| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
De Vlaamsche Kunstbode, Dec 1903.
Begint met een novelle, Ikzucht, van Frans Van Cuyck. - Ed. Van Even deelt, als slot van zijne verhandeling over het leven en de werken van den schilder P.J. Verhaghen, het levensbericht mede van den schilder, door diens zoon rond 1790 opgesteld, alsook een lang rederijkersvers, waarmee Verhagen verwelkomd werd te Leuven bij zijne wederkomst van reis, den 24 October 1773. - Medard Verkest schrijft eenige kleine kunstberichtjes uit Brugge. Er wordt geieverd voor 't bouwen van een nieuw muzeum ‘dat hier noodzakelijk geworden is, omdat de thans bestaande lokalen totaal onvoldoende zijn in alle opzichten’ - Voort verzen van Niko Gunsburg, Leonard Buyst en W. Van Genck.
| |
Het Katholiek Onderwijs. Jan. 1904.
Vervolg van de bijdrage H. Kerkvaders. Ditmaal krijgen wij eenige korte aanteekeningen over den H. Augustinus en diens houding tegenover de heidensche latijnsche letterkunde. - Naar het reisverhaal van Zybikoff geeft P.D.W. een en ander over Tibet en de Tibetanen. - Vervolg van het opstel over Verschillen tusschen de Afrikaansche schrijftaal en de onze. - Uit de Katholieke School overgenomen, eene lezing, getiteld Jongens, gehouden in eene onderwijzersvergadering van Rotterdam en omstreken, waarin bitter geklaagd wordt over de verregaande boosheid van straaten schooljeugd.
| |
Biekorf, Wintermaand 1903. Tk 23.
Het vervolg van E.H. Mervillie's lezenswaarde bijdrage 't Een en 't ander over de bietjes. Ditmaal gaat het over 't zwermen. Volgt nog een versje van F. De Jonghe en Mengelmaren.
- Tk 24.
L. De Wolf handelt over het Leven van den H. Niemand, (Historia Neminis) naar aanleiding van de studie van Joh. Balte in het tijdschrift Alemania. Nog van De Wolf eenige aanteekeningen over de spreuk: Veel geschreeuw en weinig wolle, zei de boer en hij schoer zijn zwijn. - Verder wordt overgenomen, uit het Verslag van prof. De Ceuleneer over den vijfjaarlijkschen Wedstrijd voor Nederlandsche Letterkunde (1895-1899), wat daar gezegd wordt over G. Gezelle en diens bekroond werk Rijmsnoer.
| |
| |
| |
De Banier, Jan. 1904.
Een waar Kerstnummer: Eerst eene Kerstvertelling van J. Steenhoef: Het Kerstverhaal; dan Kerstnacht, een gedicht van H. Haenen, en van Melis Maris Engelsche Kerstgebruiken. Als slot een gedicht van Joz. Geurts: Dood!
| |
Germania, Jan. 1904.
Deelt het verzoekschrift mee van het Nationaal Vlaamsch Verbond aan Z.M. den Koning, vragende dat, ter gelegenheid van de 75ste verjaring der Belg. onaf hankelijkheid, door de regeering een wetsontwerp zou neergelegd worden strekkende tot geleidelijke herinrichting, op Vlaamschen voet, van de Gentsche Hoogeschool. - Twee bijdragen over Duitsche Scheepvaart: het belang der Rhijnhaven: Duisburg, Ruhrort, Mannheim, Ludwigshaven, enz., en den vooruitgang der Duitsche handelsvloot. - Van S.B.v. Maarssen een vluchtig overzicht van de Moderne Duitsche Letterkunde. ‘Er was geen groot talent om in de nieuwe richting vóór te gaan... Zoo zullen er dus maar een paar namen overblijven van deze geheele reeks, om als kenmerk hunner periode te dienen; en dat is jammer’... Ter gelegenheid van Ferdinand Krueger's 60ste geboortdag doet Ludw. Schröder zijn beklag dat de twee romans van Krueger ‘den grooten Westfaalschen dialektdichter’: Rugge Wiäge en Hempelsmanns Smiede niet genoeg gekend zijn. - Volgt Dr J. Kleyntjes' artikel: Hooger en Middelbaar Onderwijs in Nederland, overgenomen uit Dietsche Warande en Belfort. - Nog eene Vlaamsche bewerking, door Omer Wattez, van Bürger's ballade: Lenore.
| |
Volkskunde, 15e jaarg. 9e en 10e afl.
