| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Ontwaking.
Het Antwerpsch tijdschrift met anarchistische strekking dat onlangs in de Kamerdebatten op het tapijt kwam, begint zijn vierden jaargang met een reeks bijdragen van Segher Rabauw, George Eekhoud, Willem Gijssels, Siska van Dalen, Edward Greene, Karel J. Wolters, Aloïs De Laet. ‘De abonnementsprijs voor dees maandschrift,’ meldt de omslag, ‘is niet bepaald, zoodat eenieder het bedrag voor zich zelf kan vaststellen.’ Voor hen, wel te verstaan, die zich geloofsgenoot bekennen; wat anderen betreft: ‘de boekhandel aanvaardt abonnementen aan den prijs van 5 fr. voor België, 3 gulden voor Holland.’ - Het opstel van Georges Eekhoud is een rede, door hem te Antwerpen gehouden in de ‘Kapel’, over oorsprong en evolutie van zijn werk, duidelijker gezeid: over zijn leven in verband met de ontwikkeling van zijn schrijverstalent en met zijn opvatting van zijn schrijversroeping. - Segher Rabauw schreef een pleidooi voor een Vlaamsche hoogeschool, en voorts nog een hevigen, mateloozen uitval tegen Prof. De Ceuleneer's verslag over den 5-jaarlijkschen prijskamp In schuimbekkend schelden geeft hij zijn ergernis lucht, schelden om eene heele vischmarkt stom te zetten. Vooral op de mishandeling van Gezelle door dit kreupel verslag heeft hij 't gemunt. Zoo is hij lastig over de naïeve bewering dat de harmonie van Gezelle's vers ‘door geen onzer dichters, zelfs niet door Ledeganck, overtroffen is geworden.’ Over de volgende gemeenplaats maakt hij zich echter boos, en moet de heele Academie het ontgelden: ‘Gezelle heeft gemeen met andere groote kunstenaars dat hunne geniale waarde slechts na hunnen dood algemeen erkend wordt.’
- ‘Ja,’ roept hij uit, ‘en 't is weerom teekenend voor de smakeloosheid, de verstandeloosheid, de gevoel- en oordeelloosheid der “critici van den bommeltrein”, dat een posthumus geboren algemeene-waardeering hun oogen moest openen voor het genie van een dichter die, zoo lang, behoorde tot de enkele verdienstelijke mannen, versukkeld in het oud-mannenhuis dat Kon. Vl. Academie heet; een dier hoogst zeldzamen waaronder we nog, in de eerste plaats, M. Julius Mac Leod wenschen te noemen.
Het was noodig, dat Gezelle dood en begraven was, dat overal zijn lof wierd verkond, alvorens de academische letterkundigen gingen vermoeden, dat de grootste onder de moderne Nederlandsche (misschien wel onder de moderne Europeesche) dichters, zoovele jaren had in hun midden gezeten! Men geloove
| |
| |
daarbij niet, dat zelfs de ál te laat gekomen bekroning bij algemeene stemmen geschiedde. Wel neen! Tot het allerlaatste toe, waren er heeren in den keurraad, die het hielden met “Mijnheer Connehaye” van Virginie Loveling.’
Segher Rabauw onderschat het getal der verdienstelijke leden die in de Vl. Acad. zetelen. Maar zeker is het niettemin een algemeene wensch, dat de Vl. Acad. voortaan elke gelegenheid zou te baat nemen om nog slechts het puik onder de mogelijke candidaten te verkiezen. 't Is ongetwijfeld bewijs van een goed hart, de opengevallen plaatsen, als gemakkelijke sluimerstoelen voor bejaarde menschen, te bezetten met personen die verdienstelijk waren, en recht hebben op onzen eerbied, maar de taak van de Academie is belangrijk en vordert meer: bloeiende mannenkracht. Binnen een paar maand heeft het achtbaar gezelschap weer het dignus intrare tot een paar uitverkorenen te richten Wie zal 't zijn ditmaal: Streuvels, Hugo Verriest, Cuppens? Welke letterkundigen hebben titels die opwegen tegen de titels van die? En zoo de taalkunst ditmaal voor de taalkunde moest de vlag strijken, dan wordt de keuze nóg beperkter. De Academie telt geen enkelen beoefenaar van de algemeene taalwetenschap, noch van de Nederlandsche dialectkunde. Zal men, ter vervanging van den eenigen Leuvenschen hoogleeraar, die nog in de Academie zetelde, niet oordeelen dat de stichter en bestuurder van de Leuvensche Bijdragen, en schrijver van een baanbrekende phonetisch-historische studie over het dialect van Aalst, als aangewezen is?...
W.
| |
Leuvensche Bijdragen. Ve Jaarg., 3e afl 1904.
Deze belangrijke aflevering bevat het slot van de studie over Mevr. Ida Hahn-Hahn, en hare beteekenis in de Duitsche Letterkunde, waarmede de schrijver, de heer J. De Cock, verleden jaar den titel van Dr. in de Germaansche Philologie verwierf.
Een veelbelovend eerstelingwerk, en er is reden te over om den wakkeren en scherpzinnigen jongen geleerde geluk te wenschen dat hij zich tot studieveld koos, het zoo rijke maar ten onzent en ook in Noord-Nederland zoozeer verwaarloosde gebied der nieuwere Duitsche Letterkunde. De ongemeen levendige wijze van voorstellen helpt den lezer heen over het saaie en onbelangrijke dat het onderwerp al eens meebracht. ‘Ida Hahn-Hahn’, zoo besluit hij, ‘is de Schopferin geweest van den Duitschen vrouwenroman, later van den specifiek katholieken roman. Als katholieke kunstenares staat ze in zoover beneden de niet-katholieke als ze na heur bekeering meer rechtstreeks aan tendenz doet. In al haar romans echter bevindt zich het schoone enkel in sporadischen toestand. Het beste geheel heeft ze daarbuiten geleverd: in haar reisverhalen en beelden uit de kerkgeschiedenis. Deze zijn althans volmaakter in hun soort. En alles te zamen genomen is Hahn-Hahn, ondanks haar gebreken, geweest “eine der interressantesten und begabtesten Frauen unseres Jahrhunderts” (Rob. Konig), een werkelijk “geniale Natur” (H. Mielke); en dit niet zoozeer om hare kunst als om de wijze waarop zij haar woord heeft gesproken
| |
| |
over al de belangen van haar tijd en van de menschheid.’ - Prof. Colinet deelt den uitslag mede van zijne proefondervindelijke studie naar Rousselet's methode, over de quantiteit der vocaal a in het dialect van Aalst. Uit zijn proefnemingen blijkt vooral dat de a, kort of lang, in een éénlettergrepig woord langer is dan in een trochaïsch woord van twee lettergrepen, waarvan de tweede toonloos is (de a in ap, b.v. langer dan in appen, de ā in āp langer dan in āpen); voorts dat men volkomen ongelijk heeft de zoogezegde korte en lange a ‘volkomen’ en ‘onvolkomen’ vocalen te noemen, alsof er alleen verschil van timbre mee gemoeid was (a en ā verschillen in duur, en ook in de wijze waarop men ze articuleert). - Door L.S. worden besproken het werk van A. De Cock en Is. Teirlinck: Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland, en het tweede deel van Prof Verdam's uitgave van den Spiegel der Sonden. Dit tweede deel bevat den prozatekst, en een uitvoerige en hoogstbelangrijke inleiding. Prof. V. tracht aan te toonen dat het volstrekt noodzakelijk was den verdorven tekst van het Munstersch Hs. in rein Middelnederlandsch om te zetten, zooals hij beproefd heeft. Recensent had liever den tekst diplomatisch gedrukt gezien, en uit de verschillen in woordkeus tusschen den critischen tekst van de uitgave en de enkele reinmiddelnederlandsche fragmenten, besluit hij dat ‘hoeveel geleerde arbeid er ook insteekt, we toch maar betrekkelijk weinig hebben aan heel dien critisch herstelden tekst: een anderen verdorven tekst, naast den verdorven tekst van Munster, met dit verschil, dat men 't dadelijk ziet bij dezen, terwijl
men bij den gedrukten nader moet toekijken.’ Ten slotte vestigt hij de aandacht op het feit dat de Sp. der S. op dezelfde wijze begon als het eerste gedicht uit den bekenden bundel Oud-Vlaemsche Gedichten, indertijd uitgegeven door Kan. Carton; het merkwaardigste daarbij is dat Jhr. K. de Gheldere in zijn Dietsce Rime (1896) heeft aangetoond dat een deel dier Oudvlaemsche Gedichten waarschijnlijk voor auteur hebben Gillis de Wevel, den Brugschen dichter van het Leven van S. Amand (1367).
