| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Onze Kunst. 3.
J. Winkler Prins, Dirk Nyland, met zes platen, die in hare zwartheid geen toereikend denkbeeld geven van Nyland's kunst. - Max Rooses vervolgt de ‘Teekeningen van vlaamsche meesters’ met tal van afbeeldingen: J. de Patinir, H. van Cleve, Jan Breughel, Seb. Vrancx, enz. - P.B. bespreekt ‘Een nieuwe van der Goes’ (Geboorte Christi) in het Berlijnsche museum. - Een welgelukte voorstelling van Berlage's ‘kantoorgebouw te Leipzig.’
Tijdschrift voor Boek en Bibliotheekwezen. Nr 2-3 (Maar-Mei). -
Dit dubbelnummer is, evenals het Januarinummer, zeer goed verzorgd en belangrijk. Prof. De Vreese doet het voordeel uitschijnen van het behandelen met ‘Zapon,’ van handschriften waarvan het perkament of het papier schade geleden heeft door vochtigheid of droogheid, of anderszins, zoodat er gevaar bestaat voor vernieling. De wijze van behandeling wordt breedvoerig en duidelijk beschreven, de gedane proefnemingen worden aangehaald, en de schr. besluit: ‘Volkomen zekerheid dat het Zapon het middel is dat men zoekt, om boeken en handschriften tegen verder of mogelijk te niet gaan te vrijwaren hebben we nog niet, maar het wil me toch toeschijnen dat wij van die zekerheid niet ver meer af zijn en dat het in de macht der belanghebbenden ligt, die zekerheid binnen korten tijd en met geringe moeite te verkrijgen. Laten onze Belgische archivarissen en bibliothecarissen geen tijd verliezen, en niet wachten het zapon te gebruiken tot wanneer het de reis om de wereld gemaakt heeft en middelerwijl een aantal handschriften en oorkonden meer voor altijd reddeloos verloren zijn.’ - Van J.W. Enschedé eenige ‘typographische opmerkingen over eenige nederlandsche incunabelen;’ - van L. Maeterlinck een aantrekkelijk geschreven, en met vele aardige teekeningen toegelicht
| |
| |
opstel over ‘de dierensatire in de Vlaamsche handschriften’; de heer Maeterlinck laat zich echter weleens door een al te levendige fantasie medesleepen; de beschouwingen welke hij aan sommige sierletters vastknoopt zijn wel gewaagd (b.v. bij fig. 19 waar wij vergeefs een strijd zoeken, en bij fig. 29 waar de personages zeker wel jongleurs zullen zijn). Eindelijk zet prof. De Vreese zijn ontwerp uiteen van eene ‘bibliotheca neerlandica manuscripta’ (zie den omroeper van ons Aprilnummer, blz. 462), en deelt V. dela Montagne een onbekend liedje van Bredero mede. Mededeelingen over Bibliotheken, boeken, veilingen, nieuwe uitgaven en tijdschriften sluiten de aflevering.
De Vlaamsche Kunstbode. Maart 1903.
Na tien jaren, zeer nuchter romantisch schetske van Frans Zand. - Vervolg van Ed. Van Even's studie over den schilder P.J. Verhaegen. - Een schetske van Jacob Struissen: Baron. - Van J.D.C., overgedrukt uit Volkskunde: De ‘Reinaert’ bij de Indianen. - Voorts verzen van Jan Bouchery en Dr Eug. van Oye.
Germania. April 1903.
Aan Rogier worden twee anti-vlaamsche brieven toegeschreven: een aan lord Palmerston, waarin zou staan ‘Les efforts de notre gouvernement doivent tendre à la destruction de la langue flamande pour préparer la fusion de la Belgique avec notre grande patrie la France’ en een aan Minister Raikem in 1834 over het enkel en alleen benoemen van Walen en Luxemburgers voor de openbare ambten. Leonard Willems betwijfelt of die brieven wel bestaan. - Hoe moet het Duitsch geschreven en gedrukt worden: met gothische of met latijnsche letters? Sedert lang twisten de Duitschers hierover. De meest Duitschgezinden waren voor gothische geschrift; doch de wind is gekeerd, nu vragen de Alduitschers in Oostenrijk-Hongarië latijnsch geschrift, omdat zij alzoo het Duitsch gemakkelijker zullen kunnen verspreiden. Hierover Dr Reismann-Grone. - Dr Van Ryn bespreekt Bernard Harms' boek: Die holländischen Arbeitskammern, ihre Entstehung, Organisation und Wirksamkeit. (Tubingen. Mohr 1903). Van Paul Passig eenige hoogdravende bladzijden over Bismarck in der deutschen Dichtung. - Over Jacob Grimm en zijn invloed op de ontwikkeling der Nederlandsche Taalwetenschap, eene brok uit de rede van prof. Kern in de Koninklijke Vlaamsche Academie, Voorts nog een schetske. Zijn laatste Pijpje, van Jef Hindertael, en van Omer Wattez:
| |
| |
Sieg fried, uit een verzenbundel die welhaast zal verschijnen: Germaansche Beelden.