Dr Jos. Schrijnen schrijft over de kerstputten, of kerst poelen gewijd aan geloofsverkondigers. Hij meent dat ‘het meerendeel van heidenschen oorsprong is; maar door de toediening van het sakrament der wedergeboorte werden zij geheiligd, gekerstend en in dienst van Christus gesteld’. - A. De Cock geeft het vervolg van zijne bijdrage: Spreekwoorden en zegswijzen. De oude munten zijn nog aan de beurt: zesken, negenmanneken, duit en penning. - G.J. Boekenoogen deelt Nederlandsche sprookjes en vertelsels mee: De lange lente, Van den man die uit den hemel gevallen is, Van den Meesterdief. - A. De Cock vangt een belangwekkend artikel aan: Rechts handelingen bij de kinderen. ‘We bedoelen namelijk de formules en gebruiken, die bij 't kleine volkje in zwang zijn, wanneer eenig voorwerp door hen gevonden, weg geschonken of verruild wordt, wanneer zij getuigenis willen afleggen van de waarheid, inbreuk maken op een anders recht, een overeenkomst sluiten, enz.’ Hij begint met Het Vindingsrecht en Het Schenkingsrecht. - Nog van A. De Cock, vervolg van Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen. De liefde en het huwelijk.
| |
Bijdrage tot de geschiedenis
Bijdrage tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Dec. 1903.
Fr. De Ridder geeft het slot zijner bijdrage over Het pastoorschap der St-Germanuskerk van Thienen, korte aanteekeningen over
| |
| |
de pastoors die elkander hebben opgevolgd van 1620 tot heden. P.J. Goetschalckx begint een opstel over Jan IV van Berlaer en zijn nageslacht. Van Edm. Geudens het Ve vervolg van zijn Plaatsbeschrijving der straten van Antwerpen en omtrek. Hier heeft het de schrijver over de Minderbroedersrui. - J.B. Stockmans deelt geschiedkundige bijzonderheden mede over de parochie Contich. Voorts nog mededeeling door P.J. Goetschalckx van de lijst der pastoors te Hamme en te Heembeek.
| |
Revue Générale. Nov. 1903.
J. de Nouvion: Les Fiançailles du Tzarevitch Paul Petrowitch (Paul I). - Ch.L. Legrand: St-François d'Assise (Mystère, suite). - P. Verhaegen: Les provinces belges sous le gouvernement de Charles de Lorraine. - F. Carez: Sully Prudhomme. - Marthe Sylans: Le droit d'aimer. - A. Goffin: Le Salon triennal. - A. De Ridder: Livres d'Histoire. - E. de Ghélin: Chronique sociale. - E. Gilbert: A propos de ‘Prophètes’. - H. de Fonseca: La vériable Histoire de Daulac.
- Dec. 1903.
Capit. Comte. C. Beaujean: Le Concept moderne de l'Armée. - L'Officier. - Fr. Carez: Sully Prudhomme (slot). - Sully Prudhomme munt uit door nauwgezetheid en fijnen smaak. Doch zijne zinnebeelden, hoe fijn ook gevonden, vergoeden toch niet altijd het gemis aan machtige greep in de opvatting. Hij gaat ook mank aan fouten tegen den smaak, en soms uiterste gezochtheid. Betreuren moet men dat hij de christene gevoelens zijner jeugd heeft vergeten, en de bezieling zijner dichtkunst niet is blijven zoeken in den Godsdienst, die zijne eerste dichtwerken leven gaf. - Dr. Moeller: La question des Sanatoria - A. De Ridder: Livres d'Histoire. - Pr. Henry: Tuberculeuse. - M. Sylans: Le droit d'aimer. - Ch.L. Legrand: St-François d'Assise. - M. Duwez: Voici l'Hiver. - J. Linselo, S.J.: Un orateur belge, le Cte Verspeyen - Verspeyen heeft de fijne trekken en de opgeruimdheid van Malou, en hij herinnert ons aan Windhorst door den humor, en de gevoelsovereenstemming die hij tusschen hem en zijne aanhoorders doet ontstaan. - H. Davignon: Monna Vanna - Toen dit werk van Maeterlinck in den driejaarlijkschen tooneelwedstrijd bekroond werd, heeft de jury zeker eer de letter- en kunstwaarde van dit gewrocht willen erkennen, dan zijne waarde als tooneelstuk, waarvan het enkel den uitwendigen vorm heeft. - E. de Ghélin: Chronique sociale. - Marie van Elegem: Poésies.
| |
Durendal. December 1903.
