volgende: vier dagen bij het laatste feest van het jaar (13-16 October); veertien dagen met Kerstmis, acht dagen met Paschen; acht dagen met Pinksteren.
Denemarken bezit 70 zoogenaamde vrije middelbare scholen en de meeste zijn inderdaad gesticht door bijzonderen. Kopenhagen bezit er vijftien, waaronder de voornaamste zeker wel de Gammelholms Forberedelseskole Latin og Realsckole is, bestuurd door den heer Gottlieb Christensen. De aanvang der studiën begint er met eene aanschouwingsklas, waarin al de bedrijven van het deensch bestaan door kleine poppen worden voorgesteld; men ziet er schoenen maken, klompen, vaten, potten, boter, kaas, bier, enz., enz. Het leven van visschers en landbouwers wordt er tastbaar voorgesteld en terwijl de leeraar zijne poppen doet werken, draagt hij zorg zijne toehoorders overeenstemmende schilderijen te toonen.
Het middelbaar onderwijs eindigt voor de meeste leerlingen in de ‘practische’ klassen, waarin de vierde nog begrepen is. Zij leggen dan een exaam af over Latijn, Grieksch, Deensch, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurwetenschappen en rekenkunde. Zij die verder willen gaan en de rhetorica doen, dat is de ‘studentenklassen’ volgen, leggen alle jaren een exaam af, dat natuurlijk van moeielijkheid verschilt. Het programma bevat, buiten de zoogenaamde practische stoffen, de oude skandinaafsche taal, het Engelsch, het Fransch en het Duitsch. Nevens die bijzondere scholen heeft men nog het stadslyceum, de colleges van den Staat in de provincies, het gesticht der paters Jezuïeten te Ordrup en de befaamde scholen van Herlusfsholm en Sorö.
De bevolking van het platteland bezoekt genoemde scholen even trouw als die van de steden. Zij maakt daarenboven gebruik van zeer bijzondere inrichtingen, volkshoogescholen genaamd (Folkehöjskoler). Zeventig zulke universiteiten zijn gedurende zes maanden van den winter werkzaam voor jongelingen en drie maanden van den zomer voor meisjes van achttien tot vijf-en-twintig jaar. Men betaalt daarvoor 25 kronen in de maand; doch de Staat verleent ruime hulpgelden. In den zomer en vooral in den herfst, richten die volkshoogescholen vergaderingen van gehuwde boeren en gehuwde boerinnen in, tusschen de dertig en zestig jaar, en men heeft tot 1500 van die bejaarde studenten