| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
De Belgische School.
De Belgische School. Opvoedkundig Maandschrift uitgegeven onder het bestuur van G.L. Willems, hoofdopziener van het lager onderwijs te Brugge, en G. Sengers, kant. schoolopz. te Vilvoorden. Uit. K. Van de Vyvere-Petyt, Brugge. Prijs: 3 fr.
Nog een Vlaamsch schoolblad, dat 'n plaatsje bijvraagt. En er bestaan reeds zooveel tijdschriften in dien aard! Die opwerping veronderstelden de schrijvers der ‘Belg. School’ insgelijks te hooren, en zij antwoorden: ‘Ons tijdschrift vraagt den voorkeur niet, maar hoopt nevens andere opvoedkundige bladen binnen te dringen in de huizen van diegenen, welke belang stellen in onderwijs en opvoedkunde’. En zeker, waar plaats voor één is, is ook plaats voor twee. Die spreuk onzer Vlaamsche gastvrijheid zij ons antwoord, zij ons welkom. Beide uitgevers staan in de schoolwereld te rechte gunstig bekend: hun verleden is een waarborg voor de toekomst, en dit hun eerste nummer laat ons een degelijk schoolblad te gemoet zien. Ik schrijt hier de titels van de eerste bijdragen neêr: 1. De eer van de Belgische school; 2. Indeeling der school in klassen; 3. Aanschouwelijk onderricht: 5. Vlug lezen voor den lageren graad; 5. Gebruik van prenten (uitleg der opgenomen prent), en 6. Officiële stukken... Uit ganscher harte wenschen wij aan de ‘Belg. School’ een gul onthaal van wege allen die het met ons lager onderwijs wel meenen.
Kan. J. Muyldermans.
| |
De Christelijke Arbeid
De Christelijke Arbeid, maandschrift uitgegeven door de Aalmoezeniers van den Arbeid. Antwerpen 15 Maart, 1904.
Buiten lezensweerdige art. als De Zondagsrust, treffen wij hier eene bijdrage aan: Vlaamsche Kerkgezangen, handelend over 's Heeren Drijvers verdienstelijk boek: Meest gebruikte Kerkgezangen met Nederlandsche vertaling. Wij vernemen er bij, dat binnen kort een 2e bundel kerkliederen van wege den geleerden schrijver verschijnen zal. Twee vertaalde hymnen over de H. Familie, nog onuitgegeven, staan er uit opgenomen. Schoone proeven.
| |
St-Cassianusblad
St-Cassianusblad, maandsch. voor opvoeding en onderwijs. Mechelen, April, 1904.
Zilveren Jubelfeest der Normaalschool van Mechelen. Buiten bijdragen over opvoedkunde als: Veranderlijkheid in den leerling, - Vloeken en misverzuimen, - De Knobbelziekte of teering, - Invloed der huishoudkundige scholen, - treffen wij nog lessen of inlichtingen aan over: Het muntwezen, door J.L. Wouters; Het Handwerk in eene meisjesschool; Het wetsvoorstel Buyl; - een gedichtje De Zwaan,
| |
| |
door Joz. De Voght; en een letterk. ontleding van Kan. Martens' Het Koningsken, door Kan. J. Muyldermans, in den aard van zijn uitgegeven Lessen en Studien. - Verder officiëele stukken en boekennieuws.
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Maart 1904.
Vervolg van Zeger De Veen's Sedan. Vijf dagen op een slagveld en tusschen gewonde soldaten. - Begin van een verhaal in verzen De bruid van den Rkyn, door Jan Bouchery; verzen van M. Van Genck en Const. Eeckels. - Vervolg van Is. Teirlinck's Plantenkultus, hier wordt gehandeld over den laurier, de mirt, de kelderhals, de rozemaryn, de Europeesche Wolfsdoorn enz. - In zijn Kunstnieuwsjes uit Brugge brengt Medard Verkest hulde aan zaliger Karel De Wulf, den gekenden Brugschen bouwmeester; hij kondigt tevens het verschijnen aan van Les Anciens Arts en Flandre, eene driemaandelijksche uitgave onder leiding van C. Tulpinck. - Tijdens de bespreking der begrooting van Schoone Kunsten vroeg de heer Bethune van Aalst de stichting van eene Vlaamsche Academie van Wetenschappen. S. meent dat het voldoende ware het getal leden der Vlaamsche Academie met 5 of 10 te vermeerderen om het vormen eener Vlaamsche Wetenschappelijke afdeeling in haar midden mogelijk te maken.
| |
Germania, April 1904.
