| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Onze Kunst, 4. bevat de verzameling Pacully, te Parijs, door Max Rooses, met verlichting naar Rembrandt, enz. - D. Wiggers, door L. Simons. - De druiven persende boschgod met tijgerin, door Rubens, van Max Rooses. - Kunstberichten.
De Vlaamsche Kunstbode, April 1903.
Begin eener vertelling van A.V. Bultynck Eene kale Juffer. - Vervolg der studie van Ed. Van Even: De schilder P.J. Verhagen, zijn leven en zijne werken. - Een uitgebreid verslag over den Gezelledag te Kortrijk den 20n April ll.; worden meegedeeld de redevoeringen van Cam. Versluysse, voorzitter van het Gezellecomiteit, die het borstbeeld aan de stad overleverde, van burgemeester Reynaert die het aanvaardde en van Alf. Janssens die de feestrede hield. - Nog verzen van P.P. Denys en J. Stinissen.
Tijdschrift van het Willems-Fonds, Maart-April 1903.
M. S(abbe) deelt een lied mede van Peter Benoit, geschreven in Jancari 1896 op Waalschen tekst van Leon Pirsoul Notre chère Betgique. Nog van M. S(abbe) eenige bladzijden over Gustaaf Van Hoey, sedert 35 jaar bestuurder der Mechelsche Muziekschool, aan wien de Vlamingen grootendeels te danken hebben dat de candidaten voor den zoogenaamden prijs van Rome sedert 1865 de keuze hebben tusschen eenen Vlaamschen en eenen Franschen tekst. - M. geeft eene korte ontleding van het boek van den Jezuiet Friedrich von Spee, verschenen in 1636, Een boek vertoonende hoe men tegen Toovenaers procedeert. - Jac. Stinissen wijdt eenige bladzijden aan wijlen Jan Antoon Torfs, rustend schoolopziener, overleden te Leuven den 20 Februari 1. 1., bekend om zijne hier te veel geprezen letterkundige ontleding van Ledeganck's Drie Zustersteden, zijn populaire Geschiedenis van Leuven en het onlangs verschenen: Een lagere dorpsschool van over vijftig jaren (1848-1853). - Nog verzen van M. Rudelsheim, een brief uit Noord-Nederland door C. Van Son en boekennieuws.
| |
| |
Biekorf, nr 7. Is Rogier van der Weyden Vlaming of Waal? vraagt J.B. Dugardyn zich af. Dank zij de opsporingen van M.L. Maeterlinck, kan hij daarop antwoorden dat R.v.d.W. Vlaamsch is van afkomst en door zijn kunstrichting behoort tot de ‘Dietsche vijftiendeeuwsche schilderschool.’
Germania, Mei 1903.
Herhaalde malen in de laatste afleveringen bracht Germania artikelen over de Zuid-Afrikaansche Duitsche kolonies in verband met de Boerenbevolking. Prof. P. Somassa van Berlijn schrijft weer over dit onderwerp. Engeland zal Duitschland nu wellicht gerust laten in Zuid-Afrika uit vrees de krijg weer te doen uitbreken in zijne nieuwe bezittingen; wat het inwijken der Boeren in de Duitsche kolonie betreft, schrijver meent niet dat zij in de eerste jaren belangrijk worden zal en hij is er niet kwaad om, daar hij er aan twijfelt of de Duitsche beambten wel er tegen opgewassen zijn de inwijkelingen in de kolonie in te burgeren. - Leon. Willems geeft het vervolg van zijn lezenswaard artikel: Over twee anti-vlaamsche brieven toegeschreven aan Minister Rogier. De zoogezeide brief aan lord Palmerston wordt besproken. Schrijver betwijfelt de echtheid daarvan en meent dat de Vlamingen Rogier onbillijk beoordeelen. Men heeft hem de rol toegeschreven die eigenlijk gespeeld geweest is door ‘de aartsvijand van onze taal in 't jaar dertig, de stelselmatige verfranscher.... de landsverrader Alexander Gendebien.’ - Prof. Dr. E. Liesegang verheugt zich over de hartelijkheid waarmede de Duitsche Keizer in Denemarken is ontvangen geweest, de oude veete, schrijft hij, is vergeten. Ten slotte komt hij op tegen de beschuldigingen van Björnson als zou Duitschland in Noord-Sleeswijk met overdreven strengheid het Deensch te keer gaan. Bewijzen geeft Liesegang echter niet. - Verder het vervolg van Dr. Kern's lezing in de Vlaamsche Academie Over Jacob Grimm en zijn invloed op de ontwikkeling der Nederlandsche Taalwetenschap.
't Park's Maandschrift 15 Mei 1903.
J.E.J (ansen) gaat voort met zijne Geschiedkundige Navorschingen over de Aloude Abdij van 't Park. Ditmaal is aan de beurt Joannes Maes, abt van 1635 tot 1647. Nog in dit nummer eenige geschiedkundige aanteekeninge over De Voormalige Abdij van Leffe (voorstad van Dinant).
