| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Januari 1903.
M. Prayon van Zuylen, bestuurder voor het jaar 1903, brengt in zijne toespraak hulde aan den aftredenden bestuurder prof. Dr Julius Obrie; hij herdenkt wijlen Julius Vuylsteke en diens ‘grenzeloozen invloed op de gemoederen van zijne jeugdige partijgenooten’ en eindigt met te wijzen op ‘eene dringende hervorming’ waarvan de geheele toekomst van ons volk afhangt en die dus op geen schijnheilige fopperij mag uitloopen, namelijk de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. - E.H. Bols, in eene korte toespraak, brengt hulde aan Ed. Van Even, ter gelegenheid van zijn 50 jarig archivarisschap der stad Leuven.
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Januari-Februari 1903.
Bij het doodsbericht van Julius Vuylsteke wordt gemeld: ‘De vrienden van Julius Vuylsteke zullen binnen kort de tweede aflevering van het vierde deel zijner Verzamelde Prozaschriften met een portret en eene levensschets uitgeven.
Ook zijne verhandelingen over de ware beteekenis van den Gulden-Sporenslag zijn voor den druk bestemd, alsmede andere onuitgegeven historische bijdragen.
Te gelijk heeft het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds besloten, eene bloemlezing uit zijne gedichten en uit zijn proza aan de inschrijvers te bezorgen’. - Van V. Fris Het oproer te Gent in 1479. ‘Kervijn de Lettenhove, de eenige onzer geschiedschrijvers welke over die zaak rept, heeft ons in twaalf regels die gebeurtenis verhaald; natuurlijk heeft hij, met zijne gewone lichtzinnigheid hierbij eenige flaters van belang begaan... Vooreerst keur ik volkomen de algemeene strekking af van Kervyn, die dezelfde volksbewegingen ten tijde van de Coninc, Zannekin, de beide Van Artevelde's en zelfs nog 1451 goedkeurt en in dien bombastischen hem eigen trant, ophemelt en deze opstanden der werkersklassen sedert de bepaalde vestiging der Bourgondische alleenheerschappij als oproeren van het gepeupel voor- | |
| |
stelt en daarom scherp laakt... die opstandelingen van Gent in 1479, die ik, bij gemis aan een ander woord, muiters en oproerstokers heb genoemd, behooren niet ‘tot het schuim der bevolking, maar de smeden, tijkwevers, oud-schoenmakers en mulders waren leden van ingerichte neringen, nederige handwerkers die geenszins een politiek doel beoogden, doch gedreven waren door drijfveeren van louter huishoudkundigen aard.’ - A. Bracke schrijft over het onderzoeken der hoogere kringen van de luchtruimte bij middel van vliegers. - K.H. de Quéker komt op tegen de Weekkaartjes ‘wel het schoonste meesterstuk van valsche democratie, van volslagen onkunde op gebied van maatschappelijk staatsbeleid’. De werklieden van den buiten worden zoo naar de stad getrokken en beletten dat hier de loonen stijgen. - Ad. Herckenrath; bespreekt nieuwe verschenen letterkundige werken. Nog in dit nummer verzen van H. Melis en Ad, Herckenroth alsmede het verslag over de jaarlijksche algemeene vergadering van het Willems-Fonds, gehouden te Gent den
26n October 1902. Er werd o.a. beslist de Wettelijke Bepalingen over het gebruik van het Nederlandsch als volksuitgave weer te laten drukken.
De Vlaamsche Kunstbode. Februari 1903.
Hun Gustaaf, vrij nuchtere vertelling van wijlen Jozef Minnaert. - Ed. Van Even geeft het vervolg zijner studie over het leven en de werken van den schilder P.J. Verhaghen. - Verder verzen van Ach. Ruyffelaert, J.W. Van Genck en L. Buyst.
Het Katholiek Onderwijs. Maart 1903.
Nemo pleit ten voordeele der schoolapotheken, zegt wat zij moeten bevatten en hoe zij dienstig kunnen zijn. - Vervolg van de studie De opvoeding bij de oude Romeinen. De leeringen van Plutarchus worden volgens het werk van Gréard uiteengezet. - Vervolg van het opstel over het ontstaan van Die Afrikaanse taal. - Naar aanleiding van Max Rooses' Rubens' leven en werken krijgen wij hier het begin van een opstel over den Vlaamschen meester. Er wordt gewezen op zijne ouders en zijne opvoeding.
't Parks Maandschrift, uitgegeven door de kanunniken der abdij van 't Park. 2,50 fr. 's jaars.
De opstelraad herdenkt in het nr van 15 Maart de glorierijke en welgevulde loopbaan van Paus Leo XIII. - E.H.J.E.J (ansen) geeft het vervolg van zijne Geschiedkundige Navorschingen over de aloude abdij van 't Park en handelt over den prelaat Karel Van der Linden, 1558-1576, die ook in de staatkunde eene zekere rol speelde en o.a. deel uitmaakte van een gezantschap
| |
| |
met goed gevolg naar Philips den IIe gestuurd om de afschaffing te bekomen van den 20n penning geïnd bij 't verkoopen van onroerende goederen en den 10n bij 't verhandelen van koop- en eetwaren. - E.p.J. Rozier geeft eenige belangrijke bijzonderheden over de Indianen in Brazilië en E.H.J.E.J (ansen) eenige geschiedkundige aanteekeningen over de gemeente Corbeek-Loo.
