| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Onze Kunst. 5. - H. de Marez: Jan van Brugge, met vier platen. - Eene studie over ‘Park-Wyck’, bouwmeester H.P. Berlage, met afbeeldingen. - Max Rooses: De teekeningen der Vlaamsche Meesters.
6. - Cornelis Veth: Jan Holswilder, karikatuurteekenaar, met een groot aantal afbeeldingen (portretten, enz.). - Afbeeldingen uit het Museum Willet-Holthuysen.
7. - Walenkamp: Het metaalwerk van Jan Eisenloeffel.
De Vlaamsche Kunstbode. Juni 1903.
Slot van A.V. Bultynck's vertelling Eene kale Juffer. - Vervolg van Ed. Van Even's studie De schilder P.J. Verhaghen; zijn leven en zijne werken. - Fr. de Potter geeft uitleg over den oorlog, in 't begin der 19e eeuw aangedaan aan de musschen, bijzonder in West-Vlaanderen. De eerste anti-musschengilde kwam tot stand te Oost-Roosebeke in 1802. ‘In dezes handen (van den voorzitter der gilde) moest ieder lid, den 11 Germinal, tien musschen leveren, gevangen of gedood op het grondgebied der gemeente. Voor iedere musch, minder dan gezegd getal, betaalde men eene boete van 7 stuivers courant, ten profijte der armen, en kon men met zekerheid bewijzen dat er onder de ingebrachte musschen eene of meer waren, in andere dorpen gekocht of omgebracht, de bedrieger kreeg eene boete als voren.’ Verder Verslag der 137e algemeene vergadering der Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, en Grootje, verzen van Jan Bouchery.
Kunst en Leven. 10e, 11e en 12e aflevering.
Van J. Winkler Prins een zeer waardeerend artikel over P. Cornelis De Moor. - Edm Van Offel wijdt eenige bladzijden aan den te vroeg ontslapen Karel Collens, die eene zeer afgezonderde plaats had kunnen innemen in onze kunstbeweging, ‘namelijk die van een soort “prentenmaker” voor 't volk.’ Van
| |
| |
Camille Lemonnier Rubens en Jordaens te Dresden. ‘Zelfs waar hij de parabelen en de geschiedenis aanvat, doet de al te weelderige Jordaens geen afstand van zijn lust naar vette trievialieteiten. De verloren Zoon geeft hem geen andere parafraze in dan een pachthof, vol biggen, paarden en hoornvee. 't Is dit bijkomend boerendekor, dat hem in de vertelling roert. De beeldsprakige betekenis vloeit te nauwer nood voort uit de wederzijdse houding van de personaazjes. De oude boer en de twee lachlustige meiden toonen geen medelijden met de luizige lummel, de uitgehongerde schooier, die, als een indringer, tussen de mest gekomen is. Breughel, met zijne voorliefde tot smulpartijen, zou de haard hebben doen vlammen en de worst doen sissen in de pan. Maar de zware Jordaens wordt niet gekweld door dit beetje verbeelding: hij bekommert zich niet om geestelike verwantschap tussen schilderij en onderwerp. Zijn wonderbare zin voor 't boerse viert de vrije teugel bij 't weergeven van een rosse, gistende, modderige mesthoop. De zedeles van de epiezode is hem onverschillig. 't Is hem voldoende, een mooi brok dierlik leven te schilderen, een feest van vlees en sap tussen stank en vuilnis in. En bewondert de misterieuze rezultaten van 't genie, wanneer het in zijn uitingen geheel blijft: zonder doelwit, ruw als het slib, waaruit het zijn kunstsubstraten trekt, vervaardigt het een meesterstuk.’ - Voorts nog bijzonderheden over K. Jozef Em. Van Hulthem † 1832 en zijne ex-librissen, en verzen van P. de Mont en Om. Wattez.
Het katholiek Onderwijs, Juli 1903 drukt de lezing, over in de Meivergadering der Koninkl. Vl. Academie gehouden door E.H. Amaat Joos: Het onderwijs der Moedertaal in de Normaalschool. Voorts geeft dit nummer het vervolg van De opvoeding bij de Joden en van Petrus Paulus Rubens, die hier bijzonder als katholiek en vaderlander geroemd wordt.
Jong Antwerpen. Met Juli 1903 ging dit studententijdschrift zijn 17e jaargang in.
De Banier, Juli 1903, geeft het vervolg van E.P. Allard's uitleg over Vondel's Het eeuwgetijde van Franciscus Xaverius. - Daarna eenige bijzonderheden, medegedeeld door E.H. Osw. Robyns, over het reglement van Bree, opgemaakt den 17n October 1518, aangaande de pestlijders. - Ten slotte eene vertaling uit Rosegger door Ed. De Keyser Hoe ik aan den lieven Heer God mijn Zondagschen frak schonk.
| |
| |
Germania. Juli 1903.