St.-Cassianusblad. Tijdschrift voor Opvoed. en Onderw. Mechelen. Mei 1903:
| |
| |
Wetenschap en Ongeloof, door F.D. - Landbouwonderwijs in de Lagere school. Verslag op het laatste Congres van Mechelen voorgedragen door Hr. Van de Zande. - Kinderlach, gedicht van L. Mercelis. - De Kruisiging van Jesus, door S. Daems, letterkundige ontleding van Kan. J. Muyldermans. - Ons Paaschfeest, gedicht van M.M. Tz. - Oud-Normalistenbond van Mechelen. Vergadering van den 15 April l.l. Verslag van F.D.M. - Smeekschrift naar de Kamer te zenden - Christene Werking, door F. Clerckx. - Te Assche, door D. - Praeclara Custos Virginum, in Vlaamsche verzen vertaald door Ew. Hr. Dryvers; met cijfermuziek. - Volledige Begrippen van Tijdleer. - Wedstrijd in Godsdienst. Officiëele stukken. Snippers. Aankondiging van Boeken, enz. - Hoogstbelangrijke aflevering vooral in opzicht van den strijd die, naar het blijkt, tegen de christen-gezinde onderwijzers gericht wordt door de kweekelingen van het Staatsonderwijs.
Jong Dietschland, Paaschnummer 1903.
Van J.D.C. eene al te strenge beoordeeling van L. De Koninck's Lofdicht over het H. Sacrament. - Dr. G. Lefèvre schrijft eenig zeer waardeerende bladzijden over Melati van Java, ter gelegenheid van eene nieuwe uitgave harer werken door den Nederlandschen Boekhandel. - Alfred Bertrang geeft een goed overzicht van Hippol. Van Peene's kunst en vat zijn oordeel samen zeggende dat Van Peene niet geschapen was om treurspeldichter te worden; hij had maar aanleg tot het kluchtspel en daarin heeft hij fraais en degelijks geleverd; ware hij in zijne stukken waarschijnlijker en zijn stijl zuiverder, dan zou Hippoliet Van Peene als groote vaudevillist in de Vlaamsche letterkunde staan. - Eene Weêrkomst van Jef Joos verraadt, evenals de schetskens van den schrijver die de vorige afleveringen ons brachten, veel aanleg. - Ook nog verzen van Al. Hellinx, J. Anthonissen, K. Jozef en J. Van Etsel: - Geestdriftige bladzijden van Karel Mertens over wijlen Dr. Schaepman. Twee der hier gedrukte opstellen werden voorgedragen in het Leuvensch Taalen letterlievend genootschap Met Tijd en Vlijt. Waarom staat dit niet onder aan vermeld om alzoo blijk te geven van het leven van ons oudste studentengenootschap.
De Banier, Mei 1903, brengt het begin van een artikel over Nicolaas Beets door Fr. Dierckx, waarin wij lezen: ‘Aan ons, Vlamingen, komt de eer toe onze taalbroeders van boven den Moerdijk wakker geschud te hebben. De jaren 1815 tot 1830 waren, hier te lande, jaren van strijd zoowel op letterkundig als op politiek terrein. De Vlaming wilde zijn taal de rechten doen
| |
| |
schenken die haar toekomen. De verdrukking baarde weerstand en de strijd bracht helden voort. Er werd geschreven, gedicht, gesproken en gestreden, en de weergalm van al dat wapengekletter drong door tot in de ooren van het sluimerende Holland.’ Wat beteekent me dat? - Een nuchter reisverhaal Van Dinant naar Hastière door Th. Sevens. - M. Coune geeft een uitgebreid verslag over de Kerkzangvergadering van Peer (15 April 1903). - Van E.A.J.W. Van Genck een versje: Het Werkmanskind.
Volkskunde. 1e-2e, 3e-4e afl.
Het spel van de Koningsdochter wordt door de geleerden op tweeërlei wijze verklaard: Sommigen zien in de koninginsdochter de godin Holda, die gedurende de wintermaanden gevangen gehouden en in 't voorjaar bevrijd wordt, de winterdemonen wijken, en het hemelsche ‘lichtrijk’ wordt opnieuw ontsloten. Den heer A. De Cock komt het aannemelijker voor in het spel eenvoudig een met geweld gepleegden vrouwenroof te zien, een schaking met goedkeuring van het meisje en gevolgd door een huwelijk. - ‘De duivel’, zoo schreef iemand naar Dr. J. Schrijnen, ‘huist in de Ravenstraat tusschen Belfeld en Kaldenkirchen. Elk jaar krijgt hij een paar blikken klompen, anders is die plaats onveilig.’ Zou dit Belfeldsch duivelsoffer niet een rudimentair Wôdansoffer zijn? vraagt Dr. Schrijnen zich af. - Over Hulp zoeken bij geestelijken van een anderen godsdienst (Dr. W. Zuidema). - Giganten of reuzen: Marcus van Vaernewijck en het geloof aan Reuzen; Keizer Karel en de Giganten (A. van Werveke). - Voortzetting van Spreekwoorden en Zegswijzen (A.D.C.). - De ‘Reinaert’ bij de Indianen. Uit ‘The Journal of American Folklore’ deelt J.D.C. een Indiaansch dierensprookje mee dat z.i. verwant is met de Europeesche en Oud-Indische volksoverlevering. - Nederlandsche sprookjes en vertelsels, medegedeeld door G.J. Boekenoogen. - De Dood van Kain in de Engelsche mysteriespelen van Coventry, ‘had oorspronkelijk niets met de Baldersage gemeens,’ zegt Paul Hamelius, ‘de onloochenbare gelijkheid tusschen beiden moet eerst in den loop der middeleeuwen ontstaan zijn.’ - Spreekwoorden en Zegswijzen, afkomstig van oude gebruiken en volkszeden (A. De Cock). - Naar 't klooster Affligem:
naklank van een pennetwist met een Hollandsch maandschrift. A.D.C. erkent dat er in zijn art. over Affligem eenige kleine onnauwkeurigheden geslopen waren. Doch de hoofdzaak houdt hij staande. ‘Ik kan niet anders dan herhalen dat mijn art. zeer getrouw weergeeft hetgeen de aangeduide bedevaarders (allen van Denderleeuw) mij, zonder op- | |
| |
zettelijk onderzoek van mijnentwege, over hun geval hebben medegedeeld.’ - Nederlandsche sprookjes en vertelsels (G.J. Boekenoogen). - Allerlei Groninger volkswijsheid (W. Zuidema).
