten der wereld toegepast heeft op huidige of nakende omstandigheden. Nochtans vermaant hij den lezer dat hij slechts het vraagstuk en eenige trekken der oplossing in zijne weinige bladen kan aanduiden.
Eindelijk voegt hij een woord bij over de zinnebeelden, namelijk op het bijzonderste, het zevenhoofdig gedrocht, waarvan hij het grondgedacht achterwaarts op tot in Babylonië gaat opzoeken.
Het boekje van P. Calmes is zeer nuttig om in korte woorden een goed overzicht te lezen van de verscheidene wijzen op dewelke men de Veropenbaring heeft trachten uit te leggen. Het zal ook de aandacht der katholieke geleerden vestigen op de nieuwe baan welke de kritiekers ingeslagen zijn. Hunne plicht is het deze gissingen te toetsen om te behouden wat recht en waar is. Ondertusschen is het voorzichtig niet te haastig noch te lichtzinnig toe te stemmen in beweringen wel zeer beslissend voorgedragen maar niet altijd even goed gestaafd. Ten minste hoeven zij door grondige studie gelouterd te worden. Doorslaand schijnen de redens niet. Alzoo de tegenstrijdige houding van het wangedrocht, dat wegging oorlog voeren en stond op den oever der zee (c. XII), valt weg indien men met sommige handschriften den H. Joannes laat schrijven: Ik stond op den oever der zee. En nog, de ziener zelf spreekt van boeken, ja, doch dit zijn geene oudere boeken, maar beteekenen Gods raadsbesluiten. Dat de schrijver beelden uit het Oude Testament, namelijk uit den propheet Daniël, ontleend heeft, ontgaat niemand. Daarbij naar welke oorkonden de gewijde schrijver zijne grootsche gezichten ook hebbe vertolkt, toch blijft immer te bepalen wat hij daarmede te kennen geeft, wat hij daardoor voorspelt.
Dr. A.M. van Kersbeek.
311. Nos Raisons d'être Catholiques, par Lodiel S.J. Volgt op een vorig bundeltje: Nos raisons de n'être pas protestants en geeft eene korte uiteenzetting van wat wij in onze apologetische handboeken in het laatste deel verdedigen: de Katholieke Kerk is de ware en eenige Kerk door Christus gesticht: want zij
| |
| |
alleen heeft de vereischte kenmerken (1ste deel). Hare leering is waar: dat bevestigt God zelf nu nog op onze dagen door mirakelen: (2de deel) als mirakelen worden bijzonder aangewezen: de snelle bekeering der heidenen, de verspreiding der kerk bij alle volkeren, de zelfopoffering der Christenen, de heldenmoed der martelaren. - Schrijver noemt die feiten mirakelen tot bevestiging van eene leering. Pius IX (Wereldbr. 4 nov. 1846) zegde daar alleenlijk van dat het Geloof dat zulke werken bezielde, een werk Gods moet zijn. Alle werken Gods nu zijn geene mirakelen. Zou de schrijver misschien niet te veel willen bewijzen?
309. Pourquoi les Dogmes ne meurent pas, par Sortais. Is het antwoord op een artikel van Seailles, leeraar in de Sorbonne getiteld: Pourquoi les Dogmes ne renaissent pas. De wijze waarop Seailles zijn beweering voorbrengt toont dat hij meer uit haat tegen den godsdienst dan uit overtuiging spreekt. De opwerping is niet nieuw: geloofsleeren der eerste eeuwen zijn nu verworpen, beweert Seailles, en tot voorbeelden geeft hij slechts wetenschappelijke stelsels die met het geloof niets gemeens hebben. Waarlijk de schrijver kon niet beter doen daar tegen menigvuldige uittreksels aan te halen van christene geleerden die gezonder denken over het Geloof.
322. 323. Le Catholicisme aux États-Unis, par Anové.
Schrijver wil ons den hedendaagschen toestand der katholieken in de Vereenigde Staten doen verstaan. De zendingen van de jaren 1512 tot 1789 worden in 60 blz. verteld, de geschiedenis van 1789-1904 beslaat 100 blz. In dit laatste gedeelte stelt hij voor oogen den vooruitgang en de organisatie der Kerk in Amerika: hij volgt daarvoor de provinciale kerkvergaderingen en geeft de veranderingen die zij ingevoerd hebben. Om te eindigen duidt hij de vraagstukken aan die tegenwoordig den godsdienst aanbelangen en nog geene oplossing gekregen hebben.
