| |
| |
| |
| |
Leo XIII en de beschaving
De katholieke wereld viert met algemeene geestdrift het jubelfeest van Leo XIII en brengt hem hare eerbiedige hulde van dankbaarheid, onderwerping en innige liefde. Om ons met de feestvierende Kerk te vereenigen, willen wij in breede trekken den heilzamen invloed van den Paus schetsen op de beschaving en het geluk der volkeren.
De toestand der maatschappij is alles behalve rooskleurig, ondanks den gevierden vooruitgang. Wie met eenige aandacht de stroomingen van onzen tijd op het gebied van den godsdienst, van de wetenschap, de staatkunde en de sociale beweging beschouwt, denkt onwillekeurig aan de gepleisterde graven van het Evangelie, en komt tot de overtuiging dat de maatschappij in een kranken toestand verkeert, en aan ernstige wonden lijdt, welke, als zoovele kankers, hare levenssappen aanranden. Het is niet moeilijk onder den schijn van eendracht en vriendschap in den boezem der samenleving een' woedenden strijd te ontdekken, welke de geesten verdeelt, den voorspoed belemmert, de volkeren verontrust en de beschaving in gevaar brengt.
In dezen hevigen strijd staat de wetenschap tegenover het geloof, de vrijheid tegenover het wettig gezag, de Staat tegen de Kerk, de arbeid tegen het kapitaal.
Van den anderen kant, leert de geschiedenis dat de Kerk alleen op al deze levensvragen het juiste, voldoende, vreedzame antwoord geeft; zij alleen kan den vrede tusschen de strijdende machten herstellen, de wetenschap met het geloof, de vrijheid met het gezag, den staat met het geestelijk gezag, den arbeid met het kapitaal verzoenen. Om deze bewering staande te houden, is het genoeg de reeks van Encyclieken in herinnering
| |
| |
te brengen, in welke de regeerende Paus zijne raadgevingen, lessen en wenken omtrent de brandende strijdvragen aan de geheele wereld mededeelt met het doel de verdwaalde maatschappij op het rechte spoor terug te voeren.
| |
I.
Vooreerst op het gebied der wetenschap verkondigt de Paus in zijne Encyclieken de waarheid dat de rede en het geloof, twee rechtmatige bronnen van zekere kennis bestemd zijn elkander te helpen en te steunen. Het geloof, rustend op het onfeilbaar woord Gods kan nooit in strijd komen met de rede, eveneens een geschenk van God; bijgevolg een strijd tusschen beide kenbronnen is slechts schijnbaar en ontstaat of wel uit de onwetendheid der rede, of wel uit eene verkeerde verklaring van het geloofspunt. Onzinnig is het derhalve in het beoefenen der wetenschap het bovennatuurlijk licht van het geloof te versmaden, omdat het den geleerde tegen de dwaling beveiligt, zijn blik verruimt, zijn geest met nieuwe waarheden verrijkt en als onfeilbare gids de vrijheid van onderzoek niet verkort, maar beschermt en versterkt.
Geen wonder derhalve dat de Paus sedert 25 jaren de grootste zorgen heeft besteed om niet alleen de kerkelijke studiën, de christelijke apologetica, de Bijbelstudie, maar ook de studie der wijsbegeerte, der natuurwetenschappen, der klassieke letteren, der geschiedenis en der sociologie te bevorderen.
Vooral dienen de Katholieken dankbaar te zijn wegens de Encycliek waarin Leo XIII hun den veiligen weg afbakent op het gebied der philosophie. Veel te lang hadden zij zich door de moderne dwalingen min of meer laten medesleepen en hunne krachten verspild in onderlingen strijd. De Paus herstelt de eenheid en den vrede met de oude philosophie der middeleeuwen, vooral door den H. Thomas vertegenwoordigd aan te bevelen. Zij immers leert de beginselen noodig in den strijd tegen het rationalisme, en geeft de middelen aan de hand om aan de kranke maatschappij nieuwe levenskrachten te verstrekken.
| |
| |
Hetzelfde geldt van de commissie voor Bijbelstudie onlangs door Leo XIII benoemd ten einde in het licht der geopenbaarde beginselen omtrent het goddelijk karakter der HH. Boeken en het onfeilbaar leergezag der Kerk, te onderzoeken welke hulpmiddelen de katholieke geleerden aan de ongeloovige wetenschap kunnen ontleenen om hare roekelooze dwalingen met gelijke wapenen te bestrijden. Daarbij is zij bestemd zoo ver mogelijk de grenslijn te trekken tusschen de verklaringen van Gods woord, door de geloofsleer gevorderd, en de min of meer waarschijnlijke meeningen welke de exegeten verdeelen, om zoodoende den H. Stoel in staat te stellen, zoo noodig te bepalen wat ieder katholiek gehouden is aan te nemen, wat nog verder onderzoek vereischt en wat aan de vrijheid der geleerden wordt overgelaten.
Geen twijfel dat met deze commissie zich een tijdperk opent van grondige degelijke werken, welke der wetenschap zullen ten goede komen.
| |
II.