La Fédération Artistique. 24. L'art satirique chez les Flamands (vervolg), door Baes. - 25. La libre esthétique en France, door de Waele. - L'École des Beaux-Arts de Paris est peut-être actuellement plus brillante et plus fantaisiste que sérieuse. - 26. Coloris systématigue, van Baes. - 28. Dilettanten in de schilderkunst (Exposition).
Annales de la Société d'Archéologie. XVI, 3 en 4. Schweinthal, Le voyage du P. Reginbald Moehner, en 1650. - Vlaminck, Le Château des comtes, te Gent. - Bigwood, La question des rentes payables en grains. - Schrijver, Cloches belges en Italie et en Angleterre.
Revue Générale, Maart 1903.
E. Dubois: La Conférence coloniale de Londres. - Cte Ch. de Villermont: Education d'exilé. - F. Van den Bossche: Le chemin de Damas. Drij groote fransche schrijvers hebben deze laatste jaren dien weg bewandeld: Brunetière, Huysmans, Bourget.
Brunetière is als de laatste kweekeling van Port-Royal, in de strengheid der regelen waarmede hij kunst en letteren wil mennen. Hij maakte zich bijzonder verdienstelijk als tegenstander van den ‘natuurroman,’ en de Kerk begroet in hem eenen verdediger der gehalte eenes J. de Maistre en E. Hello.
Is Brunetière bekeerd door de kracht van 't verstand, Huysmans is tot de Kerk teruggekomen door de begeestering der kunst. Hij heeft de verschillende deelen zijner terugkomst aangeduid in: ‘Là-Bas, En Route, La Cathédrale.’ Zijn privaat leven sedert de verschijning van ‘En Route’ vóór acht jaren, is de beste weerlegging als zou zijne bekeering niet ernstig zijn.
P. Bourget liet zijne bekeering blijken in ‘Le Disciple’ in 1889. Hij is de romanschrijver der ‘begaafde zielen’ en heeft zijne zielkundige romans tegenover de naturalistische gesteld. Hij is de bekeerling in den wil. - Bon de Trannoy: Malou et l'Organisation des Conservateurs vers 1852. - Deze lezenswaarde bladzijden, getrokken uit een werk in voorbereiding over het leven en streven van Malou, handelen over het streven van Malou tot herinrichtingen der behoudsgezinde pers. - E. Van der Smissen: Le régime légal des mines et ses lacunes. - E. Gilbert: Poètes. - A. Bordeaux: Voyage en Sibérie. - E. de Ghélin: Chro- | |
| |
nique Sociale. - H. Davignon: Une histoire de la littérature française en Belgique avant 1830.
Revue Générale, April 1903.
Ch. Woeste: L'Enseignement des langues latine et grecque. - ‘Latijn en Grieksch zijn doode talen, men vergeet ze weldra. Waarom ze niet vervangen door Duitsch en Engelsch?’ Er valt te antwoorden dat die talen niet zoo dood zijn als men het graag bevestigt; doch aangenomen dat men die talen vergeet, zal hetzelfde niet gebeuren met Duitsch en Engelsch? En zoo Latijn en Grieksch moeten vervangen worden, waarom niet door Italiaansch, Spaansch, Natuur- en Oudheidkunde enz.? Doch dat Duitsch en Engelsch de bovenhand hebben is te danken aan het positief nut dat men er denkt uit te trekken voor den dagelijkschen handel, en dit belanghebbend doel is de groote reden die juist tegen hunne invoering pleit. De humaniteiten moeten den ‘mensch vormen’, en bij aldien Engelsch en Duitsch noch de majesteit van het Latijn, noch de zoetluidendheid van het Grieksch bezitten, zouden die talen aangeleerd worden om woorden te kennen, niet om den geest te vormen. Men brengt nog in dat de klassieke humaniteiten het beste middel niet zijn om tot de hedendaagsche samenleving te worden ingeleid: men vergeet dat de samenleving niet uit een stuk wordt gebouwd maar het gevolg is van een langzaam werken, en aan dien kant kan de invloed der Grieken en Romeinen op maatschappij en kunst niet worden geloochend.
Bon de Borchgrave: La colonisation au XIXe siècle. - A. de Ridder: Mémoires et Correspondances. - A. Bordeaux: Voyage en Sibérie. - R. de Margueron: Evolution. - Bon de Trannoy: Malou et l'Organisation des Conservateurs vers 1852. - H. Van Groenendael: La loi Hollandaise sur les accidents du travail. - E. de Ghélin: Chronique Sociale. - A.Th. Rouvez: Aux pays des bonnes gens. - L. Antheunis: Aya Sofia. Na in eene voorgaande aflevering Da Costa en zijn ‘Hagar’ te hebben doen kennen, gaat de schrijver voort met de Nederlandsche letterkunde door de Fransch-sprekenden meer te doen waardeeren. Daartoe geeft hij eene studie over ‘Aya Sofia’ naast vertalingen van merkelijke deelen. Over Schaepman sprekend, getuigt de schrijver: ‘Son oeuvre poétique ne jouit peut-être pas de la popularité dont jouissent bien d'autres, mais elle n'en est pas moins immortelle comme la foi qui en est l'inspiratrice.’
R. Henry: L'autel de la Science. - E. Gilbert: ‘La Belgique’.
| |
| |
Revue Générale, Mei 1903.
