| |
| |
| |
| |
Omroeper
Taal en Opvoeding, de rede gehouden door Prof. Dr G. Verriest in de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding te Antwerpen, en in Met Tijd en Vlijt te Leuven, is zooeven verschenen. 't Is eene bittere klacht tegen taalknoeiers en -dwingelanden en tegen het onderwijs, gegeven bij middel eener vreemde taal. Twee, drie uitreksels maar: ‘Wilt mij niet mis verstaan. Elke taal heeft hare wetten die moesten vastgesteld worden; ja, bij de schrijftaal kan men zelfs niet vermijden de spraak eenigen dwang aan te doen, maar hierin is gezondigd geworden verre boven hetgeen het scheppen eener gemeenschappelijke taal vereischt’...
‘Maar is het land politisch vrij, nog is de vlaamsche geest niet vrij, nog blijft hem ontzegd 't geen hij, op leven of dood, verkrijgen moet: De opleiding der jeugd in eigen taal...
In de geschiedenis van het Duitsch schoolwezen staat als behanddaad aangeslagen dat, over een paar eeuwen, Director Trotzend, in zijn gesticht te Goldberg, verbod deed Duitsch te spreken.
Atque ita Romanam linguam transfudit in omnes,
Turpe ut haberetur teutonico ore loqui.
Sedert dat Vlaanderen “vrij” geworden is, beleven wij deze schande, niet in één, maar in alle onze gestichten, zoo voor jonkvrouwen als voor jongelingen. 't Gebruik van de moedertaal is op geldboet verboden. - Gebeurde zulks entwaar in 't land der Mooren, geen mensch die het hier gelooven wou! Zoo brengt men het “turpe habetur” in het hoofd der vrouwen die, van dan af, het vlaamsch enkel goed achten “pour les sujets”, dit smadelijk woord dat naar het slavendom nog smaakt, en geen kristenmond betaamt.
Ja, deernis en spijt springen uit mijn hert als ik, dag op dag, studenten uit alle vlaamsche gewesten voor mij staan heb, en hooren moet hoe zij, ten gevolge van hunne verkeerde opleiding in onze gestichten, niet en kunnen ter tale brengen wat zij weten en willen.’
‘Bibliothèque scientifique des écoles et des familles’ heet eene periodische uitgaaf van wetenschappelijke (?) vulgarisatiewerkjes à 15 centimen, verschijnende te Parijs, bij Henri Gautier, Quai des Grands Augustins. Dat deze werkjes ook ten onzent aftrek vinden blijkt uit de omstandigheid dat wij een heel pak afleveringen in een verloren Limburgsch dorpje, bij M. Pastoor
| |
| |
aantroffen. Wat in no 31: la Poste aérienne à travers les âges par Ch. Sibillot, de l'Association française pour l'avancement des Sciences, op bl. 28 en 29 te lezen staat is te schoon om het te vertalen, en te welsprekend op zich zelf om er de minste bemerking bij te voegen. Maar de Franschen mogen wij wel benijden dat zij zoo flink over hunne noorderburen worden ingelicht!
‘On ne se fait pas une idée, en France, de la passion provoquée par le sport colombophile en Belgique.
Le plus petit village a plusieurs sociétés dont la rivalité atteint parfois le paroxysme de la haine et tout ce qui peut s'ensuivre. On voit plus d'une fois cette haine aller non seulement jusqu'au massacre des pigeons du voisin, mais encore jusqu'au meurtre du colombophile qui gagne trop souvent les prix.
Le colombophile belge n'a aucun souci patriotique: il n'a des pigeons que pour son plaisir et pour le gain. C'est le type du parfait égoïste; la famille passe toujours après les pigeons. Rien ne peut le distraire de sa passion qui, en France, est relevée par le désintéressement et le but d'utilité nationale.
Le colombophile belge couche avec ses pigeons: malheur à l'épouse ou à l'enfant qui ose l'appeler quand il fait le pansage ou qu'à cheval sur le toit il examine, pendant de longues heures, le vol de son peloton, afin de choisir le “mieux en ailes” comme lauréat désigné d'avance du futur concours!
