| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
De Vlaamsche Kunstbode, April 1904.
A.V. Bultynck vindt veel gelijkenis in Gezelle's kluchtlied Boerke Naas en Marc Langlois' Le Révolver; de twee schrijvers hebben wellicht aan eene gemeenzame bron geput. - Vervolg van Zeger De Veen's Sedan. Vijf dagen op een slagveld en tusschen gewonde soldaten en van Jan Bouchery's verhaal in verzen De Bruid van den Rijn. - Door Jacob Stinissen: De zestigste Verjaardag van Carmen Sylva, voorts verzen van J. Stinissen, G. Niko Gunzburg en Lod. Plessers.
| |
Kunst en Leven, nr 3.
Een opstel van Pol de Mont over Piet Verhaert, den ‘romantieken Sinjoor’ met afbeelding van fijne oorspronkelijke teekeningen. - Ter gelegenheid van een overzicht over de driejaarlijksche tentoonstelling te Brussel, schrijft de Mont: ‘Nooit zijn wij zozeer overtuigd geweest als nu, dat het hoog tijd is, de inrichting van onze grote offiesjele tentoonstellingen toe te vertrouwen - niet aan een door de tentoonstellenden zelf gekozen jury van kunstenaars, maar een eigenmachtig door het departement van schone kunsten benoemde keurraad van ten hoogste vijf à zes kunstkenners aan wie volmacht zou verleend worden, om - niet zoveel werken als zij het zouden goed vinden, maar ten allerhoogste een bij voorbaat bepaald getal, - laten wij bij wijze van voorstel zeggen: zes honderd;... saam te lazen uit de 1800 en soms meer “proeven” van alle gehalte en aard, welke geregeld worden ingeleverd.’
- Afleveringen 5 en 6.
Henriette Hendrix schrijft veel goed van Het Metropolitan-Museum te New-York. ‘De Amerikanen - voor zoover men hier kan generaliseeren - hebben een vrij goed idee van teekenen... Ze voelen voor de lijn. En ze voelen ook voor de idee. Maar hiermede is alles gezegd. Ze houden van plaatjes: schilderijen die hun een roman vertellen. Als de teekening goed is en de voorstelling aandoenlijk, dan vinden zij een schilderij een meesterstuk.’ - Van D. de Vos-Van Kleef een goed opstel over prentpostkaarten, hunne geschiedenis en de verschillende procedés.
| |
Jong Dietschland. April.
Verre de beste brok uit deze aflevering is het opstel van E.H.J. De Cock over Stijn Streuvels Minnehandel. ‘Nu reeds
| |
| |
een beslissend, afdoende oordeel te vellen over Streuvels' kunstgave ware vermetel... Dat hij onze grootste vlaamsche prozaschrijver is, staat al ontegensprekelijk vast... Minnehandel is wel werkelijk een Zeitbild, een tafereel van de hedendaagsche boerenzeden op een West-Vlaamsch dorp, meer bepaald van de zeden der minnende, trouwlustige boerenjeugd. ’En deze vergelijking‘ Natuurlijk zouden er nog bladzijden kunnen gevuld worden over zijn weergalooze, onuitsprekelijke taalkracht; over zijn volle, breede, zwierige, kleurige, zonnige schildering van menschen en natuur, zoozeer afwijkend van het voorzichtig gepeuter en fijn getoefel van Herman Teirlinck - de éene liefhebber van wijde, luchtige vouwen en majestatisch golvend gewaad, de andere bijziende bewonderaar van teer-gazig kantwerk en bescheiden - blinkend perelgruis.’ - Voorts het begin van een opstel De groote Meesters der Russische Letterkunde, in gebrekkige taal, waar Dr G. Le Fèvre het heeft over Tolstoï; een schetske van P. de Molder: Vastenavond, een vervolg van Jan Seebrechts' goed artikel over den Vlaming Adriaan Willaert, den 12 Dec. 1527 tot kapelmeester van St Marcus te Venetië benoemd; een zinnebeeldig spel van Bloem en Kant door C. de Visschere en verzen van Godfried Hermans, H. Broeckaert, P. Back, Roel van Branden, enz. Wie is J.-H. die de Kinderen van den Winter schreef? Daar zit veel aanleg in.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Maart-April 1904.