Karl Ernst Osthaus, in hooge bewoording, betreurt dat de Belgische schilders der 19e eeuw te veel onder Franschen invloed stonden. Nu zal 't gaan beteren: ‘de begaaftste aller Vlaamsche kunstenaars, Hendrik Vandevelde, die zelf negen jaar te Parijs als schilder werkzaam was, ging van uit België naar Duitschland wonen.’ - Eerste bedrijf van een drama Hans Brakels, door Neel Hiddar. - H. Pohl geeft het slot van zijne bijdrage Eisenbahnen in den deutschen Kolonien. - Ter gelegenheid van het laatste Nederlandsch Congres te Kortrijk, schreef Dr Fischel, uit Brünn, aan den voorzitter Jul. Sabbe om te wijzen op het belang dat er is ‘dass die gleichen Laute der niederländischen und deutschen Sprache mit gleichen Lettern bezeichnet werden.’ De brief is hier afgedrukt, alsmede een artikel van Fischel uit de Münchener algemeine Zeitung, waar daar op terug gekomen wordt en waarin de schrijver ook te velde trekt tegen de huidige gothische letters en pleit ten voordeele van 't latijnsche geschrift. ‘Het is werkelijk niet te verstaan waarom de Nederlandsche oe, die uitgesproken wordt als u, aa als a, eu als ö, ij als ei en u als ü, de z, v enz. niet zouden geschreven worden als in 't Duitsch.... Dat is het ware pangermanisme’, de Duitschers zouden Vlaamsch kunnen lezen en de Vlamingen veel gemakkelijker Duitsch dan nu. - Nog in dit nummer vervolg van De Jonge Kapucien door Jan Van Hasselt en Hilde, verzen van Om. Wattez, uit ‘Germaansche Beelden.’
Vlaanderen. Juni 1903.
Uchtendzotternije van Herman Teirlinck. Heel frisch is deze winderige zomermorgend, waar allerlei kluchtige gebrekkelijken hunne vreemde morgendronde in maken.
Om een Meisje, door Reimond Janssens. Gemeene kermisgeschiedenis. Wat gaat dat nu worden met u, Vlaanderen? Moeten uwe lezers nu genot gaan vinden in ruwe, realistische voorstelling van weinig zedelijke begeerten en daden? Vlaanderen wil toch, geloof ik, al zijne lezers eerbiedigen?
Uit de litteraire Kroniek van K. van de Woestyne: ‘Waar de schoonheid niet wast uit den grond van het gemeen-goed, waar men de rijke aandoening, het volledig dichterlijk genieten alleen nog in zich-zelven vindt, en buiten omgang met de medemenschen, sluit de kunst het maatschappelijk leven uit, of dort, zoo ze niet liefelijk-egotistisch en gevoed met de wonderlijkste sappen wordt gekweekt...’
Overzicht door A.V.. Over de onthulling van Gezelle's borstbeeld te Kortrijk. Liberalen en katholieken moeten hunnen politieken
| |
| |
strijd staken rond Guido Gezelle. Hij staat buiten en boven de politiek.
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Mei-Juni 1903.
Meest klein werk in dit nummer. Van Aed. Terlinck een artikel Over Artsenijkunde; dan nog twee nuchtere schetskes Boven een Vastenavondbal van L. Delpire en Getrouwd door Alie. Voorts verzen van Jac. Stinissen. K. Bogaerd, Victor De Meyere, Gust. De Mey en Réné De Clercq; deze laatste verre de beste.
St.-Cassianusblad. Tijdschrift voor Onderwijs en Opvoeding. Mechelen. Juni 1903.
Toon dat de bewaking der kinderen noodzakelijk is. Hoe moet zij geschieden? door X. - Bij het godsdienstig Onderwijs, door kan. J. Muyldermans. - De Zee, gedicht. - Nog eene Parabel, door C. Caeymaex. - Niet weenen! gedicht van Fr. R. der Abdij van Tongerloo. - Landbouwonderwijs in de Lagere School, door Van de Sande. - De Boerkens; lied met lichaamsoefening. - Volledige Begrippen van Tijdleer. - Standregelen van den Bond der Oud-Normalisten van Mechelen en der Kath. Onderwijzers van het Aartsbisdom. - De Sterrekijker, fabel van Pr. De Corte - In Frankrijk en in België. - Le Maître d'école. - Officiëele stukken. - Benoemingen. - Openstaande plaatsen. - Aankondiging van boeken.
De Vlaamsche Wachter. Katholiek maandblad voor Letteren, Vlaamsche Beweging en Taal. Dendermonde. 15 Juni 1903.
