| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
St-Cassianusblad. Maandschr. voor Opvoeding en Onderwijs, Mechelen. Februari 1905.
Opgeteekend: Wenken en Raadgevingen nopens het Onderwijs van Taal en Letterkunde met het oog vooral op de Moedertaal in de humaniora-klassen, door Kan. J. Muyldermans. - De Karolingers, door Prof. X. - Het sneeuwvlokje (uit A. Snieders); letterkundige ontleding; door J.v.O. - De groenten- en fruitkweek moet den landbouw ter hulp komen. Reken. vraagstukken. - Natuurlijke hulpbronnen en plaatselijke Noodwendigheden eener Gemeente, door F.D.M. - Weergalm uit Luik. Redevoering van Mgr. Rutten. - Officiëele stukken. - Boekbeoordeeling.
| |
De Belgische School. Opvoedkundig maandschr., Brugge, drukker Van de Vyvere, prijs 3 fr. Januari 1905.
Opgeteekend: Onopgemerkte invloed der omgeving. - Moeder; dichtje van L. Mercelis; muziek van Libot. - Het Onderricht der 2e taal in den middelbaren graad. - Opstellen, door C. Claerbout. - Belangwekkende Leerstof - Eene radikale Drankwet en hare uitwerksels. - Officiëele stukken.
| |
Biekorf. nr 3.
Eerw. Heer G.H. Flamen, door Hugo Verriest. Een Vlaamsche kop ‘eigenaardig schoon’ zoo heel en gansch op zijn Verriest's geschetst. E.H. Flamen is wel bekend om zijn drama's die, telken jare, gespeeld worden te Ruysselede, ter gelegenheid der prijsdeeling van de Kostschool voor Juffrouwen, bekend ook om zijn Mimodrama van Groeninghe, dat, spijtig genoeg, niet opgevoerd werd. ‘Een glans van schoonheid met een natuurlijke aardigheid gloort uit het diepste zijner ziel, en doorstraalt zijnen geest, zijn hert, zijn woord, zijn werk, zijn huis, zijn kerk, zijn leven.’ En beurtelings komt een woord over de voordrachten, de drama's, het huis, enz. - Nog in deze aflevering het Lied der Vlaamsche uitwijkelingen aan Maria, door H. Persyn.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Koninkl. Vl. Academie.
Oct., Nov., December, 1904, brengen eene levensschets van Hendrik Sermon door Jan Bouchery, de lofrede van Gust. Segers over zaliger Dr. Aug. Snieders en dezes redevoering ten sterfhuize van Snieders. Voorts het verslag over den driejaarlijkschen wedstrijd voor Nederlandsche Tooneelletterkunde.
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Januari 1905.
Gust. Seghers geeft het begin van een novelle: De Kluizenberg, door en door Kempisch, - Vervolg van Is. Teirlincks
| |
| |
Plantenkultur. Hier gaat het over Wodansplanten, Thorsplanten, Tysplanten, Baldersplanten en over de gewijde kruiden bij de Kelten in het Oosten. Ook nog verzen van Johan Groeneboom, Jan Bouchery en W. Van Genck.
| |
Germania. Februari 1905.
Vooraan overgedrukt uit de ‘Zuid-Afrikaansche Post’ een treffend beeld van President Kruger, geschetst door Dr. Leyds. O.o. ‘Diezelfde gave (van klaarzienheid) had hij bij het beoordeelen van diplomatieke documenten. Kruger was geen opsteller van schriftstukken, maar hij was een te beter beoordeelaar. Hierin lag zijn groote kracht. Een beoordeelaar niet van den vorm, dat spreekt van zelf. Maar van wat er in een ontvangen brief stond en vooral van wat er achter stak, van wat er school in het gemoed van den schrijver en waar deze heen wilde, al werd dit niet uitgesproken. Een eerste voorwaarde, dit, om te weten wat te antwoorden valt; en daarom wist Kruger ook zoo goed, wat daarbij noodig en wat overbodig was.’ - Eine friische Runeninschrift, door Dr. Ludw. Wilser, runenteekens gevonden op het zwaardje van Arum, ontdekt in 1895. - Het begin der rede door prof. Gust. Verriest gehouden op het Nederlandsch Congres te Kortrijk over Guido Gezelle, staat hier overgedrukt. - Uit de Politisch-Anthropologische Revue wordt een klein opstel van Dr. Ludwig Woltmann overgenomen, een treffend staaltje van pangermanistische redeneering: Christoffel Colombus was een Germaan! Over zijne afstamming weet men niet veel, maar hij wordt door tijdgenooten beschreven als lang en slank van gestalte, roodharig, met lang gezicht, blauwe oogen, enz. Dat zijn kenteekens van de Noorderrassen. Is 't bewijs niet geleverd? - S.D.v. Maarssen geeft een vlug overzicht van wat op de Duitsche boekenmarkt verscheen in 1904.
| |
't Park's Maandschrift, 15 Feb. 1905.
Eenige aanteekeningen over de Aartsbisschoppen van Mechelen van 1550 tot 1759.
| |
Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent.