| |
De Vlaamsche Kunstbode, Jan. 1904.
Gustaaf Segers, begint een opstel, breed aangelegd, over wijlen Pater Daems. ‘Ik wil beproeven een beeld van den mensch, van den prozaschrijver en dichter, van den Flamingant te schetsen...’ Dan volgt eene tamelijk uitvoerige bespreking van Daems' Kruiwagens, waarvan gezegd wordt ‘Toch zal men op zijne vingers de werken onzer herboren letterkunde tellen, die aan allen, zonder onderscheid, zooveel genot opleveren, zooveel goed bloed verschaffen’ - In een lezenswaard opstel Steenkolen in Vlaanderen, toont Frans De Potter hoe, in de 2e helft der 18e eeuw, naar steenkolen gezocht werd in Vlaanderen, en wat al tegenkantingen de zoekers ontmoetten. Het besluit van zijn opstel is: ‘De grond, dien de Vlamingen betreden, verbergt naar alle waarschijnlijkheid eenen grooten schat, gelijk die van de provinciën Henegouw, Luik en Limburg.. Zou het niet betamen dat door de Regeering een ernstig onderzoek wierde gedaan omtrent de waarde der kolenaders in Vlaanderen, ten einde het ontstaan te vergemakkelijken van ontginningsgenootschappen’
| |
| |
- Vervolg van Is Teirlincks Plantenkultur. Voorts verzen van Niko Gunzburg, Leon. Buyst en Jan Bouchery.
| |
Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent.
In de laatste aflev. van 1903, nr 7 staat eene mededeeling van Alph. Roersch: La correspondance de Nicolas Olahus, belangrijk voor de geschiedenis van 't Humanisme in Belgie, ten tijde der Renaissance. Olahus of Olâh, geboren te Hermannstadt in 1493, was geheimraad der koningin Maria van Hongarie, dochter van Philip den Schoone Hij vergezelde de prinses naar Belgie in 1531, toen deze, door haren broeder Karel V, gouvernante van onze provintien benoemd was Hij verbleef hier tot in 1538, was in drukke briefwisseling met bekende Belgen, hoofdzakelijk met philologen. In Hongarije teruggekeerd werd hij primaat aartsbisschop te Gran Over de briefwisseling met Erasmus zegt Roersch ‘Il (Erasmus) se défend d'avoir jamais favorisé la Réforme. Certes, il a combattu, dit-il, la superstition, de même que les abus qui s'étaient fait jour dans certains ordres religieux et il est en cela parfaitement d'accord avec Olahus, 1e duc d'Aerschot et la reine Marie; mais il exècre les chefs du protestantisme et défie que l'on cite un seul passage de ses écrits où il pense comme les disciples de Luther et de Zwingle’.
In afl 1 van 1904 bijzonder opgewerkt het verslag der Voordracht van E.P. Van den Gheyn op de buitengewone algemeene vergadering van 13n Jan. 1904 over de Miniatuur aan 't Burgondisch Hof.
| |
Biekorf, nis 1 en 2 1904.
Geven eene lezenswaarde studie van E.H.J.-B. Dugardyn over Het tweeluik van Abt Christiaan de Hondt, bewaard in de koninklijke Kunstzaal te Antwerpen, verzameling van Etborn. - Voorts het 10e vervolg van 't Een en 't ander over de bietjes, waarin E.H. Mervillie handelt ‘over de ziekten die onder de bietjes bestaan’, en verzen van Horand en Ces. Gezelle.
| |
't Park's Maandschrift 15 Jan. 1904.
Brengt eene beschrijving van ‘De Kerk van het Groot Beggijnhof binnen Loven te recht... onder de schoonste voortbrengsels van de bouwkunst der middeleeuwen gerekend’ door Cam Goffaerts.
- 15 Febr 1904.
Geschiedkundige aanmerkingen door E.H.J.E. Jansen over: De abdij van St Michiel der orde van Premonstreit te Antwerpen.
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Jan. 1904.
Begint met een belangrijk artikel van Don Usmer Berlière die Vaticaansche documenten meedeelt, betrekkelijk de abdij van St Bernard aan de Schelde. Vervolg van Edg de Marneffe's Cartoe Parcenses, ditmaal hebben de meegedeelde stukken betrekking op Heverlée. - E.H. Goetschalckx schrijft over het ontstaan en den eersten tijd van het Beggijnhof te Lier, een der oudste
| |
| |
gestichten van dien aard in België. Verder mededeeling van akten belangrijk voor de geschiedenis der gemeenten Zeelem en Zout-Leeuw.
| |
De Banier, Febr. 1904.
J.J. Melchior brengt hulde aan den onverwachts afgestorven schoolopziener F.A. Robijns, welbekend, ook buiten Limburg, om zijnen iever voor het oprichten van schoolbonden tegen drankmisbruik. - J.D. Vits trekt te velde tegen die Westvlamingen ‘die zich nog immer wetens en willens aan taalparticularism bezondigen’ zoodanig dat ‘niet één Brabander, Antwerpenaar of Limburger, zonder nog van de Hollanders te gewagen, is in staat een in het West-Vlaamsch dialect geschreven werk volkomen te verstaan, zoo dit niet van eene verklarende woordenlijst is vergezeld.’ - Voorts eenige bijzonderheden over Korea; taalkundige aanmerkingen over de vertaling van Caoutchouc hier: Veerhars en rekgom, en een gedichtje van E.H. Geurts.
| |
Het Katholiek Onderwijs. Febr. 1904.
