Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1902
(1902)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 464]
| |
Boekennieuws.Uitgaven van Phil. Reclam jun. (Universal-Bibliothek). Leipzig.Een van Wieland's meest befaamde werken is Oberon (40 Pf.) een bevallig, levendig, gemakkelijk berijmd ridderverhaal in 12 zangen, dat de wondere avonturen vertelt van Huon de Bordeaux en dan ook grootendeels ingegeven is door den ouden Franschen roman van dien naam. Het gedicht is gekruid met zinnelijkheid en papenbespotting à la Voltaire. Reiner, godsdienstiger en verhevener is de poëzie van Klopstock. Dat kan men waarnemen aan het hoogbezielde maar lastig om lezen epos Der Messias (80 Pf.), dat voorgoed den triomf verzekerde van den Engelschen invloed. Reeds in dit epos was het gebleken dat de muze van Klopstock vooral een lyrische was. Daarom zijn de gevoelvolle (soms gevoelerige), muzikale Oden und Epigramme (60 Pf.) een aangenamer lezing. Was de poëzie van Klopstock nevelig, onbestemd, droomerig, die van Lessing was vast, omlijnd, kernig. Getuige het treurspel in 5 bedrijven, Emilia Galotti (20 Pf.), dat bij zijn verschijnen uitbundig werd toegejuicht. Een eigenaardig gewrocht van Schiller is Wallenstein (40 Pf.) minder een drama voor de planken geschikt dan ‘ein dramatisches Gedicht.’ De drie gedeelten: ‘Wallensteins Lager,’ ‘Die Piccolomini,’ ‘Wallensteins Tod,’ die maar los aan malkaar gebonden zijn, vullen te zamen 10 bedrijven. De roem van Körner hecht zich niet aan Zriny (20 Pf.) en andere tooneelwerken, maar wel aan Leyer und Schwert (20 Pf.) een bundel edele, onstuimige, vaderlandsche krijgsgedichten die op het slagveld geschreven zijn. Aan Wieland's Oberon herinnert Die bezauberte Rose (20 Pf.) van E. Schulze: een fijngevoelde, frisch en kleurig geschrevene, maar wat eentonige geschiedenis van een betooverde prinses. Titan (2 M 80 Pf,) en Flegeljahre (80 Pf.), dit laatste boek vooral, bevatten het beste wat Jean Paul geschreven heeft. Een vreemd verschijnsel, die mengeling van fantasie, gevoelerigheid en humor, nu eens geniaal, dan weer overdreven tot in het belachelijke. Vormschoon, gelikt, koud zijn doorgaans de Gedichte (40 Pf.) van Platen. Zijn hoogste heeft hij bereikt in zijn mooie sonnetten en - in het aristophanisch blijspel Die verhängnissvolle Gabel (20 Pf.). Overal stooten eigendunk en roemzucht den lezer af. Der Erbförster (20 Pf.) is het treurspel waarmee Otto Ludwig | |
[pagina 465]
| |
meest bijval heeft geoogst: gebrekkig samengesteld, maar veel oorspronkelijkheid in de hoofdrol en gezond realisme in de onderdeelen. In verzen, maar van geringer kunstwaarde is het treurspel Die Makkabäer (20 Pf.). Veel gerucht maakten in hun tijd (1808) Fichte's Reden an die deutsche Nation (20 Pf.). Daarin spoort de bekende wijsgeer de oorzaken op van Duitschlands verval; het middel ter opbeuring zal wezen: een mannelijke, vaderlandsche opvoeding. Van groot nut is Die Germania des Cornelius Tacitus (20 Pf.), uit het Latijn vertaald en zaakkundig toegelicht door Dr. Oberbreyer. 't Is reeds de twee de uitgave. J.D.C. | |
De Opvoedingsleer
De Opvoedingsleer, naar het Programma der Normaalscholen en ten dienste van onderwijzers behandeld, door N. Spaeninkx, Prof. in de kath. Normaalschool van Mechelen.