Nr 9. 1904, brengt verslag over eene tamelijk lange bespreking over de St-Michielsbrug: mag men eene vaste steenen brug metsen?
| |
Het Katholiek Onderwijs. Februari 1905.
Vervolg van het opstel: Geschiedenis der Opvoedkunde. Erasmus' leering wordt hier kortbondig uiteengezet. - Slot van de studie Die Afrikaanse Taal. ‘Betreurenswaardig is het, hedendaags vooral, dat er in Zuid-Afrika nog zooveel oneenigheid heerst in zake van taal; wij zeggen: hedendaags vooral, omdat de Boeren nu staatkundig onderdrukt zijn door Engeland, en dus eensgezind tegenover het Engels zouden moeten staan.’ Voorts wordt gewezen op het onverstaanbare, in sommige officiëele, zoogezeid Nederlandsche Berichten van den dienst der spoorwegen.
| |
Kunst en Leven, 2e jaar. 9e en 10e affev.
Pol de Mont vestigt de aandacht op eenige doeken uit de verzameling van mevrouw Mayer-van den Bergh, te Antwerpen
| |
| |
waarvan ‘verscheidene - en van de beste - enkele van de meest te betreuren leemten in onze groote muzea aanvullen. Noch Brussel noch Antwerpen bezit een enkel “mogelijk” Nederlands stuk van estetiese waarde van vóor 1400... En nu schitteren in de verzameling Mayer-van den Berg als zovele juwelen van onschatbare waarde, een diptiekje, door wijlen ridder Mayer-van den Bergh toegeschreven aan Broederlam, een prachtig drieluik van Quinten, een merkwaardige St-Kristoffel van Patinir, een vrouwefiguur van Mabuse, één Bles en misschien twee, en een puikwerk van Vieze Breughel, De dolle Griete.’ Edmond Van Offel schrijft zeer waardeerend over den Antwerpschen kunstsmid Lodewijk Verhees.
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Januari 1905.
In de geschiedenis van Leuven is tot hiertoe geen spraak van de leengoederen af hangende van de hertogen van Brabant, en die geheele kwartieren van de stad besloegen. Max de Troostenberg zal nota's mededeelen over de bijzonderste dier leengoederen; hij begint met het kasteel van Boutsvoord. - Edg. de Marneffe deelt oorkonden mede over Leuven, Lubbeek, Loonbeek, Zout-Leeuw, Oud-Heverlé, Geet-Betz, Evere en Baarle en P.J. Goetschalkx schetst de opkomst der abdij van St-Michiel te Antwerpen, het oudste klooster van Premonstreit in 't oude Brabant.
| |
Ontwaking. Februari, 1905.
Jacques Mesnil bestrijdt de tegenstanders van het vrij huwelijk, en inzonderheid de professoren ‘niet de minst gevaarlijke, uit oorzaak van het ontzag dat zij ontleenen aan hun hoedanigheid van verklaarders der wetenschap.’ Segher Rabauw schrijft den lof van Louise Michel, de bekende Parijsche anarchiste en ‘petroleuse’: ‘geen geniale kunstenares, geen hooggeleerde denkster’, maar ‘een der offerweerdigste, liefdevolste en geestdriftigste zielen waarop de geschiedenis wijzen kan.’
| |
Vlaanderen. Januarinummer.
Een van die felle flinke proza-nummers lijk Vlaanderen die geven kan. Stijn Streuvels in ‘Jeugd’ heeft zijne fijnste pen uit de doos genomen om ons eene lieve ydille te teekenen. Al wie met groot genoegen de kentering van Streuvels trant nagaat, of, als men 't liever hoort, het over-boord-smijten van 't vreemde om te gaan varen met eigen last in 't eigene water, zal de novelle met een wit kruisken aanteekenen. - Van August Vermeylen ‘Strijd met den Engel’, denkelijk in betrekking staand met de laatst verschenen opstellen. - ‘Nonkel Sooi’ van F. Verschoren. - ‘Aan Camille Lemonnier’ van Aug. Vermeylen. - ‘Jezus de Nazarener en Rafaël Verhulst’ door Karel van de Woestyne. In 'e pracht van 'e taal teekent schrijver het portret van het beëedigd jury-lid - een modelletje! - en zegt hij harde waarheden nopens ‘Jezus de(n) Nazarener’. Het stuk is noch een werk van gelooven en beminnen, noch een werk van stipte nauwkeurigheid. De handigheid van Rafaël Verhulst is eene negatieve handigheid bestaand in 't escamoteeren der schoonste tooneelen. Al is hij rijk en handig van rijm, zijne verzen zijn slecht. Spijtig
| |
| |
dat die prachtige taal van van de Woestijne soms eene pronkende pracht wordt.
Februarinummer.