Vervolg van Geschiedenis der Opvoedkunde. De schrijver is gekomen aan de Middeleeuwen in West-Europa. - Vervolg van het duidelijk voorgesteld artikel: Over eenige verschillen tusschen de Afrikaansche schrijftaal en de onze - Voorts wordt hier overgedrukt benevens de redevoering van M. de Trooz tijdens de bespreking van de onderwijsbegrooting, het 1ste deel van prof. De Ceuleneer's verslag over den 5 jaarlijkschen wedstrijd voor Nederlandsche letterkunde, en het begin van wijlen broeder Alexis' aardrijkskundigen Bilan de l'année 1903.
| |
Vlaamsche Zanten. Jan. 1904.
Zitten in een nieuw kleed ‘In de oude parochie- arm- en kerkrekeningen komen dikwijls aanteekeningen vóor, zinspelende op oude volksgebruiken, feesten, ceremonien en geplogentheden van allen aard, aanteekeningen die een zonderling licht werpen op het huiselijk- en maatschappelijk leven onzer voorvaderen.’ Zoo schrijft T. De Decker, en hij vraagt zich of de folkloristen niet meer dan tot hiertoe die documenten zouden moeten benuttigen. Hij geeft dan eenige bijzonderheden over de guldemissen, den ondertrouw, de giften aan armen gedaan bij sommige kerkelijke plechtigheden enz. - J. Van Vlierberghe begint een opstel over Lijkplechtigheden. - Het Bloemeken der Sneeuwkoningin. vertelling van Vrouw Weyn. - Voorts nog het begin van eene bijdrage: Geschiedkundige aanteekeningen over de Mannenkloosters van Brussel onder het Fransche schrikbewind, ontleend aan het handschrift van E.H. De Cock, op 't einde der 18e eeuw onderpastoor in de St Catherinekerk te Brussel. Hier wordt gehandeld over het Minderbroedersklooster, de uitdrijving der kloosterlingen den 31 October 1796 en de verkooping van 't kloostergoed.
| |
Germania, Febr. 1904.
Begin der rede van Mr Coenen: Verpachtingen en Landeigendom, voorgedragen in het Vlaamsch Pleitgenootschap der Brusselsche Balie den 21 Nov. 1903. - Dr Fritz Vigener geeft eene
| |
| |
geschiedkundige schets der Nederlandsche koloniale politiek naar aanleiding van het verschijnen van het 5e deel van Dr Zimmerman's werk over de Europeesche Kolonien. - Minora, een schetske van Neel Hiddar, van iemand die zijn oude kat verdronk. - Die Emschäfen in Wettbewerb gegen Rotterdam und Amsterdam, waarin gewezen wordt op het toenemen van bedrijvigheid te Emden en al hetgeen er voor de haven wordt gedaan. - Nog Goethe's Elzenkoning, in 't vlaamsch overgebracht door Omer Wattez en Herinnering, een schetske van Johan Lefèvre.
| |
De Vlaamsche Wachter
De Vlaamsche Wachter, Januari 1904.
In een nieuw kleed.
Begin van een opstel van L. Dosfel over Oude en nieuwe richting in de Vlaamsche Beweging ‘De nieuwe richting is het realisme onzer beweging, tegenover het oude Romantisme: Geene Gulden Sporen, geen Artevelde; geen historische stoeten noch standbeelden; geen Vlaamsche Leeuw en natuurlijk geene Brabançonne, maar boekerijen gesticht, het volk onderwezen, de taal gelouterd. de wetenschap beoefend, gewerkt niet op de straat, maar aan de studietafel.’ - Stom Wanneken, een schetske van H. Heyman. - Begin van eene bijdrage van Kan. Muyldermans: Op de manier van wijlen pater Loriquet. ‘... eer die uitdrukkingen in onze Vlaamsche drukpers burgerrecht bekomen, teekenen wij er openbaar verzet tegen aan.’
‘Op de manier van pater Loriquet’ zou volgens de feniksen beteeken: Op dom-onwetende of huichelende-valsche wijze’. Pater Loriquet S.J. schreef eene Histoire de France. Men viel aan wat hij hierin zei over Napoleon I. Kan Muyldermans wil nagaan of ‘Loriquet's boek dan zoo onrechtvaardig ten opzichte van Napoleon’ is. - Vier Wiegedeuntjes van René De Clerq, die ons verlangen doen naar den aangekondigden bundel: Liederen voor 't Volk.
| |
Verslagen en Mededeelingen der K. Vl. Academie, Dec. 1903.
Twee mededeelingen van E.H. pastoor Bols: Bijdrage tot de geschiedenis van de Iepersche Rederijkkamer De Korenbloem, gezeid Lichtgelaen, die, van in de eerste helft der 14e eeuw, jaarlijks in bedevaart ging naar O.L. Vrouw van Alsemberg; en Oude schilderijtjes met opschriften in verzen, die schijnen te dagteekenen uit het begin der 18e eeuw.
| |
Durendal. Janvier 1904.
Georges de Golesco ontleedt kortbondig het lyrisch drama Roi Arthur van Ernest Chausson ‘cette oeuvre, absolument belle tant au point de vue dramatique et musical qu'au point de vue symbolique, psychologique et moral.’ - Hubert Krains geeft den indruk weer van zijn bestijgen van den Stockhorn een der schilderachtigste bergen uit de omstreken van Thun (Zwitserland). - Eug. Gilbert zegt veel goed van Cam. Lemonnier's laatste werk Comme va le ruiseau ‘l'une des meilleures oeuvres du maître’. ‘L'auteur de plus de cinquante volumes, où s'est dépensé le talent le plus souple, le plus renouvelé, tantôt emporté jusqu'aux erreurs d'un réalisme brutal, tantôt rompu aux caressantes blandices des contes enfantins, s'affirme, dans ce dernier
| |
| |
né de son cerveau, éternellement jeune et poète, et plus que jamais épris de la vie...’ - Verzen van Gonzague de Reynold.
| |
Revue Générale. Januari 1904.
Ch. Woeste: La Renaissance catholique en Angleterre au XIXe siècle. De redens waarom de terugkeer tot de Moederkerk, in de eerste helft der eeuw zoo belangrijk, in de tweede helft verminderde, zijn: de pusëistische tegenwerking ten voordeele der Anglikaansche kerk, de nieuwe richting der Universiteit van Oxford, de verdeeling der Katholieken. - H. Davignon: M. Brunetière et la langue de Molière. - De stijlgebreken van Molière, schrijft M. Brunetière, zijn niet alleen de keerzijde, maar tevens de voorwaarde zijner hoedanigheden. - H. Francotte: Un nouveau traité de Droit naturel. - H. Bordeaux: Deux Nouvelles. - Ch L. Legrand: St François d'Assise (mystère). - A. Dumont: Fénélon est-il un mauvais écrivain? - M.A. Albulat heeft van Fénélon gezegd: ‘c'est un mauvais prosateur.’ Als ge de bladzijden van M. Albulat toeslaat, komt u echter onwillekeurig het gedacht dat schrijver zelfs Télémaque niet gelezen heeft. Zijn boek duidt klaarblijkend voorbedachtheid aan om den grooten schrijver te kleineeren. - A. Connson: Les drames de Victor Hugo. - P. de la Bathie: La muse est morte. - Baron Raoul du Sart: Le Duc d'Ursel. - R. Henry: L'escroquerie cartomancienne.