Le Coeur saignant, kerstvertelling van Georges Virrès. - In Récapitalution klaagt Arn. Goffin over het onbepaalde, het zoeken in de moderne letterkuude en wijsbegeerte die zich te dikwijls paaien met groote woorden en ijdele beloften. - Slot van Dr Hennezel's roman: Une belle âme: geen groote kunst, maar goed ineengezet, gemoedelijk voorgesteld en wel getypeerd. - Een gedicht van Emile Verhaeren Le Grenier, en Gazette des faits et des livres van Firmin Vanden Bosch.
| |
| |
| |
De Katholieke Gids. Januari 1904.
Norbert van Reeth begint een opstel over De Kerken van Parijs: Notre Dame, la Ste Chapelle, St-Gervais, St-Gervais et St-Protais, St-Germain-l'Auxerrain. Er is, zegt hij, ‘geen stad ter wereld welke bogen kan op zulk eene reeks van schoone kerken.’ - Van E.H. Buisink: Werken en instellingen ten gunste der werklieden in België, een vluchtig algemeen overzicht. - E.H. Van den Goor heeft Eenige merkwaardige plaatsen bij Louis Veuillot vertaald en geeft tusschenin eenige beschouwingen. J. Van den Born stelt Don Bosco en Pestalozzi tegenover elkander ‘in hun werken, hun streven en de vruchten van hunnen arbeid’. Als slot een versje van J. de Ras: Kerstnacht.
| |
De Gids. Januari 1904
Van Marcellus Emants, het eerste deel eener novelle Waan; de omgeving van Lucerne, waar de novelle speelt, is goed geteekend, de karakters scherp omlijnd en de dialoog gansch natuurlijk en flink volgehouden. - Een Wandeling door L. van Deyssel, beschreven tot in de minste bijzonderheden, zonder eigenlijk iets te zeggen - L. Simons geeft een overzicht van de tooneelspelen van George Bernard Shaw, ‘een man die een heel brok modern geestelijk leven in Engeland representeert, en in zijn tintelende oorspronkelijkheid een der meest onderhoudende opsnijders van paradoxen. Hij is Ier; medeoprichter, spreker en schrijver van de socialistische propaganda-club, de Fabian-Society, geweest; heeft als muziekcriticus Wagner in Engeland verdedigd; als tooneel-criticus, Ibsen voorgestaan en tegen het gangbare Engelsche Society-tooneel geijverd; over Ibsen een overscherpzinnig essai: the Quintessence of Ibsenism den Engelschen tegen 't hoofd gegooid; is in zijn magerte een sprekende reclame voor de ontvettende kracht van het door hun aangenomen vegetarianisme, en wordt niet moe in zijn stukken en zijn voorreden te bewijzen dat hij zelf-kennis bezat toen hij zich zelf een Saltimbanque noemde - in geestelijken zin’. - Hélène Lapidoth-Swarth geeft Roemeensche volksliederen en balladen, vrij bewerkt naar de Fransche proza-vertaling van Hélène Vacaresco. - Volgt het tweede deel van Byvanck's schoone bijdrage: W.E. Gladstone: de groote mannen van de verledene eeuw komen hier op de planken: O'Connell, ‘de advocaat van een natie’, Cobden, de ‘commis-voyageur’, Peel, Disraeli, de ‘avonturier’, van wien ‘men raadde onder het maskaradepak den schalk, die het heele leven voor een maskarade aanzag en die het niet anders voor zich kon winnen dan door het te vleien en te bedriegen, te overbluffen en
te bespotten’. - J.N. van Hall is de Parijsche schouwburgen afgeweest, en hij besluit, in zijn Dramatisch Overzicht: ‘Uit dit alles heb ik de overtuiging meegenomen, dat de Fransche tooneelspeelkunst in een tijdperk van bloei verkeert en dat onze Nederlandsche tooneelspelers en tooneelspeelsters wèl zullen doen, nu en dan op het Parijsche tooneel een les te gaan nemen in dit rustige, in bijzonderheden uitgewerkte, sobere smaakvolle spel, dat gesteund door een dictie waarbij elke zin, en, in elken zin, elk woord tot zijn recht komt, niet op uiterlijk effect bere- | |
| |
kend, juist daardoor het grootste effect maakt en den diepsten indruk achterlaat’.
| |
Vragen van den dag. Januari 1904.