Eerst een blijde, hopevolle indruk waarmede de Januaribundel zijne lezers reeds verraste: Staat ‘Vlaanderen’ op een keerpunt, neigt het tot een gezond, geïdealiseerd realisme, en voelt het 'nen drang naar edeler voelen en hooger denken?... Volhardt het in die richting, dan gedijt het waarlijk tot ‘eenen Vlaamschen Oogst’, en ‘de aren zullen wegen en rijpen - wanneer de tijden genaderd zijn.’ - ‘Z'n eigen baas zien’. Wellicht bij 't aanbieden van dit novellen-juweeltje, stak Aug. Vermeylen aan Cyriel Buysse een vriendenhand uit. Innig, weemoedig en diep gevoeld klopt het hart van Xaveer en Romanie dóór heel het stuk, dat aan zekere toestanden uit ‘La terre qui meurt’ herinnert. Felle brok zielenleven. Bezat de schrijver het geijkte woord de kleur en samengepakte zinsnede van Stijn Streuvels, hij schiep kleinnooden. Waarom soms die gevoelerigheid en overdreven romantisme? - ‘Verzen’ van René de Clereq, toch van den helder-klinkenden zanger der ‘Liederen’ niet. - Herfst-aandoening van Fernand Toussaint. - Herfst gedichten van Richard de Cneudt. Waarom leerlings oefeningen ontmoeten, daar waar men rijpe, volwassen gedichten verwacht? - Kroniek van Herman Teirlinck en Overzicht van tijdschriften door A.V... Ware het niet dat men getroffen blijft door de kernvolle taal, men ging denken aan afgezaagde waarheden, en gemeenschappelijke schotel, waar iedereen zijnen lepel gezegden uit schept.
| |
Durendal. Janvier 1905.
Paysages de Flandres. Le Bel Escaut, schets door Firmin Van den Bosch. - Eene lezenswaarde studie van Arnold Goffin over Sainte-Beuve naar aanleiding der iongst verschenen werken van den bekenden criticus, namelijk de vele documenten door Léon Seché uitgegeven in zijn Sainte-Beuve. - Origines et Progrès de la Renaissance septentrionale, de openingsles van H. Fierens-Gevaert voor zijn leergang over kunstgeschiedenis. Hij komt op tegen de bewering als zouden de Vlaamsche kunstenaars altijd om hun realism bekend geweest zijn, ‘notre art du xiie, du xiiie et en grande partie du xive siècle est idéaliste, soit qu'il subisse des influences germaniques dans l'est du pays, soit qu'il s'imprègne du caractère français dans l'ouest et particulièrement dans les Flandres. En étudiant les oeuvres conservées sur notre sol, vous verrez que notre art n'évolue que dans le dernier quart du xive siècle.’
‘La question des Van Eyck, traitée hier encore par M. Bouchot (Les Primitifs français) est entrée dans une phase aiguë. Si le Catalogue des oeuvres de Hubert est bien hypothétique, la personnalité de Jean n'en reste pas moins d'une supériorité inattaquable en regard de tout l'art de son temps. La splendeur de l'Adoration de l'Agneau paraît bien gêner nos voisins, car ils se donnent beaucoup de mal pour l'oublier ou l'atténuer!’
- Février 1905.
Paul Lambotte begint een artikel over wijlen den grooten beeldhouwer Jul. Dillens. ‘Aucun n'a trouvé avec un tel bon- | |
| |
heur, et comme sans y penser, l'harmonie de la forme, l'équilibre des masses, le pittoresque de la silhouette, ni ressenti en toutes choses la proportion, la mesure.’ - Jos. Ryelandt ontleedt Gerontius' droom van den Engelschen toondichter Edw. Elgar dat eerlang in de Concerts populaires zal opgevoerd worden. - Franz Ansel bespreekt uitvoerig Novembre en L'Ombre des Pins, twee verzenbundels van Gabriel Nigond.
| |
De Gids. Feb. 1905.
Een schoon St-Niklaasschetske: Grootmoederken, door Stijn Streuvels. - Prof. R.C. Boer bespreekt breedvoerig een nieuw werk van Dr. Andr. M. Hansen Landnam i Norge, een onderzoek naar de oudste bevolking van Noorwegen, een boek dat ‘van grooten ernst en buitengewone kunde getuigt’ en dat zeer ‘rijk is aan origineele denkbeelden en verrassende hypothesen.’ En 't besluit? ‘De resultaten, voor zoover zij juist zijn, bevestigen slechts een denkbeeld, dat toch steeds meer veld wint, nl. dat men genoodzaakt is, den tijd der Indogermaansche eenheid een goed eind terug te schuiven. Althans indien men onder eenheid verstaat het bijeenwonen binnen eene beperkte ruimte, met een taal, die bijna geene dialectische verschillen kende.’ Slot van prof. Hugo de Vries' artikel: Het Yellowstone-Park. Hier wordt gehandeld over de Geysers, de bronnen waarvan sommige 't kokend water zeer hoog opwerpen. - Op de Deensche Antillen werd tot het midden der 19e eeuw (tot de vrijverklaring der slaven in 1848) door de zwarte slaven een eigenaardig Negerhollandsch gesproken. Sedert de vrijverklaring is de groote hoop der Negerbevolking naar de havensteden getrokken en spreekt er Engelsch. Een belangrijk artikel schrijft hierover Dr. D.C. Hesseling. Onder de oude kolonisten moeten de Vlamingen niet zeldzaam geweest zijn; dat bewijzen de Vlaamsche woorden in 't Negerhollandsch: kachel voor veulen, groensel voor groenten, kot voor hok, hof voor tuin, schuif voor lade, Dissendag voor Dinsdag, enz. - Rechtshervorming in Indië, door M.C.Th. van Deventer. J.P. van Rossum schrijft een waarschuwend woord om het Hollandsch eskader in Oost-Indië te brengen op de vereischte sterkte. - Dr. Ch.M. van Deventer bespreekt uitvoerig de Geschiedenis
der Wijsbegeerte van wijlen prof. C.B. Spruit en kan met diens oordeel over Plato's natuurbeschouwing niet instemmen. - C, en M. Scharten-Antink bespreken eenige jongst verschenen letterkundige werken.
| |
De Katholieke Gids. Februari 1905.