P. Tack schrijft den indruk neer dien 't Beiaard-concert van Jef Denyn, den Mechelschen stadsbeiaardier, den 14 Sept. 1903, op hem maakte. - Een artikel van A. Van Geluwe over de ontwikkeling van Japan. Schrijver schijnt het gele gevaar niet te vreezen ‘de Japaneesche werkhuizen bezitten dus noch bekwame werklieden, noch bekwame meestergasten, noch bekwame bestuurders en hunne produkten kunnen dus moeilijk eene ernstige mededinging doen aan de onze: zij zijn ten hoogste goed om geplaatst te worden in Oost-Azië.’ - J. Vercoullie schrijft eene beoordeeling van prof. Cumont's The Mysteries of Mithra waaruit we dezen zin knippen: ‘Zonder de stelselmatige toepassing,.. van het ruw geweld, ware geheel Europa nog heidensch metternaam, zooals de drie vierden het steeds zijn metterdaad.’!
| |
't Park's Maandschrift
't Park's Maandschrift 15 Mei 1904,
brengt het vervolg van het Overzicht der geschiedenis van de premonstratenser Abdij van Tongerloo door E.M. Jansen en een vulgariseerend artikeltje over De Gelukzalige Margaretha van Leuven.
| |
Biekorf, tk 7.
Twee schoone bijdragen: Tegen H. Bloeddag, hoe er te Brugge geschommeld wordt, levendig voorgesteld en Vondel's ‘Lucifer’ op 't tooneel te Utrecht. ‘Ten slotte zij nog opgemerkt, schrijft E.H. Caes. Gezelle, hoe klaar het vooruit komt uit zulk eene vertooning dat niet Lucifer maar wel Belzebub de hoofdrol is van het stuk. Hij maakt Lucifer tot wat hij is: de opstandeling, hij stookt de geesten op en om zijnen ijverzucht en afgunst wordt gansch het engelendom in opschudding en strijd,
| |
| |
en de mensch tot den val bracht..... Men zit daar geslagen vijf uren, zonder ooit gewaar te worden dat de tijd voorbijgaat, zóo boeit het, hoewel men Vondel tot in zijne treurspelen den lierdichter noemt.’
| |
De Banier, Mei 1904.
Vondelstudien: De Vierbaeck van Ignatius Lojole door H.-J. Allard, inleiding en nota's. Voort het verslag over den Vlaamschen Gouwdag te St.-Truiden, den 17n April l.l., een gedicht Lentesneeuw, van H. Haenen en een schetske van J. Van der Moere De overzeesche Erfenis.
| |
Het Katholiek Onderwijs. Mei 1904
Brengt een uitgebreid verslag der Bondsvergadering van katholieke onderwijzers, gehouden in de Normaalschool van St. Nikolaas den 2n Paaschdag l l.
| |
Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent. nrs 2, 3 en 4.
De Maatschappij komt op tegen het plan de kerk van Afsnee te vergrooten. - Uitslag der werkzaamheden van de Maatschappij in 1903. - Een redetwist tusschen A.J. de Smet en Maeterlinck over de romaansche poort van 't gasthuis te Leuven - Korte inhoud der voordracht van M. Casier over geschiedenis der geschilderde vensters van de XIIe tot de XVIe eeuw; der lezing van V. Fris over ‘La réforme constitutionnelle gantoise en 1360’, en eene mededeeling van A. van Werveke: Het afbeeldsel van Bussaard van Munte, kastelein van het Gravensteen en van zijne echtgenoote Margaretha Sersanders († 1414.)
| |
Germania, Mei 1904.