- Februari, 1904.
J.E. Nève: Les Régies municipales en Angleterre. - Ch.L. Legrand: St François d'Assise (suite). - J. Chapliro: D.D. L'Eglise d'Angleterre. - Chantemerle: Parce qu'il y avait des fleurs et du soleil et de la brise douce. - Ch. Pety de Thozée: L'Italie actuelle. - E. de Ghélin: Chronique sociale: Statistiques Françaises, Volontariat. - E. Gilbert: Balzac à vingt ans. - A. Charlot: Le conflit russo-japonais.
| |
Collationes Namurcenses. Jan. 1904.
Ex S. Scriptura. De evangeliën van Marcus en Mattheus stemmen in vele plaatsen overeen en verschillen merkelijk in andere, zoo voor den inhoud als voor de volgorde der feiten. De schrijver wijst op een zeker verwijderd, overeenstemmend doel van beide evangelisten; het meer bepaald en onmiddelijk doel echter is verschillend: hier ligt eene groote reden waarom zij nu overeenstemmen, dan verschillen. - Ex theologica dogmatica: Uit de synoptische evangeliën kunnen wij de Godheid van Jezus bewijzen. De schrijver trekt zijn hoofdbewijs uit de benaming ‘Zoon Gods’, die, zoo houdt hij staan, in het N.T. gewoonlijk in haren letterlijken zin moet verstaan worden. Verders vinden wij: 1o Jesus verklaart in de drie eerste evangeliën ‘Zoon Gods’ te zijn, als hebbende ééne natuur met den Vader, 2o andere personen, en God zelf, getuigen dit van Jezus. Als slot zijn eenige andere bewijzen beknopt aangeduid. - Ex theologia morali: De leer over het geheim der biecht (sigillum sacramentale) wordt duidelijk uiteengezet en op een praktisch voorbeeld toegepast. - Acta et documenta: Decreten der Roomsche Congregatien - Miscellanea: Inlichtingen voor het bestieren
| |
| |
van parochie en kerk. Overzicht van boeken, nuttig voor priesters.
| |
Studiën, deel 61, afl. 4.
De gewetensvrijheid ten tijde der Republiek is het opschrift eener bijdrage, waarin W. Wilde tegen Dr. Fruin bewijst dat de gewetensvrijheid onder het bestuur der Nederlandsche Republiek alleen bij name bestond, alhoewel juist voor die vrijheid de gereformeerden den strijd tegen Spanje hadden aangegaan.
De Wetten van Hammurabi, door de jongste ontdekkingen aan het licht gebracht, worden besproken door F.T. Zij getuigen, zegt schrijver, van ontwikkelde rechtsbegrippen en beschaving; ongelukkiglijk straalt er ook de wettelijke erkenning in door van de zedelooste pratijken.
In het ‘Land der Waarheid’ onderzoekt L. Regout Kant's dwaling volgens welke de menschelijke kennis de grenzen der zinnelijke waarneming niet overschrijdt. Het beruchte onderscheid van Kant tusschen verschijnsels en verstandwezens (phenomena en noumena) komt hieruit voort, dat Kant niet gezien heeft dat dezelfde wezens op twee verschillende wijzen kunnen gekend worden: eerst door de zinnen en daarna door het verstand.
- Deel 61, afl. 5.
In verhevene woorden spreekt J. Alberdingk-Thym over het pauselijk program: Instaurare omnia in Christo.
F. Sträter geeft eene studie over Nederland en Pruisen op het einde der 18de eeuw.
Zeer belangrijk is het ‘Scripturistisch overzicht’ van J.P. Van Kasteren
In ‘Schoolbibliotheek’ wordt gezegd: ‘De Nijmeegsche leeraar der Fransche taal en letteren, J. Van Ryckevorsel, is bezig met eene uitgave die hem recht op danbaarheid geeft. Hij kiest uit Fransche schrijvers....schadelooze stukken die toch genoegzame bekendheid met de auteurs verschaffen. Geen bloemlezing aan te bieden is zijn doel, doch uittreksels, ongeveer vier en zestig bladzijden groot, geven een denkbeeld van de manier en de kunst des schrijvers.’
Onder de hoofding ‘Geloof en Wetenschap’ wordt aanbevolen een boek van Victor Cathrein, S.J. ‘Glauben und Wissen’, en een ander van Kneller: ‘Das Christentum und die Vetreter der neueren Wissenschaft’.
| |
De Gids. Februari 1904.
Slot van Marcellus Emants' Novelle Waan, levendig verteld. - Nieuwe wegen voor Indiscke volkenkunde door G.P. Roufaer. Van J.A. Loubèr's boek: Timoresch snijwerk en ornament, wordt gezegd ‘van een gebied waar niemand iets bijzonders vermoedde heeft hij de buitengewoone belangrijkheid in krachtig licht gesteld.’ Het kostbaarste materiaal voor de kennis dier Timor-ornamenten was het bewaarde in 's Rijks Ethnographisch Museum. Zoo komt de schrijver er toe zijn meening te uiten over ‘de nu langzamerhand, haast chronisch geworden kwestie der iuiste vestiging van 's Rijks Ethnographisch Museum. - Strat
| |
| |
moderne verzen van Carel Scharten. - J. De Vries schrijft over Westfriesche Woorden. Nu het zoover gekomen is ‘dat een Westfries zich zijn soms teekenachtige woorden en uitdrukkingen schaamt, is 't waarschijnlijk dienstig deze voor de vergetelheid te bewaren’ - Jan Veth: Jozef Israëls. Bij zijn tachtigsten verjaardag. ‘Zijn wijze van voortbrengen is weinig omzichtig, hij gaat tamelijk onberedeneerd, men zou zeggen op den tast te werk, als getrokken door een geheimzinnige magneet, maar die hem tot het eene noodige den weg zal wijzen. De schoolsche teekenaars hebben op zijn aldus ontstane werk vaak allerlei aan te merken gevonden, - het blijft echter de vraag of niet de welbewuste afwerking, die zij voor alles vergen, aan de witgepleisterde graven doet denken, en hoe zou men overigens welomschreven zekerheid mogen vragen van iemand die vlottende levensmysteriën najaagt, of uiterlijke getoiletteerdheid bij werken die vóor alles willen stemmen tot droomerij.’ - Vervolg van Byvanck's schoone studie William Ewart Gladstone: de groote mannen van Engeland, we zouden bijna mogen zeggen van Europa komen hier op den voorgrond. Czar Nicolaas I (blz. 362), lord Palmersthon (blz. 366) en Louis Napoleon zijn te voeten uit geteekend.
| |
Van Onzen Tijd, 4e jaarg. nr 4.
Een verzennummer met bijdragen van W. D'Hoop, Gaston Breeze, Adr. C. Van Beek, Herman Van Zuyle en Albertine Smulders. - Als slot Vondel-waardeering, fragmenten uit lezingen gehouden door C.R. De Klerk.
| |
De Katholieke Gids. Februari 1904.
