| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jan.-Febr. 1904. Een degelijke aflevering.
De opstellers wenschen den werkkring van hun tijdschrift te verbreeden, en mede te werken tot de beweging voor volksbibliotheken, zooals die in Amerika zulk een ongehoorde uitbreiding genomen heeft. Zij willen ook trachten de boekenliefhebberij, de bibliophilie te beoefenen met het oog op vruchtbare wetenschap, opdat het streven voor het boek niet langer weze ‘de min of meer dilettantische liefhebberij van fijnproevers en rentenierende boekenverzamelaars’. De redactie zal voortaan bestaan uit twee Noord- en twee Zuidnederlanders, de hh. J.W. Enschedé (Overveen), Dr. P.C. Molhuysen (Leiden), V.A. Dela Montagne en Emm. de Bom (Antwerpen). Eene zeer onderhoudende studie van M. Rooses handelt over de wijze hoe de Plantijnsche drukkerij aan haar letters kwam, van 1555, toen zij op zeer bescheiden voet werd ingericht, tot 1589; over de stempelsnijders en gieters die achtereenvolgens voor Plantijn werkten; eindelijk, over de merkwaardigste Plantijnsche alfabets met beeldwerk, die tot ons kwamen. Vele reproducties van Plantijnsche lettertypen, en van beeldletters luisteren dit opstel op. - Van Prosper Verheyden het eerste deel van een studie over het gezangboek van Margaretha van Oostenrijk, met zijn merkwaardige miniaturen, waarvan twee gereproduceerd worden. - Eindelijk wordt door P.C. Molhuysen behandeld de heele geschiedenis van de Leidsche Universiteitsbibliotheek, sedert 1575, toen ze gesticht werd. Een binnenzicht van de Bibliotheek, ten jare 1610, vertoont ons in een soort kapel de boeken zorgvuldig aan de leestafels geketend; leestafels echter, die geen zitten veroorloofden: men moest rechtstaande de werken doorbladeren. - De kroniek, welke mededeelingen brengt over Bibliotheken (Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Gent, Haarlem, Parijs, Rotterdam, Turijn) en de bespreking van nieuwe uitgaven, alsook de Mengelingen bieden veel belangwekkends.
| |
Vlaanderen. Januri 1904.
De Kroonluchter, door Herman Teirlinck. In dit begin van een roman leeren wij hoe Ree zijne klein-renteniershooveerdij te goed doet aan een feest hem aangeboden als voorzitter, door het kunstgenootschap ‘de Kroonluchter’. - Hollandsche en Vlaamsche Literatuur, Aug. Vermeylen. - Een Dag, ruw-realistische novelle van Lodewijk de Schutter. - Koolmijnen in de Kempen.
| |
| |
Lodewijk Erps wijst er op hoe een degelijk Vlaamsch vakonderwijs noodig is om ook de industrieele Kempen Vlaamsch te houden. - Verzen van Constant Eeckels, Adolf Herckenrath, Richard de Cneudt, René de Clercq.
- Februari.
De Kroonluchter, kunstgenootschap (vervolg). In vele bladzijden wordt aanschouwelijk gemaakt hoe Ree den nadag van het feest overbrengt. - Hollandsche en Vlaamsche Literatuur (vervolg). A. Vermeylen leert ons waarom onze literatuur meer van en vóor het volk is, dan die van Holland. - De Blijde Wereld. Reden over Mensch en Maatschappij door Frederik van Eeden. Bespreking van Mr. J. van Overloop. - Van René de Clercq: Een Nachtegaal... vrij naar naar Guido Gezelle, en Hoort gij den Eik?
- Maart 1903.
Herman Teirlinck vervolgt zijn boeiend verhaal De Kroonluchter, een Vlaamsch Kunstgenootschap. De zitting van den kring is goed geteekend. - Van Buggenhout in Zwervend Leven beschrijft ons een leurder met zijne zwangere vrouw, die onbekwaam om verder den langen weg onder hevigen zonnebrand voort te zetten, op een hollende en rammelende kar geladen wordt. In 't dorp aangekomen is de vrouw stervens ziek en bezwijkt, terwijl haar man in een afgelegen vlekje den geneesheer is gaan halen, 's anderendaags wordt de vrouw begraven en de beproefde man gaat heen... alleen met zijn smart.
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Februari 1904.
Een Val, fragment van Reimond Styns. - Slot van G. Segers levensbeeld: Pater Daems, ‘een stijl, die hem alleen toekomt, heeft hij, dit is mijne meening altans, in zijne poëzie niet ter beschikking. Men is geneigd te denken, dat hij op zijn Kruiwagen vooral goed gezeten is; daar raadpleegt, ondervraagt hij slechts zich zelven. Daar ook is hij geheel en al persoonlijk, en zeer dikwijls echt artistiek’ - Van Zeger De Veen de aanvang van: Sedan. Vijf dagen op een slagveld en tusschen gewonde soldaten. - Verzen van Dr, Eug Oye en Jacob Stinissen.
| |
De Banier, Maart 1904.
Van E.H.J. G(eurts) de letterkundige ontleding van Vleeschhouwer's humoristische redevoedering: Wat is rhetorika. - De IJsvogel, gedicht van Lod. Vits. - Aanteekeningen, van veel belezenheid getuigende, over ‘mijnbouwkundige woorden’ Grovery, zandery, schlizery en brikkery.
| |
Germania, Maart 1904.
Niet alle Duitschers zijn voorstanders van het aanleggen van ijzerenwegen in de Duitsche kolonie van Oost-Afrika. E. Von Liebert wil aantoonen, in 't artikel Eisenbahnbau in Deutschostafrika, dat Duitschland meer moet doen voor die kolonie. - Slot van Mr. Coenen's Verpachtingen en Landeigendom. - Voor Dr. Reismann-Grone is 't zeker dat Chamberlains tolpolitiek zal zegepralen, en dat het niet lang zal duren vooraleer
| |
| |
Engeland met zijn kolonies een tolverbond zal gesloten hebben. De Europeesche nijverheid wordt zoo van de belangrijke Britsche markt afgesloten. Daarom is 't noodig, meent hij, dat de landen van midden-Europa ook een tolverbond aangaan. Dit denkbeeld, vóór korten tijd nog als fantazie uitgekreten, wordt voorbereid door het Mitteleuropäische Wirtschaftsverein in Januari l.l. tot stand gekomen en waar deel van uitmaken de bijzonderste politieke mannen en nijveraars van Duitschland, Oostenrijk en Hongarije. - Slot van Johan Lefèvre's vertelling Herinnering. - De Franschen zien met leed dat de Fransche handel in Antwerpen achteruit gaat, de oud-minister Baudin zou van Duinkerken eene groote handelshaven willen maken. Zijn plan wordt hier kortbondig uiteengezet,
| |
Volkskunde, 11e-12e aflev.