Germania. Meert 1903.
Plokhooy, om zijne voordrachten ten onzent wel bekend, had in Neerlandia zijn beklag gemaakt over de verduitsching der Zuid-Afrikaners die in de duitsche kolonie van Zuid-West Afrika gaan wonen, en de sluiksche middelen en plagerijen daartoe gebruikt. Een Duitscher, Gerstenhauer, heeft hierop geantwoord en een wederantwoord van Plokhooy uitgelokt. Dit alles vinden wij nu in Germania overgedrukt, ook met het naschrift van den opstelraad van Neerlandia. Het besluit van dit alles: dat Plokhooy wel een beetje gelijk schijnt te hebben. - E. Liesegang naar aanleiding van Tack's boek Die Hollandsgänger in Hannover und Oldenburg. Ein Beitrag zur geschichte der Arbeiter-Wanderung Leipzig 1902, schrijft over de Duitsche werklieden die vroeger in Holland in het hooi kwamen werken. - Op het spoor van den Varusslag door H. Kurtz. - Niederländische Künstler am Mittelrhein, een artikel van Fr. Back uit de Frankfürter Zeitung overgenomen. - Vervolg van Dr. Otto Hauser's studie Die klassische Periode der Niederländschen Literatur 1885-1895. Albert Verwey en Herman Gorter zijn ditmaal aan de beurt. Veel nieuws wordt er niet over verteld. - Dr. J. Mees geeft het slot van zijne bijdrage over De Vlaamsche Eilanden. ‘Aan welk feit hebben de Azoren hunne benaming van Vlaamsche eilanden te danken? Het antwoord op deze vraag is niet moeilijk om vinden en zonder aarzelen kennen wij den oorsprong dezer benaming toe aan de Vlaamsche volkplanting op Fayal. Ten onrechtte heeft men soms de ontdekking van de Azoren aan onze landgenooten toegeschreven en alzoo de verklaring gezocht in een feit dat nooit bewezen is geworden.’
De Banier. Jaar 10, deel 3.
Naar aanleiding van het vlugschrift van Albert Du Bois Le cathéchisme du Wallon. Nos droits, nos devoirs, nos espérances wordt de strekking der Waalsche beweging uiteengezet. M. Du Bois beweert niets minder dan dat de Walen eigenlijk Franschmans zijn en Frankrijk als hun vaderland moeten aanzien. De Minister van buitenlandsche Zaken heeft wel gedaan dien heer,
| |
| |
die gezantschapssecretaris was, uit zijn ambt te ontslagen. - Eug. Leën geeft het vervolg van zijne Limburgsche Legende Reginald van Valkenberg. - Nog verzen Op de Hei van Clemens Van der Straeten.
Vragen van den Dag. - Februari-aflevering.
Van Dr H. Blink, iets over land en volk van Venezuela. Ook een paar woorden over ‘Nederzettingen op Nowaja Semlja’. - M.W. Rotewougski wijst er op welke gewichtige plaats, sedert de 19e eeuw, de dirigent in de toonkunde inneemt. Mendelssohn kan gelden als de eerste vertegenwoordiger van het moderne dirigenten geslacht. Wagner bracht niet enkel ontzettende wijzigingen in de samenstelling van het orkest, maar openbaarde ook de geheele grootheid van de macht des dirigents. - Niet zonder schranderheid en buiten kijf met de beste bedoelingen ontleedt Camille Mélinard de psychologie van den leugen. Met reden waarschuwt schrijver tegen de veelvoudige voorbeelden uit dewelke het kind van de maatschappij de leugen afleert en tegen het maatschappelijk gevaar dat er schuilt achter dit licht tot gewoonte wordende zedelijk vergrijp. Ik kan echter niet volgende zinsnede beamen, waardoor de leugen in gebeurlijke omstandigheden gewettigd wordt: ‘Bij ons menschelijk streven en op zedelijk gebied hebben wij geen absolute, onverbreekbare, eeuwige wet.... Men moet rekening houden met bijzondere omstandigheden. Al te veel moreele kneedbaarheid en meegaandheid is ongetwijfeld gevaarlijk, maar een zeker minimum daarvan is noodig’. - Wat er - zij het dan zonder voldoenden uitslag - tot nu toe tegen de lepra is aangewend, geeft ons P. Adriani in het lepra-gevaar voor Nederland en zijne coloniën. - Schrijver van Panislamisme op Ned.-Indischen Bodem zet de regeering aan door eene beradene, zachtmoedige godsdienstpolitiek de Mahomedaansche bevolking in vrede te houden. - Familieleven en Nabuurschap in het Oude Drente door H. Tiesing. In ‘Van Maand tot Maand’ o.m. een ruim brok uit het hooglovend artikel, door den heer A.M.J.I. Binnewiertz, Pr. over G. Gezelle, in ‘De Katholiek’ geplaatst.