Norbert Van Reuth geeft nog Kiekjes in Frankrijk. Ditmaal gaat het over Bayeux, Coutances en Evreux. - Kerstnacht 1904, door A.H.M. Ruyten. - A. Van Winkel toont hoe anti-katholieke bladen op zoogezegde ‘clericale schandalen’ uit zijn. Duitsche katholieken hebben voor 4 jaren een middenbureel voor inlichtingen van dien aard ingericht. Daar werden de 153 beschuldigingen die in de verschillende bladen van gansch Europa tegen de geestelijkheid in het jaar 1902 werden uitgebracht ernstig onderzocht. En 't besluit? Van de 153 waren er 125 gansch uit de tucht gegrepen, over 15 heeft men geen afdoende inlichtingen gevonden, 13 beschuldigingen waren voldoende gegrond. In 't jaar 1903 heeft dit zelfde bureel 90
| |
| |
beschuldigingen onderzocht en bevonden dat er slechts 10 niet geheel en al, maar gedeeltelijk gegrond waren! - Vervolg van A.J. Ravenstads artikel over Geert Groot, die men als een onbewust voorlooper der Hervorming zou willen doen doorgaan.
| |
Tijdschrift van het Koninkl. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde. Januari 1905.
S. Wigersma stelt een voornaam staatsman-numismaat voor der 16e eeuw; Wigle Van Aytta Van Zwichum, hoog in aanzien bij Karel V en Filips II, en geeft een overzicht van den aard en inhoud zijner verzameling. - J.M. Faddegan geeft inlichtingen over schelpen bij primitieve volkeren als ruilmiddel gebruikt.
| |
Van Onzen Tijd, 4e jaarg. nr 4.
Eene novelle van Const. Eeckels: Genezen. - Vervolg van C.R. De Klerk's De Heilige Augustinus. Hier gaat het over de Soliloquia of alleenspraken. - Voorts verzen van Herman van Zuyle en W. D'Hoop.
- 5e jaarg. nr 5.
Brengt het eerste deel der lezing gehouden door Th. Molkenboer in de vereeniging ‘Geloof en Wetenschap’ te Amsterdam over De toekomst der Katholieke kunst in Nederland. De groote katholieke kunstenaars, Alberdingk-Thijm, Schaepman, Dr. Cuypers, waren en zijn, zegt Molkenboer, personaliteiten. ‘Zij hebben slechts als persoonlijke katholieken gewerkt, hun optreden kan niet als de uiting van een werkelijke algemeene katholieke cultuur worden beschouwd. Want die cultuur hebben we niet.... Zij streefden langs een kunstweg naar een eigen kunst. Dat was geheel in de lijn der tijden, waarin zij leefden. Wij - hun nakomelingen, die hun werk moeten voortzetten - streven naar een kunst langs maatschappelijke oplossing - naar een kunst gegrond op een maatschappij - op een cultuur.
Zij stelden de kunst tot basis voor de kunst, wij daarentegen stellen aan de kunst een wereldbeschouwing ten grondslag.
Ziedaar een principieele verschil met onze directe voorgangers, wier kunst-capaciteit en kunstkundigheid wij gaarne als hun persoonlijke verdiensten in eere houden, maar welke basis voor ons het bereiken van glorieuser toekomst ontoereikend, principieel verkeerd lijkt.’
Daar ware nog al veel over te zeggen. Ook over hetgeen Molkenboer beweert: als houdt men te veel aan de gothiek en moet men nieuwe vormen zoeken, meer in verband met onzen tijd. - Maria Viola bespreekt zeer waardeerend Poelhekke's Beschouwingen, maar weet geen goed te zeggen van Linnebanks Jongere Letteren.
| |
Taal en Letteren. 15 Januari 1905.