A. De Cock bespreekt Oude Nederlandsche Volksboeken: De historie van Floris ende Blancefleur, de Genoechlijke history van den reus Gilias, de Historie van Jan van Beverley, drie uitgaven van Dr. Boekenoogen, en Die schoone hystorie van Malegijs, uitg. door M. Kuiper. Bespreker wijst op de talrijke folkloristische bestanddeelen die in die wonderverhalen voorkomen. - Spreekwoorden en Zegswijzen: de reeks muntnamen wordt gesloten met malië, heller en mijt; dan komen afstandslengte- en landmaten aan de beurt: mijl. - Zes Nederlandsche sprookjes en vertelsels (43-48) meegedeeld door Dr. Boekenoogen. - Volkssagen (De Doode te gast genood) door Dr. Boekenoogen en A. De Cock (met zangwijze). - Kroniek: De Liederavonden van het Willems-Fonds. (Nota: Ook aan Katholieke zijde wordt sedert jaren voor de verspreiding van het Nederlandsch lied gezorgd). - Boekbeoordeelingen.
| |
De Vlaamsche Wachter, Februari 1904.
Zit in een nieuw kleed; zoo komt hij deftiger voor. Vervolg van L. Dosfel's opstel over Oude en nieuwe Richting in de Vlaamsche Beweging. De redenen voor en tegen ingebracht worden kortbondig, te kortbondig, besproken. ‘De opvatting van de nieuwe richting in de Vlaamsche beweging schijnt me veel ernstiger en steviger gesteund dan die der oudere strijders. Zij is meer op de werkelijkheid gebouwd en leidt tot practischere uitslagen. De grondslag dien Vermeylen en Mac-Leod voor de Vlaamsche beweging leggen, rust vaster en dieper’. - Bert van Mettenyen geeft het begin eener vertelling: Van Jan Muylaert. - Van Kan. J. Muyldermans het slot van 't artikel: Op de manier van wijlen pater Loriquet! De dwaasheid, die men aan pater Loriquet nog soms toeschrijft, als zou hij in een geschiedenisboek Napoleon den Iste doen doorgaan voor de luitenant-generaal van Lodewijk den XVIIIe is kwaadwilligheid: pater Loriquet schreef de bedoelde Historia Franciae niet, en in die Historia staat niets dergelijks. - Blaai en Bluf, een schetske van Emiel Hullebroeck. - Verzen van P. Back, Herman Broeckaert en René De Clercq.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. 9e jaarg. 1ste afl.
Ons Hart, schetske door Frans Van Cuyck. - Van A. Bracké een vulgarisatieartikel over: Waarom is de hemel blauw. - Verzen
| |
| |
van Fr. Deckers. - In een opstel Vlaanderen geeft Ad. H.(erckenrath) een vluchtig overzicht der werken van de bijzonderste jongere Vlaamsche schrijvers, met portretten van Aug. Vermeylen, Prosp. Van Langendonck en Herman Teirlinck. - Prof Pirenne bespreekt zeer gunstig het Oorkondenboek der stad Gent van Jul. Vuylsteke, ‘den eerlijksten, den geduldigsten en den scherpzinnigsten der geschiedonderzoekers - Voorts het verslag over de jaarlijksche algemeene vergadering van het Willems-Fonds.
| |
De Taalstrijd hier en elders, afl. 2, 3 en 4 voor 1903-04.
Begint met eene uitvoerige ontleding van den uitslag der algemeene volksoptelling van 31 December 1900, in zooverre deze de gesproken landstalen betreft. - Onder den titel: Onze taal in de Kamers, wordt medegedeeld wat van November 1902 tot einde 1903 belangrijk voor of tegen werd gezegd. - Onze taal in de Burgerwacht: het schrijven aan Senator Van der Kelen gestuurd door het Nationaal Vl. Verbond. - Het artikel van Aug. Opdebeeck over het Vlaamsch als rechtstaal, verschenen in het Rechtskundig tijdschrift van VI. Belgie, staat hier overgedrukt. Ook nog het schrijven van het Nationaal Vl. Verbond aan Z.M. den Koning om, ter gelegenheid der nationale feesten in 1905 te beginnen met de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. - Ten slotte twee oorspronkelijke artikels van Gustaaf Segers: Het Alldeutscher Verband (de bond der pange manisten: ontstaan en doel en Kleine Nationalit ven ‘Men diene het in Duitschland wel te weten: het Alldeutscher Verband is hier niet leefbaar: het telt, in gansch Vlaanderen, geene twintig aanhangers.’
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Feb. 1904
D. Ursmer Berlière deelt Vaticaansche documenten mee betrekkelijk de abdij van St-Bernard aan de Schelde. - E H. Goetschalckx geeft aanteekeningen over plebanen en kapelanen uit de 17e en 18e eeuw van St-Gummaruskerk te Lier. Hij begint ook nog een opstel over de scheiding van Schooten, Merxem en St-Job-in-'t Goor - Dr. E Van der Mynsbrugge deelt het testament mede van Lodewijk van Leefdael (21 Nov. 1283), belangrijk omdat het de opgave bevat der minderdroederkloosters in Brabant, der weldadigheidsgestichten van Leuven, Mechelen, Vilvoorde en Brussel en van het getal priesters der parochiale geestelijkheid van rond Leuven.
| |
Biekorf, nr 4 1904.
Intermezzo, een schetsken naar Ludwig Nudling. - L. De Jaegher bespreekt den Verzenbundel: Primula Veris van Caes. Gezelle: ‘eene van de sterke kenmerkende gaven van Primula Veris is juist de eigenheid, de oorspronkelijkheid der schilderijen en aandoeningen: zij zijn scherp gezien en diep gevoeld; zij zijn niet gemaakt, maar gegroeid.’