Le pigeonnier est sa vie: le vendredi est son grand jour; c'est celui de la mise en loges et des paris; le samedi est un jour d'anxiété toujours; d'humeur noire parfois si le temps devient menaçant; la nuit du samedi, il n'y a pas d'astronome aussi vigilant que le colombophile belge.
Enfin, le dimanche, la moitié de la Belgique a le nez en l'air, scrutant l'horizon, supputant, d'après les girouettes, la force du vent et les indications barométriques, l'heure probable à laquelle les premiers pigeons arriveront.
Des paris mutuels s'engagent dans les estaminets, même entre gens n'ayant pas de pigeons. Tout à coup, un homme ou une femme se précipite affolé, haletant; un point noir est visible à l'horizon! Les voilà! les voilà! Il y a, dans les estaminets, dans les maisons, un remue-ménage indescriptible. Les uns braquent des lorgnettes pour tâcher de reconnaître si c'est le gros bleu ou la petite grise de tel colombier. Les autres filent au bureau de constatation pour jouir du coup d'oeil de l'arrivée du coureur, portant le pigeon vainqueur.
Dans les rues, on s'interpelle; des femmes, des enfants, des vieillards sont renversés, piétinés par les coureurs qui, de tous les côtés de la ville, se précipitent poings fermés avec un sac aux dents contenant des pigeons revenus. Il y a toujours des blessés ou contusionnés; chaque année, il y a plusieurs passants tués d'un coup de tête en pleine poitrine ou rejetés sur le coin d'un trottoir où ils se fracassent le crâne. Qu'importe au coureur? Il est l'alter ego du “pigeon”. Qu'il parte, il faut qu'il passe et, pour arriver premier à la constatation, il franchit ou renverse tous les obstacles.
Le soir, la bière coule à flots; des orchestres improvisés
| |
| |
jouent d'interminables brabançonnes, tandis que le propriétaire du premier pigeon est acclamé et porté en triomphe.
Le lendemain, il paie la casse ou s'entend condamner à payer une pension à une veuve ou des indemnités aux éclopés de la rue!’
Het Staatsblad deelt het verslag mede over den Algemeenen Wedstrijd voor het Middelbaar onderwijs in 1903. Van bijzonder belang schijnt ons de vergelijking van de uitslagen der klas van Rhetorika (Rhetorika der afdeeling Oudere Humaniora, en Rhetorika der Afdeeling Nieuwere Humaniora) in de Athenea en Aangenomen Colleges van het Vlaamsche land. Ziehier die uitslagen. O. beteekent Oudere Humaniora, N. beteekent Nieuwere Humaniora. Door onderscheidingen zijn bedoeld de prijzen, accessits en eervolle meldingen.
Onderwijsgesticht |
GETAL LEERLINGEN |
GETAL onderscheidingen |
VLAAMSCH |
ATHENEUM{Antwerpen |
26 (O. 17, N. 9) |
19 (O. 11, N. 8) |
3 (O. 1, N. 2) |
ATHENEUM{Brugge |
9 (O. 6, N. 3) |
2 (O.) |
2 (O.) |
VLAAMSCH{Brussel |
25 (O. 12, N. 13) |
9 (O. 5, N. 4) |
- |
ATHENEUM{Gent |
27 (O. 10, N. 17) |
10 (O. 5, N. 5) |
1 (N.) |
ATHENEUM{Hasselt |
12 (O. 5, N. 7) |
2 (O.) |
1 (O.) |
ATHENEUM{Elsene |
30 (O. 15, N. 15) |
14 (O. 8, N. 6) |
- |
ATHENEUM{Leuven |
9 (O. 3, N. 6) |
1 (N.) |
1 (N.) |
ATHENEUM{Mechelen |
12 (O. 7, N. 5) |
2 (N.) |
- |
ATHENEUM{Oostende |
17 (O. 6, N. 11) |
4 (N.) |
1 (N.) |
ATHENEUM{Tongeren |
5 (O.) |
- |
- |
Aangen College{Kortrijk |
17 (O.) |
12 |
1 |
Aangen College{Gheel |
10 (O.) |
2 |
- |
Aangen College{Herenthals |
14 (O.) |
2 |
2 |
Aangen College{Poperinge |
10 (O.) |
1 |
- |
Aangen College{St. Truiden |
6 (O.) |
4 |
2 |
Aangen College{Tielt |
13 (O.) |
4 |
1 |
De beide Rhetorika-klassen van al de mededingende gestichten telden samen 274 + 167 = 441 leerlingen; 92 + 65 = 152 onderscheidingen werden behaald; gemiddeld dus op 3 leerlingen ééne onderscheiding. - Overigens zou men de gestichten in de volgende volgorde van dalende verdienste te rangschikken hebben: Antwerpen, - Kortrijk, - St. Truiden, - Elsene, - Gent, - Brussel, - Tielt, - Oostende, - Brugge, - Gheel, - Mechelen en Hasselt, - Herenthals, - Leuven, - Poperinge, - Tongeren.