Cantate uitgevoerd bij de plechtige Kroningsfeesten van O.L. Vrouwe ten Doorn, te Eekloo; gedicht van E.H. past. Claeys. - Vlaanderen. De Redaktie verzet zich, en met reden, tegen zekere ‘geestige’ spotternij waarin Vlaanderen, het nieuw orgaan der zoogezeide ‘jongeren’, zich uitlaat tegen den achtbaren heer Alf. Janssens. Ook de schets Om een meisje, in Vlaanderen's Juni-nummer verschenen, wordt scherp gehekeld: ‘We verklaren ronduit, dat Zola noch Buyse ooit gemeener vuiligheid geschreven hebben. Die mannen uit Vlaanderen schijnen te zoeken naar vuiligheid, gelijk katten naar muizen...’ - De twee Gezusters, door O. De Waele. - Vlaamsche Katholieke Landsbond. Standregelen. - Sua in nobis Deus dona coronat, gedicht van L. Hermans. - In de Bolletra, door P. Declercq. - De Rodenbachsfeesten, door J. Van Lantschoot. - Coremans-wetvoorstel. - Burgerwacht.
Biekorf. Nr 11.
R. Huysman eindigt zijn artikel over Luchtmaren (draadlooze telegrafie). - C. Gezelle brengt een gunstig oordeel uit over
| |
| |
Van Neylen's Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. - Een woord over De Mote te Waarmaarde (Leo Claeys).
Nr 12.
In 't Een en 't ander over de bietjes heeft het A. Mervillie ditmaal over de wespen. - Het artikel Wat men zegt over 1302 wordt voortgezet; thans wordt er gehandeld ‘over de vaderlandsliefde in 't bijzonder: bij edelen en geestelijken.’
Nr 13.
A. Mervillie weet nog 't Een en 't ander over de bietjes. Dezen keer is 't over de ‘temme’ bieën. - De Mengelmaren brengen E.H. Lefere's Zangdicht ter gelegenheid der luisterrijke kroning van het wonderbeeld van O.L.V. Ten Doorn te Eecloo. Niet slecht gemaakt: 't is waarlijk zangerig.
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. April-Mei 1903.
In eene vorige zitting hadden de h.h. Coopman, de Vos, de Vreese, Obrie en Prayon een voorstel neergelegd tot herziening der Wetten van de Academie. Zonder dat dit voorstel zelf ter bespreking kwam stemde de meerderheid dat het niet noodig was de Wetten te wijzigen. - Door E.H.J. Bols worden uittreksels medegedeeld uit een oud Guldeboek ende Ordonnantie van 't St. Sebastiaansgilde te Linkebeek, uit de 15e eeuw. Daarop volgt een opstelletje van Lod. Maeterlinck over een schilderij van den ouden Breughel welke zinspeelt op een aantal spreekwoorden.
In de zitting van 20en Mei werd lezing gegeven van een brief der Zuidnederl. Maatsch. van Taalkunde, welke de Academie verzoekt bij den Minister de aanstelling eener Commissie te willen aanvragen om regels op te stellen voor de zuivere uitspraak. - Het blijkt dat de plaats van briefwisselend lid, opengevallen door het opschuiven van Dr. de Vreese tot werkend lid, fel beloopen werd. Naast de candidaten der Voorstellingscommissie hebben ‘twee Vlaamsche schrijvers, het vak van ingenieur beoefenende’ schriftelijk verzocht als candidaat in aanmerking te komen. - M. de Potter vertelt hoe het toegegaan is te Kortrijk bij de onthulling van Gezelle's borstbeeld. - In de bekroonde Verhandeling over het nut van de zuivere uitspraak der Nederlandsche taal van St. L. Prenau, staat te lezen op blz. 113: ‘Men verzekert dat de Normaalscholen van Thorhout en Sint-Nicolaas dezelfde taal aanleeren die Guido Gezelle schreef, die tegenwoordig Stijn Streuvels schrijft, waarin zooveel opstellen in De Diet- | |
| |
sche Warande en Belfort verschijnen, waarin te Hasselt 't Daghet in den Oosten wordt opgesteld.’
Daartegen wordt opgekomen door E.H.A. Joos, bestuurder der Normaalschool te St.-Nicolaas. ‘De taal die wij in ons gesticht te Sint Niklaas aanleeren, zou dan zelfs niet éen dialect zijn, maar een mengelmoes van alle mogelijke Zuidnederlandsche gewestspraken, een echte warboel, een hutsepot!...’