- nr 5.
E.H. Linnebank schreef in De Katholiek (Dl. CXXV) over Het Koppelteeken der Modernen, zijn opstel staat hier overgedrukt
| |
| |
met eenige aanmerkingen van E.H. Jan Craeynest. - Pier-Jan die geen fransch en kan, Guido Gezelle's vader, wordt ons voorgegesteld door E.H. Caes. Gezelle. (Zie Omroeper.)
| |
Het Katholiek Onderwijs. Maart 1904.
Vervolg van het opstel Geschiedenis en opvoedkunde. Ditmaal gaat het over Karel den Groote en Alcuinus. - Vervolg der studie Over eenige verschillen tusschen de Afrikaansche schrijftaal en de onze. Worden meegedeeld het begin der redevoering van Bon du Sart de Bouland, Gouverneur van Henegouwen, bij de opening van den zittijd van den provincialen raad, den 7 Juli 1903, over het Alcoolisme, het vervolg van prof. de Ceuleneer's verslag over den 5 jaarlijkschen wedstrijd van Nederlandsche Letterkunde en het vervolg van Pater Alexis' Bilan de l'année 1903.
| |
Ontwaking, nr III-IV, 1904.
Frans Vermeulen begint een opstel over: Een stuk Fransche geschiedenis (1848): hier hebben we de voorbereiding der omwenteling van 1848, in socialistischen zin uiteengezet. Van denzelfden schrijver nog een oproep om verzet aan te teekenen tegen de onderdrukking der werkstaking van Alcala del Valle, in Spanje. Toen de republikein Junoy de hier aangeklaagde gruweldaden te berde bracht in 't Parlement, werden ze door minister Garcia Alix geloochend. Schrijver houdt ze hier staande en hoopt ‘dat er eene beweging zou ontstaan, die de paapsche regeering van Alonzo XIII zou omversmijten, hetgeen haar reeds lang verdiende loon moest zijn’. Deze zin duidt den toon aan van 't artikel. - Segher Rabauw pleit ten voordeele eener vrije Vlaamsche Hoogeschool te Antwerpen. Men begint er nog niet mee, schrijft hij, de Gentsche Hoogeschool te vervlaamschen, en volgens de voorstanders van dit plan zal de vervlaamsching, wanneer ze eens begint, 20 jaar duren en dan nog niet volledig zijn. - Het ander zicht, een fragment uit een roman van Georges Eekhoud die binnen kort verschijnen zal. - Ed. Greene ziet geen ander redmiddel voor de Macedoniers dan ‘drukking op de Europeesche volkeren en gewelddadig optreden der opstandelingen, niet alleen in Macedonië maar in heel Turkije, zoodat de beursdieven, uit schrik voor hun goud, de zaak der menschheid dienen’. Ontwaking slaat er door, zooals de lezer ziet. - Voorts nog een fragment Ziekenbezoek door L. Baekelmans en verzen van Siska Van Daelen.
| |
Durendal. Février 1904.
Vooraan Over Kerkmuziek: de brief van Paus Pius X aan kardinaal Respighi, vicaris generaal van Rome. ‘Beaucoup de choses devront être, ou supprimées ou corrigées dans les chants des messes, des litanies de la Vierge, de l'hymne eucharistique; mais ce qui réclame un complet renouvellement, c'est le chant des Vêpres dans les fêtes célébrées par les diverses églises et basiliques’; dan de Motu proprio en de onderrichtingen van den paus over de Kerkmuzíek. - E.H.H. Moeller wijdt eenige ontroerde woorden aan wijlen Prof. Alberdingk Thym die had ‘une áme ardente, enthousiaste, juvénile, éprise d'art au plus
| |
| |
haut degré’. - Le Seminariste, een schetske door Georges Reney; verzen van Fern. Severin, Maurice Lauzon en Georges Marlow. Kronieken over kunsttentoonstellingen en muziekuitvoeringen.
| |
La Fédération Artistique. 28 febr 1904.
Les portraitistes au XVIII siècle, door Edgar Baes. ‘C'est précisément cette tendance à un charme un peu superficiel par sa légèreté même, à un aspect décoratif qui étonne, égaye et séduit, que l'art français a toujours offert à nos compatriotes, dont les plus intelligents seuls ont su profiter de ces exemples contrastant avec nos contingences assez lourdes et peu excitantes. Un peu de sel attique manque souvent à l'art flamand et cet assaisonnement ne saurait lui venir que du foyer véritable de l'esprit mondain et des arts de l'intelligence, c'est à dire de cette France où toutes les nations viennent chercher le mot d'ordre d'un Progrès toujours neuf’!!
- 13 Maart, 1904.
L'enseignement du Beau, een pleidooi van Louis Dauve ten voordeele van 't aanleeren der kunstgeschiedenis in de scholen bij middel van ‘1o les collections de gravures; 2o les projections lumineuses; 3o la visite aux musées.’ - Van Ed. L. de Taeye: La libre Esthétique et l'Impressionnisme: een klaar overzicht van 't realisme, het impressionisme en het neo-impressionisme of puntschilderen bij de schilders in de 19e eeuw.
20 Maart 1904.
Edg. Baes in L'Art du moment, trekt nog eens te velde tegen de impressionnisten ‘Tachistes, pointillistes, bâtonnistes, virgulistes, etc.’ - Ed. L. de Taeye geeft het vervolg van zijne studie: La Libre Esthétique et l'Impressionnisme.
| |
Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, 1904, livr. I et II.
Une cinquedea aux armes d'Este, bewaard in het museum der Hallepoort te Brussel, een ‘de ces épés courtes à large lame, du type que l'on a appelé langue de boeuf et que les archéologues sont convenus aujourd'hui de désigner sous le nom Italien de Cinquedea.’ wordt breedvoerig beschreven door Ch. Buttin. - Een belangrijk artikel van G. de Marez over Les sceaux des Corporations Bruxelloises, bijdrage tot de geschiedenis van 't gildewezen te Brussel, in de middeleeuwen. - Le Cimetière franc de Villersdevant-Orval, ontdekt in 1889, wordt beschreven door J. Carly en Bon A. de Loe. - Het grootste deel van deze aflevering wordt ingenomen door het vervolg van J. Capart's studie: Les debuts de l'art en Egypie, met talrijke afbeeldingen: de vroegste beeldhouw- en schilderkunst, de dans, de muziek en de poesie worden beurtelings besproken.
| |
Revue Générale. Maart 1904.
