Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903
(1903)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
MuziekfeestHet was het 80e van den Nederrijn: eene soort wedstrijd tusschen Aken, Keulen en Dusseldorf, nadat, in de oudste jaren, Elberfeld was terug getreden uit gebrek aan ruimte. Genoemde steden zijn zoo gelukkig bestendige gezelschappen voor gemengd koor te bezitten, hetgeen bij groote gelegenheden niet weinig de goede samenwerking en aldus de kracht der koren bevordert. Dit bleek te Aken op de Pinksterdagen niet minder dan bij kleinere gelegenheid, zoowel ter uitvoering van Beethoven's mis in Ré als uit het heerlijke achtstemmige a-cappella koor van J. Brahms: Fest- und Gedenksprüche; bijzonder trof hier de eenheid van intonatie. Afwisselend zwaaiden Weingartner uit Munchen en Schwickerath, de Akensche kapelmeester, den dirigeerstok met bezielenden slag. Opmerkelijk was het dat dit maal niet te zeer aan de Wagner-mode was geofferd: de keizermarsch tot slot, dat was alles, terwijl de elders ten troon geheven Richard Strauss geheel en al was achterwege gelaten, wat niet weinig (wellicht met opzet) bijdroeg om de zoete effecten van Weingartner's orkestwerk Das Gefilde der Seligen (naar een ideaal landschap van Böcklin bewerkt) des te beter te doen gelden. De belangstelling trotseerde eene bijna onverdragelijke hitte, terwijl, zoowel op de repetitiën als bij de uitvoeringen geen enkele stoel meer vrij bleef. Onder de hoofden der menigte welke zich letterlijk verdrong, onder de stemmen welke rondruischten, vernam men zonder moeite die der Belgische streken, uit Verviers, Luik, Antwerpen, Leuven, Brussel en Deynse, van allen kant en stand toegestroomd, behalve nog zoovelen uit Luik, Utrecht, den Haag, welke deel uitmaakten van 't orkest. | |
[pagina 182]
| |
Amsterdam heeft in der tijd na Keulen het eerste voorbeeld gegeven eener zesmaal herhaalde uitvoering der volledige mis. Beter, voorwaar zou het nog geweest zijn, indien voor kerkelijk doel de twee jaren studie aan meer liturgische muziek waren besteed. Ondertusschen hebben die uitvoeringen eenen blijvenden indruk van hooge esthetische waarde achtergelaten, welke nog heden werkt om het genot te verlevendigen, van dit hoogst edele werk, waarop de Verdoemenis van Faust past gelijk een vuist op een oog, zooals het spreekwoord zegt. Wij bedoelen het oratorium Damnation de Faust, wat zich in elk geval beter in de Fransche taal dan in 't Duitsch voordoet. Misschien ligt het wel daaraan, dat de librettisten van Faust niet eenen diepen denker, maar eenen oppervlakkigen droomer hebben gemaakt en dat bovendien de sonoriteit der taal door de vertaling veel heeft verloren. En dit is nog niet alles waarom het niet mogelijk is de compositie met onverdeelde belangstelling toe te hooren. Wat den Faust van Göthe eigenlijk karakterizeert, namelijk zijn hoogmoedig streven naar kennis, naar waarheid, wordt hier ter nauwernood aangeduid. De duivel komt zonder de minste voorbereiding. En er is nog meer. Ook de figuur van Margaretha moet als mislukt beschouwd worden. De toehoorder vermoedt niet haren val. Hoe valsch is bovendien de samenloop van omstandigheden! Of Faust en Gretchen al onafgebroken declameeren over de ‘heiligheid’ van hun doen en laten, maakt de zaak eenvoudig belachelijk.
Met de Damnation de Faust van Hector Berlioz, vervulde den geheelen avond van den tweeden dag, 's meesters sinfonie fantastique, nog een werk, waarvan de facture en de schilderachtige orkestratie ons met andere eigenschappen boeien, doch waarvan het onderwerp (het program) ons koud laat door de valschheid der gevoelens en het onvermijdelijk gebrek aan psychologische ontwikkeling van een afgezaagd onderwerp. Wat er ook van zij: de uitvoering was recht voldoende, al moest men bij die hellevaart het Pinksterfeest ook wat vergeten. Zelfs had men (ter eere van deze duivelsgeschiedenis?) de dames van het publiek aan de deur verzocht de hoeden af te zetten, terwijl men den vorigen dag bij de Mis dat verzoek niet had | |
[pagina 183]
| |
gesteld. Messchaert karakterizeerde weder meesterlijk zijne rol, al had de tekst ook, zooals gezegd, te lijden onder de barbaarschheid der vertaling, waardoor de ‘serenade’ zich niet genoeg kon doen gelden. Forchhammer, de Frankforter tenor, toonde stem en dramatisch talent genoeg om Faust te vertolken, maar zijne klaagtonen bedorven niet weinig zijne voordracht, wat vooral uitkwam bij de Mis. Het is niet gemakkelijk, zelfs voor een tooneelspeler, zich van Faust in 't Agnus Dei te verplaatsen. Beter slaagde hierin het voortreffelijk talent en de klare stem van Frau Seyff-Katzmayr, uit Weenen. Gaarne reiken wij ook Marcella Pregi eenen krans van echte lauweren (geen vergulden karton-tak, gelijk tegenwoordig de smakelooze mode wordt); wij kennen Pregi's fijn talent reeds lang uit Brussel; te Aken trad zij met geestige liederen op. Ook Marie Henke (alt) verdient aanmoediging. Allen zij een prijs toegekend voor het afzijn van het misselijk chevroteeren, dat ons sedert de laatste jaren van Tamburini (1863) nog als een insekt plaagt. De pianist Busoni heeft geschitterd door klaarheid met Weber's Concertstück, maar Liszt's omschrijving van het Dies irae had hij gerust ter zijde kunnen laten. Aldus behandelde kerkzang valt niet in onzen smaak. Liepe (bas) uit Berlijn (Brander) verliest zich in de schaduw, evenals de aanbevolene der koningin van Rumenië, Enesco met zijne viool. Geheel onverklaarbaar is het dat, na den grooten bijval vroeger te Aken aan Tinel's Franciscus te beurt gevallen, zijn laatste groote werk Godoleva niet in aanmerking is gekomen; daar er toch in Duitschland bepaald behoefte bestaat aan groote, nieuwe werken en de mis van Beethoven herhaaldelijk op een Nederrijnsch muziekfeest werd ten gehoore gebracht. Daar mag wel een weinig anti-clericale kameraadschap achter steken. Ten slotte nog een woord van lof en dank voor den onvermoeiden ijver van het Comité en diens secretaris den heer ClassenGa naar voetnoot(1).
P. Alb. Th. |
|