F. Boninger schrijft over de duitsche scholen, buiten Duitschland, naar aanleiding van verscheidene jongstverschenen werken. Oostenrijk-Hongarie daargelaten, zijn er 2000 duitsche scholen in 't buitenland, waarvan 60 in Europa. - Het begin der inleiding van Omer Wattez' Germaansche Beelden staat hier overgedrukt met een zeer waardeerend woord van Dr Haller V. Ziegesar. - Friedrich Norden geeft het vervolg van zijne bewerking: Der Sang von Elegast. - Gerda, een lyrisch spel in het woud, van Jan Lefevre. Hier hebben we het eerste deel. - G. Niko Gunzburg vraagt een plaatsje in de rei der moderne duitsche dichters voor Gustaf Falke, van wien hij eenige gedichten vertaalt.
| |
De Kempische Bieman.
Een nieuw maandschrift over bieenteelt. De twee eerste nummers maken den allerbesten indruk. Ervaren biekweekers zijn daar aan het woord, men wordt het dadelijk gewaar, en ze weten op aantrekkelijke wijze hunne wetenschap aan den man te brengen. Wat de bieboeren van buiten de Kempen aangaat, weze het nieuwe vakblad vooral aan zulke aanbevolen, die nog immer met korven werken. (1.50 fr. per jaar voor Belgie; zich voor de inschrijving te wenden tot den eerw. h. Moelans, pastoor te Severdonck.)
| |
| |
| |
De Student, Paschen 1904, XXIVe jaarg.
Van dit degelijk strijd- en oefentijdschrift voor jongeren verschenen weinig zóó goede afleveringen als deze. Ze begint met eene flink beredeneerde studie van Dr Verbruggen: Coremans' wetsvoorstel: Vrijheid of dwang? waarin de meeste opwerpingen gewogen worden en de schrijver toont, hoe de grondwettelijke onderwijs-, taal- en meeningvrijheden ongedeerd blijven, hoe de gelijkheid geene krenking ondergaat, en geen Combisme te vreezen is. De huidige toestand beduidt dwang tegenover het Vlaamsch. (Die bijdrage is ook afzonderlijk als vlugschrift overgedrukt.) - Rein Isegrims: luimige brief van eenen voltigeur. - J. Gebroeders: eene grondige en tevens aantrekkelijke ontleding van Hugo Verriest' Voordrachten. - J. Lucassen: Wat de Coremans-beweging leert: gezonde opmerkingen. - Verscheidene lieve gedichten: waarlijk, daar steken krachten in die jongens. Hoe spijtig, dat zij onder deknamen schuilen! - De Mengelingen vooral doen den opstellers eer aan: ouderen zoowel als jongeren houden zij op de hoogte van al wat de Vlaamsche beweging aanbelangt. - Als toemaat, Naoogst - opzoeking en wetenschappelijke schikking van ongeboekte woorden - die, naar het oordeel van vakmannen, hoog in weerde staat en regelmatig voor het groot Nederlandsch Woordenboek benuttigd wordt.
| |
De Belgische School, April 1904. Brugge.
Dit nr bevat een practisch artikel over de vaderlandsche geschiedenis en het teekenonderwijs, bespreekt de verzamelingen, in de school voor handen, en daarna nog twee bijdragen over de tucht en de matigheid. Officieele stukken. De verhandelde stof wordt vooral klaar en bondig voorgesteld.
| |
Revue Générale. April 1904.