De 20e aflevering van F. Van Duyse's geleerd werk Het oude Nederlandsche Lied is zooeven verschenen. Ze loopt van nr 335 tot 354. Meest meer moderne liedjes ditmaal: Als de boer een paer kloefkens heeft; Te Duynkerk' gaet het al verkeerd; Een kalemanden rok; 't Is de bazinne van al de bazinnen; Lintje en Trientje, en Bellotje en Martintje; De brugge die is in 't water gevallen; Den uyl die op den pereboom zat; Wel'e- | |
| |
komen, Kerremisvolk; Al die daer zeidt: ‘de Reus die kom'!’; 'k Passeerde voor de visschemerkt; 't Ros Beyaerd doet zijn ronde; Vraegt, vraegt, vrienden; Den Walvisch speelt niet mis; Toontje, mijn zoontje; Laet ons met lofzangen pryzen; En als daer Sint' Anna nuchten komt; 't Is van dage Sint' Annadagh; Kindertjes, steekt yulder keelegatje op; 't Is Sint' Anna die komt aen.
Eerst in de laatste jaren hebben we 't in ons tweetalig landeke zoover gebracht, dat de ambtelijke uitgaven niet meer uitsluitend in het Fransch verschijnen. Maar zoo gewoon waren we geworden aan al dat ambtelijk Fransch, dat lichtverbaasde menschen ieder oogenblik verwonderd opkijken als ze de Fransche vakwoorden door eigen Nederlandsche zien weergegeven. Een school opzetten, een bureel opzetten? Wat is me dat, roepen zij uit. De officieele vertalers zijn weer aan 't knoeien geweest! En ze worden boos, - maar vermoeden niet eens dat de degelijkste woordenboeken en tijdschriften 't gebruik van opzetten staven, met den zin van oprichten. Overvoerde markt! hoe gek, gichelen ze; en dat moet beteekenen: marché encombré? Met al hun Hollandsch! Inderdaad, in de Hollandsche kranten en uitgaven is 't een doodgewone uitdrukking. Maar als ze toch eerst eens wilden kijken bij Schuermans en De Bo, alvorens aan 't schimpen te vallen? - Reeden is bekend genoeg, en dit in nog andere beteekenissen dan schepen uitrusten, of leder klaar maken. Laten nu onze Jantjes-verwonderd toch niet zoo dadelijk puiloogen opzetten als ze lezen van zijdereederij, garenreederij, en dergelijke zaken: en laten ze er voorzichtigheidshalve liever Kuipers, en Van Dale, en Calisch, en De Vries en te Winkel, en heel ons stel Nederlandsche woodenboeken eens op doorsnuffelen... 't Is wel geen vermakelijk bedrijf, maar als ze 't immers alles willen best weten? - Conserves alimentaires, verduurzame levensmiddelen, of ze weer plezier hadden! Wat zouden ze wel spotten als ze bij Fruin nu lazen van haring, die ongekaakt spoedig bederft, maar door het kaken verduurzaamd wordt? of bij Van Dale verduurzaamde melk? Een straat dat begrijpt elkeen, een weg met keien of klinkers bestraten, is duidelijk, ook
