Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1902(1902)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 580] [p. 580] Een spinnewebbe. Daar heeft een spin haar wonder net gespannen dáár en vastgezet aan takken en aan blaren der hazelnotelaren. Daar hangt het in den morgenstond en spreidt zijn fijn geweefsel rond, zoo fijn als ooit er zij bestond of ooit er haarkens waren. Ik nievers zulk een webbe en zag, noch wete ik wáár ze 't halen mag, die spinne, om 't dáár te maken! Hoe kont ge eraan geraken, o spinne? Ik nauw den band maar vind die 't weefwerk aan de boomen bindt; Hoe is 't dat gij daaraan begint, die stelling hebt noch staken? En toch, daar hangt het, vast maar vrij te wiegen in de winden mij: gepast en uitgemeten, vol perelkens gesmeten van regendrupkens, blinkend fijn, die van den nacht gevallen zijn, en pinklende in den zonneschijn daar nu zijn vastgezeten. [pagina 581] [p. 581] Vrouw spinne, zeg, waar zit ge daar verborgen in den boom entwaar? Zijt gij het waterleken, of mijn geweld ontweken? Kom uit, dat ik u zie 'nen keer; kom uit, 't en regent nu niet meer, en ik bewondre al veel te zeer uw' webbe om haar te breken! Al. Walgrave. Vorige Volgende