Biedt weinig oorspronkelijks: het slot van Prayon van Zuylen's betoog in de Vlaamsche Academie: De Aanslag van den Brusselschen Tuchtraad tegen de taalvrijheid van den advokaat; - de korte inhoud de rede gehouden door Prof. Wolf van Breslau in het Mitteleuropäische Wirtschaftsverein (zie D.W. en B. Maart bl. 397-981 waarin de mogelijkheid uiteengezet wordt van tolverbonden onder de bijzonderste landen van Midden Europa. - Uit de Vlaamsche Kunstbode overgenomen: Steenkolen in Vlaanderen, het opstel van Frans de Potter. - Fried. Norden heeft het middelnederlandsch gedicht van Karel ende Elegast overgebracht in Duitsche verzen. - Dr Haller von Ziegesar bespreekt Edm. Fabri's Het Alpenmeer en andere gediehten. De afzonderlijke gedichten worden beter bevonden dan de vertaling van het Alpenmeer. - Ten slotte overgedrukt uit Flandria's Novellenbibliotheek: Blinde Moeder, van Fr. Van den Bergh.
| |
Het Katholiek Onderwijs. April 1904.
Vervolg van het opstel Geschiedenis en Opvoedkunde: hier wordt gehandelt over de opvoeding der jonge ridders. - Vervolg van Over eenige verschillen der Afrikaansche schrijftaal en de onze. Die geskiedenis van Josef, ver Afrikoanse kinders en huisouwens in hulle eie taal geskrijwe, deur en Vrind, staat hier overgedrukt met veel nota's. - Nog overgedrukt het vervolg van het verslag van den 5jaar-lijkschen wedstrijd voor Nederlandsche Letterkunde en het vervolg der redevoering over Alcoolisme, uitgesproken door den Gouverneur van Henegouwen bij de opening van den zittijd van den Provincialen raad, den 7 Juli 1903. - Voorts een klein opstel over de wijze waarop men kan erkennen of een stuk muziek in den majeur- of mineurtoonaard geschreven is.
| |
| |
| |
't Park's Maandschrift 15 April 1904.
Geeft een vluchtig overzicht der geschiedenis der abdij van Tongerloo.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Januari-Februari 1904.
Samenzweerders, een klein schetske van Alb. Bollansée, nog onrijp werk, maar er zit leven in. - J. Vercoullie schrijft over het proces van Janne Panne, als tooverheks te Nieuwpoort veroordeeld en verbrand. De schrijver, wel bekend om zijne voordrachten in de afdeelingen van het Willems-Fonds over den duivel, vergeet dat de eerste vereischte van geschiedkundige kritiek is de zaken te beoordeelen met de begrippen van hunnen tijd. - A. Vermast vergelijkt de twee romans: Glückauf van Werner en Le Maitre des Forges van Ohnet. Deze laatste wordt nog al eens beschuldigd plagiaat te hebben gepleegd. Vermast durft geen uitspraak doen, ‘immers, zegt hij, het zou ook kunnen zijn dat beide schrijvers hun onderwerp elders vonden en en dus alle twee ontleenden. - Uit het Volksbelang overgenomen de aankondiging van de Bloemlezing uit de Gentsche Studenten Almanakken, de uitspraak: ‘Het verschijnen van dien bundel mag eene gebeurtenis op het gebied der Zuid-Nederlandsche letterkunde geheeten worden’ zal velen wel een beetje overdreven voorkomen. - Verzen van Ary Delen en brief uit Noord-Nederland.
| |
Volkskunde, 16e jaarg. 1e-3e afl.