In Japan en de Japaneezen geeft Dr. H. Blink een blik op de ontwikkeling van Japan in verband met de Oostersche vraagstukken: land, bewoners, godsdienstige stroomingen.-Volgt ‘Een weerpraatje’ van B. Van Hage, namelijk eene bloemlezing van deweerspreuken en de meest bekende weerregels zooals die, voor de verschillende jaargetijden, in Nederland. Duitschland en Frankrijk bij 't volk bekend staan. - Dr. R.G. Rykens heeft het over Frederik de Groote als patient die ‘Waar het de toepassing (der geneeskundige handelingen) op zijn eigen lichaam betrof, bijna steeds onverstandig handelde en alle hygiënische raadgevingen van zijne artsen in den wind sloeg... Tafelgenot stond bij hem hoog in aanzien... Niet minder dan drie uren duurde dan ook, zelf bij revues en parades, de maaltijden... Aan tafel placht hij een flesch champagne te drinken; daarbij was hij van zware wijnen alles behalve afkeerig. 's Morgens behoorden 7 à 8 koppen koffie tot zijn gewonen drank, waarin hij dan nog mosterd deed.’ 't Schoonste van d'historie is dat Frederik reeds in 1727 aan Grumbkow schreef ‘Mon estomac et moi nous brouillons fort souvent.’ - Uitputtingen van den bodem door cultuur, door F.J. Van der Molen. - De omstreken van Nijmegem, door J.W.H. Cordes.
| |
De Hollandsche Revue. 25 December 1903.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis, zullen de Belgen verwonderd zijn te lezen dat ‘bij de onlangs gehouden gemeenteraadsverkiezingen in Belgie het aantal sociaal-democratische vertegenwoordigers in deze kolleges ook aanzienlijk is toegenomen.’ Hier heeft de opsteller zich stellig laten beetnemen door een of ander socialistisch blad dat op de trommel sloeg om zijne teleurstelling te verbergen. - Over Rusland dat den oorlog wil met Japan: ‘De krisis der laatste drie jaren heeft Rusland aan den rand van het staatsbankroet gebracht. De industrie kwijnt en de staat ontvangt geen geld... En daarom moet Mantsjoerije en Korea het afzetveld worden van de Russische industrie.’ - De Vlamingen zullen eens hartelijk lachen als ze verder lezen: ‘De Vlaamsche beweging, die van Conscience uitging (sic) kon niet houden, omdat het een chauvinistische beweging werd. Ze werd anti-Waalsch, en was voor de klerikalen een machtmiddel om het liberale en socialistisch Walenland te overstemmen.’ En zoo schrijft men geschiedenis! - M. Lindenhorn. predikant te Babyloniënbroek schreef over het vagevuur in het tijdschrift ‘Marnix’ Protestantsche Stemmen afl. 1, 2 en 3. Van die bijdrage worden hier uitvoerige uittreksels meegedeeld Onnoodig te zeggen dat de katholieke leer van 't vagevuur verworpen wordt als ‘onbijbelsch, onchristelijk, ongerijmd en onheilzaam’. Het vagevuur is, altijd volgens M. Lindenhorn, de groote geldmachine, die in de hand van den priester geld slaat. - De karakterschets draagt den titel J. Jurriaan Kok, maar 't gaat hier eigenlijk over de pottebakkerij met hare verschillende onder- | |
| |
deelen. Als Boek van de maand: De St-Bavo of groote kerk te Haarlem door J.W. Enschedé.
| |
Taal en letteren. 15 Dec. 1903.
Dr Martin Rudelsheim wil ‘de persoonlijkheid van Van Hout (den beroemden secretaris van Leiden, die er tijdens het beleg eene belangrijke rol vervulde) wat meer op den vóórgrond plaatsen, en een bewijs te meer voegen bij de vele die reeds aantoonen met welke diepe overtuiging men op het einde van de 16e eeuw den strijd tegen de schuimwoorden in het Nederlandsch had aangebonden’; hij deelt een gedicht mee, tot nog toe onuitgegeven en getiteld Tot Kuenraet der Rcchteren dat ‘met heele groote waarschijnlijkheid’ aan Van Hout kan worden toegeschreven - J. Van Groenendal geeft het slot van zijne bijdrage over Psychologische Taalwetenschap, geschreven naar aanleiding van Dr Hoogvliet's Lingua, en Dr J. Aleida Nyland schrijft, als vervolg op haar artikel Vlaamse woord- en schilderkunst in de Juli-aflev. van Taal- en letteren, eenige bladzijden over datzelfde onderwerp naar aanleiding van de Vooys proefschrift: Middel-Nederlandsche Legenden en Exempelen. - Van Dr J. Prinsen: Het esbatement vande Schuyfman en Asselyn's Jan Klaaz. Schrijver toont hoe het motief van Schuyfman (de voorstelling van een lijk te paard), herhaaldelijk in de letterkunde der Middeleeuwen terugkomt.
| |
Van Onzen Tijd, 4e jaarg. nr 3.