Met voorzichtige bezadigheid, diepe wijsheid, enkel bezield door het verlangen naar vrede en eendracht treedt de Paus op in den soms bloedigen strijd tusschen het volk en zijne regeering. Even als hij de scheiding tusschen rede en geloof veroordeelt, veroordeelt hij den strijd tusschen de vrijheid en het gezag. Hij wil beiden verzoenen met hunne grenzen en onderlinge rechten en plichten nauwkeurig te bepalen.
De Kerk drukt op de wetten van het burgerlijk gezag een om zoo te zeggen heilig karakter, dat tot de ziel doordringt en hare gehoorzaamheid bevordert. Maar, wanneer zij de gehoorzaamheid tot plicht maakt, is zij ver van de slavernij goed te keuren, even als zij den revolutiegeest, onder het mom der vrijheid verscholen, bestrijdt, veroordeelt zij met niet minder kracht het absolutisme verborgen onder den valschen schijn van het gezag. Haar woord Non licet richt zij zoowel tegen de verdrukking der Keizers, als tegen het volksdespotisme.
Deze leer is niet nieuw, zij is zoo oud als het Evangelie en
| |
| |
heeft in alle eeuwen de ware vrijheid beschermd en het wettig gezag gerugsteund. Waar is echter ook, dat Leo XIII haar opnieuw met verheven ernst den volkeren voorgehouden en op de tegenwoordige tijdsomstandigheden heeft toegepast.
Dikwijls wel is waar wordt het pauselijk woord slecht begrepen, bespot en gelasterd, terwijl de eenen hem beschuldigen de vrijheid van het volk te verkorten, klagen de anderen dat hij de voorrechten van het gezag prijs geeft. Wie echter zonder vooringenomenheid de encycliek leest, zal aan de wijsheid van den Paus zijne hulde brengen. Hoe vele gekroonde hoofden en staatsmannen moeten openlijk of in hun binnenste bekennen dat, werden de lessen van den Stedehouder van Christus gevolgd, de regeeringen hun gezag minder aangerand, en de volkeren hunne vrijheid krachtiger gehandhaafd zouden zien. Men wane niet met legers en kanonnen de revolutie te kunnen overwinnen, de wapenen zijn onmachtig tegen de logische onafwijsbare gevolgen der beginselen. Wie wind zaait, zal storm maaien. Zoolang eene losbandige pers alles wat heilig is bezoedelt, de laagste hartstochten van den mensch streelt, het oproer als een heiligen plicht predikt zal het kwaad voortwoekeren en alle gezag in gevaar brengen. Het eenige reddingsmiddel wordt door den Paus aangewezen: de geesten waar het kwaad nestelt te genezen met hen tot de christelijke voorschriften van recht en plicht terug te roepen.
| |
III.
De onbelemmerde vrijheid der Kerk, aan het heil der zielen te werken is een recht haar door den goddelijken Stichter verleend. Gaat zij verloren, dan verdwijnt hare goddelijke instelling. Zij wordt verlaagd tot een der talrijke genootschappen, welke aan den staat hun bestaan ontleenen en daarom geheel en al aan het burgerlijk gezag onderworpen zijn.
Geen wonder dus dat de vijanden der Kerk, hoezeer onder elkander verdeeld, allen samenspannen en hunne krachten vereenigen tegen de vrijheid der Kerk. Het burgerlijk gezag in handen van een Keizer of van eene bende politieke tinnegieters
| |
| |
en vrijmetselaren staat vijandig tegen het geestelijk gezag en durft staande houden dat de vrijheid der maatschappij onbestaanbaar is met de vrijheid der Kerk.
Met ontembare krachtsinspanning weerstaat de Paus aan deze vijanden en tracht hunne snoode plannen te verijdelen niet uit eer- of heerschzucht, maar om de goddelijk rechten der Kerk te verdedigen, en aan hare kinderen de heilige gewetensvrijheid te verzekeren. Het is juist in naam der gewetensvrijheid dat men de Kerk in boeien slaat, terwijl deze vrijheid eene weldaad van het christendom is. Zij vloeit voort uit het onderscheid der twee machten, onbekend aan het heidendom, en werd door Christus plechtig bekrachtigd met de woorden: Geef aan den Keizer, wat den Keizer toekomt en aan God wat Hem toekomt.
In den loop der eeuwen bleef de Kerk getrouw aan deze verhevene leer, en niet eens heeft zij haar met het onwraakbaar getuigenis van het bloed bezegeld. Desniettemin blijft de vervolgingszucht van het heidendom voortbestaan en eischt ook heden nieuwe slachtoffers. Cesar niet tevreden dat men zijne rechten eerbiedigt, matigt zich Gods rechten aan, en wil oppermachtig over de lichamen en zielen heerschen.