Maart-aflevering.
Dr H. Blink. Vaw markten tot missen en beurzen. Eenige blad zijden uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het handelsbedrijf, naar aanleiding van de opening der nieuwe beurs te Amsterdam. - Prof. Dr Fr. Ratzel. De wolken in het landschap. Een artikel vol lezenswaardige bijzonderheden, bijzonder het eerste deel, waar schrijver nagaat hoe de wolkenhemel, aan de oudste schilder- | |
| |
kunst der middeleeuwen onbekend, steeds in grootere maat en met groeiende vaardigheid in het landschapschilderen wordt aangewend. - F.P.H. Priek. Anglomanie en taal. Door eene macht van voorbeelden wordt aangetoond hoeveel engelsche benamingen en zegswijzen het Nederlandsch, bizonder in de laatste jaren, te slikken kreeg. - Prof. Dr D.A. Goldhammer. Een eeuw van natuurkunde. Geleerd overzicht van de verrassende ontdekkingen welke er in de 19e eeuw op stuk van Natuurkunde gedaan werden. Maar ijdel is de hoop welke schrijver daarbij uitdrukt, dat wel eens de levensverschijnselen louter mechanische werkingen kunnen blijken. ‘Van Maand tot Maand’ is, als altijd, een keus van belangrijke brokken.
Biekorf. Lentemaand 1903.
J.B. Dugardyn geeft het slot van zijn waardeerend artikel over den Brugschen schilder Lanceloot Blondeel. - Vier rijmdichten van Guido Gezelle voor Nieuwjaar- en Feestdagwensch van de Bosseniers (Xaverianen) te Kortrijk aan hunnen bestierder E.H.A. De Jaegher. - E.H. Jan Craeynest schrijft over zij en ze waartusschen de levende taal in Noord en Zuid een scherp onderscheid maakt. ‘Wanneer iemand zegt: ‘zij hoopte’, dan valt de nadruk op het voornaamwoord, met of zonder nadruk op het werkwoord. Integendeel bij ‘ze hoopte’ valt de nadruk uitsluitend op het werkwoord. Het eerste zou in 't Latijn luiden: ‘Ipsa sperabat’. Het tweede beantwoordt aan ‘sperabat’. - Voorts worden nog twee speldewerkstersliederen meegedeeld, te Ieper gehoord, in de Lamotteschool. Worden die liederen gezongen. d.i. zijn het wel werkelijk liederen? Of hebben we te doen met gedichtjes die worden opgezegd?
De Gids. Maart 1903.
Vervolg van G. Van Hulzen's Novelle In hooge regionen. - Dagverhaal van Thorbecke, Maart 1848, belangrijk voor de geschiedenis van 1848 in Nederland. - Het Zeeman-verschijnsel door Prof. J.D. Van der Waals. - L.N. de Jong, in De Vorming onzer levens- en wereldbeschouwing, meent ‘dat ondanks allen ernst en toewijding geen enkel stelsel dien grond van zekerheid ten aanzien der meest ingrijpende vraagstukken heeft bereikt, welken noodig is om met gerustheid daarop in denken en leven te bouwen.... Indien er een gezag was onder de menschen, waarvan men rotsvast verzekerd was, dat het niet op dwaalwegen kon leiden, zou een toetsen aan hetgeen dat gezag ons leerde de beste contrôle zijn’. Voor ons, katholieken, bestaat zulk gezag, maar schrijver neemt het niet aan. - Byvanck be- | |
| |
gint eene tamelijk duistere studie over de dichteres Henriette Roland Holst. - A.G. Van Hamel bespreekt de nieuwe uitgave van Premières Poésies van Hélène Swarth.
De Hollandsche Revue. 25 Februari 1903.
In de rubriek Wereldgeschiedenis wordt de aandacht o.a. gevestigd op de rede door Bebel gehouden in den Duitschen Rijksdag naar aanleiding van de inmenging van den Duitschen Keizer in politieke aangelegenheden, en op de rede van Jaurès in de Fransche Kamer, betrekkelijk het Socialistisch standpunt in zake van internationalisme. Over Elzas-Lotharingen zegde hij o.a. ‘De oorlog lost deze kwestie nooit op. Zoodra de dag daartoe gekomen is, dat is de dag van de zegepraal der ontwapening, zullen de volkeren zelf beslissen, het Elzasche evengoed als het Finsche, het Poolsche, het Iersche. Dat is onze oplossing.’ ‘Een stelling, schrijft Netscher hieromtrent, die in Frankrijk rond zal gaan en het volk zal overtuigen de eenige ware te zijn.’ - De Karakterschets is gewijd aan Johan Van Manen, een jong man, te Nymegen in 1877 geboren, die na velerhande zaken gedaan te hebben, nu zijne bestemming schijnt gevonden te hebben in het propaganda maken voor Theosofie ‘een samenvatting van godsdienst, wijsbegeerte en wetenschap, en een synthesis van gevoel, weten en geloof.’ Hij bereidt zich voor tot iets grooters. ‘Wat dat grootere wezen zal, is hem zelf op het oogenblik nog niet bewust. Hij wacht, hij wacht zijn tijd af’. - In de rubriek Het boek van de Maand: overzicht van de werken van Couperus.