Voor 't overige bevat de aflevering de verslagen van Dr De Vreese en van de h.h. De Flou en Gaillard over het antwoord op de prijsvraag voor een vergelijkende klank- en vormleer der middelvlaamsche dialecten. Het schijnt een vlijtig werk te zijn, door iemand die niet voldoende op de hoogte is, - maar toch goed genoeg om bekroond te worden, ‘maar met dien verstande, zegt De Vreese, dat de inzender in de gelegenheid gesteld worde zijn werk ten genoege van den keurraad te verbeteren vóór het ter perse gaat.’ Het is erg onaangenaam, meent hij, nadat men veel tijd en moeite aan 't beoordeelen van ingezonden werken heeft besteed, te ondervinden dat de Academie ze laat drukken met behoud van al het foutieve waarop de keurders nochtans gewezen hadden; ja, soms met nieuwe misslagen erbij. ‘Daartegen meen ik te mogen en te moeten protesteeren. De buitenwereld, die niet weet hoe de vork in den steel zit, vraagt zich af hoe zulke boeken kunnen bekroond worden, en stelt natuurlijk de beoordeelaars verantwoordelijk. Men zal het, hoop ik, als geen overdreven gevoeligheid beschouwen, als ik zonder omwegen verklaar daar maar matig op gesteld te zijn.’ - Uiterst vleiend zijn de verslagen over het ingezonden Idioticon van Zuid-Oost-Vlaanderen, ‘een hoogst verdienstelijken arbeid, eene kostbare bijdrage tot de studie onzer Zuidnederlandsche dialecten, en een schat voor den woordvorscher,’ zegt Coopman.
't Parks Maandschrift, 15 Juli 1903, brengt het vervolg van Geschiedkundige Navorschingen over de aloude Abdij van 't Park. Zijn aan de beurt de abten Philip. Van Tuycum (1682-1702), Paulus De Bruyn (1702-1719), Hieronymus de Waersegghere (1719-1730) en Alexander Slootmans (1730-1756).
Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk. 1e aflever. Eug. Beyaert, Kortrijk.
Vooraf de wetten van den nieuwen kring die ‘is gewijd aan de studie der geschied- en oudheidkundige vraagstukken, en bijzonderlijk van die, welke de stad, het arrondissement of de oude kastelnij van Kortrijk betreffen.’ Volle vrijheid van talen
| |
| |
De stukken van den bestuurraad uitgaande worden in de twee talen opgesteld, de redevoeringen en de verhandelingen worden gedrukt in de taal waarin zij voorgedragen werden. E.H. deken De Gryse is voorzitter, baron Joseph Bethune en G. Vercruysse zijn de ondervoorzitters. De verhandeling in deze 1ste afl. medegedeeld is in 't Fransch: Témoignages inédits sur frère Corneille Adriaensz. de Dordrecht O.S.F., door E.H.A. De Poorter. Ook de kleine mededeelingen van bon J. Bethune, opgenomen onder rubriek Allerlei, zijn in 't Fransch. - Veel voorspoed aan den nieuwen Kring! Maar opgelet, a.u b. dat hij, feitelijk, geen Fransche Kring worde.
Caecilia. 15 Mei. - Scheurleer: Portretten van Mozart als kind en jongeling. - Fahro: Aanteekeningen bij de studie van Wagner's muziek-drama (slot). Wagner schrijft: ‘Ich kann den Geist der Musik nicht anders fassen als in der Liebe.’ De stof in zijn werken is steeds de drager van deze zelfde gedachte. - S. van Milligen: Ons Volksgezang. - Ergo's Muziekleer.
Durendal. Juni 1902.
Dit nummer is gewijd aan zaliger Charles de Sprimont, secretaris van Durendal, den 24 Mei ll. overleden. ‘Charles de Sprimont’, schrijft Firmin Van den Bossche, ‘était un poète, le meilleur de sa génération; il connut, dès ses premières oeuvres, la joie exaltante d'unir la beauté de l'idée à la splendeur du verbe; des symboles glorieux et émouvants s'affirment spontanément à lui pour incarner les altières imaginations de son cerveau et les délicates et exquises tendresses de son âme.’ Nog over den afgestorvene een artikel van M. Dullaert en een van E.H. Moeller die schrijft: ‘Je ne saurais mieux le définir qu'en disant de lui que c'était une âme d'enfant, dans le sens profond de ce mot. C'est à dire qu'il avait gardé de l'enfance la candeur, la sénérité, la limpidité, la fraicheur.’ Van de Sprimont worden hier gegeven verzen en eene lezenswaarde studie over Maeterlinck, getiteld Un Théàtre de rève. Wat o.a. Henri Davignon in het Journal de Bruxelles schreef over de Sprimont wordt hier meegedeeld. Hij vertelt hoe de afgestorvene meegewerkt had aan 't Leuvensch studentenblad L'Escholier. ‘Son principal souci était d'introduire un peu de préoccupation littéraire et poétique dans la vie estudiante. Malheureusement ce souci est le dernier de ceux capables de hanter le cerveau estudiantesque belge.’ Dit laatste gezegde moeten we toch niet zonder tegenspraak laten voorbijgaan. Ons Leven en het taal- en letterlievend
| |
| |
studentengenootschap Met Tijd en Vlijt bewijzen het tegenovergestelde.
La Fédération artistique.
