| |
| |
| |
| |
Boekennieuws
Johannes Jörgensen: Pilgrimsbogen.
Johannes Jörgensen: Pilgrimsbogen.
Toen wij in het Januarinummer van Dietsche Warande en Belfort de laatste nummers van het Deensche katholieke tijdschrift Varden bespraken, zegden wij onder andere bij een artikel van Jörgensen: Hos Franciskanarne i Greccio, 't welk volgens eene aanteekening deel maakte van een onuitgegeven boek, dat de lezing dier weinige bladzijden in ons het vurig verlangen had opgewekt, om spoedig met het heele werk van den verdienstelijken Deenschen schrijver kennis te mogen maken.
Die wensch is spoediger vervuld dan wij durfden hopen, want het verhaal van het bezoek bij de Franciskanen in Greccio is het vierde hoofdstuk van het schoone, zielsverheffende, met geestdrift geschreven Pelgrimsboek, waarvan wij zoo even met spijt de laatste bladzijde lazen - met spijt, omdat het uit was.
Wie eenmaal nader kennis heeft gemaakt met de wonderbare figuur van Frans van Assisi, die, zooals Dante zong, in de middeleeuwen als eene zon is opgerezen, kan nooit genoeg hooren van dien minnaar der armoede; en wanneer men dan het geluk heeft gehad Assisi te bezoeken, draagt men onuitwischbaar in zijnen geest geprent het beeld van St-Franciscus' stede, zoo schilderachtig gelegen op de helling van den Monte Subasio, in 't zicht van de heerlijke vlakten van Ombrië, en waar alles nog spreekt van den poverello.
Welnu, in Pilgrimsbogen neemt Jörgensen ons mee op eene beevaart door het Italia Franciscana, om een aantal plaatsen te bezoeken, welke door Franciscus van Assisi geheiligd zijn. Van Rome reizen wij naar Greccio, van daar naar Fonte-Colombo, La Foresta, Poggio-Bustone, Assisi, Celle en Monte La Verna, overal de kloosters en heiligdommen der Franciskanen bezoekend.
En welk een gids is Jörgensen! Hoe kent hij zijn held! Wat weet hij het wonderbare leven van den nederigen monnik, dat hij zichtbaar met groote liefde bestudeerd heeft, aangrijpend, zonder gezochtheid, dikwijls met intense poesie te beschrijven! En naast het hoofdfiguur schetst hij ons met even vaste hand Franciscus' eerste volgelingen: broeders Leone, Masseo, Elias, de H. Clara...
Liefde en begeestering stijgen uit elke van Jörgensens bladzijden, en die waren er ook noodig om den verteerenden liefdegloed te schetsen, die vlamde in het hart van den armen monnik. Zoo zeer heeft de schrijver zich met zijn onderwerp vereenzel- | |
| |
vigd, dat hij meesttijds heelemaal opgaat in de levensbeschouwing van den grooten heilige, levensbeschouwing die, zooals M. Jahn Nielsen terecht in Varden deed opmerken, thans ook wordt verkondigd door Tolstoi, en waarmee deze laatste bij de modernen zooveel bewondering heeft geoogst. En zij weten niet eens dat de arme monnik van Assisi reeds zeven-honderd jaar geleden dergelijke wereldbeschouwing niet alleen verkondigde, maar ze in praktijk bracht en zijne volgelingen ze gedurende al die eeuwen praktisch hebben beoefend. Maar 't is waar, die mannen waren maar... monniken.
Jorgensen's boek is echter geen levensbeschrijving, neen, daarvan heeft het niets; 't zijn de bezochte plaatsen en de herinneringen er aan verbonden, die hem gelegenheid geven de merkwaardigste tijdperken en gebeurtenissen van Frans van Assisi's leven te doen kennen.
En niet alleen onder dat opzicht is het boek verdienstelijk. Jorgensen's beschrijving van zijne tochten door dit weinig gekende deel van Italie munt uit door aanschouwelijkheid, waarheid en plastiek. Zoo zeer weet hij den lezer op zijne wandelingen door het gebergte, door de middeleeuwsche stadjes en langs de kronkelende landswegen mee te nemen, dat men bijna gedurig zijne heele omgeving vergeet en met den schrijver ronddwaalt in de herinneringsrijke oorden, die hij met zoo groote liefde afschetst.
Zoo is de terugkeer van de landelijke beevaart van La Foresta naar Poggio Bustone, waarbij de schrijver zich aansloot, meesterlijk beschreven. Deze bladzijden hoeven niet onder te doen voor het beste wat d'Annunzio, bijvoorbeeld, in dien aard geleverd heeft.