V. Brants. Le mouvement ouvrier d'organisation professionnelle en Allemagne. Meer en meer winnen de vakvereenigingen veld in het Duitsche rijk. In October 1903 werd te Francfurt eene vergadering gehouden om de niet socialistische werklieden te groe- | |
| |
peeren: protestanten en katholieken gaan samen om de belangen van de werklieden, met uitsluiting van politiek doel, te behartigen. Het centrum in den Reichsdag bevoordeeligt de uitbreiding der vereenigingen. - Detlev von Liliencron: L'Enseigne Schadius. - Edm. Maynial: Eugène Fromentin - P. Halflants: La Situation du Catholicisme en Norvège. Op 2,239,800 inwoners telt Noorwegen 2000 katholieken. Sedert 1845 hebben zij eigen parochies met eigen priesters. Kloosterzusters bedienen gasthuizen en scholen. De gemeenten mogen zelf de katholieken van de schoolbelasting ontslaan, daar waar dezen scholen hebben gesticht. Eene naturalistische strekking die van de Hoogescholen uitgaat, kan, door den bestaanden godsdienst te ondermijnen, ten voordeele strekken van het ware geloof. - Ch.L. Legrand: St-Francois d'Assise. - A. de Ridder: Quelques notes d'Histoire nationale contemporaine. - Cte G. Verspeyen: Lettre à un supérieur de Collège. Volgens graaf Verspeyen druischt het wetsvoorstel Coremans drijmaal tegen de grondwet aan: het strijdt tegen de vrijheid van onderwijs, de vrijheid der talen, de gelijkheid der Belgen voor de wet. Het voorstel zou gevaarlijk zijn voor de katholieke partij, daar het onvermijdelijk tweedracht zou zaaien, en de Vlamingen op kiesgebied evenals in zake van onderwijs onrecht aandoet tegenover de Walen. De wet zou eene oorzaak van ophitsing zijn der twee belgische rassen tegen elkander. - J. Ageorges: Deux pages d'Introduction à l'étude du XVIIIe s. - Gollier
Ruelle: La Corée.
| |
Revue Néo-Scolastique. Février 1904.
D. Mercier: La liberté d'indifférence et le déterminisme psychologique. De mensch is niet vrij, vermits hij steeds ter handeling bewogen wordt door het grootste goed, dit is de grondbewering van het zielkundig determinismus. De mensch is toch vrij, bewijst D. Mercier, niet omdat de voorkeur aan een van de twee voorwerpen gegeven vrij is; (deze om redelijk te zijn moet aan het beste of liever aan het als best geschatte geschonken worden; maar omdat de mensch zelfs tegenover het verkorene voorwerp nog vrij blijft daar dit benevens zijnen goeden kant ook eenig kwaad bevat. - J. Halleux: La philosophie d'Herbert Spencer. Het agnosticism van den onlangs overleden Engelschen wijsgeer verklaart het wezen in zijn eigen onkennelijk, maar wij gelooven dat het bestaat, zonder het te kennen. Zijn evolutionism is een vooringenomen gedacht, dat Spencer heeft willen bewijzen uit zucht naar eenheid: dit evolutionism heeft hij op de zedeleer toegepast en het doeleinde dezer laatste tot een onvrij streven naar maatschappelijke volmaking vernederd. - D. Nys: L'hylémorphisme dans le monde inorganique. Is ieder slach van levenlooze stoffen eene bepaalde zelfstandigheid, of moeten zij allen tot ééne enkele grondstof herleid worden wier hoedanigheden van soort tot soort verschillen? Men heeft, zegt Professor Nys, tegen de eerste bevestiging, waarvan hij partijganger is, verscheidene beweegredens aangehaald, die in der waarheid geene genoegzame bewijzen zijn. - Dr. James Lindsay: La philosophie de Saint Thomas. Een belangwekkend artikel van eenen bewonderaar die geen thomist is; de studie
| |
| |
handelt bijzonderlijk over de natuurlijke godsgeleerdheid van den H. Thomas. - Mélanges et Documents: l'institut Carnégie, chronique philosophique. - Comptes-Rendus.
| |
Revue de l'Université de Bruxelles, Januari 1904.
Georges Dwelshauvers schrijft zijn indrukken neder die hem zijn bijgebleven uit de geschriften van Louis Ménard, een droefgeestig denker, te midden eener samenleving die zijn droomen niet verwezenlijkte: ‘le concert des volontés libres et l'accomplissement de la justice.’, en die steeds het godendom en de democratie der Grieken, een beschaving en een godsdienst in warmere voeling met de menschelijke natuur, betreurde. - Paul de Reul, in een proeve van vergelijkende literatuurstudie, onderzoekt in hoeverre de Engelsche dichter Swinburne, onder den invloed stond der Franschen, V. Hugo, Baudelaire, Gautier, de Banville.
Februari 1904.
Emile Stocquart, L'Administration de la justice au moyen-âge et sous l'ancien régime - Dr. Lucien Wilmart, Contribution à l'Etude de l'Organisation et du Mécanisme articulaire chez l'Homme. - Georges Dwelshauvers Le ‘Nathan’ de Lessing (fragmenten) Adaptation.
| |
Bibliothèque Universelle et Revue suisse, Maart 1904.
Dupwix geeft het eerste deel eener studie over Nicolaas Beets en Camera Obscura. Hij beschouwt Beets als mensch en schrijver levend in een ontwikkeld midden dat een nieuwe richting gaf aan de Nederlandsche letteren, vooral bewondert schrijver Beets' standaardwerk: de Camera obscura, waarin geheel het Hollandsche leven met zijn zeden, gebruiken besloten ligt. - Pradez geeft het vijfde deel van zijn roman: Réparation. - Godet brengt het tweede deel van de onuitgegeven brieven van Juste en Cawline Olivier aan Sainte-Beuve. - Bernoud schrijft over de jongst belangrijkste ontdekking van het Radium. - Nostalgie is de titel eener novelle van Mailland. 't Is een verhaal van een Zwitsersch herder, in dienst bij een Russische princes, die sterft van verveling.
| |
Het Nieuwe Dompertje. Febr. 1904. Uitg. W.v. Belle te Rotterdam.