330. Le Catholicisme en Écosse, par Lecarpentier.
Deze studie is korter: zij geeft de geschiedenis van het Christendom in Schotland van het begin af (1-32). De Hervorming wordt breedvoeriger beschreven (32-56). De huidige toestand, verdeeling in bisdommen, getal der katholieken wordt aangewezen (56-62).
Dr L.E.
| |
| |
| |
L.M. van Pinxteren. Altaar, Kelk en Misgewaden. Haarlem, H.G. Van Alfen. 1905.
Wij wenschen dit boekje bijval en ruime verspreiding. Het valt maar al te zeer te betreuren dat zelfs ontwikkelde katholieken ongehoord onwetend zijn, omtrent beteekenis en gebruik van kerkstoffeering en kerkversiering. ‘Het doel van dit werkje is die onwetendheid en onbekendheid zooveel mogelijk weg te nemen, niet door geleerde oudheidkundige of geschiedkundige beschrijvingen maar door eenvoudige opnoeming en verklaring van wat in een kerk is en geschiedt.’ Het altaar en wat er op is, - de kelk met zijn toebehoorten, - de kerkelijke gewaden: zoo luiden de opschriften der drie hoofdstukken. Groote bevattelijkheid en helderheid in de uiteenzetting maakt het werkje zeer geschikt voor zijn doel; en drie uitslaande bladen met afbeeldingen dragen het hunne daartoe bij. Nog eens: een werkje dat men met belangstelling zal doorloopen.
P.T.
| |
J. Van Biervliet, Hoogleeraar in de rechten, secretaris der Hoogeschool van Leuven. - Ons Burgerlijk Wetboek. Antwerpen. De Nederlandsche Boekhandel. In-8o van 28 blz., prijs 0.25 fr. (Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, nr 68).
Ons burgerlijk Wetboek is 't wetboek Napoleon. 't Is het werk van Fransche rechtsgeleerden als Portalis, die aloude Germaansche gebruiken, Romeinsch recht en Koninklijke verordeningen met de toenmaalsche Fransche gebruiken overeenbrachten. Die Fransche gebruiken nochtans strookten, over 't algemeen, met die onzer voorouders. Dit bewijst schrijver door uittreksels uit de oude ‘Costuymen’ onzer steden en vrijheden, aangaande Huwelijksvoorwaarden en Versterfrecht.
Zeker, er zijn ook wel wetsbepalingen tusschen, die onzen christenen voorouders tegen het hoofd sprongen, als die betreffende de echtscheiding. Nochtans, niettegenstaande eenige verkeerdheden, was het invoeren van dat wetboek eene weldaad voor België, omdat het de verwarring en onzekerheid verdreef, die tot gebrek aan rechtsbewustheid oversloeg.
Voor zijn tijd was dat wetboek een meesterstuk. Maar ónze tijd vraagt terecht verandering. Prof. Laurent werd vroeger met de herziening gelast, maar zijn herzieningsontwerp, misvormd door partijzucht, was niet aannemelijk. Nu is eene herzieningscommissie onverpoosd aan 't werk. Zij tracht leemte aan te vullen zekere gebreken en ongerijmdheden weg te ruimen, het socialisme te keer te gaan. Ook hoeft de mindere ondergeschiktheid der huisvrouw bewerkt; het gezag der ouders, waar het tot misbruik overslaat beteugeld; het arbeiders recht met het burgerlijk recht versmolten.
De commissie - waarvan schrijver lid is - heeft alzoo gewichtig en lastig werk te over.
Deze verhandeling is de voordracht gehouden in de openingszitting der Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding van Antwerpen, voor 't jaar 1904-05. Zij opent ook waardig de reeks der 13 verhandelingen die gedurende dit jaar in druk zullen verschijnen.