Ch. Woeste: Le second Empire. - Een overzicht van het boek van M. de la Gorce over de acht laatste regeering smaanden van Napoleon III. - Henri Davignon: Moliêre et les petites gens. - Molière bedient zich van het lager volk in zijne tooneelspelen, om den bijzondersten held in die omstandigheden te stellen, die zijn karakter best doen uitkomen; somtijds ook om aldus zijne eigene gedachten te kunnen uiten; andere malen nog om aan zijne tooneelspelen, die den ernstigen toon soms zouden aannemen door trouwe schildering van het ware leven, met aardige kwinkslagen het karakter van blijspel te behouden. - R. Henry: L'Escroquerie eartomancienne. - Paul de Decker: Champion Blanc et Champion Jaune, ou les destinées de la politique coloniale. - J. Verest, S.J.: L'Organisation naturelle des Études. Op zijne beurt valt Pater Verest het Wetsvoorstel Coremans aan, met het oog bijzonder op eenen staat van zaken, waarmede - hoe betreurenswaardig hij ook weze - toch moet rekening gehouden worden: dat het Fransch voor een overgroot deel studenten in het Vlaamsche land de ware moedertaal geworden is, en de ouders, op enkele uitzonderingen na, enkel verlangen dat hunne zonen Fransch leeren en met het Vlaamsch geen rekening houden. - Pater Verest kan den waren toestand geschetst hebben voor het meerendeel der doorfransche Jezuiten-colleges: voor het overige
| |
| |
gedeelte van het Vlaamsche land zijn de kleuren zeker te zwart. - Maurice Duwez au seuil de la Vie. - Ch. Dejace: Le Centenaire du Code Civil. - *** La Bulgarie et la Mocedoine. - Ed. de Ghélin: Chronique Sociale.
| |
Durendal. April 1904.
Zeer lezenswaard het voorwoord van eene nieuwe uitgave, buiten den handel, van A rebours, door J-K. Huysmans. Schrijver toont hoe dit werk tot stand kwam, hoe hierin de kern ligt zijner latere boeken. Nu zou hij het natuurlijk zóó niet meer schrijven, nu hij katholiek geworden is, hij weet niet juist hoe. Toen was men volop in den naturalistischen tijd, en Zola vatte het beter dan vele anderen, wanneer hij aan Huysmans verweet nieuwe wegen in te gaan. ‘Il faut bien le confesser, personne ne comprenait moins l'âme que les naturalistes qui se proposaient de l'observer. Ils voyaient l'existence d'une seule pièce; ils ne l'acceptaient que conditionnée d'éléments vraisemblables, et j'ai depuis appris, par expérience, que l'invraisemblable n'est pas toujours dans le monde à l'état d'invraisemblable.’ Over vele moderne schrijvers velt schrijver zijn oordeel: Barbey d'Aurevilly ‘celui-là fut le seul artiste, au pur sens du mot, que produisit le Catholicisme de ce temps.’ Een schetske van Georges Virrès: L'aveugle force. - La Brume dorée, verzen van Franz Ansel.
| |
De Gids. Mei 1904
Werken en feesten, eene schets door G. Simons: hoe het er toegaat in de keuken eener restauratie. - Ter gelegenheid van het verschijnen eener studie over Jacob Van Driebergen, kanunnik van St. Jan te Utrecht, schetst P. Muller het leven eener ridderfamilie in de jaren 1400 - Prof. H. Krabbe houdt een pleidooi ten voordeele van 't algemeen kiesrecht. - Uit het Memoriaal van den Vice-Admiraal J. Boelen deelt L.A.A. van Kervel het verhaal mee van een oproer aan boord van het Nederlandsche koopvaardijschip ‘Delphine’ in 1820 - Romeinsche Volksliederen, vrij bewerkt naar de Fransche proza. Vertaling van Hélène Vacaresco door Hélène Lapidoth Swarth. - J.-N. Van Hall noemt Alb Verwey's Leven van Potgieter ‘het werk van een ernstig, gewetensvol, smaakvol kunstenaar’ C. en M Scharten-Auterik leveren een uitgebreid overzicht van jongstverschenen Nederlandsch beschrijvend en verhalend proza. Als de gemiddelde fout van een heirleger beginnende novellistjes en ook van meer dan een als reeds goedschrijvend bekend staand jong auteur noemen ze zeer terecht ‘de in de compositie eener novelle of roman onversmoltene en daarom, wat stijl en sentiment-hoogte betreft, gansch onevenredige natuurbeschrijving’... ‘Streuvels heeft bij iedereen, wat de Franschen noemen “la grâce”. Hij mag allerlei fouten hebben, want zijn werkt zit vol van de liefste en appetijtelijkste détails. 't Is een lust... Querido heeft veel wijder gevoel, veel heftiger en veelvuldiger sentimenten, veel meer drang, veel meer gloed, maar hij is ook veel troebeler, veel pralender en veel grover.’
| |
| |
| |
Het Nieuwe Dompertje, Kath. maandschr. uit Rotterdam. April 1904.