Veel te lezen in deze aflevering: Naar aanleiding eener uitgave met aanteekeningen door H.W.E. Moller, ontleedt J. Koopman het middeleeuwsch ridderdicht Karel ende Elegart dat ‘heeft om z'n inhoud hogere aanspraken dan al de andere ridderromans. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat ons middeneeuws verhaal 'n oorspronkelike nationale bewerking is.’ Hieraan
| |
| |
hecht schrijver nu wel niet te veel belang: ‘De litteratuur, vooral die van de M.E. is universeel, en eigendom van een beschaving, die op alle levensuitingen van dien tijd haar onmiskenbare stempel heeft gedrukt. 't Is de invloed van deze Christelike beschaving geweest, die van dit avontuur zulk een mooi stukje christelike litteratuur heeft gemaakt en 't zijn wederom de in deze beschaving grootgebrachte clerken en leken geweest, welke van deze godsdienstig-zedelike novelle, met zulk 'n bekwaamheid 'n kunstwerkje hebben gevormd. Dit mooie was hun allen gemeengoed, en kon ook allen gemeengoed zijn, waar de beschaving, zooals in de landen tusschen Ysel en Seine, op 'n zelfde hoge trap stond.’ - Dr. D.C. Hesseling bespreekt het werk van Victor Henry Le langage Martien, étude analytique de la genèse d'une langue dans un cas de glossolalie somnambulique. Een medium te Geneve, Mej. Smith, beweert verplaats te worden naar de planeet Mars en spreekt daar met verschillende menschen in hun planetentaal, ze schrijft soms op wat ze hoort. Flournoy, hoogleeraar in de zielkunde te Geneve, heeft dat alles uitgegeven. Henry toont hoe ‘het Marsies van Mej. Smith gelijkt in woordvorming en zinsbouw zó nauwkeurig op haar moedertaal het Frans, als geen twee aardse talen op elkander gelijken. Woord voor woord wordt overgezet en er komt een Franse zin voor den dag zonder een enkel Marsisme.’ - J.J. Salverda de Grave onderzoekt de afleiding van het woord lawaai. - H. Logeman schrijft over de Nasaalvokalen in het Nederlands. - Te lezen het begin van een studie van Buitenrust Hettema over De oude en nieuwe methode van Taalstudie: hoe de oude opstellers van spraakkunsten enkel de taal der beste schrijvers nagingen en regels smeden waaraan zelf de beste schrijvers zich niet hielden. ‘Daar is Vondel, Bilderdijk, Da Costa en Beets die door mekaar b.v. hun
en hen gebruiken... En zo hebben we de grammaire raisonnée gekregen met al zijn wetenschappelijke ballast. De spraakleer, die niet constateert hoe 't is, in werkelikheid! De grammatica die geen taal beschrijft maar vóórschrijft, die Taal fabriekt en Taalregels uitvindt.’ - Dr. C.G.N. de Vooys begint een opstel: Opmerkingen over Nederlandse Versbouw.
| |
Op de Hoogte, Maandschrift voor de huiskamer. Jan. 1905.
De gewone rubrieken over de maand die heenging, waarin bijzonder gehandeld wordt over den toestand in Rusland. - Over Batikkunst in ons land met mooie afbeeldingen door E. De Winter. - De ‘Club de Tien’ eene verzameling jonge schilders in het Gooi, met portretten afbeeldingen van hunne werken. - Smyrna en zijn Hollandsche Kolonie, losse bladen uit een dagboek van Maurits Wagenvoort. - De muziekale en dramatische overzichten. - Voorts wat letterkunde: schetsen door Lucien Tratignon, S. Van Pruttelen, Annie Salomons, Gertruida Carelsen, Tolstoï. - Frans Hulleman schrijft zeer waardeerend over eene kunstlezing van Van Deyssel.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Jan. 1905.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis: over den oorlog in den Oost, over het Hollandsch in Japan, hoe de Hollanders eeuwen lang de leermeesters geweest zijn in dit land, over de binnenlandsche politiek in Hongarije. - Als Belangrijke onderwerpen:
| |
| |
De ziekenverpleging in Deli, het gezond verstand in kunstzaken, Justin Van Maurik als spiritist. - Karakterschets: Mevr. Wynaendts Francken-Dyserinck, dochter van den bekenden predikant Dyserinck te Rotterdam, eene der hoofdvrouwen der Vrouwenbeweging in Nederland. Als boek van de maand: Dat liedekin van Here Halewine, door Henricus.
| |
Stemmen onzer Eeuw. 1e Jaargang, n. 1.
Naar den uiterlijken aard van de Groene Amsterdammer is dit een nieuw zeker wat belovend weekschrift voor de Noord-Hollandsche Katholieken... ‘ons geheel programma is te herleiden tot dit éene: instaurare omnia in Christo’ zoo besluit de vrijmoedige inleiding van Alph. Laudy. - Een hertstochtelijk ‘Welkom’ van J.C. Alberdingh Thym S.J. - ‘Grondwetschennis?’ plaatselijk artikel over het ontwerp tot herziening der lagere onderwijswet. ‘Uit Oude Papieren: Dr. Schaepman in '68 te Rome’ Curieuze brief van Zaliger Schaepman over diens eerste indrukken in de Stad der Pauzen. Voorts een deugdelijk verslag over ‘Kerkmuziek te Rome’... even als dirigent is Perosi ook als componist niet geheel vrij te pleiten van - om het in éen woord te zeggen - stijlloosheid... Nog op te merken: Hollandsche Kunst in het Rijksmuseum - Th. Molkenboer. - Een nieuw Portret van Raphaël?. Buiten Rubrieken over Tooneel, Vrouwenbeweging en verschillige overzichten, biedt dit eerste nummer nog eene keurige bespreking over den ‘Vlaamschen Volksdichter’ René De Clercq.
- 14 Januari 1905, n. 2. 1e jaargang.