Jeugd, geïllustreerd tijdschrift voor jongens en meisjes. Erven Tijl, Zwolle.
Mij werd - als zooveel anderen onderwijzers, vermoed ik - toegezonden de eerste aflevering van ‘Jeugd’, geillustreerd tijdschrift voor jongens en meisjes.
't Is een net uitziend boekje in modernen band, met op den omslag een aardig meisje, verdiept in de lectuur van ‘Jeugd’ natuurlijk en een flinken jongen, leunende op een fiets en turende in ‘Jeugd’, dat spreekt als een boek.
De aflevering was vergezeld van een brief, waarin de leuke vraag mij gemelijk lachen deed, de vraag: ‘Zou de concierge zich tegen eene kleine belooning kunnen belasten met het uitreiken van een exemplaar der aflevering aan elk der leerlingen, die u meent, dat ervoor in aanmerking kan komen?’
Een concierge - 't is om te watertanden! Neen, Erven Tijl,
| |
| |
zoover zijn we nog niet. Wel zijn we met ons zevenen maar ieder is zijn eigen concierge.
Of zouden de Erven Tijl bedoeld hebben, dat ik zelf maar de concierge zou wezen? Dat denk ik, en dan moet ik hun tot mijn spijt berichten, dat ik deze concierge-diensten niet mag, niet kan en niet zal verrichten.... Och, och, wat is het ding neutraal! En 't is voor ons, katholieke openbare onderwijzers, al erg genoeg, dat de wet ons gebiedt, ‘neutraal’ te wezen, 't is niet mijn plan wilde ik zeggen, nog meer neutraliteit te verspreiden.
Bij de eerste aflevering was gevoegd een schilderijtje van... Jan Steen. Neen maar, geen boerenkermis of een dito drinkpartij, neen hoor! heel ordentelijk, eenstemmig stukje: ‘St. Nicolaasfeest.’ Hoort, wat daarover o.a. geschreven staat....‘Zijn zusje is beter bedeeld. Ziet ge wel dat heiligenbeeldje, dat zij in haar arm heeft? Dat is niet omdat het een roomsche familie is,’ (alsof de kinderen van roomsche families heiligenbeeldjes onder den arm droegen), ‘maar omdat wat wij nu een ‘vrijer’ noemen, in dien tijd een ‘St. Jan’ heette. Die heilige was toen de patroon der verloofden, en de meisjes noemden haar aanstaanden man: ‘mijn eigen St. Jan’.
Zie zoo, dat weten de lezertjes en lezeresjes van ‘Jeugd’ alweer en wij ook. Dit over de eerste aflevering.
Nu de tweede.
‘Jeugd’ heeft ook een medewerker of medewerkster te Rome, L. Koelman, (Romola).
En die Romola schrijft nu aan M.E. Pijnappel, den redacteur of de redactrice van ‘Jeugd’, ik weet het niet, maar ik denk het laatste, uit de Eeuwige Stad een brief, waarin voorkomt: .... ‘in de hoop, dat de moeder gods haar kind genezen zou, doch daar dit niet gebeurd was, en de vader toen gezegd had, dat beelden geen kinderen genezen kunnen’.....
Ik leer mijne kinderen altijd 't woord Moeder met een hoofdletter schrijven, uit eerbied voor dien heiligen naam. Hier acht men 't niet noodig dit woord met een hoofdletter te drukken, al duidt het de heiligste der Moeders aan. Doch dit kan ik nog begrijpen: daar zijn er, die ‘anders denken’ dan ik.
Maar dat men den naam van God hier met een kleine letter durft plaatsen, dat waarschuwt mij ernstig, dat ‘Jeugd’ erger is dan neutraal, dat het goddeloos is of worden zal.
Aan ‘beelden, die geen kinderen kunnen genezen’, wil ik geen woord verspillen, ....die zijn me te min!
En daarom nog eens mag en kan en zal ik geen concierge- | |
| |
diensten verrichten voor ‘Jeugd’, welk tijdschrift ik toewensch, dat het niet ‘oud’ wordt.
Kees Waas.
Nieuwe Arbeid. Januari en Februari 1903.
Maandschrift van groot Nederland, voortzetting van de tijdschriften Jong Holland en de Arbeid. Prijs voor België 7,50 fr. Uitgever H. Van Romburg, Utrecht.