Van Dr. Boekenoogen eene bijdrage over het verhaal van Het meisje met het Varkenshoofd, dat van veel belezenheid getuigt. Dr. de Vooys schrijft over de legende van paus Silvester II, die - volgens de legende wel te verstaan - zijn waardigheid verwierf door zwarte kunst en op noodlottige wijze om 't leven kwam. Eerst omstreeks 1600 heeft de historische kritiek voor goed aan deze legende den doodsteek gegeven. - A. van Werveke begint een opstel over Het verhuren van reliquieën in de XVe en XVIe eeuw, waarbij akten aangehaald worden uit de jaarregisters der stad Gent. ‘Stellig was in de eerste helft der XVe eeuw dan ook het gebruik in zwang, de reliquieën het land rond te dragen, om ze in de kerken aan de vereering der geloovigen voor te stellen. Dat ronddragen van reliquiënkassen, rijvers of fiertens kon onmogelijk door het kerkbestuur, dat er eigenaar van was, zelf worden gedaan. Men vond het daarom practisch ze te verhuren. d.i. ze voor een bepaalden tijd, tegen betaling van een voorop vastgestelde som, te overhandigen aan vertrouwde personen, die dan heetten aan te nemen den dienst, boodschap of “queste” van den heilige.
Het verhuren van de reliquiënkassen geschiedde met alle wettelijke pleegvormen...’ - A. De Cock geeft het vervolg van zijn Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden: de maten el, talie, roede, voet, vadem, morgen, mud schepel, spuit, kop, heltje, vaan, mengel en stoop, zijn hier aan de beurt. - G.J. Boekenoogen deelt Nederlandsche Sprookjes en Vertellingen mee: Van den boerenjongen die den heer te slim was en van den Os die burgemeester werd. - Vervolg van A. De Cock's opstel over Rechtshandelingen bij de kinderen.
| |
| |
| |
Vlaamsche Zanten. 1e trimester 1904.
Zitten in een nieuw kleed en komen zóo veel beter voor. J. Van Vlierberghe begint een opstel over Lijkplechtigheden. - T. De Decker schrijft over eenige Verdwenen gebruiken, de guldemisse, de ondertrouw, de almoezen ter gelegenheid van godsdienstige plechtigheden of van verkoopingen of verhuringen. Terloops is er hier spraak van de veertel of koornmaat, en er wordt gevraagd of die maat ook buiten de streek van Temsche gebruikt werd. Heel de Antwerpsche Kempen door is ze bekend. - Vrouw Weyn deelt eene vertelling mee: Het bloemeken der Sneeuwkoningin, - een liedeken van Delfoon en Dahlia en begint een opstel over de spoken. - J. Van Vlierberghe geeft inlichtingen over het bijgeloof van de mare die menschen, beesten en plantensaus berijdt, en doet de middelen kennen nu nog bij 't volk gekend om de mare te verdrijven - T. Cluysener deelt brokken mee uit een handschrift van E.H. De Cock, op 't einde der jaren 1700 onderpastoor in de St-Catharinakerk te Brussel, over de mannenkloosters te Brussel onder het Fransche schrikbewind. - J. Vrinckx deelt drie verschillende lezingen mee van het vertelsel van het meisje dat aan O.L. Vrouw eenen man vroeg. Daarna haalt hij niet minder dan 24 verschillende benamingen aan, bij ons volk in gebruik voor den schommel (balançoire).
| |
De Banier, April 1904.
L.O. verdedigt Coremans' wetsvoorstel betrekkelijk het vrij onderwijs met het oog op Limburg. ‘De vervlaamsching van het vrij middelbaar onderwijs is vooral van het grootste belang voor ons Limburg. Meer dan de drie vierden van de middelbare schoolbevolking volgt alhier de leergangen der vrije gestichten: moeten wij dit aanzienlijk gedeelte onzer jeugd den weg der verfransching zien inslaan, zoo loopt Limburg, nu de uitbreiding der nijverheid er van den anderen kant eene menigte vreemde - dus meest Waalsche - opzichters en ingenieurs zal doen toestroomen, groot gevaar zijn oorspronkelijk Vlaamsch karakter geheel en al te verliezen.’ - Pilatus, een goedenvrijdaglezing door ‘Uw Hendrik’. - Voorts verzen van J. Geurts, en Lod. Vits.
