Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904(1904)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] Vrede Hoor in den zomeravond, na het koortsig hijgen der dagen, goede ruste donzig zachte zijgen om alle moewen in heur week gevouw te wikkelen wijl tintelende puntjes 't peinzend blauw betikkelen. Om ons wiegt weelderig het zaligende zwijgen. We voelen wereldvrede in onze borsten stijgen en hemelgoedheid beven door verjongde leden. En de eindelooze stilte suizelt vage om ons als 't ver verwijderd, flauw verwisschend stemgegons van oude vrouwkens, preev'lend hunne avondbeden. Hoort gij hoe zuiver schoon, hoe teer de stilte taalt? Hoort gij hoe ze in de vredeluchte nachtegaalt en spreekt van 't vreemde lieve uit verre wonderlanden? En hoe ze 't kloppend hoofd, zoo ziek naar zachte rust met zoele luwing aait, met zoete monden kust, en heete wangen streelt met weeke vrouwenhanden? O, zachter, adem zachter bij het dikker duisteren. Het is zoo vezelteer dat ongesproken fluisteren waarin we niets van 't ruwe menschelijke hooren. 't Zijn onze zusterzielen die elkaar ontmoeten en met hun hemeltaal elkander bevend groeten in 't nieuwe, heerlijk licht uit zwarten nacht geboren. En sterren stralen stil... Geruischloos baren baren... Hoor 't groeien van de bloemen, 't zwellen van de aren, en 't vruchtenworden in het schaduwkoel der blaren. Hoor....... Vorige Volgende