Van alles in dit eerste nummer. Van Dr René De Clercq Dichter Guido Gezelle als Volksman, meest uittreksels, aaneengeweven met enkele beschouwingen. Het slot: ‘Hij was van zijn volk’; de grondgedachte ‘Hij was van het getal niet dier kleinhartig hoogmoedige kapelaantjes en onderpastoors, die kruipen onder de tafel van een publikaanschen kasteelheer en zich slechts den armen man herinneren als hij vergeet ootmoedig zijne pet te lichten op hun windmakenden voorbijgang. Evenals zijn goddelijke Meester kende hij de nederigen 't eerst, en zijn priesterkleed werd hem een paspoort om binnen te dringen in die arme huisjes.’ - Victor de Meyere geeft Beschouwingen over den Hedendaagschen Roman. ‘Het wordt tijd eerlijk te wezen tegenover ons zelven en openhartig te bekennen dat onze literatuur in Vlaanderen geen lezers telt, dat onze boeken er geen nut stichten en dat ons volk zijn schrijvers onwetend blijft.... Ons allen ontbreekt het doel. We weten niet waarheen we gaan, noch van waar we komen. Me dunkt, dat het meer dan tijd is, dat wij, ieder voor zichzelven, de daden vinden die ons leven waardig zijn.... Het is mijn stellige overtuiging dat de schrijver nu iets meer behoeft te zijn dan verteller en zijn taak een apostolaat is... Het gezag blijft de eerste oorzaak van al onze beschouwingen, het gift dat al onze menschelijke betrekkingen doodt... Het socialism is geene partijbeweging, het is eene strevende waarheid, eene sociale waarheid in optocht, zooals het theoretische Anarchism de kern eener moreele waarheid in zich besluit... De (politieke) partijen zijn moreel gestorven... De schrijver komt aan de beurt... Door zijn werk gaat hij trachten de tegenwoordige maatschappij op nieuwen grondslag te vestigen... Dit artikel gelijk alles wat hier verschijnt, is de persoonlijke meening van den schrijver. Het is geen richtingsartikel, want ons orgaan is en blijft zonder
schoolstrekking.’ - E. Thorn Prikker in zijn artikel Tot de jonge poëeten is niet zacht voor de modernen van na '80. ‘Wees niet zoo smartelijk meer: er is niets dat zoo verveelt als tranen. Weest geene kleine Johannesjes meer, kleine kinderen worden groot, niet waar. En als ze niet
| |
| |
groot worden noemt men ze idioten. Weest ook niet meer verliefd. “C'est bon pour une fois” heeft Verlaine gezegd. Verliefd zijn, bedoelde hij daar wel niet mee, maar toch zijn eigen voorbeeld leert dat jonge lui ook eens aan trouwen moeten gaan denken. Streel dus geen zachte lokken meer, neem geen twee kleine handen in je eene groote, verkoop het altaar waarop je offerde aan de godin “de godin van je ziel” aan een uitdrager - er zijn lieden die voor alles geld geven - en sluit je oogen voor “het licht van je ziel”. Je hebt al zooveel tranen vergoten dat een beetje gemoedsrust je geen kwaad zal doen. Hebt ook geen smart meer, want een goed humeur zal je leeren waardeeren als een kostbaar ding in je huwelijk.’ Dat de jonge dichters nu echter niet vragen wat ze moeten doen; de schrijver zou hun antwoorden: ‘Men zal mij misschien vragen, wat ik nu eigenlijk wel wil van onze jonge poëeten en prozaschrijvers. En ik zelf zou het niet weten aan te duiden, anders dan door weifelende zinnen, die ik hierboven neerschreef.’ - Benevens deze grootere opstellen die de richting van het tijdschrift min of meer aanwijzen kleinere proza en verzen van Johanna Bakker, W. Graadt Van Roggen, J. Tersteeg, Pol de Mont, Ad. Herckenrath, Fr. Buyens, M. Blokzyl, Richard de Cneudt, Ary Delen, C. Eeckels enz. waarvan er geene zijn die bijzonder vooruitspringen.
De Katholieke Gids. Maart 1903.
Dr J. van den Brink in een artikel Combes - de ondankbare - de kerkvervolger geeft de levensgeschiedenis van den Franschen ministerpresident en toont zijne tegenwoordige handelwijze. - P. van Kaspelen schreef, ter gelegenheid van 's Pauzen jubeljaar, een artikel Het Primaat des Pauzen. - Van A. Nuyens het vervolg van zijn zeer lezenswaarde studie Het Spiritism. Hij beschrijft de verschijnselen die zijn ‘in werkelijkheid een verkeer met de booze geesten, zooals wij later zullen zien.’
Van Onzen Tijd. 3e jaarg., no 5.
E.H. Binnewiertz, als vervolg van zijne studie over G.F. Haspels, ontleedt den roman Opgevischt. ‘Die les - “voor die talloos velen die door gebrek aan karaktersterkte en door gemis aan edele idealen hun hart en hun leven reddeloos verloren zien gaan bij het eerste stormen van hartstocht of smart” - moet niet gepreekt met doode woorden, maar uitgebeeld worden in levende daden door levende menschen, die spreken hun eigen taal en werken met eigen kracht, maar daarom des te treffender en dringender verkondigen wat Haspels wil leeren.’ - Van Albertine Smulders Sprookjes van de Schemering en Uit het Biënboec.
| |
| |
- Th. Molkenboer zegt veel goed van de Engelsche Kunst en vergelijkt ze met de Nederlandsche. Hierover: ‘Maar een nationaal gevoelen voor uitingen van schoonheid in den vorm van dans, muziek, kunst - is ons ras niet eigen. In Holland denkt en voelt in die richting slechts de bovendste laag van de geestes-aristocratie. Zelf blijkt de geldaristocratie hier - in tegenstelling met de heele wereld - voor schoonheid en waardigheid in uiterlijke leefwijze dikwijls ongevoelig.... Wat de Grieken hadden mist het Hollandsche element, het is te weinig spiritueel, en daarom is het te eenzijdig.’