29. | Baes, Art satirique chez les Flamands. |
31. | Van Rijn, Les idées de Jean Bémol. |
32. | de Waele, L'Art et l'Archéologie. |
30-33. | Dauvé, La Jouissance dans l'Art. |
34. | Baes, Hiérarchie d'Art: ‘Le grand artiste ne travaille parfois que pour lui-même.’ |
35. | Van Rijn, Les experts. |
36. | De ingenieur wordt beheerscht door den geest van navolging, ‘à couvrir d'un décor pseudo-artistique (luxe nègre) leurs oeuvres.’ |
Revue d'histoire ecclésiastique, 2.
François Bethune, Les écoles historiques de St Denis.
Revue de l'Art chrétien, 4.
Weale, Les peintures des maîtres inconnus. - Helbig, L'Histoire de l'Art chrétien, par F.X. Kraus. - Roulin, Mobilier liturgique d'Espagne. - Roulin, La châsse de l'Escurial. - Helbig, Lettres inédites de Viollet-le-Duc.
Revue Générale. Juni 1903.
Bon L. Béthune: L'État Indépendant du Congo et l'Opinion Anglaise. - M. Zech: Pergame. - G. Bapst: La Fiancée de Napoléon Ier. - A. Goffin: Salons d'Art. - R. Henry: Un collier de perles. - Chantemerle: Chasseresse. - A. Dreux: L'Anneau du Nibelung. - Cte A. de Limburg-Stirum: De l'art de bâtir les villes. - G. Ramaekers: Poésie: les Papillons. - E. Dubois: l'Afrique nouvelle.
Vragen van den Dag. Juli 1903.
J. Herman Riemersma schrijft over De Vogels van het eiland Rottum, en W. Meyer Ranneft over de beoefening van 't Nederlandsch in de Indische scholen. - Daarna komt een belangrijk artikel van H. Blink over Servie en de Serviërs. De strijd tusschen de huizen Obrenowitsj en Karageorgewitsj wordt o.a. uiteen gezet. - Naar aanleiding der studiën van Richard Ehrenberg, verschenen in de Deutsche Rundschau, wordt het ontstaan en de geschiedenis van het welbekend huis van electriciteitwerken Siemens & Halske hier medegedeeld. ‘De fabrieken te Berlijn, Weenen, Londen en Petersburg, alle van de firma, telden in 1900 ongeveer 4.000 ambtenaren en 15.000 arbeiders.’ - Eenige
| |
| |
lezenswaardige bladzijden over De Sociaal-politieke toestand in Turkeye, naar aanleiding van het artikel van de Milorad Popovitsch in die Neue Zeit. De Europeesche beschaving maakte in Turkeye gedurende de eerste twee derden der 19e eeuw veel grootere vorderingen dan later. Nu schijnen de Europeesche machten zich niet meer te bekommeren om hetgeen in Turkeye gebeurt. - Ten slotte een artikel van Arthur Sperling uit het weekblad Die Nation: Over de werking van minimale doses in de genees- en scheikunde.
De Katholiek. Mei. - Ehrhard (slot). - J.J. De Graaf, Een 25jarige Ziekenverpleging, te Amsterdam. - Linnebank, Dr. Schaepman en de modernen. - Hensen, De Prometheus mythe en Bibliographia Vaticana. - Schrijvers, de oorspronkelijke openbaring.
Juni. - Schaepman (gedicht) van L. van Heemstede. - Beets, door v. Hoogstraten. - Godsdienst en Staat, door de Veer. - Ultra-dogmatisme, door Beysens. - Christendom en rente, door Aengenent. - Meidag (gedicht) door Greven.
De katholieke Gids. Juli 1903.
De aanstaande maskarade der Delftsche studenten zal voorstellen: den ommegang door Bijzantium van Nicophorus II, Phocas, na zijne kroning tot keizer in 963. Persoon en onderwerp werden gekozen met het oog op de pracht der kleederdrachten van die dagen. A. Op de Laak geeft geschiedkundige bijzonderheden over Byzantium en over Nicophorus die ‘het zinkende Byzantische Rijk weder tot grooten luister (bracht) en verhief het weder voor een korten tijd uit den poel der ellende waarin het ten onder ging’. H.B. komt op tegen het artikel van P. van Dorp in de Juni-aflevering van de ‘Katholieke Gids’ over het wezen van het vers. ‘Het standpunt der modernen, het eigenlijke punt van verschil, schijnt hem niet duidelijk te wezen’. - A. Nuyens geeft het vervolg van zijne studie Het Spiritisme. ‘Dat de spiritistische verschijnselen worden veroorzaakt door intelligente wezens wordt door allen aangenomen... Maar welke zijn die intelligenties? Het dubbel-ik van Dr Van Eeden kan niet als serieus worden aangenomen.... Maar dan de verklaring der spiritisten? Zijn dan die intelligenties afgestorvenen die zich aan ons openbaren, of zijn het wezens van andere werelden, bewoners van andere planeten?... Wanneer derhalve de spiritistische verschijnselen niet het werk kunnen zijn van wezens die andere werelden bewonen, noch van de zielen
| |
| |
van afgestorvenen, zoo blijven nog slechts twee intelligente wezens over om ze te bewerken: De Engelen of de Duivelen’ Engelen kunnen het niet zijn daar de wijze waarop zij zich openbaren niet in overeenstemming is met hunne natuur en hun wezen; schrijver vindt dus geen anderen uitleg dan die verschijnselen toe te schrijven aan Duivels. - Vervolg der Novelle Berusting.