Verslagen en mededeelingen der Koninkl. Vl. Academie. Februari-Maart 1903.
Van M. Prayon van Zuylen, bestuurder, eenige diepgevoelde woorden over wijlen Dr Schaepman ‘wiens naam als dichter, als redenaar, als volksleider en als staatsman met goudene letters in de geschiedenis der Nederlanden blijvend zal prijken.’ Schaepman wordt vergeleken met O'Connell. - Een voorstel tot herziening der Wetten der Kon. Vl. Academie kwam ter bespreking. Het schijnt dat het er tamelijk hevig toeging. Uit het verslag kunnen wij dit echter niet opmaken. - De nieuwere richting in de Vlaamsche letterkunde, lezing van M. Prayon van Zuylen, die de aandacht der jongere school, waarvan hij zooveel verwacht, vestigt op de hedendaagsche mode in Noord Nederland bijval te gaan zoeken, en niet te schrijven voor ons Vlaamsche volk. Veel waarheid in die lezing. Allen zullen echter niet toegeven dat Tony Bergmann, de gezusters Loveling, Dr A. Devos, Isidoor Teirlinck, Reimond Styns en andere Vlaamsche schrijveas ‘even verdienstelijk’ zijn als Stijn Streuvels. - In de zitting van 18 Maart beoordeelden prof. de Ceuleneer en de bestuurder in zeer strenge bewoordingen wat Paul Fredericq over het ontstaan der Vlaamsche Academie heeft geschreven in eene levenschets van Sleeckx, verschenen in het Jaarboek der Koninklijke Academie 1903. De rede van Mr Prayon van Zuylen bijzonder is van belang, niet enkel omdat Prof. Fredericq het zoo duchtig op den duim krijgt, maar omdat zij een helder licht werpt op de geschiedenis der Vlaamsche Academie. Zij is afzonderlijk verschenen bij A. Siffer te Gent.
Biekorf, nr 6.
L.D.J. geeft een overzicht van al wat er sedert Gezelle's afsterven over dien grooten Westvlaamschen dichter geboekt werd. Met een onjuist woord noemt hij dat geboektheid. Onjuist zeg ik, want met dat woord bedoelt hij een verzameling van ‘zaken’ (beoordeelingen, mededeelingen, enz.) terwijl, volgens het Nederlandsch taalgebruik, door het achtervoegsel heid enkel namen van zelfstandig gedachte ‘eigenschappen’ kunnen gevormd worden. - Schrikkelmaand, gedichtje van F. De Jonghe: te veel nuttelooze, holle woorden. - Volledigheidshalve deelt J. Craeynest nog een kleinigheid mee over 't gebruik van Zij en Ze. - Van F. Meuleman een bijdrage over Bijgeloof betrekkelijk loting, handgift en eerste ontmoeten.
| |
| |
Het Katholiek Onderwijs. April 1903.
Leo XIII, feestrede uitgesproken in het Gildenhuis van St. Niklaas door den E.H. Amaat Joos. - Van Alf. Janssens: Jubeldicht aan Leo XIII. - Vervolg der studie De opvoeding bij de oude Romeinen. Marcus Aurelius en zijne leering zijn aan de beurt. - Vervolg van de opstellen Die Afrikaanse Taal en Petrus Paulus Rubens. Verder nog schoolwerken, schoolnieuws en vervolg van Bilan Géographique de l'année 1902.
't Park's Maandschrift. 15 April 1903.