Quinzaine. 1i Mars.
Mgr Lacroix: Monsieur Bieil, directeur de Saint Sulpice - Lucie Felix Faure: Denys l'Aréopagite: zijn twee schetsen: de eerste verbeeldt Denys te Alexandrie zoekend naar de waarheid, de tweede beschrijft hem te Athene met St. Paulus. - L'Avenir de l'Apostolat Catholique dans le peuple, is volgens J. Debout, het geestelijk genootschap der Almoezeniers van den Arbeid, te Luik gesticht door Mgr Doutreloux. Dit werk kan alleen eenen aanhoudenden invloed op het volk uitoefenen: ten eerste omdat het op dit grondbeginsel rust: het volk moet door het volk geleid worden; ten tweede omdat de almoezeniers meer eenheid in hunne werken kunnen brengen, en dat zij zeker zijn opvolgers te hebben. De schrijver toont daarna hoeverre die stichting het in ons land gedreven heeft, en hoeveel goed het reeds heeft kunnen verrichten. Louis Arnoult in Marie Heurtin en Europe, ontleedt eenige studiën die verschenen zijn in Duitschland, Engeland en Holland over de stom-doove en blinde Marie Heurtin. - ***: Commentfaire.
Durendal. Februari 1902.
L'Instinct, een nuchter vertellingske van Georges Remy. - Goede verzen Images d'Italie van Albert Mockel. - Jul. Destrée geeft het vervolg van zijne studie Sur quelques peintres de Sienne: Taddeo di Bartolo en Sano di Pietro zijn aan de beurt. - L. Wallner schrijft over Littérature russe ter gelegenheid van het verschijnen eener Fransche vertaling van Appolo Maïkoff's verzen door T. Martel en Larghine. ‘L'âme russe ne vibre pas autant chez Maïkoff qu'elle ne vibre chez Koltzoff ou chez Nékrassoff, dont la muse, bien que revêche et sèche parfois, accuse un goût du terroir beaucoup plus prononcé que chez l'auteur du Concile de Clermont. En réalité chez Maïkoff cette âme russe est plus générale, plus philosophique, et le caractère ethnique y semble plus latent, alors que chez Nékrassoff elle est plus populaire et
| |
| |
plus en relief... Quoi qu'il en soit, ce qui distingue Maïkoff de tous les poètes russes, c'est sa belle santé intellectuelle et morale.’
Das litterarische Echo.
15n Febr. - 't Is in Duitschland volop ruzie in de schouwburgen: tooneelspelers en publiek kijven tegen elkander om het hardst. Van al dat rumoer vangen de tijdschriften natuurlijk den weergalm op. Vandaar, na het artikel van prof. Klaar over Schauspieler und Kritiker in de vorige aflevering, ditmaal een opstel van F. Gregori over 't zelfde onderwerp. Al dit geschrijf zal de partijen niet verzoenen. In wederzijdsche oprechtheid en verdraagzaamheid zal wel de eenige uitkomst liggen. - M. Meyerfeld bespreekt de Neue englische Romane, die tegenwoordig aan het Duitsch publiek een geliefkoosde en degelijke uitspanningslectuur verstrekken. - Onder den titel Bauernland rangschikt en beoordeelt R. Weitbrecht een aantal dorpsverhalen van jongen datum; Neue Frauenlyrik wordt bekend gemaakt door P. Remer; Totentanz der Liebe (vier dramas van St. Przybyszewski) wordt besproken door W.v. Scholtz. Voorts Zur Gobineau-Litteratar van Th. Achelis, en Gedichte van Margareta Beutler en Hedwig Lachmann.
1n Maart - R. Krauss klaagt er over dat bij het oordeel van het groote publiek over de voortbrengselen der kunst Das stoffliche Interesse, het belang wekkende, het bekende, het verrassende, het pikante der stof alleen, den doorslag geeft; vorm, stijl, kunst blijft buiten beschouwing. - Ricarda Huch, zegt H. Bethge, heeft twee meesterwerken tot stand gebracht der verhalende kunst die elk beschaafd Duitscher moet gelezen hebben, en die zijn ‘Ludolf Ursleu’ en ‘Aus der Triumphgasse’. Deze romanschrijfster heeft drie kunstmeesters gehad: Goethe, Gottfried Keller en Conrad Ferdinand Meyer. - H. Zweig bespreekt Skizzen- und Novellenbücher; E. Stöckhardt Symbolische und Märchen-Dramen; A. Luther Anti-Tolstoï, een boek van H. von Samson-Himmelstjerna. - Die Söhne der Farfalla is een proeve van Ric. Huch's talent.