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Maart 1904.
J.B. Stockmans deelt de lijst mee der pastoors van Contich, ook oude stukken, belangrijk voor de geschiedenis van Contich, van Aertselaer en van Reeth. - Van Edg. de Marneffe het vervolg van zijne Cartae Parcenses, met stukken die betrekking hebben op Leuven, Winxele, Ophem, Vossem, Pont-à-Celles, Linsmeel, Bierbeek en Laken. - Lib. Gevelers deelt oorkonden mee over het voormalig klooster van Leliëndaal, Norbertijner vrouwenklooster te Hombeek-Mechelen. - Vervolg van Edm. Geudens' Plaatsbeschrijving der straten van Antwerpen en omtrek. Een ander vervolg daarvan in 't Aprilnummer, met een opstel over Herenthout van P.J. Goetschalckx. die ook de lijst der pastoors meedeelt van Jeth, Laken, Meuseghem, Meysse en Ossel. - Fr. De Ridder laat oorkonden drukken belangrijk voor de geschiedenis van Meerhout.
| |
| |
| |
Verslagen en Mededeelingen der Koninkl. Vl. Academie. Februari 1904.
Vooraf de Lijkrede uitgesproken door den bestuurder H. Sermon op zaliger prof. Alberdingk Thym. Dan de lezing gehouden door Gust. Segers in de zitting van 17 Februari over Vondel, gelegenheidsdichter: ‘Vondel's gelegenheidsgedichten zijn eene kostelijke bron ter studie van zijn karakter. Men leert er vooral den grooten man in kennen als een edel mensch. Elke gelukkige gebeurtenis, die zijn vrienden trof, stemde hem tot vreugde; onder hunne ongelukken leed hij diep.’
| |
Kunst en Leven, tweede jaargang, 4e aflevering.
Pol de Mont schrijft eenige bladz. over Georg Buysse, die zonder proef- en leertijd zoo in eens stond, ‘flink en rechtop in het allereerste gelid van onze allerbeste modernisten en vrijlichtschilders, zowat tussen Emiel Claus - een tijdlang zijn meester en altijd zijn trouwe vriend en makker - en Albrecht Baertsoen, zijn schoonbroer en geestverwant.’ - Voorts worden eenige nieuwe artistieke boekmerken afgedrukt, in deze laatste jaren vervaardigd door Edm. Van Offel, Flor. Van Acker, Oosterman en Huib. Luns. - Eenige aanteekeningen over Prentpostkaarten: die van Edm. Van Offel, van de Münchener firma Hub. Köhler, van Schmidt en Staub te Nurenberg worden als bijzonder voortreffelijk geprezen. - Ten slotte verslag over kunsttentoonstellingen.
| |
Nieuwe Arbeid. Maart 1904.
Drie bladzijden vervolg van Vict. de Meyere's legende Maria de Bedrukte.- De Oude, een schets door B.H. Vos - Van Jan Eelen De Sterren, een dichterlijke samenspraak van Eris een kranken jongen man met zijne vrouw Wilse. - Vict. de Meyere bespreekt Het Stille Gesternte van H. Teirlinck: ‘een dood-vervelend boek, een boek om mee te gekken... Nu vestig ik de aandacht van den lezer op het feit dat Het Stille Gesternte in Holland gunstig onthaald werd. Als eene kritiek zulk werk gunstig bespreekt zullen wij, in het vervolg, omzichtig moeten zijn vooraleer ons nog op haar uitspraak te steunen.’ - Theo Focq wijdt eenige regelen aan de nagedachtenis van den schilder Poggenbeek. ‘Poggenbeek is een schilder geweest der Hollandsche school. Hij was een volger, geen leider. In het schoons dat hij had was niet een nieuwe techniek, nieuwe kleuren of een geheel veranderde visie. Hij was een dergenen, die noodzakelijk volgen moesten op Mauve en de Marissen. En dat Holland zulke goede volgers heeft, dat Holland zijn nieuwe bloei dan gaat zetten in vrucht, dat is een vreugde en heilteeken.’
| |
Durendal. Mars 1904.