De Gids. Juli 1903.
Jan, novelle door Gerard van Eckeren: hoe Jan de vrachtvoerder, smokkelaar werd, met de douaniers vocht, en zoo aan zijn wijf geraakte. Net verteld. - Prof. R.C. Boer schrijft over het oud Skandinavisch gedicht de Völuspa, behandelend het einde der wereld, en trekt een parallel tusschen den ouden dichter en een moderne Arne Garborg die hem voorkomt in zijn I Helheim, (in de woning Van Hel) een geestelijk nakomeling van dien der Völuspa te zijn. De hoofdinhoud van I Helheim is de kritiek van mensch en maatschappij... Geen enkele publieke maatregel kan den mensch redden (volgens Garborg), het eenige middel is bevrijding van zelfzucht. ‘Christus geeft en geeft en wordt aldoor rijker; Belial eischt en eischt en neemt en neemt - en wordt altijd armer. - Dat is juist het geheim.’
‘De taal van Garborg is niet de taal, waarvan de meeste Noorweegsche dichters, die een Europeesche vermaardheid verworven hebben, zich bedienen. De meerderheid schrijft een Noorweegsch, dat in hoofdtrekken Deensch is. Het karakter dier taal is ten gevolge van den sterken invloed, dien het Deensch van het Nederduitsch ondergaan heeft, veel minder Skandinavisch dan van de talen, die op het Zweedsch-Noorweegsche schiereiland thuis hooren.... Daar komt Garborg en schrijft in deze taal (de gesprokene taal in Noorwegen) die nog om het recht van haar bestaan kampt, een gedicht dat door zijn krachtige conceptie, zijne diepe wijsheid, zijn meesterlijken vorm een eerste plaats in de Europeesche letterkunde van zijn tijd inneemt. - Marcellus Emants beschrijft Eene zitting met Eusapia Paladino. Deze is een spiristisch medium. ‘Eusapia kan noch lezen noch schrijven en spreekt alléén Italiaans, juister gezegd Napolitaans. Dit is van algemeene bekendheid en voor de twijfelaars merk ik op dat zij toch zeker wel geen Nederlands zal geleerd hebben met het doel de zeldzame vertegenwooodigers van ons volk, die haar zittingen misschien zullen bijwonen, bij gelegenheid te kunnen verschalken.’ De schrijver wijst er op hoe er hier van geen bedrog kan spraak zijn; uitleg over
| |
| |
de feiten weet hij echter niet. Eene bemerking: in nota onderaan de eerste bladzijde staat te lezen: ‘De Italianen vertalen het woord “séance” door “seduta”. Waarom zouden wij dat goede voorbeeld niet navolgen en “zitting” gebruiken?’ Weet de schrijver dan niet dat de Vlamingen niets anders zeggen? - Eene lange studie van Mer H.G. van der Vies: Uit de kinderjaren der voorwaardelijke veroordeeling waarin de jonge theoriën in zake van strafrecht uiteengezet worden, alsmede het tot stand komen van de voorwaardelijke veroordeeling, die, volgens den schrijver beter zou heeten ‘voorwaardelijke niet-ten-uitvoerlegging der straf’. Hij is niet te zacht voor de Belgische rechters die, zegt hij, met de voorwaardelijke veroordeeling ‘wat al te jongensachtig’ omspringen en ze te veel toepassen. - Dr. J. Vürtheim haalt het boek van Victor Berard, Les Phéniciens et l'Odyssée leelijk door den hekel. - L. Simons zegt veel goed van De Nieuwe Beurs ('t gebouw) te Amsterdam. Uitgeknipt ‘Er zijn in Berlage's werk allerlei crûheden: van constructie, van lijn, van kleur; - crûheden geboren in de worsteling om zich los te maken van valsche fraaiigheid en deernsche opdirkingskunst, gelijk die Antwerpen verbeestelijken in de pas voltooide blokken aan de verwijde Leysstraat’. De Letterkundige Kroniek is gewijd aan Ed. Rostand's Discours de réception à l'Académie française ‘een litterair meesterstukje’.
Noord en Zuid. 4. - Schelts van Kloosterhuis, De Genestet's Zwarte tijd. - Dr Bergsma, De voorvoegsels der werkwoorden: ont. - P.A. Nicolaas Beets.