J.E. J(ansen) geeft het vervolg van zijne Geschiedkundige Navorschingen over de aloude Abdij van 't Park, waarin wij bijzonder de aanteekeningen over den abt Joannes Druys (Drusius) aanstippen; hij werd in 1607 door Albrecht en Isabella met het onderzoek der Hoogeschool te Leuven belast en in 1616 aangesteld als opziener der Hoogeschool te Dowaai. - Van Edward Van Even: Een woord over de Gilde van de Heilige Martelaars Quirinus en Sebastianus van 't Park, gilde van handboogschutters, in 1486 gesticht, en zijnde de gewapende macht der abdij.
St.-Cassianusblad. Tijdschrift voor Opvoeding, Onderwijs, enz. Mechelen, April, 1903.
Grootheid en Bekrompenheid van het Menschelijk Verstand, door P. Van Mierlo S.J. Prachtige bladzijden uit eene voordracht voor het Davidsfonds van Mechelen uitgesproken. - Boom en Vrucht, III, door Kan. J. Muyldermans; handelt over het onzijdig onderwijs, dat door de vrijmetselarij zoo heftig betracht, en anderzijds door staatslieden van hoogste gehalte gedoemd wordt. - Houding en Taal der leerlingen, door F.D.M. - Les van Handwerk, door X. - Het schoonste Lied, door Ed. Janssen. - Onze Frans, door L.F. Vissenaeken. - Teekenonderwijs, door H.X. - Landbouwlessen in Tafeltjes, door F.D.M. - Zacht en scherplange E en O, door J.v.O.; beide dienen in schrift en onderwijs behouden. - Volledige begrippen van Tijdleer. - Het Lied der Natuur (in cijfermuziek). - Onzijdigheid? - Officiëele stukken, benoemingen, openst. plaatsen, aankondiging van boeken, enz.
Leuvensche Bijdragen op het Gebied der Germaansche Philologie. Ve Jaargang, 1e Aflevering.
Deze lijvige aflevering behelst van L. Scharpé de uitgave van ‘Sunte Elizabetten legende,’ en van C. Lecoutere mededeelingen over de î - ei rijmen in het Middelnederlandsch. De uitgever van het middelnederlandsch prozaleven der H. Elizabeth van Hongarye spreekt den lof van de boeiende vloeiende
| |
| |
taal, en van de aantrekkelijkheid van den kinderlijk frisch - en reinen verhaaltrant. Hij benuttigde negen verschillende handschriften, benevens de oude latijnsche bron, - de Vita door Diederik van Apolda. In de aanteekeningen worden eenige moeilijke of belangrijke plaatsen toegelicht. Het hs. dat ten grondslag dient aan de uitgave dagteekent van 1457. - In zijn opstel over de î-ei rijmen toont Prof. Lecoutere aan, door voorbeelden uit Hennen van Merchtene's Cornieke van Brabant, dat wij ‘bewijzen genoeg hebben voor de diphtongische uitspraak der î in het begin der XVe eeuw. Men mag hier niet spreken van enkele, zeer zeldzame gevallen, en het gaat evenmin aan die verbindingen aan rijmnood toe te schrijven, noch er bewijskracht aan te ontkennen, op grond dat de berijmer slordig is te werk gegaan.’
Vlaamsche Zanten. Nov. 1902.
Zijn veel ten achter. Dit nummer is maar zooeven toegekomen. P.D. geeft het vervolg van zijne Huwelijksgebruiken. De omstreken van Chimay zijn ditmaal aan de beurt. - Vrouw Weyn vervolgt haar Iets over de Spokerij en J.V. Vl(ierberge) zijne Bijdrage tot de geschiedenis der belastingen.
La Fédération artistique.
19-23. Expression symbolique, par Baes: ‘L'art symbolique n'est tout simplement que de l'art intellectuel.’ - 20. Le programme moderne, par J. de Waele: ‘On doit laisser agir les industriels aidés de techniciens spécialistes et admettre le fruit de ces études... Il y a, dans les aspirations du moment, un danger qui est du ressort des lois physiques de l'inertie. - 22. Le style Louis xv par J. de Waele. - 21. Baes, Le bon sens belge. - Louis Dauvé, Le martyre dans l'art. - 23. L'Art satirique des Flamands, par Baes: ‘Dans nos contrées l'art satirique a eu de tout temps de nombreux adeptes jusque dans les monastères.’
Durendal. Mars 1903.
