voddenkramers haalden de vernaaide lompen, 't verroest ijzer en de snaarlooze vedels binnen, die, bij dage, den oudheidskundigen kooplust verwekten der engelsche ladies. Ginder, blekte, quasi signum ex diris, de bloedroode lanteern van het Ospedale della Consolazione en daarachter lag het Forum, in den stillen maneschijn.
De rechtstaande drie zuilen der Aedes Castoris bibberden in 't schemerlicht. Hoog op den Mons Palatinus, stak een cypresboom zijn kegelkruine tusschen de pinklende sterren. De Via Sacra, met haar witte dallen, slingerde door de donker puinen, lijk de melkweg door 't uitspansel. Boven de gapende diepte, rees de geest der Romeinen. Caveant Consules! Over 't Comitium, trokken vier-en-twintig kranige lictores, met hun fasces cum Secure, zinnebeelden van geeseling en doodstraf. Servilis tumultus. De Respublica daverde tot in haar grondvesten. 't Volk stroomde toe en op de rostra, nevens mij, verscheen de plechtige orator. Hij gooide den gloed zijner woorden in de ziel van de menigte, tot de zwellende driften uitborsten, lijk lava op den Vesuvius. Vleierij, trots, afgunst, leugen of baatzucht bezoedelden hier de witte toga der Candidati. De ratio in schrift wierd er ontvangen uit het brein der Patres Conscripti en ons duikelde men, op de banken der Universiteit, tot stikkens toe, in de rechterlijke wijsdom dezer wereldwetgevers. Crux, arbor infelix, servile supplicium, beslisten zij.
Opeens bromden de bronzen klokken der Sint Pietersbasiliek, om den Zondag te begroeten, den dag der Verrijzenis.
Buiten de wete en tegen den wille van 't roomsche plebs, was de stam van het Kruis, onder Pontius Pilatus, geheiligd. Een nieuw gedacht boorde door de duisternis: de beteekenis van het Lijden. En ginder, achter den grijsgrauwen ringmuur van het Colosseum, wierd deze beteekenis, met roode martelaarsbloed bezegeld. Boogwijs over de verbrokkelde tempels, zeilde de wassende mane en ik klom den steger op, naar 't Capitolium.
Van tijd tot tijd botste ik op een koppel Carabinieri, die stonden te geeuwen achter de hoeken der huizen. Onder zwarte schoudermantels, daalde de scharlaken naad hunner uniformbroeks, tot in het modder der straatgoten en, niettegenstaande 't gevaarte hunner napoleoniaansche tweetuithoeden, zagen zij er zeer vreedzaam uit. Beati pacifici. Il capitan Fracassa! schreeuwde een gazetleurder, met geborsten stem en verdween te midden