15n Maart. - Het hedendaagsche drama brengt twee nieuwigheden: het toont de ontwikkeling der karakters in het rijzen en dalen der handeling, en houdt zich niet meer in de eerste plaats met handeling op; het heeft toegang verleend aan de ‘stemming’, aan het lyrisch, het muzikaal bestanddeel. Het stemmingsdrama is echter alleen denkbaar onder den vorm van Einakter. Aldus spreekt R. Lothar. - In Koloman Mikszáth ‘ziet Béla Lázár een eigenaardig voorbeeld van de huidige Hongaarsche novellendichtkunst, waarvan de hoofdkracht ligt in de
| |
| |
hekelende schildering der bijzonderheden - die hier en daar tot spotprentmakerij ontaardt, - in de voortreffelijke schildering van het volksleven, in een onmiddellijke, naïeve, frische taal - deugden, die ons de gebreken van den bouw en de bij gelegenheid voorkomende overdrijving der karakters doen vergeten en van den schrijver terecht een der lievelingen van het Hongaarsch lezerspubliek maken.’ - A. Heine bespreekt Neues von Carl Hauptmann; F. Poppenberg Eine moralische Phantastin; W. Golther Wagner-Erinnerungen; G. Zieler, H. Sittenberger en Fr. Moest beoordeelen Dramaturgische Schriften. - J. Minor klaagt er terecht over dat in de Duitsche middelbare scholen en universiteiten het onderricht in de literatuurgeschiedenis doorgaans maar Bis zu Goethes Tod gaat. De laatste 70 jaren worden verwaarloosd! Moest Prof. Minor eens in België komen, hij zou wel zien dat we hier aan dat been ook mank gaan.
Der Katholik. December 1902.
Prälat Dr. A. Bellesheim, Der engl. Erz-priester-Streit (1598-1602). - H. Weishäupl., Zwei Predigtsammlungen des 15 Jahrhunderts aus Salzburg. - Theodoor Keicher cand. theol., Die Eschatologie des Buches, Job. - Dr. Anton Baumstark, Das Syrisch-antiochenische Ferialbrevier. - Dr. Selbst, Zur Literatur über Babel und Bibel.
Januar 1903. - Dr. Franz Sawicki, Ed. v. Hartmanns Autosoterie und die christlische Heterosoterie.
Hartmann heeft zijnen autonomischen en autosoterischen godsdienst, waarin de mensch zichzelven wetten stelt, zichzelf van zijne schuld verlost, voorgoed van de leer der Christenen gescheiden, die aan Godes wetten gehoorzamen en van Hem verlossing verwachten. Ziehier Hartmann's stelsel:
De zedelijke wet wil dat ieder zich overgeve aan den natuurlijken gang der wereld, ter wille van dezes eindelijke verlossing. De mensch gevoelt zich schuldig tegenover die wet, en tracht naar de verlossing die bestaat in de zegepraal van de zedelijkheid op Eudémonisme door de genade. Daar, in Hartmann's pantheisme, de mensch God is, is het de mensch zelf die zich de wet stelt, en door het goddelijke zijner natuur, de genade, zichzelven verlost.
Hartmann voor wien geloof en genade een en hetzelfde zijn komt overeen met de protestantsche leer waarin het geloof alleen rechtveerdigt. Vele woorden, verlossing, heiliging, berouw enz. heeft Hartmann van het Christendom overgenomen, maar zijn
| |
| |
pantheisme stelt genoeg de grens tusschen zijne autonomie en autosoterie en de Christene heteronomie en heterosoterie.
Zulke verlossingsleer is
1o ongenoegzaam: voor iedere schuld moet straf en verzoening zijn, zonder verzoening is er geene vergiffenis.
2o onmogelijk.
Om het booze uit te leggen moet er tegelijkertijd eenheid en verscheidenheid tusschen God en mensch zijn.
Indien het booze eerst onvermijdbaar is en dan door de genade overwonnen wordt, kan er geen booze meer bestaan, immers het zedelijk kwaad vereischt vrijheid, en niet alleen waakzaamheid en opmerkzaamheid.
Slot volgt.
P. Erasmus Nagl., Hammurabisgesetze, - Dr. Anton Baumstark, Das Syrisch antiochenische Ferialbrevier. - Pfarrer. Dr. J. Mühlenbein, Die Choral Reform unter Klemens VIII und Paul V. - Ein hochgesinntes Königspaar auf den Sächsischen Tron.
The Dublin Review. Januari 1903.