Alph. Laudy in ‘Toenadering’ klaagt in allerjuiste meeningen over Zuid- en Noord-Nederlandsche kalholieke betrekkingen. Dees zeker in op te merken ‘...zooveel vlaamsche dichters en schrijvers die, roomsch van huis uit, door verwaarloozing hunner godsdienstige vorming, door gebrek aan belangstelling en leidende kritiek van Katholieken, hun kunst tot een naturalistische laten gedijen. Valsche esthetische begrippen, hun van elders toegewaaid en geen oogenblik tegen ernstige nagedachte bestand, gezelschappen van gemengden aard in tijdschriften, die zij argeloos met ongeloovige of zedelooze kunstgenooten aanknoopen, hebben al menig Zuid-Nederlandsch talent in den knop met verderf aangevreten of zijn verrukkelijksten bloei belet. ...ook mag wel eens gevraagd worden wat het beteekent, gebrek aan durf bij katholieke uitgevers of gebrek aan vertrouwen in den smaak, dus in den kooplust van het katholiek publiek, dat het bij roomsche auteurs in Vlaanderen haast als een staande regel geldt, hun werk op niet-roomsche persen te leggen?’
M.C.A, Van Vuuren levert een opstel over ‘Generaal Berganius’. In ‘Merkwaardig’ van Th. Beusdorp eenige belangrijke ophelderingen over den dubbelen echt van Philipp van Essen wiens 400 geboortefeest laatst door de duitsche Protestanten werd gevierd; naar aanleiding ervan verklaart schrijver in strenge afkeuring 't gedrag van Luther, Melanchton en Bucher opzichtens Philipp's bigamie. - Van F. Rutten ‘een Lied’ te onvolkomen, maar wel diepgevoeld gedicht. - M.H. Nieuwbarn, O.P. 's klachten en opmerkingen over
| |
| |
‘Kunstnaaldwerk op Kerkelijke Paramenten’ zijn van uiterste gepastheid: hij betoogt met rake woorden de groote achterlijkheid dezer kerkelijke sierkunst en verwijst op praktische middelen om daarin ten zuiverste te verhelpen. Ter lezing aanbevolen aan alle Kerkbesturen! - Voorts Rubrieken over Muziek (Der Roland von Berlin, waar Wilhelm's en Leoncavallo's werk niet gespaard worden). - ‘Nieuwe Liederen’ gecomponeerd door J.R.J. Wierts op gedichten van Guido Gezelle, alsmede het vervolg over R. Declercq's Volksdichten door Alph. L - Ook nog ‘Schilderkunst’ ‘Voor onze Vrouwen’ en ander gemengd nieuws.
- 21 Januari 1965, No 1, 1e jaargang.
Opmerkensweerdig in dees nummer is de voortzetting van Kerkmuziek te Rome (Hub. Cuypers) en deze over R. De Clercq's Liederen voor het Volk; ook de interessante meedeeling van eenen brief van Nicolaas Beets (J.P.M. Sterck) en de aanstipping der beteekenis van den genialen, hier al te onbekenden engelsche componist Edwar Elgar (Ant Averkamp). Verzen van G.B. en H.F. Van Maarreveen. Gemengd nieuws.
- 28 Januari 1905, No 4, 1e jaargang.
Van P. Pr. Bonaventure Kruitwagen O.P.M. eene belezen bijdrage over ‘De Internationale Vereeniging der Studiën over St. Franciscus van Assisie en zijn Orden’, 't vervolg en slot der artiekels over ‘Edwar Elgar’ en René De Clercq. - F. Rutten behandelt Verhulst's Jesus de Nazarener met waarlijk te zachtmoedige pen, zoowel op apologetisch als litterair terrein, soms streelt hij zijn te lamme zweepslagen met aaiende woorden weg! ‘Cam. Huysmans (Le Soir) stelt het op gelijken voet met “Gudrun” van Alb. Rodenbach (1890) et “Starkadd” van Hegenscheidt (1896).’ Toe maar! dat heeten we een schoon endeken de waarheid te kort doen.
| |
Revue des Questions Scientifiques. Janvier 1905.