Van Georges Virrès drie geestdriftige bladzijden over Camille Lemonnier ‘On nous apprit jadis à admirer chez un Virgile, un Racine, un La Fontaine, tout ce qui est purement admirable, en négligeant les sentimentalismes audacieux des premiers, en n'écoutant pas le rire du grand fabuliste dans ses contes légers. Nous prétendons jouir d'immunités semblables lorsqu'il s'agit d'un contemporain. - Camille Lemonnier publia la Belgique, les Charniers, les Noëls flamands, l'Arche, le Bon Amour, le Vent dans les Moulins et bien d'autres livres, où un moraliste
| |
| |
très rigoureux ne pourrait sévir. Dès lors la cause est entendue. Cet écrivain nous appartient. Il ne s'est pas complu dans l'observation d'un seul aspect de l'humanité. Il a embrassé toute la vie.’ Daarop zou men de vraag mogen stellen: Indien een schrijver eenige niet slechte boeken heeft geschreven, moeten daarom de andere onzedelijke over het hoofd gezien worden? Vervolg van Jules Destrée's Sur quelques Peintres de Sienne; Le Vecchietta is aan de beurt: ‘Lorenzo di Pietro fut à la fois architecte, peintre, orfèvre et sculpteur. Cette universalité d'aptitudes est le trait de beaucoup d'artistes du XVe siècle, qui ne concevaient guère, comme de nos jours, la division des tâches esthétiques et la spécialisation à outrance, fléau moderne, qui oblige un artiste à répéter inlassablement le sujet qui lui valut quelque succès.’ Met ware geestdrift wordt gehandeld over het altaarstuk der kathedraal te Pienza: ‘On peut concevoir peutêtre, autrement, l'Assomption; on ne peut pas la concevoir mieux. Il n'y a pas de progrès possible sur l'oeuvre du Vecchietta; toute qualité en plus sera une diminution de l'intensité expressive.’ - Renoncement, een flauw stemmingstukje van Charles de Sprimont. - E.H. Aug. Cuppens geeft het vervolg van zijne studie over Guido Gezelle met verscheidene goed geslaagde vertellingen. ‘Avec Tydkrans et Rymsnoer, Gezelle s'est placé à la tête de tous les poètes néerlandais de son siècle et s'est élevé à l'égal des plus grands poètes du monde.’ Firmin Vanden Bosch bespreekt het boek van D. Merejkowski
Tolstoi et Dostoïewski. Hieruit blijkt dat de daden van den russischen evangeliepreeker niet altijd met zijn woorden overeenstemmen: hij preekt de eenvoudigheid maar leeft in weelde en overvloed. ‘Le mensonge vraiment est criant et la contradiction monstrueuse, et si sévère qu'elle puisse paraître, la conclusion du critique ne peut être contredite: ‘Le démon contemporain, le démon de la propriété, de la satisfaction bourgeoise, de la moyenne bassesse de ce qu'on appelle la tiédeur d'âme, a remporté en Tolstoï sa dernière et plus éclatante victoire’.
Revue de l'Art Chrétien.
1. Fouilles de la cathédrale d'Angers (1902) par L. de Farcy. - Mobilier liturgique d'Espagne, par E. Roulin. - Les Arti de Florence (3), par Gerspach. - Mélanges: Cath. cath. de Westminster, par L. Cloquet. Etc.
2. Croix d'Anjou, par L. de Farcy. Volgens Rohault de Fleury is dit kruis het derde in Frankrijk, het twaalfde van geheel de wereld in omvang en afkomstig van Golgotha, thans
| |
| |
in de abdij van Boissière bewaard. E.H. Barrau heeft daarvan de geschiedenis geschreven. - Les premières Basiliques de Lyon et leurs cryptes (fin), par L. Maitre. Les Arti de Florence (fin), par Gerspach. - Le nouvel hôtel de poste de Liège, par J. Helbig. Mélanges: Expositions des Primitifs à Bruges. Etc.
Revue néo-scolastique. 1.
D. Nys, L'individu dans le monde inorganique. ‘En chimie nous trouvons bien des cas,... où les anomalies apparentes... ne peuvent avoir d'autre cause que le lien accidentel qui unit les particules agglomérées’. - Meuffels, En quelle langue doit étre donné l'enseignement de la philosophie dans les séminaires? Essai de solution: ‘dans la langue maternelle’. - Clodius Piat, L'idée du bonheur d'après Aristote. - Mercier, La dernière idole: le Dieu personnel de M. l'abbé Hébert et qu'adore l'humanité chrétienne.
De Katholieke Gids. April 1903.