Jan Kalf geeft het 2e deel zijner bijdrage Over Kunst en Schilderen, waarin hij zijne meening over het verschil der schilderkunst op doek of paneel met de decoratieve schilderkunst (sierkunst) uiteenzet tegenover Theo Molkenboer. Hij aanziet ze als twee ‘geheel verschillende menschelijke vermogens, die alleen gemeen hebben het uitingsmiddel, lijn en kleur, en soms ook het materiaal’. Waar de schilderkunst op haar eigen staat, onafhankelijk, moet de sierkunst enkel in eenvoudige groote lijnen de waardigheid van den bouw verhoogen, en zich voegen naar de bouwkunst, - Hub Luns wijdt eenige bladzijden aan den onlangs gestorven schilder James Whistler ‘beslist de eerste schilder van Engeland In de rij onzer contemporaine schilders nam hij eene voorname, zoo niet de eerste plaats in. Als visionnaire figurist domineerde hij krachtig de meesters van 't landschap en 't bloot realisme Het publiek heeft hem niet gekend en ook 't meerendeel der schilders ging hem onbegrijpend voorbij.’ C.R. De Klerk antwoordt daarna op E.H. Cuppens artikeltje ‘Noord-Nederlandsche Broederlijkheid’ in 't Januarinummer van D.W en B. Ook nog verzen van Adr. C. van Beek en C.R. De Klerk.
| |
Das litterarische Echo. 1 Jauuari 1904.
Julius Hart eischt een Revolution der Kritik. Volgens hem kan esthetische kritiek niets anders zijn dan ‘innige deelneming aan een kunstwerk, een hartstochtelijk verkeer ermede, een versmelten, een verweven en vergroeien met de kunst... Ons geloof aan de absolute waarheid, aan het absoluut ideaal is een geloof aan een wereld zonder beweging. Doch zoo 'n waarheid
| |
| |
kan noch wil de kritiek zoeken, haar doel is: het oneindig leven, het scheppende wezen te ontvouwen en in steeds nieuwe vormen te openbaren.’ - Felix Vocht geeft een overzicht van het leven en de werken van den vruchtbaren Franschen romanschrijver Paul Adam. - A. Geiger bespreekt Skandinavische Bücher; P. Legband de jongste bijdragen Zur Geschichte des Theaters.
- 15 Januari.
Een klaar, weldoordacht, zaakkundig artikel van J.J. David over Die Tragik der Lady Macbeth. - Bespreking van vijf Pastorenromane door W. Wolff, o.a. van Lukas Delmege die niet ongunstig beoordeeld wordt. - M. Landau bespreekt Dr. von Wurzbach's uitgave van Maistre François Villon. M. Meyerfeld wikt acht werken Von und über Oscar Wilde. Th. Thomassin onderzoekt eenige bijdragen Zur okkultistischen Litteratur. - De rubriek ‘Proben und Stücke’ brengt het tweede bedrijf uit W. Schmidt-Bonn's tooneelspel Mutter Laudstrasse. - Het opstel Der sechste Klassiker verschaft mededeelingen en bibliografie omtrent Herder, die vóór honderd jaar stierf.
| |
Razon y Fe. Madrid Diciembre 1903.
Una página gloriosa de historia contemporánea, José Mundo. - Een beknopt onderzoek van den prachtigen toestand der katholieke partij in het Protestantsche Duitschland, dank aan de politieke macht van het Centrum, aan de eenheid in de werking en bijzonderlijk aan de wonderlijke inrichting van het ‘Volksverein’ dat meer dan 300.000 leden telt.
La libertad de imprenta y la legalidad vigente de España, Venancio Minteguiaga - Estudios lingüísticos, Ramon Ruiz Amado. - El Prenateuco y la es uela neocrítica, L. Murillo. - La libre concurrencia pedagógica en el siglo IV, Ramon Ruiz Amado. - Eenige geschiedkundige beschouwingen over de inrichting en de gebruiken van de eerste scholen en hoogescholen van het Christendom. - El estrecho de Behring, Esteban Moreu. - La diapedesis, Pedro Valderrábano. - La muerte real y la muerte aparente con relación a los santos Sacramentos, Juan B. Ferreres.
|
|