C.v.M. geeft algemeene kunstbeschouwingen ten beste. - Slot van Norbert van Reuth's geestdriftig artikel: De Kerken van Parys. Hier en daar wijkt schrijver een beetje van zijn onderwerp af om zijn beklag te doen over Noord-Nederlandsche bouwwerken die ‘bijna allen zoo koud, zoo dood-nuchter zijn.’ Zoo luidt het over de Beurs te Amsterdam. ‘... bij Jupiter, welk eene beurs! Een schande der bouwkunst, een draak der draken, eene nuchterheid nuchterder dan de nuchterheid-zelve, eene gevangenis voor bankroetiers in plaats van een paleis voor den handel.’ - Aan den rand des verderfs, begin eener novelle door Louis B.M. Lammers.
| |
Vragen van den dag. Februari 1904.
Een artikel van St. L. Prenau: De Schoolstrijd in België van 1879 tot 1903, gansch van liberaal standpunt uit geschreven. Daarmee zullen de lezers nu wel niet over den waren gang der zaken ingelicht zijn. - Vervolg van Dr. Blink's bijdrage: Japan en de Japaneezen. - Uit Die Nation: De Amerikaansche Vrouw en haar beteekenis voor de Maatschappij, door Maria Van Bunsen. ‘Zij (de Amerikaansche vrouwen) zijn het glanspunt van 't land, ongeëvenaard in de wijze, waarop zij de uiterlijke bekoorlijkheid, geestigheid, vastheid van wil en energie weten te paren aan innemende goedhartigheid... Het geheele leven is er op ingericht, om de vrouwen in physiek, intellectueel, en tot op zekere hoogte ook in zedelijk opzicht, gunstiger te ontwikkelen
| |
| |
dan de mannen. - Hollandia regenerata, een schets der karikatuur in de jaren 1793-'95 betrekking hebbende op den gang der zaken door H.E. Greve.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Jan. 1904.
Na de gebruikelijke rubrieken Wereldgeschiedenis en Belangrijke Onderwerpen, eene lezenswaardige karakterschets. Jonkvr. Anna de Savornin-Lohman, hare jeugd, hare streng kalvinistische opvoeding, hoe zich aan 't schrijven zette, meer om er een bedrijf in te vinden dan wel uit kunstaandrang, hoe ze 't geloof van haar vader verliet, hoe ze de roeping der vrouw verstaat, niet de man-vrouw van vele feministen, maar de echtgenoote en de moeder; ‘tegen iedereen met wien zij van meening verschilt en 't aan den stok krijgt is zij meestal vlijmend scherp, op 't persoonlijke af. En dat heeft haar veel vijanden bezorgd. Zij is een vrouw die, wat men noemt, niet van halve maatregelen houdt. Ze is iemand, van “uitersten” alleen schijnt ze bewondering of haat te kennen; wat daar tusschen ligt is haar vreemd.’ - Als Boek van de Maand: Een jaar aan boord H.M. Siboga door Mevr. A. Weber-Van Bosse.
| |
Boek en Kunst.
Boek en Kunst. Maandschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, Letteren en Kunst. Onder Hoofdredactie van Hendr. C. Diferee, Conservator van het Vondel-Museum te Amsterdam-Haarlem, Dr J. Van der Wilk. Abonnementsprijs fl 1.90 per jaar.
Een nieuw tijdschrift. De inhoud bestaat hoofdzakelijk uit een studie door den hoofdopsteller over den Lucifer, - die 250 jaar geleden voor de eerste maal opgevoerd werd, - naar aanleiding van den herdruk op 200 genummerde ex. door Julius de Praetere, naar de eerste uitgave. Voor dezen kunstdruk heeft hij slechts woorden van lof. Het opstel over den Lucifer zelf geeft blijk van groote belezenheid; het is met een viertal reproducties van oude platen versierd. Voorts behelst het nummer een paar boekbesprekingen, een praatje over Machinaal- en Handbindwerk (J.B. Smits), een praatje over cliché's (Dirk Schnabel), een lijst van nieuwe Boeken. De hoofdopsteller zal maandelijks een hoofdartikel schrijven, en we hebben een uiterst veelzijdig man aan hem: korte schetsen op het gebied van oude of nieuwe litteratuur, van letterkundige geschiedenis of kunstverzamelingen, van geschiedenis, van sociologie, en studies over oudere of nieuwe schrijvers, kondigt hij ons aan; opstellen over een bepaald onderwerp leveren meer nut, dan besprekingen van een bepaald boek: ‘want juist door den lezer met een of ander onderwerp bekend te maken en daarbij te wijzen op het nut van het aanschaffen van goede boeken daarover wordt de kring van lezers eerder uitgebreid dan door het schrijven van meer bepaalde recensies.’ Boek en Kunst is stellig met de beste bedoelingen gesticht, en het is goedkooper dan het eveneens pas gestichte maandschrift Lectuur. Dit laatste brengt studies over bepaalde onderwerpen en tevens degelijke boekbesprekingen, benevens alle wenschelijke inlichtingen over nieuwe uitgaven en over de voornaamste Nederlandsche en buitenlandsche tijdschriften: wie gading heeft, heeft keus, - naar den prijs is de waar.
| |
| |
| |
Lectuur.
Eindelijk is nr 1 van dit sindslang reeds aangekondigde nieuwe tijdschrift van stapel geloopen. Een hartelijk: goede vaart! wenschen wij de onderneming toe De behoefte aan een degelijk critisch overzicht, waaruit men zal vernemen welke nieuwe boeken ter wereld kwamen, wat een katholiek eraan heeft, wordt blijkbaar even sterk gevoeld benoorden den Moerdijk als ten onzent. Maar op het stichten van een nieuw orgaan viel ten onzent niet te denken; ginder heeft men dat beproefd, en nu is 't er En ook dit is een verblijdend teeken: de wonde groeit toe, een blik op het titelblad, een blik op de inhoudstafel zegt duidelijk dat de inrichters zich aan de behoeften van hier te lande al evenzeer hebben gelegen gelaten als aan die ten hunnent: het Tijdschrift staat onder het Bestuur van de hh. P. Buissink. Dr P. Dirckx, H.W.E. Moller, Dr. L. Scharpé, Dr. Jos. Schrijnen, W. De Veer S.J., en Dr. Th.M. Vlaming, en de inhoudstafel somt een reeks opstellen en beoordeelingen op van de hh. H.W.E. Moller, W. De Veer, J.v.G, M.A.P.C. Poelhekke, J.Th Beysens, Ed. J.L. Rombouts, J.M.J. Knaapen, Caesar Gezelle, Dr. J. Van Vessem S.J., L. Scharpé, J.D J. Aengenest, H. Van Amstel, J.A. Holdschmidt, P. Buissink, R. de Grave, J.W. Van Heeswijk, A.J.A. Flament, E. Vlieberg, H. Van Amstel. Bedoeld wordt ‘eene betrouwbare handleiding te geven voor de menigte van boeken en tijdschriften, die onophoudelik verschijnen; hun waarde voor wetenschap en kunst aan een gezonde kritiek te toetsen; en aan te wijzen of zij gevaarlik zijn of niet voor geloof en zeden’ - Doel en geest van het tijdschrift worden uiteengezet door den h.H.W.E. Moller, - den redacteur-secretaris. Pater de Veer, heeft het over ‘slechte lectuur’, de h.J. van G,, over ‘de roeping der hedendaagsche woordkunst’, de h.M.A.P.C. Poelhekke, over den Litterarischen Ratgeber, die dit jaar voor de tweede maal door de opstellers der ‘Litterarische Warte’
wordt uitgegeven. Daarop volgen, blz. 14 tot 44, op twee kolonnen, de boekbeoordeelingen, ingedeeld onder de rubrieken Wijsbegeerte, Sociale Wetenschap, Woordkunst ('t is te zeggen Fraaie Letteren, onder welke rubriek besproken worden Boefje, door M.J. Brusse, Uit de Triomfsteeg van Riccarda Huch, vertaald door Anna Neys-Ekker, Voordrachten, door Hugo Verriest, Primula Veris, door Caesar Gezelle, Schetsen, novellen, vertellingen, door Hilda Ram, - Wijding, een verzenbundel, door Rich. De Cneudt, Sneeuwklokjes, door Herman Knippenberg), Leesboeken, Taalwetenschap en Verscheidenheden - Hierop volgt de volledige inhoudsopgave van vier-en-veertig verschillende tijdschriften, in het Nederlandsch, Fransch, Duitsch of Engelsch, die op 't gebied van letteren, kunst, wetenschap bijzonder belang opleveren (blz. 44-48) terwijl een ruime opsomming der Nieuwe Boeken (blz. 48-54) titel en prijs opgeeft van de werken uit den laatsten tijd met betrekking tot katholieke Godgeleerdheid, - niet-katholieke Godgeleerdheid, - Wijsbegeerte, Opvoedkunde en Onderwijs, - Landbouw, Handel en Nijverheid, - Natuurwetenschappen en Wiskunde, - Geneeskunde, - Geschiedenis
| |
| |
en Aardrijkskunde, - Taalwetenschap en Letterkunde, - Woordkunst, - Beeldende kunsten, Muziek en Zang.