Begint met persoonlijke herinneringen van Firmin Van den Bosch aan Max Waller, den stichter van de Jeune Belgique, wien men een gedenkteeken wil oprichten. Aantrekkelijk geschreven. - Jos. Ryelandt begint een opstel over Les dernières sonates de Beethoven. - Franz Anzel bespreekt jongstverschenen Fransche verzenbundels en Firmin Van den Bosch schrijft de Gazette des Faits et des Livres. Nog Six Poèmes d'Automne van Vict. Kinon.
| |
| |
| |
La Revue des Humanités en Belgique.
Dit tweemaandelijksch tijdschrift drukte in het lestverschenen Februari-nummer 1904, o.a.: La questiou des humanités en Allemagne, door A. Roegiers; - La littérature en Allemagne, door P. Scharff.
| |
Collationes Namurcenses. Meert 1904.
Ex theologia ascetica. Soms valt weetgierigheid af te keuren; waaruit nu kan men de loffelijke weetgierigheid van de ondeugd onderscheiden? Middelen tegen deze laatste. - Ex jure canonico. Eigenlijke natuur van den aflaat; zijne kracht 1o voor de levenden, 20 voor de overledenen. - Ex historia ecclesiastica. M. Lecler zet in 't kort uiteen hoe het in Duitschland gesteld was met godsdienst en zeden op het einde der XVde en het begin der XVIde eeuw. Hij handelt over den geest die de verschillende standen bezielde, de geestelijkheid en de kloosterorden, het humanismus, de betrekkingen tusschen Rome en het Keizerrijk. - Ex lithurgia sacra. Het consacreeren van hostie en kelk. - Acta et documenta. Brieven van Z.H. Pius X; decreten der Roomsche congregatiën. - Miscellanea. Voordeelen van het hypnotismus (voortzetting van vroegere artikels). - Inlichtingen. - Boekbeoordeeling.
| |
Het Nieuwe Dompertje. Rotterdam. Maart 1904.
Vervolg eener studie van Prof. Buissink over Hedendaagsche opvattingen omtrent misdaad en misdadiger. - De wonderen en de geneeskunde, door J. Gefken. - De Duisternis der Middeleeuwen, door J. Kloosterhuis. - Maeterlinck, door H. Smits Az. ‘Hoe plaatst de bekende Belgische schrijver zich tegenover de geopenbaarde en onfeilbare waarheden des Christendoms?... In de oogjes van het wicht (La Sagesse et la Destinée, Maeterlinck's boek), dat stout onzen langen blik doorstaat, lezen we een, onder geen woorden te brengen waanzinnigheid, een zelfbewustheid en eigenwaan, welke het medelijden opwekken.’ - Geschiedenisvervalsching. Is prins Willem III langs wettigen weg koning van Engeland geworden? bijdrage van J. van Zeyl, besluitend: ‘We aarzelen niet Willem III kortweg een revolutie-vorst te noemen.’
| |
De Gids, April 1904.