L. Henry: Charles de la Vallée-Poussin. - V. Brants: Le régime des associations ouvrières en Allemagne en 1902. - A. De Ridder: Mémoires et correspondances. - H. Davignon: Enquête sur l'éducation de la jeune fille moderne. - A.Th. Rouvez: Aux pays des bonnes gens - A. Goffin: Salons d'art. - E. Gilbert: OEuvres de Misericorde. - H. Bordeaux: Trois nouvelles. - P. Poullet: La conférence de Londres 1830-31.
Durendal, Avril 1903.
Jules Destrée geeft het vervolg van zijn lezenswaarde studie over Quelques peintres de Sienne. Matteo di Giovanni ‘une de mes admirations’ is ditmaal aan de beurt, alhoewel ‘la situation de Matteo n'est point considérable. C'est un des Siennois du XVe siècle desquels il est entendu qu'ils se sont tous pareillement attardés à cultiver, pour de fastidieux tableaux de dévotion, des traditions stériles...’ E.H. Aug. Cuppens geeft een kort overzicht van Stijn Streuvels' werk en eene welgelukte vertaling van Streuvels' schetske Dans la Bourrasque. ‘Les premiers essais, zegt schrijver, parurent, si je ne me trompe dans le Nieuwe tijd.’ Wij meenen vroeger, in Vlaamsch en Vrij, ook schetskes van Streuvels gelezen te hebben. ‘A chaque coup - à chaque nouveau volume - on a devant soi un autre Stijn Streuvels’ lezen we nog in H. Cuppens' opstel. Velen, wij o.a. zullen daarmee niet instemmen, maar wel met hetgeen hier geschreven staat over Streuvels als zielkundige. ‘A mon sens il n'est grand psychologue que lorsqu'il transpose dans sa prose magnifique ce qu'il a lui-même vécu dans son enfance et ce dont il porte, en une âme vierge, l'empreinte ineffaçable et exacte comme une photographie, mais une photographie qui serait de l'art.’ - Van Vincent d'Indy een goed artikel: Les trois styles de Beethoven. Wij knippen uit: ‘La nature vous eut-elle doué à votre naissance des dons artistiques les plus extraordinaires .... jamais vous ne produirez une oeuvre durable, jamais rien de vraiment beau ne pourra sortir de vous, si votre âme n'a été touchée par ces deux indispensables fécondants du genie: la souffrance et la foi.
De la foi, je ne parlerai point, car mon esprit repugne à se représenter un artiste créateur incrédule et les efforts de certains normaliens pour démontrer qu'un Mozart ou un Pérugin ont pu être des athées, ne m'ont, certes, point convaincu...’
De Katholieke Gids, Mei 1903.
Slot van P. Cyrillus' geschiedkundige bijdrage: Pater Marus van Aviano, minderbroeder-capucijn, het beleg en het verzet van Weenen
| |
| |
1683. - Van E.p.W. de Veer S.J.Z.H. Leo XIII. Eene lezing. - A. Nuyens geeft het vervolg van zijne studie over Het Spiritisme. De verschijnselen van het Spiritisme, zegt hij, bestaan; van misleiding, zinsbedrog, eene bewuste of onbewuste hersenwerking kan geen spraak zijn. Schrijver geeft een kort overzicht van het spiritisme in de vóor- en na christelijke tijden en besluit dat de ‘spiritische agens is... een intelligentie en een groote intelligentie bovendien. Welke zij is zullen wij nu gaan onderzoeken.’
Van Onzen Tijd, 5e jaarg., nr 7.
Huib. Luns schrijft over een Madonna beeldje, toegeschreven aan Dirk Bouts en onlangs door het Brusselsch Museum aangeworven. - Th. Molkenboer geeft een algemeen overzicht van de pottebakkerskunst ‘Er is geen edeler en schooner kunst dan de pottebakkerskunst en dit bewijst de beschavingsgeschiedenis. Geen kunst gaf zoo volmaakt de ontwikkeling van een stam, een volk, een periode weer, dan de vazen, pullen, potten en bekers, die in dien tijd gemaakt zijn. Geen metier stond hooger in alle bloeiperioden van kunst dan deze meest volmaakte van alle kleinkunsten.’ - De Klerk geeft het slot van zijne vergelijking tusschen Hooft en Vondel en Maria Viola eenige beschouwingen bij 't herlezen der verspreide verhalen in proza van Alberdingk Thym. ‘Alberdingk Thym had zooveel fijns en edelaardigs in zinnen en ziel, waaraan het meerendeel der gelijk- en even na hem levende novellisten niet reiken kon met de moeizaamst bezonnen denkingen hunner vernuftlooze hoofden; waarbij de anecdotische onbeduidendheid, de grove geestdrift en het droog vroomheidsvertoon hunner geschriften tot lêege wezenloosheid verbleekt.’
De Gids, Mei 1903.