Deze uitvoerige inhoudsopgave zal, naar we vertrouwen, voldoende aanbeveling zijn van dit hoogstverdienstelijke nieuw maandschrift, dat, voor Belgie, 11 fr. per jaar kost (voor België is uitsluitend met het aanvaarden van inteekeningen belast de h.J. De Meester te Roeselare). In géén openbare boekerij en ook in géén boekerij van gestichten voor Middelbaar Onderwijs zou 't mogen ontbreken.
| |
La Quinzaine, 1 Novembre 1903.
A nos Lecteurs. Préface pour la dixième année. George Fonsegrive. - Pie X.E. Vercesi - L'Epave. Joseph Ageorges. - Le Château de Versailles, II. L'oeuvre de Mansart. André Pératé. - Cimetières d'Italie. - Gênes. Dauphin Meunier. - Mme de Miramion et la charité du XVIIe siècle, IV. Louis Chabaud. - Prosper Mérimée. Georges Grappe.
- 16 novembre 1903.
La Jeunesse et les débuts littéraires de Paul Bourget. Ernest Tissot. - C'est la faute à Jérusalem. I. Partons pour la Syrie. Jean Lionnet. - Ernest Renan. V. Ermoni. M. Ermoni wil ‘eene onpartijdige studie maken der werken van Renan.’ Deze kunnen in twee soorten verdeeld worden: philologische en geschiedkundige werken. Renan's meester was M. Le Hir, van wien hij zelf zegt: ‘Tout ce que je suis comme savant, je le suis par M. Le Hir’ Nochtans onderging hij den invloed der duitsche rationalisten. Als een onbetwistbaar princiep nam hij de onmogelijkheid der mirakelen aan, waaruit zijne valsche stelsels zijn voortgesproten. Waaraan kunnen wij den bijval van Renan's werken toeschrijven? Aan verscheidene oorzaken: 1o Renan wist het volk te behagen door zijne schrijfwijze en in eene aangename taal studiën voor te brengen die tot dan den Franschen lezer onbekend waren. 2o Hij misleidde vele katholieken met de valschheid zijner stelsels te verbloemen door grootklinkende zinnen over de edelheid van het karakter van Kristus, over den weldoenden invloed van het kristendom, enz. Wat is de wetenschappelijke weerde van zijne werken? Men heeft hem den eervollen (?) naam willen toekennen van ‘uitvinder van den rationalistischen bijbeluitleg’. Sedert wanneer is het eene eer de mirakelen door onoozele veronderstellingen uit te leggen? Bovendien is Renan niet de eerste in het vervalschen van den bijbeluitleg. Hij is in zijn werk mislukt omdat hij een valsch gedacht van de geschiedkundige kritiek heeft gehad - Questions algériennes. Jean d'Etíau. Waarom is Algerie, niettegenstaande zijne vruchtbaarheid, niet een der meest opbrengende colonien van Frankrijk? Omdat de Araab voor niets ter wereld van zijn levensregel zal afwijken: ‘veeleer sterven dan werken’ en omdat hij
gedurig steelt, brandt, vecht en doodt. Het is bijna onmogelijk de misdadigen te straffen, ten 1ste omdat de Araben nooit den schuldigen zullen bekend maken, ten 2de omdat de Araben uit oorzake hunner zelfde kleeding bijna niet van elkander te onderscheiden zijn. (Wordt vervolgd). - | |
| |
Mme de Miramion et la charité au XVIIe siècle. Fin. Louis Chabaud. - Les automobiles. Paul Philippon.
- 1 décembre 1903.
Pie X et la Quinzaine. - Le Fils de l'Esprit. Prologue: A la salle Humbert de Romans. Yves Le Querdec. - La question des domestiques. Gabriel d'Azambuja. - C'est la faute à Jérusalem II. Le confesseur laïque. Jean Lionnet. - Questions algériennes. II. Jean d'Etiau. Hoe moet ‘la question arabe’ opgelost worden? De wet kan gedeeltelijk de ondeugden van den Araab onderdrukken: de wet op de landlooperij, zijne luiheid; die op de gezamentlijke verantwoordelijkheid, zijne muiterij. In zedelijk opzicht moet bijzonder de inplanting van den katholieken godsdienst haren weldoenden invloed uitoefenen. Duizend jaren, binst dewelke de Koran den Araab heeft geleid, hebben hem verbeest; het kristendom moet hem veredelen. - Le Miroir brisé. Tante Fanny. Une humble histoire. Paul Renaudin. - Le Château de Versailles. IV. La Chapelle. André Pératé. - Chronique dramatique: L'Adversaire. Antoinette Labrier. L'Epave. Emile de Saint-Auban.
| |
Der Katholik. Juli.
Leopold Kaufmann von Dr A. Bellesheim. - Römische Beambte als Christen verfolger nach dem Martyrologium Romanum van J. Mair. - Die Riten der katholischen Kirche in ihren Verhältnisse zu einander von A. Frey. - Die verehrung der hl. Anna in 15 Jahrh, und die Immaculata Lehre. - Kaiser Heinrich II der heilige von Fr. Petz. - Religiöse Volksgebräuche im Bistum Augsburg. - Miscelle: Die missa aurea.
- August.