Hedendaagsche Opvattingen omtrent misdaad en misdadiger, door P. Buissink, Pr. Het art. bestrijdt het stelsel van den Turijnschen Prof. Lombroso. - De eerste Proefneming met vrijheid van Godsdienst, door J W. van Heeswyck, Pr Eene belangrijke bladzijde uit de geschiedenis van Maryland in de 17e eeuw. - Geloof en Schrifteritiek, door Th. Bensdorp, C. SS. R - Geschiedvervalsching. Is Prins Willem III langs wettigen weg koning van Engeland geworden? door J. van Zeyl. - Gedichten van J. Gefhen en Zr.
| |
De Katholiek. Maart 1903.
Kap. Jos. van Veen vervolgt zijne beschouwing over de Kunstschool te Beuron. Hij beschrijft het karakteristieke schilderen beeldhouw werk dat hij onlangs in St-Maurus kapel mocht be- | |
| |
wonderen. Twee fraaie afbeeldingen zijn gevoegd bij zijn lezenswaardig opstel. - Pater B.D. van Breda O.P. gaat eveneens voort met zijne grondige critiek op Harnack's veelbesproken werk: Het wezen des Christendoms. - Kap. J. van den Dries bespreekt uitvoerig het te Parijs verschijnende standaardwerk: Cursus scripturae sacrae, waarvan 31 deelen het licht hebben gezien. De drie laatste deelen worden behandeld. - Redemptorist Th. Bensdorp geeft eene grondige studie over den nieuwsten roman van Anna de Savornin Lohman Gelukswegen. Schrijver weet te waardeeren en af te breken en is het daarom niet eens met de theoriën der schrijfster die pleiten voor vrije liefde. - Bij het begin van den vasten schenkt ons pater S.L. Braun O.P. twee treffende proeven van Lijdenspoëzie.
| |
Groot Nederland. Maart 1904.
Heyermans geeft het eerste bedrijf van zijn spel-van-de stad: Bloeimaand. - Couperus vervolgt zijn nieuw werk, nl. ‘Endymion’ geschreven in sonnetten. - Buitenrust Hettema geeft een belangrijk artikel: ‘Waarom volkstaal, waarom 't Fries bestudeerd’ en besluit: ‘En voor 't leven, voor dichter-waardeering als voor de volksopvoeding, én voor onderwijs en wetenschap is bestuderen van alle volkstaal van belang; meer dan waard is dit de taal, de litteratuur van het volk in 't hoekje land, daar aan de Noordzee, aan het aloude Mare Frisium’. - Constant eindigt zijn boeiende roman: Liefde. - Prosper Van Hove in ‘Vlaamsche kroniek’ betreurt de ontaarding der Vlamingen ‘die de slachtoffers zijn van een zwak verleden’. Holland kan ons enkel en alleen tot zelfbewustzijn verheffen’. Holland mag dan ook niet langer met een soort van toegevende minachting op ons neerzien, Holland moet ons het kwaad der verleden eeuw kwijtschelden; het moet zich meer en meer aan ons vertoonen, zelf weer tot ons komen en ons de hulpvaardige hand der verlossing toereiken’. - Leonhard geeft het naleve kinderlijke goed weer in zijn schets: ‘Groote gebeurtenis’.
| |
Wetenschappelijke Bladen.
Wetenschappelijke Bladen.
- Een bloemlezing uit buitenlandsche Tijdschriften voor Nederland bewerkt onder toezicht von Pr. Dr. W. Koster en Dr. A. Van Hoven. Maart 1904.
Dit degelijk tijdschrift opent met een artikel: Canada tegenover het Britisch Imperialisme. - Wijl al de gebeurtenissen overschaduwd worden door den oorlog van Rusland met Japan, wordt hier de verhouding dier twee landen nauw bepaald en afgeteekend. Ook wordt nog een artikel gewijd aan: Het Panslavisme en de Russische eenheid. - Heel belangrijk is het artikel: De strijd om het bestaan en zijn gevolgen voor het menschdom. De mensch heeft een individueelen en een maatschappelijken strijd te strijden. - De wereldbeteekenis der Germanen, is de titel eener voordracht gehouden door Dr. Wilser in het Alldeutscher Verband te Heidelberg. Om het verbond aller Germanen te verzekeren, om hun wereldheerschappij te vormen staan twee wegen open - een van binnenlandsche en een van buitenlandlche politiek. - Dr. Bärwald betoogt in een artikel: Het idealiseeren
| |
| |
bij de herinnering, dat we, bij een terugblik op ons leven, het schoone steeds zuiverder en inniger bewaren en besluit dat het idealiseeren der herinnering een middel is tot zelfbehoud en een wapen in den levenskamp. - Nog volgen twee belangrijke artikelen over de Hedendaagsche Litteratuur in Frankrijk en Ernst Curtius, een levensbeeld in brieven.
| |
Onze Eeuw, Maart 1904.
De Savornin Lohman geeft een kritisch overzicht van de beide voorstellen tot grondwetherziening, het eerste ingediend door M. Drucker, het andere door M. Troelstra. - Kielstra in ‘Vrijwillige Boedelafstand’ pleit tegen den uitverkoop van een deel van Holland's Koloniaal bezit in Indie naar aanleiding van de jongste Kamer-debatten. - Chantepie de la Saussaye geeft een hoofdstuk uit zijn levensbeschrijving van Beets. Dit hoofdstuk is gewijd aan Beets' verblijf te Heemstede. Zijn aard en zijn geest aldaar worden in een helder daglicht gesteld. - Wallis geeft verzen en Pabst, eene novelle: ‘Buitenkansje’.
| |
Rechtsgeleerd Magazijn, 1e aflevering. 1904.