5. - J.E. ter Gouw, Taal en Zeden onzer Vaderen (naar kluchtspelen). - Hollandsche Zindelijkheid, enz.
6. - Da Costa, De slag van Nieuwpoort, door van Leeuwen. - Taalonderwijs.
De Hollandsche Revue. 25 Juni 1903.
In de rubriek Wereldgeschiedenis wordt gewezen op de overwinning der Duitsche socialisten in den laatsten kiesstrijd. ‘De uitslag van deze verkiezing is een slag in het gelaat van den Duitschen keizer’. De protektionistische plannen van Chamberlain worden besproken. ‘In enkele woorden komt het hierop neer: hij wil een soort van verbond in het leven roepen tusschen Engeland en zijn koloniën, dat hierop berust, dat over en weer moederland en koloniën elkanders uitvoerproducten tegen een lager tarief zullen toelaten dan dergelijke producten uit andere landen.’ Het Servisch koningsdrama komt natuurlijk ook ter sprake. - In de rubriek Belangrijke Onderwerpen zijn beschouwin- | |
| |
gen overgenomen over moderne meubeleering uit het maandblad Het Huis, van bouwmeester Ed. Cuypers. - De karakterschets is gewijd aan J. Oudegeest, voorzitter der Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, die zoo'n groote rol speelde in de stakingen van Januari en April 1. 1.
Het Nieuwe Dompertje. Kath. Maandschrift, Rotterdam, Mei 1903.
Pr. Buissink geeft het slot zijner verhandeling over Telepatische Verschijningen: stelsels die ze beweren uit te leggen, en de ware beteekenis er van. - Nicolaas Beets, het begin eener voordracht, door H. IJzermans, pr.: ‘een woord van dankbare waardeering voor het vele goede, dat zijn lang leven ons biedt. Zijn naam vult sinds 70 jaren een schoone bladzijde in het geschiedenisboek onzer vaderlandsche letteren.’ - Mgr. Dr. Schaepman, door Jac. P. van Term; vervolg eener alleszins lezensweerdige bijdrage. - Wie was Jezus van Nazareth? Apologetische proeve, door Th. Bensdorp, C. Ss. R.: inleiding en 1e hoofdstuk. - Mei-verlangen, gedichtje van A.D.
De Nederlandsche Spectator. 17. - Potgieters brieven.
19. | - Maria van Reigersberch. (Brieven). |
21. | - W. Elliot Griffis Young People's History of Holland. |
23. | - Over De Vrije Tribune. |
24. | - Kon. Akademie, afdeeling letterkunde. 8 Juni. Levensbericht van J. van der Vliet. - Nieuwe leden. - Haspels, taalvirtuoos of apostel (v. Deyssel). - Bouw- en ‘sierkunst’, 3e aflevering. |
Van Onzen Tijd. Nr 8.
Over Guido Gezelle. naar aanleiding eener lezing van pastoor Hugo Verriest in den Rotterdamschen Kunstkring door Maria Viola. Veel goeds natuurlijk over Gezelle en Verriest, maar geheel Gezelle hebben de Vlamingen toch niet verstaan: ‘de artistieke hartstocht, die de welige verbeelding volgt op haar stralende vaart is dien Vlamingen, onder wie Verriest zeker een der ontvankelijksten en edelst-aangelegden is, ganschelijk vreemd gebleven.’ Nog iets: is 't wel waar, zooals het tegenwoordig in Holland en ook een beetje in Vlaanderen bij hoog en laag beweerd wordt dat ‘Vlaanderen geen liefde had’ voor Gezelle en dat ‘de jongere Vlamingen wakker geworden (zijn) door het gerucht der lof-zeggende stemmen uit het Noorden?’ De officiëele mannen waardeerden doorgaans Gezelle niet, omdat hij zoogezegd ‘Westvlaamsch’ schreef, omdat hij een
| |
| |
priester-dichter was, en ook wel om reden zijner Vlaamschgezindheid; buiten Westvlaanderen was Gezelle weinig gekend, maar in Westvlaanderen was hij de dichter, boven alle andere geschat, ook vooraleer in Holland men zijn naam hadde vernomen. - Het Hofke, begin eener novelle van Marie Koenen. - Voorts verzen van Herman Van Zuyle en van Ed. Brom.
Nr 9. - Vervolg van Marie Koenen's Het Hofke. - Beatrys, de legende, verteld door Albertine Smulders. - Molkenboer schrijft over De decoraties van de nieuwe beurs te Amsterdam. Hij vindt ‘dat het resultaat der samenwerking van bouwmeester en de sierkunstenaars prachtig is, mooier dan nog ooit werd bereikt.’ Bijzondere lof wordt gesproken van de gekleurde venster van Derkinderen in de Kamer van Koophandel. - Frans L. Vinck schrijft Over Kerkmuziek: een geschiedkundig overzicht. In een volgend artikel zal de schrijver antwoorden op de vraag: Welke is de toekomst der R.K. Kerkmuziek?