Herbert Kardinal Vaughan, Erzbischof von Westminster. - Die Riten... (Fortsetzung) - Das Trienter Ehedekret ‘Tametsi und seine Promulgation in dem Erzstift Mainz. - J. Mair - Römische Beamte... (Fortsetzung). - Der älteste deutsche Druck und die Immaculata,
- September.
Die älteste Form der Ostvespen. - Ein in Vergessenheit geratener fruchtbarer schrift der 16/17 Jahrh.: Valentin Leucht † 1619. - A. Beit Die Tätigheit der Jesuieten an der Bergstrasse in den Jahren 1625 bis 1629. - Jung. Das Zwangserziehungsgesetz seine Nachteile und Vorteile. - Waldensertum in Mainz zu Ende des 14 Jahrh.
- Oktober.
Kaufmann. Neuere Forschungen in den christlichen Katakomben Roms. - Dr. theol. Steph. Schiwiets. Die Achtlastenlehre des Evagrius Pontikus und die griechlische Philosophie. - Religiöse Volksgebräuche in Bistum Augsburg. - Auf den letsten Tagen den st. Jakobsbergerklosters in Mainz - Karl Furkstorfen. Der Seelenadel der hl. Ignatius von Antiochiën in seinem Briefe an die Römer.- Die Gegner der Antiphon ‘Salve Regina im Reformations Zeit alter. Die Unglaübigen über Ziel und Ende des Menschen. - Hagiologisches aus der Schweiz.
| |
| |
- November.
Prof. Schäfer: Dr Joh. Holzammer - Kaufmann. Neuere Forschungen... (Fortsetzung) - Religiose Volksgebräuche im Bistum Augsburg. - Die Gaben der hl. Geistes in Schrift und Tradition. - Maximilian Sandäus und seine Marienschriften.
- Dezember.
Prof Schäfer: Dr Heinrich Brück - Becker: Credo quia absurdum - Die Immaculata: Bulle der Väter des Baseler Konzils 1439. - Religiose Volksgebräuche im Bistum Augsburg. - Die Gaben der hl. Geistes in Schrift und Tradition. - Festum Concept B.M.V. in 14 Jahrh. - Neuere Forschungen... Kaufmann - Ungedruckte Allerheiligen Litanei aus den Zeit des konings Heinrich II von England.
| |
Zeitschrift für Katholische Theologie.
Ontegenzeggelijk een der degelijkste tijdschriften die tegenwoordig op theologisch gebied in de geleerde wereld opgang maken, geeft in zijn eerste trimesternummer van Januari eene belangrijke studie over ‘Het berouw in de laatste jaren van het middeleeuwsch tijdvak’.
Professor Dieckhoff, een protestant der rationalistische school, en na hem Harnack en meer anderen beweerden laatst dat de orthodoxe leer over het berouw, als noodige en voldoende boeteplicht, in de middeleeuwen was te loor gegaan onder het volk, waaruit dan ook gansch natuurlijk eene grootere vrijheid volgde in het zedenleven der geloovigen. Tegen deze thesis haalt Dr Paulus de biechtschriften aan die in de xvde eeuw verschenen in Noord- en Zuid-Duitschland. Deze biechtschriften, meestal onuitgegevene handschriften, bewijzen ten klaarste tegen Dieckhoff en Harnack dat de begrippen over berouw en boeteplicht niets van hunne orthodoxheid verloren hadden onder het volk ‘des ausgehenden Mittelalters’ en dat de vereischten voor volmaakt en onvolmaakt berouw alsook hun beider voldoeningskracht in de aangehaalde biechtschriften juist voorkomen lijk we ze hedendaags terugvinden in onzen catechismus. Een lezenswaardig artikel. - Hierop volgt een algemeen overzicht op den Jakobusbrief, van H.J. Gladder. Dit onderwerp, opgevat in den zin van algemeenheid waarin het hier voorkomt, is tot heden toe weinig behandeld geweest. E.A. Kneller levert eene studie over ‘Pauzen en Conciliën vóór 't jaar 1000’; Brewer, eene verhandeling ‘over den Heptateukdichter en de Caena Cypriani’.
| |
Das litterarische Echo. 1 Februari.
In een opstel, Die Optik der Frau, betwijfelt Sophie Höchstetter, op grond van onderzoek, of eene vrouw van natuurwege bij machte is een levende mannenfiguur te dichten Ze wenscht derhalve niet, zooals Julius Hart, dat de ‘vrouw ook man worde’. Overigens, zegt ze, de kracht van den dichter ligt alleen in de openbaring van zijn eigen (vrouwelijke of mannelijke) persoonlijkheid. - Onder de Nuee englische Bücher vindt M. Meyerfeld niets uitstekends. Oorzaak: veelschrijverij om eer en geld te verdienen. - Neue Novellenbände (R. Krauss), Heimat- | |
| |
liche Kunstflege (P.H. Hartwig), Um Darwin (F. Ernst) zijn boekbesprekingen. - In Alten Geleisen is een proef uit Timm Kröger's novellenbundel ‘Die Wohnung des Glücks’. - Detlev von Liliencron noemt Timm Kröger een echten dichter.
- 15 Februari 1904.
Georg Hermann vraagt zich af: Haben wir eine Buchkunst? En hij weet niet wel wat antwoorden. Hij zegt ja en neen. Over de boekkunst is hij echter niet voldaan ‘das beste gedruckte Buch ist zugleich das erste oder mit das erste, die Gutenberg Bibel um 1455’. Er zijn uitgevers en boekbinders die kunstwerk leveren; er zijn echter te veel naapers die modern willen zijn en zot spel maken - Franz Diederich zegt veel goed van Karl Henckell's Liederboek, Karl Henckell geeft zich zelf te zien Im Spiegel; verder worden eenige zijner gedichten meegedeeld. - Max Hanshofer schrijft over Münchener Romane, die steeds in de kunstenaarswereld spelen.
| |
Rivista Internazionale de Scienze sociali e discipline ausiliarie. Déc. 1903.
Professor Toniolo in zijne puikrede op eene wetenschappelijke bijeenkomst uitgesproken in Freiburg (Zwitserland, 20-22en october 1903, kenschetst met wondere schranderheid de maatschappelijke beweging van onzen tijd. - Alles wat op maatschappelijk gebied ten huidigen dage wordt bedreven van gelijk welk kamp het ook uitga, gebeurt omtrent bonden en vereenigingen: het gildewezen betoovert de geesten. Maar, zegt hij, voor de katholieken is het en blijft het voor eeuwig een roemtitel van het eerst en meest bijgebracht te hebben aan dusdanige werken en bijzonderlijk van eerst het nut van die nieuwe gilden begrepen en bewezen en hunne werking en verrichtingsaard uitgesteken te hebben.
Daarna geeft hij de opsomming van eenige verdienstelijke mannen die ruimschoots roem en eer op dit hoekje van het maatschappelijk veld geoogst hebben. - Fier mogen wij in die optelling opmerken, Pottier, Verhaegen, Helleputte, Schaapman.