De steunpilaren der ‘Ope van Vrede’ eene schets door Cyriel Buysse: goed afgekeken, maar geen diepe kunst. - Mr. H.P.G. Quack ontleedt Hampden in the ninetheenth Century John Minter Morgan's sociale roman van het jaar 1834: het boek is belangrijk omdat het inlicht over de Engelsche toestanden van toen en de eischen der toenmalige volksgezinden: 15 tot 17 uren daags werken en de vrouwen en kinderen tot den arbeid aangedreven, lijk de slaven van 't heidendom, met roeden van ijzren punten voorzien. - Prof. A.A.W. Hubrecht schrijft over Opvoeden of Onderwijzen. ‘En wie, zooals wij, dagelijks in aanraking komen met jonge menschen die van de banken van gymnasium of hooger burgerschool zoo juist naar de universiteit
| |
| |
verhuisd zijn, die zien het met droefnis aan, hoe de overgroote meerderheid trouwe “examenhengsten” geworden zijn, in wie individueele belangstelling in de studievakken waarvoor zij zich geplaatst zien, die zoo gezonde nieuwsgierigheid van de jeugd, heeft plaats gemaakt voor blind vertrouwen in dictaten en handleidingen, die hun langs mnemotechnischen weg zullen voorbereiden tot het afleggen van wat hun sinds hun twaalfde jaar als het alleen zaligmakende is voorgehouden: een repititie, een overgangs - of een eind-examen.’ - Mr. J. Limburg pleit ten voordeele van het algemeen kiesrecht, ter gelegenheid van het wetsvoorstel neergelegd door de vrijzinnig-democratische leden der Tweede Kamer. - Dr. W.G.C. Byvanck geeft het vervolg van zijne uitvoerige studie over Henriette Roland Holst.
De Hollandsche Revue, 25 April 1903.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis o.a. eene korte samenvatting van het wetsontwerp den 25n Maart l.l. neergelegd in het Engelsche Parlement, door den secretaris voor Ierland M. Wyndham en strekkende tot het koopen, door de Iersche pachters, van hunne hoeven; ook inlichtingen over de handelwijze der Russen in Finland. Onder de rubriek Belangrijke Onderwerpen o.a. samenvatting van een geschiedkundig artikel van Prof. Blok in Onze Eeuw, (April nummer) over de wederuitvoering der roomsche hierarchie in Nederland. - De karakterschets is gewijd aan Mevr. A. Wegerif-Gravenstein, bestuurster der Apeldoornssche batikkerij en stichtster der kantwerkschool aldaar; Twee snipperingtjes uit de Revue der Tijdschriften. Uit het overzicht van Vlaanderen (April nummer). ‘Eenigen tijd geleden werd door ons, in een artikel “De Telegraaf” tegenover de zelfoverschatting, waaraan vele der jonge Vlamingen nu reeds beginnen te lijden, er op gewezen, dat zij zonder de hulp van de Hollandsche kritiek, de Hollandsche uitgevers, en het Hollandsch publiek er nog niet zouden “zijn” en nog niet den naam zouden hebben, welke zij nu bezitten. Op deze terechtwijzing heeft Prosper van Langendonck vuur gevat en beantwoordt ons nu in het Aprilnummer van “Vlaanderen” in een “Literaire Kroniek” voldikvlaamsche boosheid.’ Uit het overzicht van Nederland ‘Marie Marx-Koning staat op een hellend vlak; haar snel sukces heeft haar zorgeloos en overmoedig gemaakt’, een ‘bonne presse’ heeft haar alle zelfbeheersching doen verliezen en in de verbeelding gebracht dat alles wat haar pen nu voortbrengt ook 't drukken waard is. Maar de bittere ontgoocheling komt reeds. Na het prachtig feuilletonnetje ‘Twee Brieven’ in N.R.C.
| |
| |
komt nu, na een korte tusschenpooze ‘Nederland’ met ‘Als in een boek’ waarover de schrijfster van het ‘Viooltje’ zich schamen moest en dat de redaktie van dit maandschrift haar had behooren aan te raden in portefeuille te houden. Of is zij bezig hare schrijfmap op te ruimen?.... Is er dan niemand in de pers, die haar op dit kritieke moment eens ferm de waarheid komt zeggen.’ - Als ‘Boek van de maand’ De Paus-keuze door A.W. Stellwagen.
De Nederlandsche Spectator. 11. Potgieters Brieven, D. III, door W.G. van Nouhuys. - 13. Middelnederlandsche Maria-legenden, door A.S. Kok, naar de Vooys. - 14. Weissenbruch †. - 15. Over Willem van de Velde (in Oud-Holland), vervolg. Levensschets van Gaston Paris, door Salverda de Grave.
Het Nieuwe Dompertje, Kath. Maandschr. Rotterdam. April 1903:
Telepatische Verschijningen, door P. Buissink, pr. - Het Celibaat, door F.A. Maaier. - Mgr. Dr. Schaepman, door J.P. van Term. - Laster en Logen, door J. Van der Loos, pr. - Hekeldichtjes, door F. Dekkers. - 's Avonds, gedicht van Fr. E. Ord. M. Cap. - Verlatenheid, gedicht van A.D.
Vragen van den Dag, April-aflevering.
Een biographische schets wordt gewijd en een onbedongen hulde gebracht aan Prof. Dr. Hendrik Kern, hoogleeraar te Leiden, nu hij de ouderdomsgrens van het professoraat bereikt heeft. Op gebied der Oostersche talen won hij eene eerste plaats in, doch zijne gaven en werkkracht waren ruim genoeg om ook over de vraagstukken die onze tijden beroeren en over de moderne talen gezaghebbende kennis op te doen. - Dr. H. Blink vervolgt zijn historisch overzicht van markten tot missen en beurzen. (2, De wijze van handeldrijven. 3, Makelaars. 4, Betalingen in den handel. De Wisselbank. 5. Opkomst van den effektenhandel). Prof. Dr. Fr. Ratsel. De wolken in het Landschap (slot). Schrijver handelt over de betrekkingen tusschen de wolken, de bergen en den bodem, over den kleur en over het worden en vergaan der wolken.