W.F. Gouwe geeft een sprookje: Herfstnacht-droom. - Van H.L.A Visser een tamelijk lastig te lezen artikel: Over Collectieve psychologie. - Op 1 Aug. l.l. waren de gezondheidswet en de woningswet in Nederland een jaar in werking, Dr. G.W. Bruinsma zet kortbondig de bijzonderste bepalingen daarvan uiteen en doet den uitslag kennen van het eerste jaar uitvoering. - Is. Querido bespreekt uitvoerig Stijn Streuvel's Minnehandel. Eenige uitknipsels: ‘De Hollanders hadden het bestaan verletterkundigd, zij (de Vlamingen) brachten de letterkunde weer tot 't frisch bronleven... Overal gaat in de kritiek 't gerucht dat Streuvels een gebrekkige psycholoog is. Z'n sterkste bewonderaars stellen dat zelfs op den voorgrond. Voor mij is dat maar half waar. Streuvels is soms 'n heel fijn psycholoog, maar z'n karakterteekening blijkt van zeer ongelijke waarde, uiterst wisselend... soms is deze (de dialoog) mooi zuiver maar heel dikwijls gerekt, vervelend en zeer literair... Dat is onrecht. Met het
| |
| |
verletterkundigen van gesprekken kan men zeer gevaarlijk werk doen. Dat bewijst de fransche literatuur. Het is b.v. zeer eigenaardig om nauwkeurig na te gaan hoe beeldrijk, soms visoenair, slachters en gewone boerenkinkels bij Streuvels spreken... Mag Minnehandel geen boek zijn van groote kunst en ook niet gegeven hebben een hoogere samenvatting van het boerenleven; geen episch gewrocht dat door zijn omvang suggereerde de hoop op een schildering van massa-leven, er is toch veel dat boeit en veel zeer moois.’ Prof. G. Kalff schrijft een zeer waardeerend artikel over Fl. Van Duyse's: Het oude Nederlandsche Lied, ‘een werk dat een gewichtig deel bevat der gemeenschappelijke erfenis van Noord- en Zuid-Nederlanders door ons voorgeslacht nagelaten’. - Vervolg van Byvanck's studie William Ewart Gladstone. Wij krijgen hier een beeld van de Engelsche toestanden en vóormannen tijdens den Krimoorlog. - Verzen van P.C. Boutens.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Maart 1904.
In Wereldgeschiedenis komt de antiklerikaal voor den dag om Combes en de Italiaansche regeering toe te juichen in hun strijd tegen de kloosters. - Onder den titel Belangrijke onderwerpen: Multatuliana, het boek van Dr. Kok en L.D. Petit: Het vakcine vraagstuk (geschiedenis der inenting); Nietsche en Ibsen overgenomen uit de Teekenen des Tijds en Wie is de uitvinder van de Boekdrukkunst, samenvatting van het vlugschrift van Mr. Ch. Enschedé: Laurens Janz. Coster, de uitvinder van de boekdrukkunst. - Karakterschets: Domela Nieuwenhuis ‘de man zonder wien de arbeidsbeweging van het laatste kwart der vorige eeuw waarschijnlijk een geheel ander aanzien zou hebben gekregen, ja, die ze beheerscht heeft en die men dan nimmer zou kunnen beschrijven zonder hem de voorste, voornaamste en meest in 't oog loopende plaats in te ruimen.’ - Als Boek van de maand: Willem Sonius' Marie Correlli, haar leven en werken.
| |
De Katholieke Gids. April 1904.
Een uitvoerig artikel van A. Op de Laak: Vondel's Lucifer. In De K. Kerk en de onderdrukking der ketterij betoogt A. Nuyens ‘dat de Kath. Kerk wel altijd en overal de ketterij heeft bestreden, maar niet de ketters.’ De wereldlijke macht heeft wetten tegen dezen uitgevaardigd omdat de ketterij zich maar zelden ‘bepaalde tot het aanvallen en loochenen van de katholieke dogma's, gevaarlijk tastte zij én de dogma's én de zedeleer aan, en gaf zij aanleiding tot uitspattingen en wanordelijkheden die de maatschappij met de grootste gevaren bedreigden.’ Opmerkelijk is het dat ‘de K. Kerk heeft zich nooit onverdraagzaam betoond heeft tegenover Heidenen, Mahomedanen, Joden en andere ongedoopten.’
| |
Tijdschrift van het Koninkl. Nederl. Genootschap voor Maaten Penningkunde. 12e jaarg. 2e afl.
Vervolg van W.K.F. Zwierziena's opstel Nederlandsche Penningen: hier heeft schrijver het over de penningen geslagen in de jaren 1886 en 1887. Mej. H. de Man schrijft: Considérations sur trois sceattas anglo-saxons identiques du Cabinet numismatique de la
| |
| |
société frisonne à Leeuwarde. De sceattas waren de muntstukken der Angel-saksers. Toen waren er ook al behendige muntvervalschers zoo 't schijnt. Volgens de wetten van koning Aethelstan werd de rechterhand der muntvervalschers afgekapt en genageld aan de muren van de Munt. - J.E. Ter Gouw legt oude benamingen van munten uit.
| |
Lectuur, nr 2.