Priester P. Buissink besluit zijne studie: Hedendaagsche Opvattingen omtrent misdaad en misdadiger. - Th. Bensdorp C. SS. R. over: Schriftcritiek en Protestantisme. Een antwoord aan De Heraut. - De Schismatieken der Petite Eglise, door J.-W. Van Heeswyck, uit Hageveld. - De Wonderen en de Geneeskunde, het slot eener bijdragen van J.-E. Gefken. - Hoe de Loge werkt, door Jac. van Term.
| |
Wetenschappelijke bladen. April 1904.
De Europanisatie van Japan, door Félicien Challaye (La Revue de Paris). - Herinneringen aan Thiers, door Emily Crawford (The Contemporary Review). - Egypte, Babel en Bijbel, door Prof. Lieblein (Deutsche Revue) - De Noord-Amerikaansche onafhankelijkheidsoorlog uit nieuwe gezichtspunten beschouwd, naar eene studie van Dr Emil Reich, in de North American Review. - Nietzsche en zijn intiemste vriend, door J. Hofmiller (Die Zukunft). - Oud-fransche Taalstudiën in Frankrijk, naar Ch. Des Granges in de Revue Bleue. - Het land van Mazzini en Garibaldi, door Karl Blind (West-minster Review).
| |
De Katholiek. April 1904.
Simon Boers. Indrukken. Schrijver stelt tegenover malkaar de indrukken welke hij te Zurich op Vastenavond onderging, eenerzijds op de dol-joelende straat, anderzijds in de Liebfrauenkirche waar Prins Max van Saksen den Vasten predikte. - Dr H. Van Aarsen geeft de eerste helft eener uitgebreide studie over de muurschilderingen van Rome's katacomben. - L.P. Middendorp behandelt de spellingkwestie. ‘Onze lastige spelling dient gewijzigd, dat vraagt de school, dat vraagt wat in Nederland de pen hanteert ...Het systeem Kollewijn bevat ongetwijfeld veel goeds, doch het gaat te ver, het grijpt de praktijk te plotseling aan om het vraagstuk op te lossen.... Om aannemelijk te wezen behoort een vereenvoudiging geleidelijk te gaan.’ Dit artikel nochtans gaat niet diep in de kwestie. - In Zingend ten Dood, schetst M.S. den marteldood van de Carmelitessen van Compiègne onder de Fransche Revolutie - B.D. Van Breda besluit zijne studie over ‘Het wezen des Christendoms’ met het boek van Harnack als historisch werk te veroordeelen. - Van A. Huybers een Sakramentsgedicht - Onder de nieuwe uitgaven, vinden we een breedvoerige en zeer gunstige bespreking door Pater de Groot van het werk van M. De Wulf ‘Introduction à la Philosophie scolastique.’
- Mei 1904.
Begint met een degelijk artikel van J.D.J. Aengenent: Reorganisatie der kapitalistische maatschappij ‘een bestendiging van den tegenwoordigen toestand zou voeren tot den afgrond... alle redeneeringen tegen de socialistische dwalingen zullen het gewenschte succes missen, indien praktisch de misstanden der liberale economie blijven bestaan... de herleving der beroepsstanden is het eenige middel om deze kapitalistische maatschappij te reorganiseeren; zij is de eenige reddingsplank... Wij stellen
| |
| |
ons nl. den georganiseerden beroepstand voor als gesplitst in hiërarchisch onder elkander staande corporaties tot aan lokale vereenigingen toe, die hun vertegenwoordigers bezitten in gemeenteraden, provinciale en generale Staten.’ - Vervolg van J.M.L. Keuller 's Het Raadsel des levens en van D.H. van Aarsen's De Muurschilderingen van Rome's Katacomben. - Naar aanleiding der uitgaven van Lindanus' werken in de Publications de la Société historique et archéologique dans le duché de Limbourg geeft J.H.A. Thus eenige bijzonderheden over het leven en de werken van Roermonds eersten bisschop ‘den meest weerbaren strijder uit de laatste helft dier (16e) eeuw.’ - Voltaire's sterfhuis, te Parijs, is te koop; te dier gelegenheid brengt Louis B.M. Lammers eenige herinneringen te binnen over Voltaire's dood.