verstraten, een weg straten is korter en niet moeilijker om vatten, maar strater, - straters! hoor ze lachen, kijk ze pinkoogen, slim. Dat de ‘Algemeene voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, vastgesteld op 1 Febr. 1901’ 't woord op blz. 113 te lezen geven, en dat ze dit niet weten, is zeker verschoonbaar. Maar dat ze niet weten dat ook Van Dale het woord kent, dát ook? - En opnieuw staan ze straks met de ooren spits en den neus in den klaver, als een hond die een haas speurt: holglas, Jan, Frans, Marie, komt eens gouw hier: holglas, hol-, hoort ge wel hol-glas! Hi, hi, hi. Wie heeft van zijn leven!... En Jan, en Mietje, en Suske schateren even hartelijk. Zijt ge uitgelachen besten? Luistert dan en blijft wat stil. - Jamaar, 'k heb gekeken bij Callewaert, en 't staat er niet! - Inderdaad. Maar in het Dictionnaire de l'Académie is gobeleterie ook wel vergeten.... Nu, holglas, Duitsch Hohlglas,
| |
| |
Engelsch hollowglass, - dat wil zeggen gobeleterie, begrepen? Alle slag van glazen: vaatwerk, drinkglazen, stopflesschen, wijnflesschen, bierflesschen, wil dit zeggen, verstaan? Overtuig u maar bij Kuypers, bij Van Daele, bij De Vries en te Winkel, bij Winkler Prins, bij Sicherer-Akveld, - of waar 't u lust, en pak u weg nu, want ik zie het, ge grinnikt alweer, wat kan 't u schelen dat ge mis waart, en morgen valt ge weer aan 't vitten, 't zit in 't bloed, en aan 't meewarig schouderophalen: - ach, die dwaze slorderige opstellers van 't Arbeidsblad! - Ga uw gang, ga gerust uw gang. Maar weet wel, heer betweter, 't kan ze niet donderen, 't zijn verstokte zondaars, niet te bekeeren; - ook niet te ontmoedigen.
X.
Een leelijk Germanisme.
Het wil mij schij...
Daar zou ik het waarachtig zelf ook al gaan doen! O, die kracht van het steeds herhaalde voorbeeld!
Wat ik zeggen wou is dit:
Sedert eenige jaren, misschien niet meer dan vijf jaren, heeft de uitdrukking: het wil mij schijnen in onze couranten en tijdschriften ingang en veld gewonnen. In veler oog heeft zij zoo groote waardigheid, dat het ergste staat te vreezen in een land, waar deftigheid boven alles gaat. Weldra zal in elk opstel minstens eenmaal ‘het wil mij schijnen’ moeten voorkomen.
Wat wil men er mee? Letterlijk opgevat heeft dat ‘wil’ hier zeker geen redelijken zin. Bedoelt men met dat tusschenvoegsel zijn bewering te verzachten, dan streeft men het doel voorbij. Immers, wie zegt, dat iets hem schijnt te zijn, is zeker niet aanmatigend. Wie nog zachter optreden verlangt, verwart bescheidenheid met karakterloosheid. In mijn oog is ‘het wil mij schijnen’ een germanisme en wel een van de leelijkste soort. Het is meer dan tijd, dat er tegen gewaarschuwd wordt, nu het zelfs in den Spectator door een onzer beste geschiedschrijvers onbeschroomd gebruikt wordt. Zou er naast het graf van ‘daarstellen’ geen plaatsje beschikbaar zijn?
M.
(Nederlandsche Spectator, 13 Februari 1904).
P.S. Naast een ander voor bestatiging?