De Amerikanen in Oost-Azië. De uitbreidings-politiek door de Amerikanen in de laatste jaren gevolgd, wekt bezorgdheid in de staatkunde. De ontwikkeling van die politiek in Oost-Azië wordt in dit artikel geschetst naar aanleiding van een artikel van Heinrich Cunon. De Philippijnen zullen Amerika best dienen als krijgskundige operatiebasis voor latere tochten naar China
| |
| |
en wellicht ook naar den Indischen Archipel. Niet Rusland, maar Engeland ligt hier dwars over den weg der Vereenigde Staten.
Vragen van den Dag. Mei-aflevering.
P.L. Broeksmit: Een en ander voor dienstboden. Het hier ingesteld vergelijk tusschen de vroegere en hedendaagsche waarde der dienstbaren valt voor de tegenwoordige niet gansch ongunstig uit, en met reden voegt de schrijver aan de dikwijls al te beklaggezinde meesteressen het verwijt toe, dat zij de opvoedingsplichten die zij over hunne dienstboden hebben niet genoegzaam waarnemen en hun niet altijd waardeering en hartelijkheid in rechtvaardige mate schenken. Dr. H. Blink sluit zijn geschiedkundig overzicht Van markten tot missen en beurzen. - Dr. A.J.M. Garjeanne deelt een lijst van eetbare wilde planten in Nederland mede, met den wensch dat kookscholen e.d. inrichtingen eens proeven met de toebereiding konden nemen. - Gansch onverwachte zaken vinden we in het artikel van Prof. Funck-Brentano over De schouwburgen in Frankrijk in den tijd van Corneille, Racine en Voltaire waar wij een aandachtig, fijngevoelig publiek, met eene tot in zijn plooien verzorgde beschaafdheid en met klassiek afgerichten kunstsmaak dachten, zitten de voornaamste schouwburgen van Parijs opgepropt met edelgeboren kwajongens, ondeugend als habitués van poesjenellenkelders, met het verschil dat ze met hunne degens wat erger kunnen doen dan met appelschillen en smoutebollen. - G. Maathuis: Iets over de Antwerpsche onderwijzersvereeniging ‘Diesterweg’. Veel lof wordt gegeven. - ‘Van Maand tot Maand’ bevat veel interessants, o.m. ‘Gebruiken en plechtigheden bij de pauskeuze’, naar een boekje van A. W, Stelwagen en ‘Het leven in de kolonies’ de Internationale Broederschap te Blaricum en Walden te Bussum, naar de brochure ‘Axese en haar waarde voor de Maatschappij’ van Dr. C. Hille Ris Lambers.
Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis. II, 2. Meyboom, De Anatolische Kerk. - Rogge, De vervolging der Waldensen in 1655 en 1656. - S. Muller, De invoering van het burgerlijk huwelijk te Utrecht. - W. Meyer, De verwording van het christelijke letterteeken (met afbeeldingen). - Twee brieven van Johannes Uutenbogaert, medegedeeld door Rogge.
Caecilia, 15 April. Aanteekeningen bij de studie van Richard Wagners muziekdrama, door C.L. Fahro, tegen de eenzijdige beoordeelaars van Wagners kunst gericht. - Beethoviana (slot),
| |
| |
door H. Viotta. - Georg Henchel en zijn Requiem, door Sirmacher Lijnen, enz.
Der Katholik, Februar 1903.
Dr. Schweitzer, Alter des Titels Theotonos. - Prof. Dr. Bludau, Die Juden Roms im ersten christlichen Jahrhundert. - Dr. Franz Sawichi, Ed. V. Hartmanns Autosoterie und die christliche Heterosoterie. Schlusz. Het eerste deel dezer schoone studie had doen uitschijnen dat op het Patheisme geen waar verlossingstelsel kan rusten. Daartegen staat het Christendom waarin Godes gerechtigheid een zoenoffer eischt, en zijne barmhartigheid, in den persoon van Christus, zelf als zoenoffer de schuld op zich neemt en uitboet. Die godsdienst is autosoterisch omdat de schuld tegenover een ander en door een ander uitgeboet wordt.
Hartmann's drogredenen tegen eene theistische opvatting berusten op hetgeen eigenlijk diende bewezen te worden, immers:
1) De vereeniging met God die het godsdienstig gevoel verlangt is geene zelfstandige vereeniging; de ware liefde zoekt geen eigen genot maar het geluk van den beminde.
2) De verrechtveerdiging door iemand anders is geheel wettig, indien men de toepassing der genade moet verdienen.
3) De ootmoedigheid van het Christendom is niet vernederend.
P. Erasmus, Nagl. Hammurabisgesetze. - Dr. Falk, Wann wurde das Trienter Ehedekret ‘Tametsi’ in der Erzdiözese Mainz rechtsgilttg verkundigt.
- März 1903.
Prof. Dr. Bludau, Die Juden Roms im ersten christlichen Jahrhundert. - Dr. Selbst. Der betende Gerechte in den Psalmen. - Ueber die Weldmission des Christentums. - Die Lutherischen Bekenntnisschriften. - Religiöse Volksgebräuche im Bistum Augsburg.
Das litterarische Echo. 15n April. Deutsches in der amerikanischen Litteratur, zoo luidt het begin van een artikel van L.P. Betz. Uit Betz' navorsching blijkt dat de Germaansche ploeg geen diepe voren heeft getrokken in 't Amerikaansche veld, althans niet in 't veld der letterkunde. - W. Küchler geeft een overzicht en waardeering der werken van den Franschen romanen tooneelschrijver Paul Hervieu. Als zijn beste tooneelstukken neemt hij ‘Les Tenailles’ en ‘Théroigne de Méricourt.’ - Neue Novellenbücher (F. Holländer). - Das Problem der Ehe (Lady Blennerhasset). - Religiöse Reformer (W. Wolff). - In zijn Belgischer Brief schijnt H. Bischoff niet te weten dat ook de Vlaming
| |
| |
Stijn Streuvels in aanmerking komt voor den Nobel-prijs. Hij spreekt maar van Maeterlinck en Gilkin.