J.W. Van Heeswijk bespreekt zeer waardeerend L'Ancien Clergé de France van E.H. Sicard. - Eenige lezenswaardige bemerkingen over de Hollandsche Studente-pers, door H.W.E. Moller. Schrijver is verheugd over de werkzaamheid der Katholieke studenten en zou willen dat zij een studentenblad stichten. - Moller, ter gelegenheid van het verschijnen der Nederlandsche bewerking van Marie Corelli's De ware Christen, verwittigt de Katholieke lezers dat hij in 't werk gevonden heeft ‘de heftigste aanvallen en de zwartste laster tegen de Rooms-Katholieke Kerk, haar instellingen, haar priesters.’ - Voorts min uitgebreide besprekingen van werken over Godsdienst, Wijsbegeerte, Natuurwetenschappen, Geschiedenis, enz.
| |
Vragen van den Dag. April 1904.
Een opstel van Dr. H. Blink over Tibet en de Tibetanen. Engeland wil van den Japanschen oorlog gebruik maken en heeft dien bevorderd om zelf vrije hand te hebben in Tibet, waar het reeds sedert lang tegenover Rusland stond. - Van Dr. H.v. Wyk: Nieuwe geheimzinnige natuurkrachten: de ontdekking van nieuwe stralen in het radium. Volgt nog een artikel over dit zelfde onderwerp van P.H. Eykman: De N-stralen. - Men denkt aan hervorming van 't middelbaar onderwijs voor de meisjes, in Holland. Dr. J.G. Van Deventer schrijft hierover zijne meening: ‘Zooals ze thans zijn geven ze niets dan algemeene ontwikkeling; het einddiploma geeft geen enkel recht; het zijn, zooals sommigen zeggen: luxe-scholen. Dat is waar, en daarin dient verandering gebracht.’ - A.W. Stellwagen beschrijft de samenkomst van Napoleon I en Alexander I te Erfurt in 1808. Als bijzonder belangrijk stippen wij hier aan het verhoor van Goethe en Wieland bij Napoleon. Op Goethe bijzonder heeft dit verhoor diepen indruk gemaakt.
| |
Noord en Zuid, April 1904.
Van J.E. Ter Gouw, vervolg van het opstel: Taal zeden onzer Vaderen, toegelicht door eenige oude Kluchtspelen: getuigt van veel belezenheid; hier wordt gehandeld over het huis, de huisraad en de uithangborden. - J.H. Rössing geeft lezenswaarde bijzonderheden Uit de historie der vertooningen van Vondel's Gysbreght van Aemstel ‘het lijfstuk der Amsterdamsche geslachten... het eerste stuk dat de kinderen mogen zien als zij veertien jaar zijn.’ - Thaco De Beer doet zijn beklag over ‘die ellendige zucht om door te dringen in het geheimste leven des dichters’ mode hier overgewaaid en die toch niet noodig is het werk van den schrijver te verstaan.
| |
| |
| |
Das litterarische Echo. 1 April 1904.
P. Roland in Kultur und Presse, bespreekt het boek van Dr. Emile Löbl over den invloed der dagbladen op de beschaving. - Een uitgebreid opstel van Rud. Unger over den twee-en-der-tigjarigen Zwitserschen schrijver Walther Siegfried. - Vooroordeelen tegen dichtende professor treft dikwijls genoeg dichters die maar toevallig professor zijn, zoo meent Fritz Stier; niemand, zegt hij, heeft grooter onrecht geleden door dit vooroordeel dan Ernst Zitelman, rektor der Rhijnsche Hoogeschool.
- 15 April.
Begint met een schoon artikel van Leo Beng: Kritik und Rasse, waarin de schrijver wijst op de verschillende invloeden die de beoordeeling van kunstwerken beheerschen. - Stefan Zweig schrijft, met uitbundigen lof, over den Belg Emile Verhaeren die ‘reusachtig staat tusschen de hedendaagsche Franschmans’. De Campagnes hallucinées en Les Villes tentaculaires worden gerekend als behoorende tot de wereldletterkunde.
|
|