De stijl van het nieuwe boek is onder alle opzichten op de hoogte van Jorgensen's vroegere werken. Het eenige gebrek waaraan Pilgrimsbogen mank gaat is, de te groote uitgebreidheid van aanhalingen, die voor den lezer in 't algemeen te weinig belang aanbieden. Wij begrijpen wel dat de schrijver, door zijn onderwerp meegesleept, die documenten alleszins gewichtig heeft gevonden voor de grondige kennis van St-Franciscus, maar in zijn boek waren zij niet allemaal noodig: 't gevolg daarvan is, dat sommige hoofdstukken niet van langdradigheid zijn vrij te pleiten.
Men schijnt den schrijver er wel eens eene grief te hebben van gemaakt, dat hij zich in den laatsten tijd bijna uitsluitend beperkt tot onderwerpen van mystieken aard. Aan deze antwoordt hij in een nawoord, met het volgende zinrijke uittreksel van Fioretti:
Maar eens vroeg broeder Jacob van Fallerone aan broeder Masseo, waarom hij zijne wijze van jubelen niet veranderde en een nieuw vers aanhief. Daarop antwoordde hij met groote blijdschap: Omdat hij, die al zijn geluk vindt in één enkele wijs, geen ander vers moet zingen dan dat eene.
D.M.
| |
Pages de Philosophie
Pages de Philosophie par l'abbé H. Appelmans, professeur de philosophie au Petit Séminaire de Malines (Malines Dierickx-Beke, Fils) 181 bl.
Van alle kanten wordt de H. Kerk onmeêdoogend aange- | |
| |
rand, dan weêr door lage en vuige drogredens, dan weêr door listige en venijnige spotternijen, - 't is een ‘levée des boucliers générale’ tegen hare instelling, hare leering, hare geschiedenis. Er kunnen dan niet genoeg strijders optreden om haar te verdedigen, want één enkele bekrompen bespotter maakt in zijnen waanzinnigen hoogmoed soms meer opwerpingen, dan menige wijzen bij machte zijn te weêrleggen.
Naast de volksboekjes van P. Van Volckxhom, heeten wij het werk van den E.H. Appelmans hoogst welkom. Sinds eenigen tijd heeft men er terecht op gedrukt, o.a. in de vergadering van den Volksbond te Hasselt, en M. Woeste in de jaarlijksche bijeenkomst der katholieke kringen te Turnhout, dat er een bijzonder belang dient gehecht te worden aan apologetische kennissen. De Pages de Philosophie beantwoorden ten volle aan dit algemeene desideratum; het bestaan van God, het innig wezen der ziel en andere grondvesten van ons katholiek Geloof worden er op kernachtige wijze voorgesteld en bewezen. Verder weidt de schrijver uit over het Positivismus, een brandpunt van onzen tijd, zooals het ten volle blijkt uit de grootsprekerij van eenen Vandervelde en eenen Denis in de Kamers der Volksvertegenwoordigers.
Naar den titel te oordeelen, zou dit boek enkel voor bevoegden en ingewijden geschreven zijn; doch neen, elkeen zal daar afdoende bewijzen vinden tegen de vuige bespottingen en bekrompen opwerpingen van zoo menige half geleerden van onzen tijd; de volksredenaars vooral en zij allen, die zich hier te lande met de ‘Volksaufkläring’ ophouden, zullen er machtigen onderstand vinden in hunne edele werkzaamheid.
G.J.
| |
W.G. van nouhuys, Nicolaas Beets.
W.G. VAN NOUHUYS, Nicolaas Beets. 13 September 1814 - 13 Maart 1903. - Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1903. fl. 0,60.
Wij hebben wel wat lang gewacht alvorens onze lezers te wijzen op de bladzijden, die de bekende Hollandsche criticus W.G. van Nouhuys in het Maandschrift Groot-Nederland gewijd heeft aan de nagedachtenis van Nicolaas Beets, en die sedert dien afzonderlijk zijn verschenen als brochure.
‘'t Is mijn doel, zegt hij, hier over Hildebrand te spreken. Dan over Nicolaas Beets, den dichter, ook nog over den essayist en filoloog’. Aan anderen laat hij de taak over den mensch, den predikant en den hoogleeraar naar waarde te gedenken.
Eerst bespreekt hij de Camera Obscura, het meesterstuk van Beets, doet er duidelijk de eigenaardige verdiensten van uitkomen, en wijst vooral op de merkwaardige bijzonderheid, hoe Beets, wien die ‘verzameling van kunst-producten’ zoo maar uit de pen was geglipt, zich daar zelf niet van bewust was; uit kortswijl had hij die schetsen ontworpen: het was een spel geweest, dat hij voor ernstiger bezigheid liet varen (‘ik kon voortaan mijn instrument beter gebruiken’, schreef hij in 1851). Dat was zelfbedrog, waar hij niet het eenige voorbeeld van is. Want ‘toen zijn jeugd voorbij was, hij zelf tot man gerijpt, vermocht hij nooit meer te reiken aan wat hij jong als spelende gegrepen had’.