Das litterarische Echo, 1n Mei.
Slot van L.P. Betz' artikel over Deutsche Spuren in Amerika. Onder degenen die meest deden tot verspreiding van Duitschen geest en letterkunde in Amerika noemt schrijver in de eerste plaats Longfellow en Taylor. - K. Bienenstein onderhoudt ons over Rosegger. ‘Maar één groot werk heeft Rosegger geschapen, een werk waarvoor alle afkeuring verstommen moet: Jakob der Letzte.’ Hij is geen kunstenaar die zich verheft boven tijden en plaatsen; maar een volksschrijver van eersten rang. - Voor de laatste maal bespreekt R.M. Meyer Goetheschriften. - A. Luther beweert dat de Rus Leonid Adrejew beter genietbaar is voor West-Europa dan zijn grooter landgenooten Tschechow en Gorki. Zijne novellen zijn niet zoo scherp Russisch gekleurd. - M. Meyerfeld bespreekt Drei Dramen van Bernard Shaw.
- 15 Mei.
A. Brunnemann spreekt over Kinderromane in Frankreich en verwijlt beurtelings een oogenblik bij ‘Le livre de mon ami’ van A. France, bij ‘Poil de Carotte’ van J. Renard, bij ‘L'âme d'un enfant’, van Jean Aicard, bij ‘Sensations d'enfant’ van A. Theuriet. ‘Het kind begint voor de Franschen een zeldzaam onschatbaar goed te worden, voor wiens lichamelijk behoud zij tegelijk met Zola warm ten beste spreken, en wiens ziel ze innig om bescherming en gezonde opleiding hooren smeeken’. - In Aus der Niederländischen Litteratur schetst L. Grappenhaus met enkele trekken de hoofdverschijnselen der laatste twee jaren, vooral op 't gebied van den roman. Zoo spreekt hij over L. Couperus, van wien ‘trotz seiner in Holland einzig dastehenden Fruchtbarkeit fast jedes neue werk eine Steigerung seines Talentes bedeutet.’ (De boeken der kleine zielen, over lichtende Drempels); over Henri Borel, wiens laatste boek, ‘Levenshonger’, een misgeboorte is; over de zwoele romans van Reijneke van Stuwe; over Marie Marx-Koning, de beste prozaschrijfster van Holland; over ‘Vreugden van Holland’, het frissche, sterke, echte boek van G.F. Haspels; over J. De Meester, Van Hulzen, Querido en anderen. - Fr. Diederich bespreekt ‘Vom Müllerhannes’, laatsten roman van Cl. Viebig; A. Geiger ‘Die Geschwister’ van H. Bertsch; W. von Scholz ‘Jena oder Sedan’ van Beyerlein. - In zijn Nachlese op het veld der humoristische letteren, vindt G. Hermann geen greintje humor. - Over Reise-Litteratur (P. Lindenberg). - Gedichte van H. Hesse en C. Hoffmann.
| |
| |
Historisches Jahrbuch. Das Mittelalter in der späteren Geschichtsbetrachtung, von H. Günter. - Ein Kampf um das Deutschtum im Klosterleben Italiens, I.
Anzeiger des German. national Museums. IV. Catharina Regina von Greiffenberg (1633-1694), von Hermann Uhde-Bernays, II. - Holzmöbel des germ. Museums (Ledikanten, enz.), von Hans Heymann, III.
Stimmen aus Maria Laach. Beissel, Die Einführung der gotischen Baukunst in Deutschland bis zu Ende des 13. Jahrhunderts, I. - Gruber, Unterrichtsfreiheit und Vereinsgesetz in Frankreich. - Dunin Borkowski, Zur Krisis der Geschichte der Philosophie, I. - Kneller A.L. Couchy (slot). - Wiesmann, Vier neue illustrirte Romane. ‘Man darf Zufrieden sein wenn etwas Tüchtiges geboten wird. Darum muss man die Darbringungen der deutschen Literatur-Gesellschaft willkommen heissen.’
Quinzaine. 16 Mars.
Dit nummer is grootendeels besteed aan bespreking van boeken. Het eerste artikel door Welschinger: Le libérateur du territoire, bewondert de handelwijze van Thiers na den oorlog van '70-71 in de verhandelingen om het vredeverdrag tot stand te brengen, handelwijze nu bekend gemaakt door het uitgeven der brieven van Thiers en generaal Manteuffel. - Het vierde artikel door Ch.M. Des Granges: Un homme de lettres au XVIIIe siècle, beoordeelt een boek van Level: Marmontel d'après des Documents nouveaux inédits. - Verder vinden wij eene novelle: Le Cascadeur, door G. Jouanneau, en eene redevoering van Fonsegrive handelende over L'Éducation du sentiment. Alhoewel vele pedagogen de noodzakelijkheid getoond hebben van de gevoelens te ontwikkelen, zijn er toch weinig die in de opvoeding die ontwikkeling bewerkt hebben. De moeder moet die ontwikkeling beginnen, met het kind liefde in te boezemen, eerst voor zijne ouders, dan voor zijnen evenmensch, eindelijk voor het vaderland.
- 1r Avril.