Das litterarische Echo. 15n Juni.
Van E. von Wolzogen een nawoord Zur Pathologie des Zeitungsschreibers. Terecht klaagt de bekende romanschrijver de gewetenloosheid aan van de dagkritiek. - A. von Ende brengt ons tijding Aus der amerikanischen Belletristik. Volgens hem is de Amerikaansche letterkunde aan de voogdij der Engelsche ontwassen: ze leeft haar eigen Amerikaansch leven. Getuige de novellendichter Henry James, getuige de romanschrijver William Dean Howells; getuige ook de te vroeg ontslapen Frank Norris. - Aus Platens Nachlass (O.F. Walzel), Geld und Geist (A. Bettelheim), Skandinavische Romane (W. Fred) zijn boekbesprekingen.
- 1n Juli.
Dichterisches und kritisches Vermögen kunnen niet samengaan, beweert E. Platzhof-Lejeune. ‘Warum das? Weil der Dichter ein berufsmässiger Egoist, der Kritiker ein berufsmässiger Altruist sein muss.’ En wat doet ge dan met Goethe, Schiller en Lessing? - Die Namen im Roman. (Th. Klaiber). - A Ruhemann spreekt over Belgische Romane en wijst terecht op de verdiensten en de beteekenis van Courouble. Hij gewaagt insgelijks met veel lof van Lemonnier's ‘Petit Homme de Dieu.’ - Besprekingen van Oesterreichische Litteratur (P. Leppin); van Ein spanischer Lyriker, nl. Leopoldo Diaz (J. Fastenrath), van Emerson-Uebersetzungen (A. von Ende). - Een paar Gedichte van O. Berdrow.
| |
| |
Anzeiger des germ. Nationalmuseums. I.
Bauernstube, von Otto Lauffer (2 platen). - Die Araisine, von Feldhauss (1 plaat). - Medaillen des medico-hist. Kabinets, von Bredt.
Der Katholik. April 1903.
Stan. V. Dunin-Borkowsky S.J., Blicke in das Selbstzeugnis und die Theologie Jesu Christi und des Völkerapostels. - Hagiologisches aus Alt-Livland. - F.F. Zur Geschichte des Ave Maria des Angelusgeläutes und des Salveandacht. - Dr A.N. Die marianische Benediktion Nos cum prole piae. - Die Lutherischen Bekenntnisschriften. - Dr Wilhelm Scherer, Der ‘Weinstock Davids’, - G.M.P. Robert Weiszenhofer O.S.B.
Stimmen aus Maria-Laach.
5. Das Studium der Philosophie, einst u. jetzt, von B. Cathrein. - Babylon u. Christentum, von Kugler (II). - Die Wohnungsfrage u. ihre Ursachen (Pesch). - Konstanztheorie oder Deszendenztheorie (Wasmann, Slot). - Aus Bettinas Briefwechsel (Pfülf, II). - Die Wandgemälde der St. Sylvesterkapelle zu Goldbach (am Bodensee), (St. Beissel).
6. Meschler, Das wahre Leben. - Krose, Die Verbreitung der wichtigsten Religionsbekentnisse zur Zeit der Jahrhundertwende. - Th. Schmid, Die Bestrebungen zur Choralreform unter Klemens VIII. - Gruber, Combes und seine Kirchenpolitik. - Leitner's Lehrbuch des kath. Eherechts. - P. Allard's Julien l'Apostat.
Quinzaine, 16 Mai.
Max Turmann: L'organisation du crédit agricole, l'exemple de la Belgique: in eene zeer uitgebreide studie doet de schrijver de Belgische Raiffeisenkassen kennen en hij wenscht dat die instellingen ook in Frankrijk meer zouden verspreid worden. - P.L. Rohn: L'Intègre I (roman;. - G. Michaut: Sainte Beuve et Michiels: six lettres inédites. - Bangor: Impression d'art en Chine. - L. des Essarts: Les écoles poétiques en France: De schrijver beweert ‘que la France a toujours eu l'hégémonie des beaux vers’; en dan zoekt hij waarom het zoo staat: hij antwoordt hierop dat klanken, rythmus en rijmen, de fransche taal verre boven de andere talen plaatsen, en dat de altijd vernieuwde strekkingen het leven in de letterkunde onderhouden. - Ph. Gonnard: Les Idées religieuses de Lamartine.
| |
| |
- 1 Juin.
Labertonnière: Philosophie et religion. - P. Le Rhon: L'Intègre II. - Le Flandrin: Les salons de 1903. - Ph. Gonnard: Les Idées religieuses de Lamartine. - Max Turmann: L'organisation du crédit agricole. - Ives Le Querdec: Pages à relire. Veuillot: Le mouvement des jeunes catholiques.
|
|