Baron van Ittersum handelt over ‘persoonlijke verplichting of erfdienstbaarheid van waterleiding, vrijwaring, onrechtmatige daad, schade’. - Polak bespreekt de verhouding tusschen hypotheek en later gevestigde zakelijke rechten. - Van Regteren Altena geeft een overzicht der Engelsche wetgeving gedurende de jaren 1901 en 1902. - Hamburger schrijft zijn indrukken neer over zijn verblijf als student aan de Universiteit van Bonn. Practisch wordt het rechtsonderwijs er gegeven en hij beveelt de Nederlandsche juristen een bezoek aan de Duitsche universiteiten sterk aan. - De Savornin Lohman heeft het over ‘De bewijslast in het Burgerlijk Geding’.
| |
Van Onzen Tijd, 4e jaarg. nr 5.
Vooraan verzen van W. D'Hoop en Gaston Breeze. Marie Koenen geeft het begin van eene novelle: Dolfs zonde en Jan Stuyt de aanvang van Italiaansche reisherinneringen. Van Oude Kunst en van Nieuwe. Hier hebben we den Proloog en ‘Florence’. ‘Vooral in onzen tijd van grove verwording, nu een weinig conscientieuse bouwkunstenaarsbende eenerzijds, een schare clienten zonder cultuur anderzijds, in wanhopige zelfgenoegzaamheid zoo langzaam-aan de architektuur tot beneden het laagst bereikte peil heeft gevoerd - vooral in onzen tijd lijkt mij de ernstige bestudeering van twee zoo superbe bouwwerken als het Baptisterium en de San Miniato al Monte (te Florentie) van het allergrootste gewicht.
- Nr 6.
Verzen van Gaston Breeze, W. D'Hoop en Albertine Smulders. - Slot van Marie Koenen's novelle Dolfs zonde, schoon verteld. - Th. Molkenboer kenschetst Jan Toorop's werk, naar aanleiding van de tentoonstelling bij Buffa te Amsterdam. ‘Uit zijn half oosterschen, half cosmopolitischen aard is hij een phantast, een droomer, een denker en als hij zijn visioenen in beeld wil brengen. doet hem zijn sterk onder den invloed van
| |
| |
de Nederlandsche school gevormd talent als uitvoerder niet altijd de vereischte vormen en kleuren aan de hand.’ - Maria Viola bespreekt in hare Litteraire Kroniek, Op Wandel van Hugo Verriest en Caes. Gezelle's Primula Veris.
| |
De Katholieke Gids. Maart 1904.
Slot van L.B.M. Lammers' vertelling: Aan den rand des verderfs. - A. Op de Laak bespreekt zeer waardeerend Fatalita, en Tempeste van de Italiaansche dichterin Ada Negri, in 't Nederlandsch overgebracht door Betsy Jutta. ‘Ada Negri is de dichteres van het lijden der arbeidende klasse, van haar eigen lijden’. - In Loge en Kerk wil Herman Smitz eens te meer bewijzen dat ‘de Loge wel degelijk... tegen de Kerk en hare bedienaren te velde trekt’. - De socialisten, de Duitsche vooral, houden nog al eens staan dat het Christen Kerstfeest niets anders is dan een leugenachtig verzinsel. Dimondo zal onderzoeken of het Kerstfeest eene mythe is.
| |
Vragen van den Dag. Maart 1904.
Slot van Dr. Blink's studie Japan en de Japaneezen: hier wordt bijzonder gewezen op den economischen vooruitgang dezer laatste jaren in Japan. Het slot: ‘Welke zullen de gevolgen zijn van dezen oorlog? Dat hangt af van de beslissing der krijgskans. Als Japan overwinnaar wordt, en in nauwere betrekking komt met China, is het Gele gevaar in het Oosten dreigend. Dan weet men niet, waartoe een jong, overmoedig volk gesteund door de massa van een wereldrijk, in staat is’. - Naar aanleiding van Dr. G. Baumann's Die Klassische Bildung der deutschen Jugend acht J. Stamperius het gewenscht ‘dat bij de opleiding van onze jonge lui minder tijd worde gegeven aan de beoefening van twee doode talen, wier kennis voor het latere leven van gering nut is’. - De beteekenis der woorden, door J. Wolthuis. - Hoe blindgeboren leeren zien, door prof. W. Manz, overgenomen uit de Deutsche Revue.
| |
Taal en letteren. 15 Febr. 1904.
J. Koopmans schrijft over Liederen der Wederdopers, naar aanleiding van Dr. Rudolf Wolkan's Die Lieder der Wiedertäufer. - Van Dr. G.A. Nauta: Tollens' Philemon = Langbein's Gastfreund. Dat dit laatste ‘aestetisch hooger staat dan Tollens' gedicht zal ieder moeten erkennen die beide bewerkingen vergelijkt.’ - Dr. J.B. Schepers doet uiteen hoe Onderwijs in Nederlandse Letterkunde kan gegeven worden.
| |
De Gids, Maart 1904.
Laatste tocht, eene novelle van J.E. Jasper uit den Oost. - Mr. S.R. Steinmetz bespreekt breedvoerig prof. Treub's: Het wijsgeerig-economisch stelsel van Karl Marx, van het standpunt der sociologie, en beoordeelt, tusschen in, en in de nota's achteraan, een goed deel der laatst verschenen werken over sociologie. Eene ernstige studie, te lezen ook door dezen die niet op 's schrijvers standpunt staan. ‘Wie zich afvraagt: hoe is te verklaren dat een zoo buitengewoon begaafde geest als die van Marx tot wetenschappelijk zoo magere resultaten kwam? zal zich
| |
| |
moeten antwoorden: door zijn verkeerd uitgangspunt (het materialisme) door het overwicht van zijn gemoedsneigingen (eenzijdige sympatien, revolutionnaire passie) maar vooral door het uitsluitend aanwenden van de op dit gebied bizonder gevaarlijke methode der deductie, der logische redeneering uitgaande van aangenomen begrippen, niet opbouwend op feiten.’ - Prof. Hugo De Vries schetst, volgens de laatste gegevens der wetenschap, de bevruchting der bloemen. - Ghazelen van Hélène Lapidoth-Swarth en vervolg van Byvanck's studie over W.E. Gladstone.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Febr. 1904.