Toniolo meent die eenheid van strekking in de verschillende katholieke landen te bespeuren sedert het ontstaan der ‘Union internationale des études sociales’ dewelke, naar het zeggen van Goyau als koppelband dient tusschen de wetenschappelijke en sociale gedachten der huidige katholieken en het vatikaan - 't Was ook die ‘Union’ die Leo XIII te rade ging vooraleer hij zijn Rerum Novarum neerschreef. - Kortom hetgene men overal nastreeft is eene herschepping, algemeen en doelmatig; maar onder die macht van werk wat heden meest dringt, is, ten eerste het hervormen der werkverdragen, ten tweede, de gildewijze inrichting van het werkvolk, ten derde, de verbetering der wetten over den arbeid. Het tweede punt is het gewichtigste en omvat de twee andere.
Wat de katholieken aangaat, zegt spreker, mag men zeggen dat de algemeene beginselen die tot richtsnoer moeten dienen in het opbouwen en het besturen der vakvereenigingen overal vast aanveerd en toegepast worden. Anders is het gelegen met
| |
| |
de ondergeschikte keurmiddelen en de afgeleide princiepen: deze zijn onder de katholieken niet altijd met eenstemmigheid aangenomen De verscheidenheid van tijd, plaats en opvoeding beletten het nog, toch mag men voor de toekomst nopens dit internationaal vraagstuk een internationaal en eenparig oordeel verhopen
Daarna tracht hij in korte woorden die hedendaagsche gildebeweging te schetsen: het is een streven naar het tot stand brengen van eene werkersklas die zal wezen zelfwetgevend en machtig, Hetgene nader en beter kan begrepen worden door het volgende: eene klas bestaande uit arbeiders alleen, klas die door het besef en het bewustzijn een eigen maatschappelijk einde te hebben, en metéén eene eigenaardige bediening overeenstemmende met dit einde en met den aard van het werk dier klas in het huishoudkundig leven, daarom eene inrichting najaagt die van de hooge klassen verschilde (ofschoon met deze door redelijke verdragen verbonden) om hare eigene belangen te bewerken en te bestieren. Daarin wil zij de middelen vinden om door eigene krachten het stoffelijk en geestelijk welzijn der klas te bewaren en te vermeerderen zonder daardoor dat der andere klassen en der geheele maatschappij te schenden.
Toniolo bemerkt dat om onder de arbeidsklas dit bewustzijn van eigen macht en self-help te ontwekken eene zekere inrichting veel bijgebracht heeft: het zijn de ‘Conseils d'usines et agricoles’ De werklieden eener fabriek stichten eenen afzonderlijken bond en kiezen onder hunne vakgenooten afgeveerdigden die met den baas der fabriek eenen raad gaan vormen, waar loon, regeltucht, zedelijkheid en gezondsheidstelsel besproken en geregeld worden. En hier hebben wij reeds eene edele zelfverloochening van eenige bazen te roemen, zooals van Leon Harmel, van Runière en van den wijdbefaamden Brandts van Munchen-Gladbach.
De schrijver eindigt en vraagt begunstiging en aanprikkeling voor dat edel beschavingswerk.
| |
Razon y Fe. Madrid. Febrero 1904.
Motu proprio de S.S. Pio X sobre la acción popular cristiana - **. - Por la clase Agricola, N. Noguer. Eene merkweerdige studie over de hedendaagsche maatschappelijke werken te voordeele van den landbouw, grootendeels te danken aan het vernuft en de werkzaamheid van Raiffeisen; eene korte schets van dezes handelingen in Duitschland en van de uitbreiding zijner inrichtingen. - El abate Alfredo Loisy, L. Murillo Na in korte trekken de bijzonderste dwalingen van den veroordeelden franschen Schriftverklaarder uiteengezet te hebben, geeft de geleerde Jezuiet Murillo in eenige regels de wederlegging van Loisy's opvatting over de veropenbaring en de stichting van het Kristendom, terzelvertijde toonende hoe innig Loisy met Renan en Harnack in aanraking komt. - En Torno à Lope de Vega, J.M. Aicardo. Letterkundige studie over den Spaanschen dichter - La Cripta y la patria de son Dámaso, Zacarías Garúa - El matrimonio civil en la legislación de España, Ramon María Smith. - La Diapedesis, Pedro Valderrábano. - Galicia, Ostrea edulis, Linneo,
| |
| |
Tomás Argüelles. - La muerte real y la muerte aparente con relación á los santos sacramentos, J.B. Ferreres.
| |
Varden.
Varden. December 1903
I. Must. - En Bergtagning, een rechterlijk document van het jaar 1720, bevattende het verhaal van een onderzoek, gedaan den 7 en 8 Augusti van gezegd jaar, op de pastorie van Nordchang, aangaande een 15 jarig meisje, dat volgens hare verklaring vijf dagen lang was ontvoerd geweest door berggeesten, die haar hadden ‘meegenomen in den berg’, taget i Berg, van daar den titel Bergtagning.
't Is een eigenaardig document, dat weer licht werpt op het bijgeloof dier dagen.
Jahn Nielsen Knud Hertug een kerstmisbeeld. Eene stijlvolle schets van dien heiligen vorst en zijne gewelddadige dood, door de hand van zijnen neef Magnus.
In de inleiding lezen wij onder andere: ‘Op onze dagen, nu beschaving en christendom meer en meer worden voorgesteld als elkander tegenstrijdig, zullen ze hier velen moeilijk kunnen begrijpen dat de middeleeuwen geen anderen kultuurgrondslag hadden dan het christendom, 't is te zeggen: de katholieke leer En toch was het zoo.
't Was de leer der Kerk, die het familieleven regelde, daar is de grondslag van alle ontwikkeling - slecht zoowel als goed - in de groote samenleving; 't was de leer der Kerk, die de liefde tot de armen en zieken, hulpeloozen en zwakken deed opvlammen; 't was de leer der Kerk, die godshuizen bouwde, hospitalen en kloosters; 't was de leer der Kerk die zachtmoedigheid inprintte, zelfbeheersching in hoogen, ridderlijken zin - kortom: 't was de leer der Kerk, die Europas wilde volkerhorden ophief uit den donkeren chaos der barbaarschheid en ze maakte tot eene beschaafde maatschappij, door wetten geregeld. Daarom: hoe dichter men bij het christendom stond - de leer der Kerk - des te dichter stond men bij de kultuur.’
A Breitung - slot van de zeer belangrijke en degelijke studie over het Bijbelsch scheppingsverhaal en de natuurwetenschappen, Almagt, een beeldrijk gedicht van A. Walleen.
Litteratur. - Onder dezen titel vinden wij eene beoordeeling van R. Jahn Nielsen over Johannes Jörgensen's nieuw verschenen werk Pilgrimsbogen, waarover wij afzonderlijk zullen spreken. Verder behandelt Oskar Andersen de Deensche vertalingen van Sienkiewicz's werken, Helena Nyblom's Eventyrkrans eene van rijke fantasie getuigende verzameling dagen en Julekerten van R Jahn Nielsen, dat eene schoone plaats bestaat in de nieuw verschenen kerstmis litteratuur.
Met deze aflevering sluit de eerste jaargang van Varden, April-December Het jonge tijdschrift mag met fierheid op dezen eersten jaargang wijzen, die een schoon boekdeel vormt van 312 bl. zoo rijk als verscheiden van inhoud.
|
|