| |
De Katholieke Gids. Mei 1904.
Weinig nieuws in het opstel: Eene bekeerlinge, Gravin Ida Hahn-Hahn. Waarom raadpleegde schrijver het jongst verschenen werk niet van E.H. Dr Jos. De Cock? - Vervolg van Dimondo's Is het Kerstfeest eene mythe, die toont hoe ‘de algemeenheid der Messiaansche verwachtingen onder alle menschen voor Jezus' komst eene onaantastbare waarheid’ is. - E.H.P.J. Van den Goor ontleedt het 2e deel van Louis Veuillot's leven, uitgegeven door diens broeders Eugène Veuillot, bijzonder steunende op de tegenkanting die Veuillot ontmoette in eigen kamp. - Ten slotte eene historische schets door J.H. Van Dodeweerd: Soestdyk en een gedicht: Sneeuwvlokjes.
| |
Van Onzen Tijd, 4e jaarg. nr 7.
Van Onzer Lieve Vrouwe goedheid, twee kinderlijke vertellingen door M.J. Brand. - M. Viola bespreekt den zeventiend'eeuwschen minnezanger Jan Luyken, wiens gedichten ze vergelijkt met die van Hooft en Brederode, bij wie hij echter ver achter staat. Voorts verzen La Pietà door Herman van Zuyle, en door Ed. Brom: Ter 250ste jaargetijde van Vondel's ‘Lucifer’.
- Nr 8,
brengt eene levendige schets: Mary, door Leo Ballet; een eerste communieversje van Ed. Brom en het vervolg van Jan Stuyt's Italiaansche herinneringen, waarin gewezen wordt op het karakter der Florentijnsche paleizen ‘noem het terughoudend, zelfbewust superieur in Palazzo Vecchio - krijgshaftig-uitdagend-tergend in Pitti, gemoedelijk beheerschend in Medici-Riccardi of gedistingueerd mooi in Strozzi, het is altijd een karakter dat met groote kracht zich openbaart, echter nergens met principieel zoo zuivere architectuur gepaard gaat als in het Signoria paleis of Palazzo Vecchio.’
| |
Nieuwe Arbeid. April 1904.
Een zelfstrijd, door W. Ester, van een jongen die te droomen zit, wat gerokken. - Goede verzen van Lambrecht Lambrechts. - Vervolg van Vict. de Meyere's Vlaamsche legende: Maria de Bedrukte. - Ed. Thorn Prikker komt op, in een artikel Onze Ambachtskunst, tegen dichters die niet waar zijn, tegen symbolisten. De kunstnijverheid is eene reactie op de symboliek. ‘Zij
| |
| |
(de kunstnijveren) zijn dus zoowat het omgekeerde van wat de symbolische schilders waren, lieden die het druk hadden over allerlei geleerde dingen, er zelfs in hun werk niet over zwijgen konden en maar een bitter beetje wisten wat techniek was... Als er een deurwaarder was in staat den werkelijken inventaris op te maken van de hoofden van tegenwoordige schrijvers, zou hij dan niet bevinden, dat alles, waarvan in verzen en in proza wordt gesproken, afwezig is in het gemoed?’