| |
| |
Als dichter staat Beets ver beneden Hildebrand. Hij is minder oorspronkelijk; hij vertoont een te groote zucht tot leeren, tot moraliseeren, daarbij een haast onverklaarbare afwezigheid van zelf-critiek; een en ander zijn oorzaak dat zoo weinige van zijne gedichten een harmonisch geheel uitmaken. Om wezenlijk groot dichter te worden had hij daarenboven moeten zijn een der grooten die, ‘op de breede geestes-stroomingen van hun tijd meedrijvend, zichzelf een koers vinden, door alles te overzien’, terwijl zijn horizon te begrensd bleef, in ‘zijn meer specifiek Hollandsch populair- en stichtelijk-zijn’.
Over Beets als schrijver van de Verpoozingen en Verscheidenheden oordeelt hij gunstiger, wat ons trouwens niet bevreemdt. Hij tracht het feit te verklaren dat, in die verschillende bundels, Beets herhaaldelijk zijne bewondering en sympathie voor Vondel uitspreekt, en voorts door een paar handige grepen te doen zien hoe hij er zich in vertoont als taalkenner, tevens taalbeminnaar en kunsttheoreticus.
Wij wenschen dit flink geschreven en goed doordacht opstel in de handen van vele lezers. Het zijn geen ronkende volzinnen, maar goed gemotiveerde uitspraken; ontegensprekelijk behooren die bladzijden tot de beste die over Beets geschreven werden, en vellen zij een oordeel waaraan door het nageslacht niet veel zal gewijzigd worden.
C L.
| |
Etudes sur les Evangiles
Etudes sur les Evangiles, door P. Rose, O.P., professor aan de Hoogeschool te Freiburg. - Parijs, H. Welter; 2e uitgaaf, 1902.
Het is ons aangenaam dit boek van den gekenden professor van Freiburg, dat overal een welverdiend onthaal geniet, aan onze lezers te kunnen voorstellen.
Geen vraagstuk toch houdt sinds jaren de geesten meer gespannen dan de eerste tijden en de opkomst van het Christendom, en vooral de persoon, de handeling, de leering van zijnen goddelijken Stichter: ‘geschiedkundigen en critiekers willen in aanraking komen met den Christus uit de geschiedenis’. De onafhankelijke critiek heeft met rusteloozen iever hare beste krachten aan dit werk besteed en meer dan eens, door hare aprioristische wijsgeerige opvattingen op een valsch spoor gestooten, zege meenen te kraaien.
Tegen dit triomfgezang richt P. Rose zijn werk, met aan te toonen dat de stellingen der Kerk onwrikbaar recht blijven staan, ja zelfs sterker voorkomen door de goede elementen te benuttigen door de tegenstrevers aan 't licht gebracht: en dat geeft aan het boek zijn apologetiek karakter.
Na eene eerste studie over de vorming van den Canon der vier Evangeliën, onderzoekt hij in de Synoptieken de voornaamste vraagstukken.
S. Marcus handelt niet over Jesus' bovennatuurlijke ontvangenis, omdat hij geene levensbeschrijving willen geven heeft, maar zoomin als S. Paulus en S. Jan spreekt hij die leer tegen; terwijl S. Lucas, die in het opstellen van het verhaal der kindsheid een palestiniaansch document onder de oogen had, de stelling omver werpt als zou dit dogma van Griekschen oorsprong zijn.
| |
| |
In het Rijk der Hemelen - veruit het beste deel des werks - zien wij Jesus handelen te midden zijner landgenooten met hunne enge verzuchting naar een aardsch, nationaal Messiasrijk; het is de Evangeliën slecht verstaan, te beweren dat Jesus aan die verwachtingen in zijne prediking wilde beantwoorden. Integendeel, van 't begin af schetst Hij zijn rijk als van geestelijken, inwendigen algemeenen aard, en in die tegenstelling ligt de oorzaak waarom zijn volk Hem niet begreep en Hem verliet.
De titel Hemelsche Vader waar Christus bij voorkeur God mede bestempelt werd vóór Hem bij de Joden reeds gebruikt; doch Hij heeft hem meer op den voorgrond gebracht en er de beteekenis van bovennatuurlijke liefde aan verbonden.
In 't openbaar nam Hij den naam van Christus, Messias, niet, omdat de Joden er eene politieke beteekenis tegen de Romeinen aan gehecht hadden: maar wel dien van Zoon des Menschen, waarschijnlijk aan Daniels' visioen ontleend, om zijn karakter van stichter van 't rijk Gods te doen kennen; - en dien van Zoon Gods, die in zijn eigen mond de goddelijke afstamming beteekent, en op de lippen der andere getuigen gelijkstaat met Messias. Jezus bekent Messias te zijn omdat Hij Zoon Gods is; de andere belijden Hem als Zoon Gods omdat en voor zooveel Hij Messias, buitengewoon mensch is
In zijne dood is Hij niet door Judas' verraad en de haat der Joden verrast, maar die dood heeft Hij altijd voorzien en gewild als losprijs voor de zonden der menschen.