Elk artiekel is eene grondige studie: het ware onmogelijk over elkeen te oordeelen: aan ieder is het niet gegeven bevoegd te zijn op zoo verschillende gebieden. - Aardkunde: Le feu central, door Kaisin: er moet aangenomen worden dat de grondkorst der aarde eene groote massa gloeiende stoffen omsluit; vier feiten staven dit stelsel: doch niet altijd is deze de toestand van den aardbol geweest. Welke zijn dus de veranderingen door den aardbol onderaan? Dat kan ondersteld worden op verschillige wijzen. Doch de hypothesis van Descartes blijft de waarschijnlijkste: de aarde was eertijds eene nevelster, de koude van het omliggend ruim doofde een deel der stoffen uit, die verhard en saamgeperst eene altijd aangroeiende korst rond de gloeiende stoffen uitmaken. - Zielkunde Les Sourdes-Aveugles, door Lechalas. Schrijver duidt in het voorbijgaan de onderrichtingsmethode aan dier ongelukkige schepselen die van de twee voornaamste zintuigen en van de spraak beroofd zijn; hij onderzoekt welke kennissen zij alleen verwerven, hoe zij nieuwe gedachten bekomen. Er zijn drij personen, die in dezen toestand, eene ondervinding genoten. Voor Helène Keller scheen geen vak te moeilijk: zij voltrok hare
| |
| |
studiën te Cambridge aan de hoogeschool. Met Marie Henotin had men de grootste zwarigheid om haar te doen verstaan, dat zij hare gedachten en gevoelens door gebaren aan anderen kon uitdrukken en mededeelen. Laura Brigman deelt ons mede hoe zij door zich zelf een gedacht van God gevormd had: van een wezen, dat zij haar niet als oneindig volmaakt voorstelde, maar als de oorsprong van andere wezens en die eenen rechtstreekschen invloed op haar kon uitoefenen. - Natuurkunde. Les Décharges électriques dans les gaz, door Schaffcos, S.J. Legt gemakkelijk de electrische ontploffingen uit door het stelsel dat de samenstelling der stoffen aanneemt uit kleenere elementen als de olomen (ions). - Mechaniek. Les Origines de la Statique (XI, XII), door Duhem. De geschiedenis der Statiek wordt voortgezet en leert ons kennen Galilei en Simon Stevin; de eerste volgt meer Aristoteles, de tweede Archimedes. - Volkenbeschrijving. Le Peuple japonais, door Gollier. Het japaneesch ras is ontsproten uit drij elementen. Ainoisch, Mongolisch en Maleisch, dat bewijzen de morphologische kenteekenen, dat bevestigt de geschiedenis der invallen van Mongolen en Maleischen. De hedendaagsche beschaving in Japan is te danken aan het overplanten van staatsinstelling, en onderwijsinrichtingen der Europeïsche landen: het onderwijs is bijzonder op eenen breeden voet ingericht. De geestesontwikkeling en de wijsgeerige gedachten waren nog over vijftig jaar door het Bouddhisme opgeleverd; maar sedertdien begon het positivisme en materialisme der fransche en duitsche scholen binnen te dringen, en nu is het overheerschend. Het kenmerk der japannezen is de gemakkelijkheid zich de levenswijze van vreemde volkeren eigen te maken. - Le Tunnel du Simplon, door De Tooz. Is eene uitgebreide beschrijving van de plaats waar dit werk gedaan wordt, en de werktuigen die daartoe dienen. - Variétés.
Un nouveau livre sur la Balistique intérieure, en Les Culcias ou Croisiers de l'Amérique précolombienne.
| |
Das Litterarische Echo. 1 Dec. 1904
‘Märchenkunst und Kunstmärchen’ een aantrekkelijk opstel van Dr. Bruno Wille over de vertelsels, voor 't oogenblik in Duitschland niet zoo gelukkig als in Grimm's tijd beoefend. - ‘Polnische Romane’ door Josef Flach: In zake romans gedijen in Polen best de geschiedkundige en de landelijke. Zeromski vertegenwoordigt, nevens Sienkiewich het eerste, Tetmajer het tweede genre - en beiden met veel talent en veel bijval. - In ‘Goethe-Schriften’ deelt Georg Witkowski het wetenswaardigste mee over 't Goethe-Jahrbuch van 1904 en over andere Goetheboeken van 't jaar. Besluit: De Goethe-cultus neemt veeleer toe dan af. - Otto Rüdiger roept een vergeten dichteres van de 18e eeuw nog eens op, ‘Caroline Rudolphi’ een navolgster van Gellert en Klopstock: Franz Muncker zegt veel goeds van dat boek. - Edmund Lange brengt boekennieuws ‘Aus allerhand Gauen’, en prijst o.a. Max Bernstein's ‘Narrische Leut’ en de katholieke novelle ‘Moribus fraternis’ van Ansgar Albing. ‘Proben und Stücke’ eenige goede staaltjes nieuwe lyriek. Uit de Christus-legenden van Selma Lagerlöf vertaalt het Echo ‘Die Vision des Kaisers’, een best geslaagde vertelling. - Nieuws uit dagbladen en tijdschriften.
| |
| |
- 15 Dec. 1904.
Uit Leo Berg's ‘Zur Psyschologie des Plagiats’ moet men besluiten dat er heel wat meer letterdiefte gepleegd wordt, dan men denken zou. Soms wel zijn die dieften onbewust, maar toch meer het tegendeel. Niet enkel de eersten de besten zijn plichtig daaraan; 't is Goethe, 't is Lessing, 't is Heine, om enkel Duitschers te noemen. Shakespeare en Molière b.v. hebben gestolen lijk raven. Hun genie gaf hun 't recht tot stelen; want het gestolene door vermenging met hun eigen goed werd er des te beter om. - Gregori beveelt het boek aan van Max Marstersteig, ‘Das Deutsche Theater im 19en Jahrhundert’. Om zijn wetenschappelijk gansch nieuwe methode noemt hij het ‘eine soziologische Dramaturgie’. - Leppin spreekt over de jongste ‘Wiener Romane’ romans meestal vol liefde van de laagste soort. - De ‘Lyrische Entdeckungen’ van Camille Hoffmann brengen ons in kennis met Ernst Hardt, Albert Sergel, Emil Lucka, lyrische dichters die een kennismaking wel waard zijn. - Een bladzijde over den onlangs gestorven novellen- en romanschrijver Hans Hopfen. - Echo der dagbladen en tijdschriften. Brieven uit verschillende landen, waaronder die uit Rusland de merkwaardigste. - Een lange tooneel-echo. - In de ‘Kurze Anzeigen’ een warme aanbeveling van Lauff's Pittje Pittsewitt.
| |
Varden. November 1904.