| |
De Hollandsche Revue. 25 April 1904.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis komt eene schets voor van het proletariaat in de Japansche steden, volgens eenen briefwisselaar van de Daily Mail, een Japanvriend dus. ‘De Japansche proletariër is wellicht de meest uitgebuite arbeider der wereld... Kinderexploitatie en vrouwenarbeid komen algemeen voor... Weinige inwoners van Mitaja, een der voorsteden van Tokio, verdienen ooit genoeg om zelfs maar het armzaligste beddegoed te koopen.’ - Onder de Belangrijke onderwerpen, uittreksels uit een artikel van De Tijdspiegel, over het ineenzetten van een dagblad, en uit De Nieuwe Tijd over het afstaan, door Nederland, van een deel harer Indische bezittingen. - Karakterschets: G. Velthuysen, voorganger der gemeente van de Zevendags-Baptisten te Haarlem, die naast den doop door onderdompeling, als kenmerk den Zaterdag als rustdag vieren.
| |
Das litterarische Echo. 1 Mei 1904.
Slot van Leo Berg's studie: Kritik und Rasse. Schrijver polemiseert tegen A. Barthels en toont aan dat deze overdrijft wanneer hij beweert dat, om het werk van een schrijver te beoordeelen, men van zijn streek moet zijn, zijn godsdienst belijden, enz. - Frans Servaes schrijft veel goeds over Paul Ernst, die zich zelf daarna Im Spiegel bekijkt en vertelt hoe hij stilletjesaan de socialistische leerstelsels heeft laten varen.
Al de artikels in de aflevering van 15 Mei werden geschreven naar aanleiding van jongst verschenen boeken. In Die Schule des Lustspiels onderzoekt Rudolf Lother, hoe het komt dat het op 't Duitsch tooneel zoo slecht gesteld is met het blijspel. 't Duitsch karakter, dat ernstig gestemd is en 't Naturalisme zijn hier schuld van. - Kurt Aram bespreekt tamelijk breedvoerig de Duitsche vertaling van Cam. Lemonnier's roman L'homme en amour. De vertaling ‘ist ungewöhnlich miserabel’, daarenboven meent hij dat dit boek niet moest vertaald worden in 't Duitsch, voor Duitschers werd het niet geschreven! Voorts worden uitvoerig besproken: Geyerstam's Nils Tafoesson und seine Mutter, Die Jagd nach Liebe door Heinrich Mann en Die Eigenen door Emlel F. Ruedebusch, beide in zedelijk opzicht minder goed, volgens hetgeen men uit de bespreking kan opmaken.
| |
Zeitschrift für Katolische Teologie.
Tér inleiding van het tweede trimesternummer vinden we eene diepdoordachte studie van Dunin-Borkowski ‘Methodologische Fortragen zur urchristlichen Verfassungsgeschichte’. Drievoudig is het doel van den schrijver: dengenen die zich bij de geschiedenis der eerste christeneeuwen ophouden, aanwijzen
| |
| |
op welke hoofdprinciepen zij hun werk moeten bouwen; eenige hoofdproblema's methodiek bearbeiden; laatstens de eene of de andere fout aanduiden die gemeenlijk tegen de genoemde stellingen begaan wordt. Met veel nut zal men de bladzijden lezen waar de geleerde Jezuiet toont hoe en in welker mate de natuurwetenschappen en de sociologie onze hedendaagsche geschiedschrijvers hebben beinvloed; niet min belangwekkend is verder zijne uitwijding over ‘de waarde der veronderstelling’, enz. om alles in twee woorden samen te vatten weze gezegd dat, na al wat P. Desmedt, Castelein en anderen over dergelijke zaken reeds geschreven hebben, dit artikel in 't geheel niet overbodig schijnt. - E. Dorsch: Zur Hierarchie des ‘Hirten’. - H. Gladder: Der formale Aufbau des Jacobusbriefes. - L. Fonck: Die Malereien der Katakomben Roms.
| |
The Dublin Review. April 1904.