Eindelijk in 't verhaal der Verrijzenis spreken de schrijvers malkander niet tegen, doch hunne keus der gebeurtenissen wordt geleid door het doel dat ieder van hen beoogt.
De schrijver verdient onzen dank, omdat hij in 't kort de beste uitslagen der wetenschap samenvat, en zonder zijn boek met geleerde notas te overladen, het toegankelijk maakt voor ieder die maar eenige kennis der Evangeliën heeft, - omdat hij toont hoe anti-wetenschappelijk de critiek soms is wanneer zij hare vooroordeelen als uitgangspunt neemt; - vooral omdat hij den Zaligmaker in zijn historisch midden zet en alzoo klaar de beteekenis van zijnen persoon en zijne werking doet uitkomen.
Voor de geloofsverdedigers zijn deze ‘Etudes’ onontbeerlijk; voor de priesters hoogst nuttig als grondslag en leiddraad hunner onderrichtingen: aan alle Katholieken kunnen zij eenen nieuwen, helderen gezichteinder openen.
J. Lievens.
| |
Commentarius in Actus Apostolorum
Commentarius in Actus Apostolorum, auctore F.C. Ceulemans S. Theol. Doct. Eccl. metrop. Mechl. Can. Hon., S. Script. in Semin. Prof. Mechliniae. H. Dessain.
Enkele bemerkingen omtrent den Commentaar over de Handelingen der Apostelen uit de pen van Dr. Ceulemans, wiens werken wij reeds vroeger den lezer hebben aanbevolen.
Deze commentaar lijkt niet op de breedvoerige verhandelingen, door de Duitsche geleerden vooral in zwang gebracht, die aan de kleinste bijzonderheid talrijke bladzijden wijden, gevuld met historische, archeologische, philologische beschouwingen. Deze geleerde aanteekeningen brengen weinig bij tot
| |
| |
de opheldering van den gewijden tekst, en schuiven soms de gedachten van den schrijver op den achtergrond; zij verklaren misschien uitmuntend het stoffelijk omhulsel van de gedachte, maar laten de kern, de gedachte zelve in het duister.
Dr. Ceulemans weet zich wijselijk te beperken: hij heeft tot hoofddoel een Commentaar te schrijven niet voor vakgeleerden, maar voor studenten en priesters, die niet door geleerdheid, maar door degelijke wetenschap en practische bruikbaarheid uitmunt.
Als richtsnoer beschouwt hij het katholiek beginsel, dat de verklaring van den Bijbel niet aan ieder geloovige overlaat, maar aan de Kerk toevertrouwt; hij steunt derhalve hoofdzakelijk op de uitlegging der H. Vaders. Tevens raadpleegt hij de beste bronnen van onzen tijd, aarzelt echter niet, waar het te pas komt, zijn eigen opinie voor te stellen en te verdedigen.
De Commentaar volgt den tekst op den voet met doorloopende aanteekeningen van historischen, geographischen, kritischen en theologischen aard; verklaart ieder woord dat duister of twijfelachtig schijnt, ruimt de hinderpalen op die ons beletten den diepen zin der woorden te bevroeden, hij stelt den lezer in staat niet alleen de beteekenis der woorden te verstaan, maar ook de gedachten en den gedachtengang van den gewijden schrijver met gemak te volgen.
De schrijver laat geene gelegenheid voorbij gaan zonder de Katholieke leer door een verklaarden tekst te bevestigen of eene opwerping tegen dezelve te wederleggen. Enkele gewichtige punten (zoo als het Sacrament van het Vormsel de bekeering van den H Paulus, het zitten van Christus aan de rechter hand van den vader, de hemelvaart va Christus, het doopen in den naam van Jesus, de zonde von Ananias, enz.) worden uitvoerig besproken en opgehelderd.
Het aanhangsel bevat eene belangrijke verhandeling, omtrent de Oversten in de Katholieke Kerk van welke de Handelingen dikwijls gewag maken. Deze heeft tot doel de namen te verklaren aan de Kerkelijke overheid in de H. Schriftuur en in de oudste gedenkstukken gegeven, het bestuur der Kerk sedert de Apostelen te doen kennen en de Katholieke leer over de Kerkelijke hierarchie te bevestigen.
De bijgevoegde geographische kaart geeft ons het middel om de ligging van alle in het Nieuwe Testament genoemde plaatsen zonder moeite te bepalen.
Roermond.
Dr. A. Dupont.
|
|