Het vierde Nederlandsch Philologencongres zal op Woensdag 6 en Donderdag 7 April aanstaande te Utrecht plaats grijpen. Prof. Dr. K. Kuiper zal op de Algemeene vergadering eene rede houden getiteld: ‘De dageraad der hellenistische renaissance te Rome.’ In de Afdeeling Klassieke Philologie zullen spreken Prof. Dr. S.A. Naber (Lysias' rede voor Mantitheus), Prof. Dr. J.J. Hartman (Beeldspraak in Latijn en Grieksch), Dr. K.H.E. De Jong (Dienstweigering bij de oude Christenen), Dr. J. Vürtheim (Orestes te Athene); - in de Afdeeling Germaansche en Romaansche Philologie, Prof. Dr. A.G. Van Hamel (Bijdrage tot de vergelijking van Tristan en Cligès). Ppof. Dr. J.H. Kern (Over de maat in Shakespeare's stukken), Dr. P. Leenderts (Wereldlijk en kerkelijk tooneel in de Middeleeuwen), H. Pol (Bildungs- und Erziehungswert von Schillers philosophischen Gedichten), L.P. Eyckman (De Röntgenstralen in
| |
| |
dienst der phonetiek); - in de Afdeeling Poedagogiek, Prof. Dr. J.C. Vollgraff (Voorbereidend Hooger Onderwijs in België), Dr. C. Brakman Jr. (Iets over Realia en Aanschouwingsonderwijs op het Gymnasium), Dr. J.W. Bierma (Eenige veranderingen in de Nederlandsche uitspraak van het Latijn), J.C.G. Grasé (Iets over Directe Methode); - in de Afdeeling Geschiedenis en Archaoeologie Prof. Dr. G.W. Kernkamp De ‘Histoire socialiste van Jean Jaurès), Dr. H.v. Gelder (De dispositie van H Schillers ‘Weltgeschichte’), Dr. W.A.F. Bannier (De wording van Nederlandsch Limburg), Dr. C.W. Vollgraff (De opgravingen te Argos), F.A. Hoefer (Toelichting bij eenige historisch-statistische kaarten van Nederland). Door het Utrechtsche Studententooneel zal den leden een voorstelling van Vondels ‘Lucifer’ aangeboden worden.
Men schrijft ons uit Deventer:
Omtrent het 28ste taal- en letterkundig Congres, dat dit jaar hier ter stede zal worden gehouden, kunnen wij reeds nu met zekerheid het volgende mededeelen.
Het Congres zal gehouden worden van 29 Augustus tot en met 1 Septemper. Op 29 Aug. zal de ontvangst plaats hebben; 30 en 31 Augustus en 1 September zullen de Congresdagen zijn. Het uitvoerend Comité is samengesteld als volgt: Proff. Dr. J. te Winkel, 1e Voorzitter; Mr. J. Acquoy, 2e Voorzitter; Dr. M.E. Houck, 1e Onder-voorzitter; C.J. Schattenkerk, 2e Ondervoorzitter: J.C. van Slee, 1e Secretaris; Mr. H. Kronenberg, 2e Secretaris; E. Vragei, 1e Penningmeester; J.H. Ankersmit, 2e Penningmeester; C.A. Engelbrecht, R. Schuiling, Mr. C. Vermeer, Mr. J.P.S. Gualthéric van Weezel, leden.
Om het Uitvoerend Comité in zijne omvangrijke en tijdroovende taak bij te staan, hebben zich een tiental subcommissies gevormd, die alle de aan hun toevertrouwde functien hebben aanvaard.
Ingekomen boeken ter bespreking:
Amsterdam Koningschap, door J.K. Rensburg. Rotterdam Joh. Pieterse.
Notenbankwesen in den vereinigten Staaten von Amerka, von Georg Obst, Doktor der Staatswissenschaften, Leipzig, 1903. Verlag von Carl Ernst Poeschel.
Die Franziskanische Bewegung. Ein Beitrag zur Geschichte sozialer Reformideën im Mittelalter, von Friedrich Glaser, Doktor der Staatswirtschaft. Stuttgart und Berlin, 1903. J.G. Cotta'sche Buchhandlung Nachfolger. G.M.B.H.
|
|