A. Perger: Dogmet af 8e December 1854. II. Voortzetting der belangwekkende studie over het dogma der Onbevlekte Ontvangenis. De schrijver gaat voort met de ‘Dogmatiseering van Maria's Onbevlekte Ontvangenis’ en met ‘de beteekenis van het dogma’ en beantwoord de opmerkingen door protestanten en ongeloovigen, tegen het dogma ingebracht. - R. Jahn Nielsen: Den stärkeste Klang, gedicht. - Vervolg van Religionskrigen i Frankrig, door F. Esser. In dit artikel spreekt de schrijver over de ‘vrijheid van onderwijs’, de ‘karakteristiek van den strijd’, ‘de gevolgen van den strijd en de vooruitzichten voor de toekomst’. De schrijver ziet den toestand niet zoo zwart in. Zeker zal er aan de Kerk in Frankrijk nog menige wond geslagen worden, maar terwijl de regeeringspartij uiteen valt, smelten de harten der katholieken gedurig meer samen in het vuur der vervolging, worden tevens gezuiverd en gelouterd, en deze samensmelting zal hen voeren tot den zege, wanneer de tijd zal gekomen zijn.
- December 1904.
Joh. Jörgensen. En Valdenser. In dit artikel beantwoord de gekende Deensche schrijver een artikel van Docent Dr. Phil. Oskar Andersen, verschenen in Valdensermissionstidende over Det moderne Italiens Forhold til Kristendom og Kirke (De verhouding van het moderne Italiën tot Kristendom en Kerk). Menigvuldig, zegt Jörgensen, zijn in Denemarken de aanvallen tegen de katholieke Kerk, vanwege de volkskerk. Dikwijls hebben deze den vorm van reisverhalen uit katholieke landen en dan wemelen zij van dwalingen, misverstand en, erger, verkeerde voorstelling van feiten. Zoo kwam een dier reizigers tot het besluit, dat de Italianen niet veel van hunnen godsdienst houden, omdat hij eens
| |
| |
ergens in eene kerk twee vrouwen had zien praten tijdens de goddelijke diensten.
Tot die soort van reizigers nu behoort Andersen niet, maar als Valdenser kon hij toch niet zoo vrij en rustig zien op de katholieke Kerk, als bijvoorbeeld Dr. Heiberg, in zijn schoon boek over Italië heeft gedaan. Het katholicism is de angel welke Dr. Andersen in Italië gedurig in de ziel prikt, wat oorzaak is dat zijn artikel eene rei van aanvallen en aanklachten is geworden. Zij betreffen eenerzijds de politiek der Kerk in Italië, anderzijds de godsdienstige verhoudingen in dat land, maar 't is enkel met deze laatste dat Jörgensen zich bezig houdt.
Hij weerlegt ten klaarste al de ongerijmdheden die de protestantsche schrijver de katholieken toedicht en zegt: Maar zoo gaat het met alles wat het katholicism betreft. Hij die iets wil schrijven over Boedhism, over Mohamedanism, over Noorsche goden, moet, wil hij voor een wetenschappelijk man doorgaan, die zaken in de puntjes kennen en zich in alle geval niet inbeelden, dat de oude IJslanders aan het Nirvana geloofden en dat Boedha zijne aanhangers beloofde eeuwig vleesch te mogen eten en meedrinken na den dood. Maar is er kwestie van katholiek kristendom, dan kan men dergelijke dwaasheden gerust zeggen, toch blijft men een wetenschappelijk man! En de protestanten, die zulks vernemen, danken God dat zij niet zijn zooals die katholieken, die priesters, die Paus, heel die katholieke orde!
Paul Bourget: Den forhaanede, een kort verhaal van dien Franschen schrijver in Deensche vertaling. - J.B. Lohmann: Har Jesus kun lärt èt Aar, nieuwe bijdrage tot de studie van den duurtijd van Jesus' openbaar leven. - Litteratur og teater: Eene breedvoerige bespreking door F. Ronge van Pastor Fjord's merkwaardig boek: Hvad er den evgl.-luth. Folkekirke; eene id. door Ludvig Günther over Julekerten 1904, 4e Aargang, redigeret af R. Jahn Nielsen. - Verder spreekt R. Jahn Nielsen over Laurids Bruuns' boek Absalons Saga, waarvan nu het tweede deel is verschenen, en over een boek van Jakob Knudsen over de H. Maagd, waartegen onder katholiek opzicht niet veel is tegen in te brengen, maar zooveel te meer onder opzicht van vorm. De schrijver kan geen verzen maken. - Oskar Andersen spreekt over professor Nyblom's Zweedsche vertaling van Mistral's Mirèio, een uitstekend werk, over een paar opvoeringen in den schouwburg, de vertaling van een werk van Kipling en een nieuw boek van Carl Dongaard.
|
|