Het lijkwaad des Heeren van Turijn door Dom. B. Mackey O.S.B. - Grondige ontleding van ons begrip van het stoffelijk wezen, door P.C. Kolbe. Schrijver verwerpt het dynamism zoowel als het atomism: Aristoteles' oude leer bevredigt hem meer, maar om haar een modern voorkomen te geven, poogt hij ze overeen te brengen met Lord Kelvin's wervelstelsel, dat, volgens hem, maar de beschrijving der energetische zijde zou zijn van hetzelfde feit, waarvan de substantieele beginselen door den griekschen wijsgeer bepaald werden. - Hoe Elizabeth's ‘Supremacy bill’ aangenomen werd, door J. Pollen S.J. - Tichonius en S. Augustinus, door A.B. Sharpe. Tichonius, al behoorde hij tot de sekte der Donatisten, weêrlegde hunne dwalingen, en bleef toch hunne scheuring aankleven. Deze onlogische handelwijze, welke S. Augustinus' verwondering verwekte, is heden degene van vele Anglikaansche ritualisten geworden, die gereed zijn niet slechts de ceremoniën, maar ook al de dogma's der roomsche kerk aan te nemen, en nochtans de hunne niet willen verlaten, al bestaat er blijkbaar hoegenaamd geene reden voor. - S. Chrysostomus en S. Pieter, door J. Chapman O.S.B. Bewijs van het door de Vaders wettelijk erkende oppergezag van den paus. - De Vaders gaven Rome het oppergezag, door A. St. Leger Westall, zoo luidt de 28ste canon van het concilie van Chalcedon door S. Leo zelven aangenomen: de protestanten en orthodoxen, die Rome's geestelijk gezag op zijnen voormaligen politieken voorrang willen steunen, geven er dus eene valsche beteekenis aan. en de
| |
| |
Vaders, welke erin vermeld worden, kunnen maar S.S. Pieter en Paulus zijn. - Fransche zendingen in het Oosten, door F. Goldie S.J. - Tafereelen van het Hervormings tijdvak, door Miss J.M. Stone.
Razon y Fé. Madrid, Marzo 1903.
En el XXV aniversario de la coronación de Leon XIII, La Redacción - La mctafisica y el Empirismo Conclusión-José Espi. Beurtelings bespreekt en wederlegt schrijver de zedeleer van Comte, Laffitte en Littré, die van Stuart Mill en Herbert Spencer en de zedeleer van het genot. - Del Bálsamo para el Santo Crisma-M.C.O. - Autos anteriores a Lope de Vega, J.M. Aicardo. Gedachten over het godsdienstig tooneel vóór het optreden van den stichter van het Spaansch tooneel. - Los jurados mixtos de iniciativa privada, Narciso Noguer. - Observatorio de Granada, J. Granero. - Viajes de herborización por Galicia, B. Merino. - La edad prehistorica en Orihuela, J. Furgús. - Dia del transito de San Francisco Javier, A. Astrain.
Rivista Internazionale dei Scienze politische e Soziale. Dicembre 1902.
La riforma della Leggi sugl' infortuni del Lavoro (Francesca Invrea). Als een der weinige beschermwetten der werkersklassen, bestaat er in Italië een wet gesteund op het beginsel: rechtsvergoeding in ongevallen met waarborg door middel der verplichtende verzekering.
Door een samenloopen van oorzaken was de wet van den 27n Maart 1898 vol van overal erkende gebreken. Verbeteringshalve kwam de wet opnieuw in redetwist der kamer en werd er goedgekeurd den 23n April 1902. In 't kort komt zij voor het Senaat. 't Valt buiten twijfel, zegt Invrea, dat velen onder de wijze en rechtveerdige wetsgeleerden liever eene meer, doorgevoerde grondhervorming gewenscht hadden, dan deze van het in de Kamer aangenomen wetsontwerp. Die vervorming had bijzonder moeten bewerkstelligd worden onder drie opzichten.
Ten eerste het ware voordeeliger, in gevallen van aanhoudende onkundigheid, de rentevergoeding aan te nemen in stede van den werkman door een kapitaalken schadeloos te stellen. Het is het stelsel dat bijna overal door de vreemde wetgevende machten in voege gebracht is geweest.
Ten tweede, het inbrengen van verplichtende syndikaten - gelijk in de Kamer zelf Mr Feesincti opgemerkt heeft, verplichtende verzekering en vrije keus van de verzekeringsinrichting zijn twee bewoordingen die op praktisch gebied tegen elkander
| |
| |
strijden; in andere woorden de verzekeringsinstelling moet bepaald en aangewezen zijn. Zij mag aan de bijzondere berekening en eigenbaat niet blootgesteld worden maar moet eene inrichting zijn van 't openbaar bestuur.
Ten derde, het ware ook niet slecht eene volkomene verandering aan te nemen in het afrekenen der vergoeding. Alle zaken die op rechtsgebied komen, moeten overgelaten worden aan wettige en eerlijke tribunalen waar zullen zetelen evenveel werklieden als patronen. Dit stelsel heeft in Duitschland de beste uitslagen afgeleverd.
Verder bespreekt de schrijver nog de volgende verbeteringen.
1) Wenschelijk ware het dat nog andere werkersklassen de voordeelen der wet genoten.
2) dat de schadeloosstelling, in geval van dood, overging niet tot de wettige erfgenamen maar wel tot de overlevenden die door het afsterven van den werkman van leefmiddels beroofd worden;
3) dat de vergoeding aangroeie in geval van bestendige onbevoegdheid;
4) en dat vakvereenigingen als verplichtend ingevoerd werden.
Het schrijven sluit met den wensch dat de Senaat, om het bestuur op het spoor der verbeteringen aan te moedigen, het nieuw wetsontwerp na kleine wijzigingen zou aanveerden.
La Constituzione ideale (Kossignoli) Gennaio 1903.
La Legge Italiana circa la cassa Nazionale di Providenza per la Vecchiezzoa ed inabilita degli operai (Edoando Catani).
La Coszienza religiosa secondo i recenti economisti. Vincenzo Buanchi-Caghesi.
|
|