Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903(1903)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 621] [p. 621] Tantalus Blij-blozend hing het ooft vol sap en versche frischheid, tot aan zijn open mond die het nooit smaken kon, en nimmer dronken zijn verschroeide dorre lippen het lavend-koele water van de zilvren bron. Begerig stonden hol zijn oogen rood te puilen, zijn scheef gescheurde mond was wit van woede en schuim, de zonne stak zijn lijf vol zweet, vol bloed en wonden, en eeuwge zenuwkoorts joeg de armen hem door 't ruim. Van gieren razernij werd 't hart hem uitgevreten, een nooit voldane zucht zwoegde in zijn breede borst: Hij was gansch smart, gansch vloek, een beeld van bloed en lijden en stond naast eene zee van heil, vol eeuwgen dorst. Godfried Hermans. Vorige Volgende