Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904

[p. 27]

Zomeravond

De zon is, brandensmoe, ter rust' gegaan,
Lui, lang-uit, liggen de weiden te droomen
Onder een sluier van dauw, waar log-loome
Koeien, als zware zwartvlakken, op staan.

Uit groen-gekroosde grauwe moddersloot
Kikkergekwak krakt monotoon, van verre
Klinkt straatrumoer, boven bleekt avondsterre,
Laag aan den hemel breekt mat-goud en rood.

Er wolkt een wit-gewolde kudde langs
Den groen-begroesden effen weg, en wentelt
Wolkjes-gewijze voort, er achter drentelt,
De hond op zij, de herder blij en zangsch,

In lauwe meditatie-volle lucht
Wiekt trillerige lied van nachtegalen
Rein en sonoor, zilvrig als mane-stralen, -
En alles voelt der zoete klanken vlucht.

En weemoed zeeft in heilig avond-uur,
Als offergeur uit kuische wierookvaten,
En alles ligt, vereenzaamd en verlaten,
Van weemoed vol, te peinzen in natuur.

J.A.v. Lieshout. O.S.A.