In de rubriek Wereldgeschiedenis staat de oorlog in het Oosten natuurlijk vooraan; dan ook nog eenige aanteekeningen over de hervorming op het Balkanschiereiland. - De laatste fotografie van president Steyn en zijn gezin (Dec. 1903) staat weergegeven midden eenige mededeelingen van Dr. H. Muller, den oud-vertegenwoordiger van den Oranje-Vrijstaat. - Karakterschets: Dr. J. Buttikofer, bestuurder der Rotterdamsche Diergaarde. - Als boek van de maand: Hobbezak of Corset door Dr. Fr. Glénard.
| |
Tijdschrift van het Koninkl. Nederl. Genootschap voor Maaten Penningkunde. 12e jaarg. 1e afl.
Vervolg van W.K.F. Zwierina's mededeeling over Nederlandsche Penningen: penningen van 1885 en 1886 worden hier besproken. - Van Aug. Sassen: Bijdrage tot de kennis van het Middeleeuwsch Geld- en Muntwezen, geput uit de Cameraarsrekening van Deventer (1337-1384). - Verder gemengde kleinere berichten.
| |
Nieuwe Arbeid. Jan. 1904.
Albert Rehm, vertelt, aangrijpend, eene dieftehistorie. - Van Lode Baekelmans een fragment, Uchtend, eene voorstelling van Peerke, den lijkenvisscher; ja, dat kan de schrijver wel gezien hebben, maar hoe is 't, in Gods naam, toch mogelijk zoo iets tot onderwerp te kiezen! Peerke's woorden: ‘en stinken Menheer’, zijn hier wel toepasselijk! - 't Gedroom van een schooljongen beschrijft H.E.H. van Loon in Van het Ontwaken. Voorts verzen van Fer. Toussaint, Karel van de Woestyne, L. Lambrechts, Victor de Meijere en Lod. de Schutter. - Vict. de Meijere bespreekt zeer waardeerend den dichtbundel van Karel van de Woestyne: Het Vader-Huis.
- Febr. 1904.
Vict. de Meijere geeft het begin eener Vlaamsche legende: Maria de Bedrukte. - In 'n Ouder verhaalt Reimond Janssens hoe een vader te langen laatste toch vergiffenis schenkt aan zijne verleide dochter. - M. Blokzijl bespreekt Ed. Jacobs' 'n Paaschlam, het treurspel der Joden, ‘een goed, Hollandsch, Amsterdamsch tooneelstuk... een stuk ferm-middelmatige tooneellitteratuur. - Verzen van L. Lambrechts, Lod. de Schutter en Herman de Schutter. Ten slotte de redevoering, door Gust. d'Hont uitgesproken bij de onthulling van Georges Rodenbach's gedenkzuil in het oude begijnhof te Gent, op 19n Juli 1903. Spreker wilde ‘het literaire gewrocht van
| |
| |
Georges Rodenbach, den mooien woordkunstenaar, eens eventjes aan het Vlaamsche temperament toetsen’.
| |
Das litterarische Echo. 1 Maart.
A. von Gleichen-Russwurm praat onderhoudend over Der Essai, zijn wezen, zijn eigenschappen en zijn geschiedenis. De Essai werd geboren in het geestige fijn beschaafde Frankrijk, kreeg afstammelingen eerst in Engeland en later - vooral door Engelands bevruchtende kracht - in Duitschland. De voornaamste Duitsche proevenschrijvers der 19e eeuw zijn H. Grimm, K. Frenzel en O. Gildemeister. - Prof. Wetz wijdt een waardeerend artikel aan de nagedachtenis van den onlangs jong gestorven Louis Betz, een geleerde die zich verdienstelijk maakte op het gebied der vergelijkende lettergeschiedenis. - A. Luther tracht onze belangstelling te winnen voor de Russische lyriek, in 't bijzonder voor de verzen van den modernen dichter Valer Brjussow, wiens voornaamste bundel heet ‘Urbi et Orbi’. - G. Witkowski bespreekt Gote-Schriften; C. Hoffmann zift Neue Lyrik maar behoud weinig graan; van L. Fulda worden aangehaald belangwekkende aan- en opmerkingen over Die Kunst des Uebersetzers.
- 15 Maart.
H. Landsberg volgt het thema der Feindliche Brüder op zooals het vooral behandeld werd in de Duitsche letterkunde. - Nieuwe Französische Romane worden uitvoerig besproken door E. Meyer; onder den titel Jena oder Heidelberg? beoordeeld P. Raché elf romans uit het studentenleven; W. Holzamer zegt een woord over een paar nieuwe Balladen-bundels en R. Meyer heeft het over Ein amerikanischer Strassenprediger.
| |
The Dublin Review. January 1904.
Rev. Arthur S. Barnes, M.A.: The evidence of the monuments to the primacy of the roman see. Ten onrechte heeft men alleen op de schriften den voorrang der Roomsche kerk willen steunen, en de getuigenis der gebouwen verwaarloosd. Deze zijn zeer belangrijk, onder andere de ‘stela’ van Abercius, in 1881 ontdekt, die van in de tweede eeuw het geloof aan de oppermacht van Rome bevestigt, en afbeeldingen van St. Pieter als wetgever van het nieuw verbond, als nieuwe Moyses die de rots slaat, als de goede Herder, en allerlei opschriften in de Catachomben en de kerken van Rome. - Rev. Francis Avelling, D.D.: The language of the scools. Professor Meuffels in de ‘Revue néoscolastique’ wilde overal de wijsbegeerte in de moedertaal zien aanleeren. Graaf Domet de Vorges, in hetzelfde tijdschrift, wilde tenminste in de Seminaries het latijn als voertaal behouden. Schrijver dezes beweert dat de Scolastische Wijsbegeerte altijd in 't Latijn moet onderwezen worden, daar het Latijn de taal der kerk is die haren woordenschat uit de Scolastiek genomen heeft, daar de Scolastische Wijsbegeerte zelf gansch met het Latijn vergroeid is, en iemand die ze in hare eigene taal doorgrondt gemaklijk hare beginsels op de huidige wetenschap toepast. Enkel eene oppervlakkige kennis kan in de levende talen gegeven worden. - Rev. Dom. John
| |
| |
Chapman, O.S.B.: An Elizabethan bishop and his flock. - Rev. Dom. J.B. Mc Laughlin, O.S.B., B.A.: Life and Energy. Strijdt het leven met de algemeene natuurwetten? Volgens deze wetten verandert de som der krachten niet: wanneer eene kracht verbruikt wordt moet er eene even groote verschijnen. De aard echter dezer nieuwe kracht hangt af van den aard der werkende lichamen. Zoo is het leven geene uitzondering daar de levende wezens geene kracht scheppen, maar op hunne eigene wijze de kracht veranderen. Hieruit volgt dat Mc Donalds' zienswijze, als zoude het leven de natuurlijke richting der kracht veranderen, ongegrond is vermits de kracht uit haar eigen geene richting bezit. Ook Lockyer vindt ten onrechte in het leven eene werking die niet gelijk de werkingen der doode natuur gansch uit het voorgaande voortspruit, vermits zoowel in de nietlevende als in de levende wezens de werking uit den aard der lichamen voortkomt. - Rev. Thomas Hughes, S.J.: The London vicarate apostolic and the West Indies, 1685-1819. - R.C.S.: Minucius Felix. - D. Noncrieff O'Connor: The concordat of 1891. - Professor E.H. Parker: The ‘Toa-Teh king’ or ‘Providential grace’ classic.