F. Martin: Le code d'Hammourabi. Men heeft een wetboek uitgedolven in Persië, geschreven in het XXIIIste jaarhonderd vóor Christus, waaruit blijkt, dat men daar in rechtszaken niet zoo vreemd was, en wel zoo beschaafd als latere heidensche volkeren. - G. Jouanneau: Le Cascadeur. - G. Fonsegrive: Les institutions matrimoniales: les origines: Er zijn onlangs zeer eigenaar- | |
| |
dige studiën gedaan onder den naam van sociologie. Men wilde de geschiedenis maken der echtelijke instellingen in voorhistorische tijden. Drie schrijvers hebben bijzonderlijk zulks gepoogd, namelijk: Lubbock, Morgan en Mac-Lennen. Zij steunden op de bevestiging dat hoe hooger men in de historische en voorhistorische tijden opklimt, hoe lager de beschaving staat en hoe onzedelijker de levenswijze is. Zoekt dus de instellingen bij de meest vervallene volkeren die nu bestaan, en verplaatst die in de eerste jaarhonderden, gij zult een gedacht hebhen van die onbekende tijden. Zoo beweren die heeren sociologen. Tegen deze stelsels heeft Westermarck getoond dat al die bevestigingen niets bewijzen, maar vertelden wat naar hunne meening gebeurd; dat het verplaatsen van dierlijke levenwijze in voorhistotorische tijden op geen feiten kan steunen; dat wij eindelijk alleen weten over echtelijke instellingen, hoe bij bijna alle oudere volkeren het enkelvoudig huwelijk te vinden is; waarom zou het anders geweest zijn in nog oudere tijden? - H. Welschinger: Le libérateur du territoire. - F. Gibon: L'Exode des Congrégations. - G. Grappe: E. Quinet.
- 16 Avril.
C. Le Goffic: Un barde Cornouaillais - Ch. Solweigs: Pâques Monténégrines. - Mgr. La Croix: Monsieur Bieil, Directeur de St. Sulpice. - G. Goyau: Harmonies économiques et justice sociale. - P. Renaudin: Le Míroir brisé. - H. de Betouzet: Poésies. - L. Dunier: La marque de maîtres (A propos de faux dans les musées).
- 1r Mai.
In dit nummer nogmaals bespreking van boeken: G. Michaux in Sainte-Beuve et Michiels, bespreekt: Histoire des idées littéraires au XIXe siècle. - J. Delaporte vertelt volgens een boek dat in Duitschland is uitgekomen: Comment fut fondé l'empire allemand; d'après des relations du Grand Duc Frederick de Bade. - Dan vinden wij nog P. Renaudin: Le Miroir brisé. - Baugor: Impression d'art en Chine. - Fonsegrive: Les institutions matrimoniales. De schrijver na vastgesteld te hebben in het eerste artikel dat wij niets uit de oudste tijden weten, gaat na bij de groote heidensche volkeren, volgens welke gebruiken men in huwelijk trad, en hoe het huwelijk ontbonden werd. Hij toont dan ook dat de toestand der vrouw langzamerhand verbeterde in de joodsche wet en bijzonder in het Christendom. De toestand van het kind wordt eindelijk besproken, want het is merkwaardig dat in de oudheid de vader veel meer vermocht op zijne kinderen dan hedendaags. - G. Grappe: L'Avènement de Bonaparte.
| |
| |
Razon y Fé, Abril 1903, Madrid.
Las letras apostólicas de S.S. León XIII sobre los estudios biblicos y la exegesis contemporánea. - Lino Murillo. - Na den huidigen toestand der biblische studiën geschetst te hebben, Modernism en Traditionism te hebben leeren kennen en 's Pauzen tusschenkomst als noodzakelijk te hebben gewettigd, doet Murillo de grondgedachten kennen van 's Pauzen brieven: de noodzakelijkheid der wetenschappelijke studiën, de grondregels die den Apologist in zijne uitleggingen moeten leiden en de toepassing dier grondregels op den uitleg van de H. Schrift. Del Balsamo para el santo Crisma. M.C.O. - La libertad del error y la constitutión española, Angel M. de Arcos. - El Marquès de Mora, Luis Coloma. - El centenario del P. Isla, R.M. Velasco. - Viajes de herborización por Galicia Baltasar Merino. - La edad prehistorica en Orihuela, Julio Furgús. - Mexico actual, Carlos Heredia.
- Mayo 1903.
La hermenéutica biblica y la ciencia. - L. Murillo. - Steunende op de bepaling van openbaring en van wetenschap, onderzoekt en regelt schrijver de betrekkingen tusschen de wetenschappelijke teksten van de H. Schrift en de leeringen der wetenschap: In de zuiver dogmatieke teksten heeft de Kerk alleen recht tot oordeel; in de half-dogmatieke, half-wetenschappelijke stukken heeft de Kerk de bovenmacht en de wetenschap moet onder 't geleide der Kerk enkel tot opzoeking der waarheid dienen; - in de wetenschappelijke stukken, die heel klaar zijn, hoeft de wetenschap niet tusschen te komen; in dezen, die onduidelijk zijn mag de wetenschap spreken. - Of er nu in de H. Schrift zulke stukken zijn waar in duidelijke taal over wetenschap gehandeld wordt, zal schrijver later onderzoeken.
Autos anteriores à Lope, J.M. Aicardo. - La industria de la enseñanza privada, Ramon Ruiz Amado. - Orientacion criticopsicolégic a principios del Siglo XX, Eustaquio Uagarte. - ‘Terug naar Kant’ is de roep der Neokantische school die eerst in hare handelingen besproken wordt. Maar hoe terug naar Kant zonder achteruit te gaan? En waarom achteruitgaan? Los jurados mixtos de iniciativa privada (Conclusion) N. Noguer. - La teoria de Maxwell, Cirera. - La edad prehistorica en Orehuela, J. Furgús.
|
|