Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904(1904)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] Processie Voor 't deurken mijner hut heb ik het zand gestrooid, het hagelwitte zand in kronkelende kringen, en midden in den ronde zijnen naam getooid met roode rozen, waaruit weeldegeuren dringen. Nu schouw ik vergenoegd op 't reine, lieve perk. Hij kome!... 'k Ben bereid mijn koning te onthalen. Want 't is voor Hem, voor Hem allééne dat ik werk, en Hij, Hij zal mij eens een heerlijk loon betalen. Ik schroom... Daar nadert Hij... Een wol'ge wierookwalm wuift wiegend omme en omme en hult Hem in de geuren. Reinzilvrig tinkt de parelklare bellegalm. Het is of englenkopjes uit die wolkjes beuren. Hoe 't blikkert rondom Hem in't wonnig goudgestraal! Hoe 't vonken-flonkrend glimt van goud en glinsterperels! Hoor in het buigend groen 't gefluit van weduwaal, het kwetteren der vink en 't trillen van de merels. Voorzichtig!... Niet te na, gij die onachtzaam treedt! Uw plompe stap zou al die sieringen verstrooien. Ik heb er al mijn kunst, mijn zorgen aan besteed. Ter zijde!... Niet voor u wou ik dien kleigrond tooien! Ga heen... Of blijf, en kniel met mij!... Want Hij alléén die zich uit louter min mijn broeder wilde noemen, en zielverkwikkend bleef als aardsche troost verdween, mag treden op dit zand en op die liefdebloemen! Constant Eeckels. Vorige Volgende