J.V.H.
| |
R. Dijkstra: Holländisch. Phonetik, Grammatik, Texte. Leipzig, B.G. Teubner, 1903. M. 3.60.
Dit net gedrukt en net gebonden werkje van nauwelijks 105
| |
| |
bladzijden, is goed geschikt om vreemden over de hoofdzakelijke moeilijkheden van spraakleer en uitspraak onzer taal heen te helpen. De samensteller legt een prijzenswaardigen, practischen zin aan den dag in het schiften van de stof, en stellig dient hij erom geluk gewenscht dat hij op het behandelen van de uitspraak zooveel nadruk legde, de klip van spitsvoudigheid daarbij zeer behendig omzeilend. Blz. 1-27 zijn besteed aan het phonetisch hoofdstukje, blz. 66-105 aan een kleine bloemlezing Nederlandsche teksten, met phonetische omschrijving, volgens het gemakkelijke stelsel der Association Phonétique Internationale, tegenover. Vlamingen die zich wenschen in te lichten over de normaal-uitspraak van het beschaafde Nederlandsch zullen hier vinden wat ze noodig hebben. Dat een in dezen zoo gunstig bekend geleerde als P. Roorda in Taal en Letteren, xiv, blz. 276-283, over het werkje van den heer Dijkstra zich uitermate gunstig uitlaat, is welde beste aanbeveling. ‘De bewerking van ieder der drie onderdeelen, schrijft de heer Roorda, schijnt mij uitstekend geslaagd, in aanmerking genomen dat het boekje bestemd is voor lezers, die niet onbekend zijn met de algemeene klankleer... Ik beveel dan ook iederen vreemdeling, die studie van het Hollandsch maakt, en iederen Nederlander, die belang stelt in de uitspraak zijner schoone moedertaal, de lezing van dit werk ten zeerste aan.’ - Gebruikers van het werkje zullen in de leerrijke bespreking waaruit deze woorden ontleend worden, de enkele punten van verschil vinden toegelicht, tusschen de opvatting van den schrijver en die van den heer Roorda wat de uitspraak betreft van het ‘beschaafde Nederlandsch’.
T.D.
| |
Dr. H.J.E. Endepols. Het decoratief en de opvoering van het middelnederlandsch drama volgens de middelnederlandsche tooneelstukken. Amsterdam, C.L. Van Langenhuysen. 1903.
Reeds lang hadden we op deze verdienstelijke Doctorsverhandeleling de aandacht dienen te vestigen. Ze verdient het ten volle, en bij de moeilijkheid van het onderwerp ziet men gaarne door de vingers dat de schrijver voor zijn onderzoek niet meer bouwstof nog, vooral uit stadsrekeningen en dergelijke te zeer verwaarloosde bronnen bijeenzamelde, en belangrijke werken, als o.a. Wackernell's altdeutsche Spiele aus Tirol (1897), R. Heinzel's Beschreibung des geistlichen Schauspiels im deutschen Mittelalter (1898) onbenuttigd liet.
Men veroorlove ons hier den gebruiker ook nog te wijzen op het belang van een werkje dat gelijktijdig met dat van Dr. Endepols verscheen, ‘die Bühnenverhältnisse des deutschen Schuldramas und seiner volkstümlichen Ableger im 16. Jahrhundert’ (1903) en op de twee deelen van Chamber's ‘Medieval Stage’ (1903).
De studie van Dr. Endepols bevat, naast een inleiding, afzonderlijke hoofdstukken over het middeleeuwsche drama hier ten lande, het Tooneel, het Decoratief, de Costumeering en de losse decorstukken, de opvoering en ten slotte de muziek en de ‘figueren’. Wij meenen niet beter de verdiensten van dit vlotgegeschreven werkje in het licht te kunnen stellen, dan door een verwijzing naar het tijdschrift v. Nederl. Taal en Letterk., xxii, bl. 308. Prof. Kalff, op wiens aansporing en onder wiens leiding Dr. Endepols zijn ‘vlijtig bewerkt’ proefschrift opstelde, ken- | |
| |
schetst dit laatste als ‘een samenvatting van hetgeen ons tot dusver omtrent het decoratief en de opvoering van het middelnederlandsch drama vooral uit de middelnederlandsche tooneelstukken zelve is bekend geworden. Tevens zijn daar sommige tot dusver geldende opvattingen omtrent deze dingen getoetst aan hetgeen buitenlandsche onderzoekers ons geleerd hebben.’ Ik haal letterlijk aan. ‘Maar voegt prof. Kalff erbij, ook in dezen is echter het laatste woord niet gesproken. Over het algemeen valt er voor het onderzoek en de bestudeering van ons middeleeuwsch drama nog veel te doen.’
Moge dit proefstuk, dat zoo dankbaar onthaal vond, voor den schrijver zijn het voorwerk van de breeder aangelegde en ten ruimsten opgevatte studie over ons vroeger tooneel, dat voor juister inzicht in de middeleeuwsche beschaving hier te lande niet kan ontbeerd worden.
P.K.
|
|