Right Rev. Abbot Gasquet: St Gregory the Great and England. In het katholiek Engeland leeft de nagedachtenis van den vermaarden heilige nog immer voort. Ook bracht eene levensbeschrijving, door professor Ewald gevonden, veel opzien teweeg. Niet genoeg kan men den invloed van Gregorius' werken roemen, niet genoeg zijne daden, want zonder hem en zijne zendelingen ware de vereeniging der talrijke geslachten in een Englsch volk onbepaald achteruit geschoven geweest. - Rev. Francis Aveling: The philosophy of Herbert Spencer. De schrijver kiest drie belangrijke punten uit de wijsbegeerte van Spencer. Hij poogt hunnen oorsprong aan te duiden, vergelijkt ze met hetgeen de katholieke Kerk voorhoudt, en schrijft aan ieder zijn waarde toe. De drie deelen der wijsbegeerte leveren hem elk een hoofdstuk. In de Metaphysica wordt de Betrekkelijkheid der kennis onderzocht, in de Wereldleer, de theorie der Ontwikkeling, en het Utilitarisme in de Zedeleer. - W. Croke: The national English Institutions in Rome during the fourteenth century - Miss J. Stone: Was Luther insane? In Luther kon men twee toestanden bemerken. In de hoogere sferen heerschten mistevredenheid, zelfverwijt, twijfel, de ware oorzaken van de onrust in zijne ziel, en van die reeks buitengewone zielsrampen die met het jaar 1527 begon. In lagere sferen, bracht zijn lichaamsgestel zijn veranderlijk karakter voort. - Rev. Dom. J.A. Horolett; Dr Windt's theory of the fourth Gospel. - Rev. E.A. D'Alton: The Cromwellian Settlement of Ireland. - Montgommery Carmichel: The origin of the rule of Saint Francis.
| |
Rivista Internazionale di Scienze Sociale. Febbraio 1904.
Molteni. Hungarie, een van die verouderde landen waar langen tijd het eene nevens het ander leefde, onbewust van elkander, geraakt ook op het spoor van verbetering en kreeg in 1896 reeds een zweem van vereeniging. - Nu, in 1900, ontstond het stevig gesloten ‘nationaal verbond der katholieke gilden.’ Het was tijd, want reeds waren de socialisten voorgestreefd. - Die Bond telt 200 afgeveerdigden uit alle gouwen van het land en is in vijf groepen onderverdeeld. De eerste houdt zich onledig met wetenschap en letteren, verspreiden van goede gazetten en zede- | |
| |
lijke boeken. De tweede houdt de verbintenis in stand onder de leden der wijduitloopende vertakkingen. De derde onderhoudt liefdadigheidswerken, armen- en kinderverpleging. De vierde werkt op het aanwerven van nieuwe leden. De vijfde houdt het oog op alle de katholieke kringen van Buda-Pest. Er zij drie klassen van leden: 1. de stichters, die jaarlijks 200 kronen betalen; 2. de bevorderaars, 10 kronen; 3. gewone leden storten niets.
| |
Razon y Fe. Madrid. Marzo 1904.
Pio Papa X: Motu proprio acerca de Musica sagrada. - Los Santos Padres y la Educación clasica: R. Ruiz Amado. - El Pentateuco y la escuela Neo-critica: L. Murillo. In een diepgrondig artikel bespreekt de geleerde schrijver de betrekkingen die bestaan tusschen den huidigen en den oorspronkelijken tekst van het Heilig Schrift en besluit dat de nieuwe kritische school hare beknibbelingen en oordeelen veel te verre drijft. - El Principio Vital y el materialismo ante la Ciencia y la Filosofia: J. Urraburu. In het eerste deel der studie worden de beweringen uiteengezet van die Materialisten, die de zelfstandigheid der levende wezens aanzien als van dezelfde natuur als die der levenlooze wezens; later zal deze stelling onderzocht worden. - Inspiraciòn Cristiana de Lope de Vega: J.M. Aicardo. - La legislación represiva de la imprenta en España: Venancia Minteguiaga. - Algunas experiencias sobre el interruptor Wehnelt: J. Albiñana. - La muerte real y la muerte aparente: Juan B. Ferreres.
|
|