mer kan zijn. Zóó getrouw leeft het Amsterdamsche volk op ieder van zijn bladzijden.
Toen Justus zijn lagere school had uitgedaan, moest hij op 't werk in vaders tabak- en sigarenfabriek. Tusschen zijn dagelijksche bezigheden in leerde hij Fransch, Duitsch, Engelsch, Italiaansch, goed genoeg om romans en verzen in die talen te genieten. Ook in de natuur- en plantenkunde bracht hij het als autodidakt een heel eindje ver. En 't schalksche naloeren en -luisteren van de Amsterdamsche werklui op vaders fabriek werd ook niet verzuimd.
Toen hij 18 jaar was, werd hij door de ‘rimmetiek’ op zijn kamer gekerkerd. Wat hij dan heeft gelezen is ontzagwekkend, en wat hij geleden heeft schilderde hij ons later in zijn onbetaalbaar ‘Rheumatismus articulorum acutus.’
Na zijn ziekte kwam hij op de Beurs, waar hij tot het bestudeeren van allerlei typen een gouden gelegenheid had.
Pas in de twintig werd Justus patroon van vaders sigarenfabriek. Zijn zaken verzorgde hij in de puntjes, en ontwikkelde zich meteen door handelsreizen in België, Duitschland en Engeland. Tusschen die beslommeringen in was hij, als Potgieter, schrijver, maar van een heel ander slag;... en daarbij wist hij nog tijd te sparen om met De Koo het weekblad den Amsterdammer, alias ‘den Groene’ op te stellen.
De letterkundige van Maurik begon als tooneelschrijver, en leverde zoowat een dozijn blijspelen, waaronder Janus Tulp, Een bittere Pil, Paketten voor Dames, De Buren, Fijne Beschuiten nog aan velen een genoeglijken avond bezorgen.
Maar vooral om zijn luimige schetsen en novellen is van Maurik bekend en gevierd. En als hij zijn grappen zelf voorlezen kwam, dan moesten de ergste Droogstoppels zich gewonnen geven.
Schetsen als Klaas Komijn op de Beurs, Het Amstelveld te Amsterdam, De Slaapstee van Koo, De Stad Singapoera, Izaak op den Dam ‘die nooit wat met de pelisie te doen heeft gehad’, David de Loterijman ‘die onder zijn sjofelen jas een dosis philosophie droeg om een eeuwig mediteerenden Brahmaan te doen paf staan, en die zoo plezierig was geworden in zijn maag van wegens een sigaartje, waar een stuk van een haringkop bij toeval was ingeraakt, waarschijnlijk omdat de sigarenmaker het op Maandag had gemaakt’; 't Diner van Manus met zijn happen, die een Nijlpaard eer zoûn hebben aangedaan; De Nachtwacht, die van een menheer, dien hij uit het water had gered, maar een kwartje kreeg, en daarop de bedenking maakte: ‘'n Kwartje! - afijn,