P. Cyrillus M. cap. begint een geschiedkundig artikel: Pater Marcus van Aviano, minderbroeder capucijn en het beleg en het ontzet van Weenen 1683. - Vervolg van A. Nuyens belangrijke studie over Het Spiritisme. De proefnemingen van Lombroso in 1892 worden kortbondig meegedeeld. Het besluit is. ‘De verschijnselen bestaan dus, daaraan twijfelen gaat niet meer.’ In 't vervolg zal schrijver onderzoeken door wie die verschijnselen werden voortgebracht.
Van Onzen Tijd. 3e jaarg. nr 6.
Van Huib. Luns een artikeltje over Constantin Meunier: niet veel nieuws. ‘Hij schiep “de Mijnwerker” - en dat was werk dat eeuwigheid ademde. Dit type, met breeduitstaande kaken, een grove materieele kin, een open mond zeer groot, de neus veel te klein, te kort vooral; de oogen heel klein zonder blik, het voorhoofd als weggesneden... heeft zich in ons gemoed zoo vastgezet, dat we weigeren te gelooven een mijnwerker voor ons te zien, als hij niet op dien gelijkt.’ -
Th. Molkenboer schrijft: In het Rijksmuseum. ‘En hoe weinigen, zelfs die 't om hun vak noodig zouden hebben, bezoeken die collecties geregeld? Ik voor mij geloof, dat een groot deel van de scholen voor Kunst en Kunstnijverheid overtollig zouden zijn als de jongere artisten wat meer naar de musea gingen, maar vooral dit deden met meer ernst en verlangen om te leeren.’ - C.R. De Klerk begint een opstel Dichter en Proletariaat
| |
| |
waarin bijzonder De Nieuwe Geboort van Henriette Roland Holst besproken wordt.
De Gids. April 1903.
J.M. van Hall wijdt eenige korte bladzijden aan wijlen Nicolaas Beets. Van Prof. S.A. Naber: Twee trouwe vrienden (Potgieter en Ed. Busken Huet) naar aanleiding van Potgieter's Brieven aan Ed. Busken Huet. ‘Huet schrijft ergens dat hij behoort tot die personen die men het best uit hunne brieven kan leeren kennen. Ik betwijfel het zeer sterk. Hij had niet het ware pleizier in brievenschrijven, zooals met Potgieter het geval was. Zeker, deze vertoont zich in zijne correspondentie in het volle licht; ik heb hem nooit ontmoet, maar hij staat thans in mijne inbeelding alsof ik jarenlang met hem hadde omgegaan. Den Huet, dien ik heb gekend, vind ik in zijne uitgegeven brieven slechts voor een zeer gering gedeelte’. Belangrijk voor de geschiedenis van De Gids. - Van Mr J.G. Gleichman: Mr F.A. Van Hall als Minister. Mededeelingen en herinneringen. - A G. Van Hamel schrijft over wijlen Gaston Paris ‘dien geleerden en genialen Franschman, dien onvergetelijken leermeester en vriend’ - Margarete Nieuwenhuis - von Uexküll bespreekt W. Henry Furness' boek: The home Life of Borneo, Head-Hunters, its Festivals and Folk-Lore. Schrijver heeft het woudleven der Dajaks van Engelsch Borneo meegeleefd; de feiten die hij meedeelt zijn hoogst belangrijk, maar hij heeft niet verstaan dat ‘'t gansche denken, voelen en handelen dezer menschen beheerscht (wordt) door hunne ingewikkelde godsdienstige begrippen’ en als gevolg hiervan zijn de zwakke deelen van zijn werk: de bespiegelingen, verklaringen en gevolgtrekkingen. - C. en M. Scharten-Antink hebben op zich genomen het driemaandelijksch overzicht der Nederlandsche letteren te schrijven dat van Nouhuys heeft laten liggen bij zijne uittrede uit de redactie van De Gids. Zij beginnen met in 't lange en 't breede hun standpunt uiteen te zetten en
vinden dat ‘onze letteren zijn op den goeden weg, of, moeten we zeggen: ze waren op den goeden weg? Een tijdlang zijn ze, is bovenal het proza wellicht zoo goed geweest, als mogelijk was.’ De laatst verschenen boeken worden besproken. Wij knippen enkel uit wat van Netscher gezegd wordt ‘die sinds eenige jaren zich zoo goed als geheel aan de melking van zijn gouden kalf, de Hollandsche Revue, wijdt.’ 't Zijn de boeren die zullen lachen met het melken van een kalf! - Zola's Verité wordt besproken en te licht bevonden ‘werk van een partijganger en van een verzwakt kunstenaar.’
| |
| |
De Katholiek. Maart-April.