| |
The Nineteenth century. Maart 1904.
I. The Unity of the Empire, door Thring. - II. Russia. Japan and Ourselves, door Pownal. - III. Russia's Financial Position, door Eltzbacher. - IV. The proposed Educational Concordat A nonconformist Reply, door Hughes. - V. Sir George Colley in South-Africa: Mr. Morley's Chapter on Majuba, door Mrs Beaumont - VI The Franciscan Legends in Italian art, door Salter. - VII. The Snake-dancers of Mistrongnovi, door Toronstrend. - VIII. India and Tarif Reform, door Sassoon. - IX. The Recagnition of the Drame by the State, door Jones. - X. Wat is a University, door Lord - XI. The Hight of the Tarls, door Wilson. - XII. The War office Revolution and its Limits, door Low. - XIII. Some Duties of Neutrals, door Macdonell.
| |
Rivista Internazionale. Jennaio 1904.
I sindicati operai dei Cattolici sociali. L'ordinamento agricolo nel Belgio, door Giuseppe Molteni. De schrijver beveelt aan de leerzucht van den italiaanschen katholiek het jong verschenen maar reeds bekend boek van Max Turmann. Het bevat in snedige taal, door helder verstand en kloeke bewijskracht gericht, den indruk van zijn tijdelijk verblijf in Belgie. Molteni geeft ons in het eerste deel de ontleding van die, naar zijne eigene woorden, zeer rijk begaafde en echt wetenschappelijke studie. Wat den vlaamschen lezer meer aanbelangt is de eigen indruk van dien Italiaan voor onze zegenrijke Boerengilden. Dat feit, die groote vooruitgang van Belgie's landelijke inrichtingen is hem dubbel prijzensweerdig, ten eerste om zijne krachtige medewerking tot economische en zedelijke herboorte, ten tweede om zijne verdienste en nut op politisch gebied. Het bewijst ons in het algemeen, zoo schrijft hij, hoe uit het vereenigingsbeginsel te lande en bij het boerenvolk toegepast, heilzame en weelderige
| |
| |
vrucht is ontsproten. En in het bijzonder is dit feit merkweerdig daar het ons den buitengewonen geestdrift der katholieken en der geestelijkheid voor den vooruitgang van den boerenstand betoont. De adelijke boerenstand, schrijft hij, die de groote meerderheid vertegenwoordigt van het christen gebleven volk! Met het boerenvolk te helpen, wordt metéén de socialistische overweldiging op dit gebied gedwarsboomd. - Men neme het ons niet kwalijk er op te wijzen dat Max Turman's boek hier en daar toch een beetje oppervakkig is. Men voelt wel eens dat hij de boerenbeweging hier te lande niet heeft meegeleefd.
| |
Varden.
Het Deensch katholiek maandschrift, is zijn tweeden jaargang ingetreden. Het eerste nummer. Januari 1904, bevat weer zeer merkweerdige bijdragen, 1o Ned aarsskiftet een schoon gedicht van A. Walleen over het vervlogen jaar. 2o Graes, af en ungkarls papirer (fragment), door Johannes Jorgensen. Het zijn herinneringen aan vroegere dagen, welke de groote Deensche schrijver in een tiental korte schetsen hier meedeelt. De diepe weemoed die het hart van den mensch soms bevangt, wanneer hij op zijn levenspad een oogenblik stilhoudt om een blik te werpen op de herinneringen zijner jeugd, onherroepelijk voorbij, is op aangrijpende wijze neergelegd in deze bladzijden. Men voelt dat hier een stuk leven naar waarheid is geteekend, met zoo intens opwekkende kracht, dat men zich tijdens de lezing meer dan eens betrapt op het wegdwalen van den geest in eigen verleden, het staan treuren bij het graf van eigen illusies... tot men met een zucht Jorgensen's woorden herhaalt: Graes, graes altsammen - graes, der gronnes og gror, graes der visner og dör... (Gras, gras altemaal - gras dat groent en groeit, gras dat verwelkt en sterft...) - 3o Het vervolg van Unionsbestraebelser og konversioner i del 17de aarhundrede, van K. Krogh-Tonning. - 4o Till Riseberga, een lezenswaard artikel in 't Zweedsch van Hilmer Grönkvist, over een bezoek aan de puinen van het klooster Riseberga, in Zuidelijk Zweden, met eenige historische bijzonderheden over dit cistercienserklooster. - 5o Fra Bibelkritikkens omraade, door P.G. Schmiederer, bevat een kort grondig bestudeerd overzicht van de geschiedenis der bijbelcritiek en de Bybel-Babel beweging op onze dagen.
- Februari 1904.
1o Vervolg van K. Krogh-Tonning's Unionsbestraebelser. IV. - 2o Liljer, (osf en bog i manuskriph) een drietal schoone legenden over de lelie, door R. Jahn Nielsen. - 3o Vervolg en slot van C.G. Schmiserer's Fra Bibelkritikkens omraadde. - 4o Litteratur og Teater, een artikel van P.H. Perch over het nieuwe Duitsche katholieke tijdschrift Hochland, monatschrift für alle gebiete des Wissens, der Litteratur und Kunst, en eenige beschouwingen over de laatstopgevoerde stukken in de schouwburgen te Kopenhagen: Gustav Wied's Slaegten en Gerhart Hauptmann's Rosa Bernd, door Oskar Andersen.
|
|