Het lied van de Colonne du Congrès
Het was op den 26n September 1859. De Colonne du Congrès werd te Brussel ingehuldigd. Ik was langs de Rue Royale gegaan, om ten minste iets van de plechtigheid te zien; maar het was te laat: er stond te veel volk. Ik dacht er dan langs de Rue de Ligne te geraken; maar daar was even weinig kans. Ik zakte ten slotte af langs Sinter Goedelen en de Stormstraat, naar de Passage, welke ik doortrok, kwam op de Grasmarkt en aan den Magdalenensteenweg, dien ik optrok. Daar liep ik eensklaps op Stroobant, Heremans en Conscience.
- ‘Waar gaat gij heen?’ vroeg ik.
- ‘Waar er ergens te zitten is,’ zeide Conscience; ‘want als men den heelen morgend gekolomd heeft, dan is men moede, en....’ voegde de arrondissements-commissaris van Kortrijk er bij ‘....ik zou ook gaarne wat eten!’
- ‘Als ge wilt medegaan,’ sprak Stroobant, ‘zal ik u wel brengen, waar ge dat krijgen kunt.’
- ‘Ja, maar,’ riepen Conscience en Heremans te gelijk, ‘in den eersten besten restaurant.’
En wij daalden den Magdalenensteenweg af tot op de Groote Markt en daar, in de geburen, vonden wij wat wij wenschten.
Toen wij wat gerust en wat genuttigd hadden, stelde ik voor eene tas koffie te gaan drinken, in de Mille Colonnes.
- ‘Nergens anders!’ zei Conscience.
- ‘Welnu’ zeide ik, ‘daar is 't het best,’ en op weg naar de Muntplaats.
Stroobant, die toen notaris was in een dorp bij Brussel, verliet ons hier: hij wilde eens over huis gaan en zou ons des avonds wedervinden. Verder liep alles zonder toe- of ongeval af en wij wandelden opnieuw door de Passage; toen op eens een