Alb. van Rooijen, Aan den H. Vader, paus Leo XIII (gedicht). - Taskin, De ontwikkeling der katholieke kerk in Nederland, sedert de herstelling der kerkelijke hiërarchie in 1853. - Keuller, Ehrard, Katholicisme (vervolg), onbepaald blijft de wensch naar een grooteren invloed der leeken op het kerkelijk bestuur, onbepaald ook het verlangen naar menigvuldigcr beraadslagingen onder de bestuurders der kerk. Het slot moet volgen. - De Groot, Wegen van waarheid bij L. Pasteur.
De Hollandsche Revue. 25 Maart 1903.
In de rubriek Wereldgeschiedenis wordt uit het Zuid-Afrikaansche blad ‘Land en Volk’ eene brok meegedeeld, geschreven ter gelegenheid van Chamberlain's reis. ‘Hij was hierheen gekomen, zeide hij, om te pleiten voor een politiek van verzoening, doch die politiek moest in de Kaapkolonie beginnen.’ Wel zeker! Dat zeggen wij allen. Die politiek moet in de Kaapkolonie beginnen met de opensluiting van de tronken waarin thans honderden onzer medebroeders liggen. - Onder titel Een Koninklijke speculant wordt de redevoering van Van der Velde in de Belgische Kamer, aangaande het beleggen van geld der Spaarkas in Chineesche fondsen samengevat. Van de antwoorden die ze uitlokte natuurlijk niets. Netscher heeft ons daaraan gewoon gemaakt. Hij leest Le Peuple om zich op de hoogte te houden der Belgische toestanden, en niets anders; dit althans zou men opmaken uit zijn schrijven. - De karakterschets is gewijd aan Theodoor Stang, bestuurder der Haagsche Duinwaterleiding. - Als boek van de maand: Neerland's krijgsroem in Insulinde door A.S.H. Booms.
Noord en Zuid. 3. Taco de Beer, Melati van Java (Mej. Sloot). - Omer Wattez, De toekomst onzer taal: ‘Er is gevaar dat men het onkruid met de tarwe zal uitroeien, om met Dr J. te Winkel te spreken.... waren wij in zake van taal niet zoozeer zigeuners.... de toestand zou nu misschien gansch anders zijn.’ - Taco de Beer voegt hieraan toe: ‘Een groot deel onzer zoogenaamde fraaie letteren kan niet anders dan onze taal bederven.’ Adres aan Heyermans in den Gids, Querido, Levensgang, Kiewiet de Jonge, op 't congres te Nijmegen (de ‘zwaarst met grootnederlanderigheid bezochte man’), enz.
De Nederlandsche Spectator. 9.
Over Paul Fredericq's 5e deel documenten betreffende de inquisitie. - De Oude Wereld en de Nieuwe Tijd, van J.W. Beck
| |
| |
is alweder eene bijdrage (brochure) ter aanbeveling eener meer algemeene studie van de nieuwere taal- en letterkunde nevens die der oudheid. - Tijdschrift ‘voor boek- en bibliotheekwezen’, onder redactie van De la Montagne en W. de Vreese, wordt aangekondigd.
11. - De Vlaamsche Primitieven, door G. - Eene Studie door Henri Borel, door Wolfgang: ‘Zijn honger (van den verlofganger, naar “Liefde” is te vergoeilijken door geestesoverprikkeling, zijn slechte smaak, door het lang verblijf onder de koppensnellers op Borneo.... Het on-mooie en on-smakelijke.... is daar aan te wijten, dat de lezer van den volbloed Indiër te ver afstaat om diens zinnenleven te begrijpen’ (!)
12. - Nicolaas Beets: ‘Over het tijdperk van eene halve eeuw heeft hij in den dienst van het goede en het schoone gearbeid.’
Het nieuwe Dompertje. Katholiek Maandschrift. Rotterdam. Meert 1903.