Wie niet vrijwillig de oogen sluit voor het licht kan zonder moeite het einddoel van den strijd begrijpen: de slavernij van de Kerk, het vernietigen van het christendom. De wandaden vooral in Frankrijk door de vrijmetselaars gepleegd laten geen twijfel over. De Hoogepriester volgt te midden van deze hevige aantijgingen het voorbeeld van zijn goddelijken Meester: ‘Jesus autem tacebat.’ Maar indien de pauselijke staatkunde haar verlangen naar verzoening niet prijs geeft en tot het behoud van den vrede de smartelijkste offers brengt, nooit zal zij het recht met voeten treden, wanneer het uur van spreken en handelen slaat zal de Paus de miskende waarheid huldigen, de overwonnen vrijheid wreken.
De dwaasheid van de kerkvervolgers gaat alle begrip te boven. Zij begrijpen niet dat de aanvallen tegen de Kerk zich tegen alle gezag keeren, dat met de vrijheid der Kerk te bestrijden zij hun eigen gezag ondermijnen en de revolutie bevorderen,
| |
| |
dat het inpalmen der kerk- en kloostergoederen het eigendomsrecht aanrandt en aan het dreigend socialisme nieuwe wapenen geeft. Mochten zij bij tijds hunne dwaling inzien om aan Gods straffende hand te ontkomen.
| |
IV.
Hoe hevig en noodlottig de aanvallen tegen de H. Kerk ook zijn, gevaarlijker wegens zijne uitbreiding en zijne economische gevolgen is de strijd tusschen den arbeid en het kapitaal, de onderlinge strijd tusschen de lagen der maatschappij.
Een internationaal leger dat geen grenzen kent, met God en vaderland spot, alle bestaande instellingen en wetten veracht, vereenigt al zijne krachten om de maatschappij te vernietigen en op hare puinen een aardsch paradijs te stichten. De spil en de ziel der beweging is de nijd, welke ten einde de onvermijdelijke ongelijkheid der standen op te heffen, zich wreekt op alle sociaal gezag en orde. Indien het den leiders ooit gelukt het proletariaat in strijdorde te stellen en den slag te wagen, zal de wereld een onheil beleven, onbekend tot heden in de geschiedenis. Niets zal staande blijven, noch privaat, noch openbare belangen, noch vrijheid, noch gezag, noch huwelijk, noch huisgezin, noch kerk, noch God, om de armoede op te heffen zal men allen rijkdom vernielen.
Tegenover dit dreigend gevaar staan de economisten verslagen en onthutst omdat hunne voorspellingen faliekant uitkomen; de staatkunde begint te wanhopen uit gebrek aan afdoende hulpmiddelen; de gekroonde hoofden zoeken hun heil te vergeefs in de vermeerdering van soldaten en wapenen.
Te midden van den algemeenen angst gewekt door de onheilspellende wolken aan den gezichteinder hoort men echter eene stem die van vrede en verzoening spreekt; zij is niet de stem van den volksopruier die de menigte in het harnas jaagt en het kapitaal bedreigt, noch de stem van den vleier, die alle klachten der werklieden afwijst, de misstanden ontkent en met de rijken heult. Neen de stem van den Hoogepriester veroordeelt oproer en verzet, verdedigt Gods eeuwige wet, handhaaft het
| |
| |
eigendomsrecht, het huisgezin, het burgerlijk en godsdienstig gezag, maar tevens roept zij den rijken en machtigen hunne plichten van rechtveerdigheid en naastenliefde in het geheugen, heeft medelijden met de armen en ongelukkigen, ontfermt zich over het lot der werklieden en toont hun den vreedzamen weg tot eene betere toekomst zelfs in deze wereld.
De verschijning van de encycliek Rerum novarum is voorzeker een der belangrijkste feiten van onze eeuw. Met recht werd zij als de grond wet van den arbeid en van den maatschappelijken vrede gevierd, gegrondvest op de rechtvaardigheid en de naastenliefde, op de wederkeerige rechten en plichten van den arbeid en het kapitaal.
De Paus wijst de onrustige wereld op het Kruis, als het eenige middel om tot rust en vrede te komen, want de ware beschaving aan den voet van het Kruis geboren kan alleen in het christendom nieuwe levenskrachten putten. Het zal de onsterfelijke roem van Leo XIII zijn den hachelijken toestand der maatschappij volkomen begrepen en met zekere hand hare wonden gepeild te hebben. Moge zij tot haar eigen voordeel en geluk naar zijne woorden luisteren, en het aangewezen geneesmiddel gewillig gebruiken en toepassen.
Leo XIII, lumen in coelo heeft als schitterende lichtbaak op de tinne der Kerk stroomen van heilzaam licht over de levensvragen der menschheid uitgestort. Zal zij aan zijne wijze raadgevingen gehoor geven, tot Christus terugkeeren of in duizelige vaart haar ondergang te gemoet loopen? Wij weten het niet want Gods raadsbesluiten zijn den mensch onbekend. Maar dit weten wij: indien de maatschappij van hare wonden geneest, zal de geschiedenis met gouden letters de namen opteekenen der Pausen, welke haar een tweede maal van de heidensche barbaarschheid gered hebben.
Roermond.
Dr. A. Dupont. |
|