Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903(1903)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Blankheid 't Is sneeuw, nog sneeuw en altijd sneeuw maar, die te glinsterglansen licht, waar men ook zie; de daken schijnen groote kramentafels belegd met suikerwitbestrooide wafels; de boomen staan in 't lelieblank geblomd en iedre tak, gekoolzwert onder, kromt bij 't dragen van dat wonder bloesembloeien, door witte vlinders in een dartlend stoeien in eenen ommezien daar op geweefd. En langs de velden, waar m'n blik ook zweeft is 't wit!... Slechts ginder zie 'k twee karresporen die met heur diepe zwertbeslijkte vooren, als reuzenslekken kruipen naar de vert. De sneeuw, nog sneeuw!... of ik er blind van werd'. Ik nijp m'n oogen toe en sta de kop in d'handen; ik droom: wel duizend gouden lichtjes branden die smelten tot een zilvren bloemenzee traag golvend naar een verre, verre rêe... Ik kijk weer op, de blankheid stroomt me tegen en overweldigt mij van allerwege; zij grijpt mij aan en nietigt me zoo klein, mij, zwerte korrel, in dat eindloos rein. K L M. Vorige Volgende