De dood van Musius, door J.J. Van Zeyl. Deze belangrijke bijdrage sluit met de woorden: ‘Gelijk in den aanvang gezegd is, wenschen wij noch het schuldig, noch het onschuldig over Oranje uit te spreken. Maar dat de figuur van den Zwijger ten aanzien van den op Marius gepleegden moord in een zeer bedenkelijk daglicht staat, mag wel als bewezen worden aangenomen.’ - Oude liefde moet niet roesten, door J. Kloosterhuis; gewaagt van den twist tusschen Fr. van Eeden en Kloos en Van Deyssel, en zegt ten slotte: ‘dat deze elkaar bestrijdende, verachtende en hatende goden niet in de hoogte moeten worden gestoken ten koste onzer katholieke literaire veteranen.’ De schrijver heeft ten volle gelijk. - Parijsche straattypen: Concierges, door Louis B. Lammers. - Boekbeoordeling: Annuarium der R.K.-Studentenvereenigingen in Nederland, door J. Van Term. 't En zijn al geene roosjes die in dat ‘Annuarium’ staan, o neen! - Credo-Pugno, ter nagedachtenis van Dr. Schaepman, en Aan de Moeder der Smarten, twee gedichtjes van Zr.
J.v.O.
Historisches Jahrbuch.
4. Koch, Synesius von Cyrene bei seiner Wahl und Weihe zum Bischof. - Esser, Das Ave-Maria-Läuten u.d. ‘Engel des Herrn (Schluss). - Sepp, Die Chronologie der ersten der vier fränkischen Synoden des 8. Jahrhunderts. - Stone's werk over Maria Tudor, de door en door miskende ‘bloedige’ genaamd.
Literarische Warte. Monatschrift für schöne Literatur. März 1903. München.
Dramatische Neuheiten, besprochen von Carl Conte Scapinelli;
| |
| |
eerst staat aan de beurt: Gerhart Hauptmans ‘Der arme Heinrich’: ‘Die Hauptmannsche Dichtung als poetisches Produkt steht himmelhoch über den alltäglichen, auch literarischen Stücken. Es ist das Werk eines reinen Dichters, der mit sich selbst im klaren ist, das Werk eines fein empfindenden Mannes’... Over Björnson's ‘Auf Storhove’ wordt gezeid: ‘Das ist wenig zur Aufführung geeignet, sondern ein echtes Buchdrama. Es ist eine echte Björsonarbeit, vol kleiner Schönheiten der Idee und der feinen Innentechnik’... Van Max Halbe's drama ‘Mutter Erde’: ‘Halbe sucht eine neue Moral auf zu stellen, die freilich nicht die unsere sein kan’... Van Maxim Gorki's ‘Die Kleinbürger’: ‘Es steckt viel Talent in dieser Arbeit... und viel Lebenskenntnis, speziell Menschenkenntnis, aber Gorki fühlt sich nur bei seinen “verspielten” Leuten sicher und wohl’. - Rosegger's ‘Weltgift’ (roman) besprochen von Dr Joh. Ranftl. - Herz-Dame, von Ad. Jos. Cüppers. - Deutsche Lyrik, keus van acht lyrische bijdragen. - Katholische deutsche Erzählerinnen der Gegenwart, von C. Hamann-Göszweinstein; handelt 1) over Ferdinande Freiin von Brackels: ‘Bewundernswert erscheint Ferd. v. Br. scharfe Beobachtungsgabe für das “höhere” gesellschaftliche Leben. Der Salon ist ihr reiches Entdeckungsfeld, auf dem sich die Herzen und die Köpfe ihr bis ins feinste offenbaren’... 2) over: Mar. Herbert, ‘im guten Sinne, eine moderne Erzählerin’... 3) over: Antonie Jüngst, ‘unter den katholischen lebenden Dichtern in erster Reihe mitgenannt’... 4) over: Enrica von Handel-Mazetti, wier werken bij katholiek en
protestant veel opgang maken. - Die Vestalin, vervolg van een episch gedicht van Br. Willram. - Impromptus, von Walth. Eggert. - Nachdichtungen französischer Lyrik, von Laur. Kiesgen. - Mgr. Dr Schaepman †, biographischliterarische Skizze, von Br. Felician, waarin o.a.: ‘Er hat das Schönste und Edelste was es geben kan, in seinen Versen und Aufsäszen erstrahlen lassen, hat dafür gelebt und gestritten, geschafft und gelitten. Das macht ihn warhaft zum Dichter’. - Zeitschriftenschau, von Heidenberg. - Kritische Umnschau, etc.
J.v.O.
|
|