Den Heer Spaeninkx, den begaafden en verdienstrijken professor der vrije Normaalschool van Mechelen, heb ik vroeger reeds bij de lezers van ons tijdschrift ingeleid. Met voldoening kondigen wij vandaag de 3e uitgaaf van zijn degelijk werk over de opvoedingsleer aan, en des te gereedelijker, omdat het door kostelijke hoedanigheden uitmunt. Eerst en vooral zij aangestipt, dat zijne ‘Opvoedingsleer’ op de leering der Kerk berust, en dus meteen goede Christenen en goede vaderlanders wil doen opkweeken. Daarbij moet gezegd, dat de indeeling van het boek zeer klaar is, en dat er ook voornamelijk wordt in gelet op den praktischen kant der zake. Dit is wel van 't voornaamste! In boeken als het deze, komt het er niet op aan ronkende volzinnen te schrijven, en de eenvoudige waarheid met zinloozen woordenpraal in te kleeden: och neen! laat dat aan Fransche ‘manuels’ over. Kort en bondig, klaar en degelijk zette men de leerstof uiteen.... en daarin heeft de Heer Spaeninkx wel geslaagd. Wij wenschen, dat zijn boek immeraan veel goeds stichte, sommige Fransche of onzijdige handboeken wegdringe, en de gids blijve onzer Vlaamsche schoolmannen. Als aanhangsel worden verschillende officiëele stukken rakende de bewaarscholen en de scholen voor volwassenen meêgedeeld. Nog altijd wensch ik, dat hier ook eene bibliographische lijst der voornaamste katholieke werken over opvoedingsleer worde bijgevoegd. Daar zou voor de jonge onderwijzers veel nut in steken. Kan. J. Mdm. | |
Catena Evangeliorum et Acta ApostolorumCatena Evangeliorum et Acta Apostolorum sacerdoti meditanti proposita, auctore L. Delplace, S.J. Altera editio; 2 tom.; Mechliniae, typis H. Dierickx-Beke Filiorum. 1902. Prijs: 6 fr. Een werk voor onze priesters bestemd, - en een degelijk werk: dit mag ieder gissen die den titel leest: Pater Delplace's meditatieboek beleefde op weinig tijds zijne tweede uitgave. - De eerw. schrijver beschouwt geheel het leven van Jesus Christus, verhandelt dus de vier Evangeliën en ook een gedeelte der werken van de Apostelen, gaande tot de vestiging van St. Petrus' Stoel te Rome. Iedere overweging geeft bepaalde stoffe voor eene halve uur; en dat er betere stof niet kan gevonden worden, spreekt vanzelf: het leven van Hem die de weg, de waarheid en het leven is, van Hem die door zijn voorbeeld en zijne leering den menschen het pad des Hemels wijst. - Naar de | |
[pagina 466]
| |
voorrede bericht, heeft P. Delplace de met reden gewaardeerde werken zijner ordebroeders Corluy, Méchineau, Cornely, Knabenbauer, de Hummelauer, enz. benuttigd: hij leidt dus den godvruchtigen lezer langs eene zekere baan, en voedt hert en geest met gezond voedsel ter zaligheid. - Zijne taal is gekuischt, eenvoudig en gemakkelijk; de verdeeling van de stof en de druk van het boek keurig en klaar. - Aan het tweede boekdeel is een eerste aanhangsel toegevoegd: twaalf overwegingen ‘pro recollectione in prima mensis feria sexta’; en een tweede: ‘exercitia spiritualia annua’, zijnde drij overwegingen daags voor eene reeks van zes dagen. - Dat de geestelijken uit dit werk veel nut kunnen trekken én voor zich zelven én voor den kansel, lijdt geenen twijfel; overigens de wel verzorgde inhoudstafels zullen hun daarin uiterst wel te stade komen. - Wij wenschen aan dit meditatieboek een ruim debiet. Kan. J. Mdm. | |
Verplichtingen en PlichtenVerplichtingen en Plichten, drie voordrachten te Leuven voor het St. Thomasgenootschap der studenten van de Hoogeschool uitgesproken den 5, 6 en 7den Meert 1902, door pastoor Dr. H. Claeys. Beginnen wij met te vitten: De titel Verplichtingen en Plichten schijnt ons niet gelukkig gekozen om de hoofdgedachten dezer drij voordrachten aan te duiden: namelijk de weldaden van God eenerzijds en de plichten der menschen anderzijds. In de eerste voordracht hebben wij drij exordia of inleidingen in plaats van ééne. Ofschoon de redenaar aan zijne hoofdverdeeling in de drij voordrachten getrouw blijft, hadden wij toch geerne in elke dezer een beter afgeteekend plan gezien. Dat de gewijde redenaar in zijne aanspraken geene nieuwe waarheden voorhoudt noch zelfs in de gewone waarheden nieuwe lichtpunten doet stralen, dit zullen wij hem niet ten kwade duiden, vermits hij toch nuttige, praktische waarheden treffend voorstelt en, ja, in eenen stijl, waarin slechts zeer weinige sprekers of schrijvers van ons land hem kunnen evenaren. Het proza van Pastoor Claeys munt uit door zegkracht, door keurigheid en vastheid. Hij is een onzer beste meesters over taal. Door wel gekozen aanhalingen uit allerhande dichters en vooral door die uit den middeleeuwschen mystieker Jan Ruusbroec, wiens hemelsche zoet- en schoonheid wij waarlijk niet genoeg kennen noch waardeeren, geeft Pastoor Claeys een eigen karakter aan deze kanselreden, als zijnde tot een meer ontwikkeld, letterlievend publiek gericht. In de eerste voordracht schildert ons de redenaar Gods weldaden, eerst in de natuurlijke, dan in de bovennatuurlijke orde; vandaar onze plicht van erkentenis; - aanhalingen en voorbeelden worden hier bijgebracht, waaronder die trek van den Indiaanschen bekeerling zeer treffend is. In de tweede voordracht betoogt de redenaar dat onze dankbaarheid ook moet vruchtbaar zijn. Van die waarheid waren zeker heerlijke toepassingen te maken op die jeugd, die, uit den gegoeden stand gesproten en tot eene belangrijke rol in het maatschappelijk leven geroepen, al te dikwijls door een ikzuchtig en zinnelijk bestaan hare talenten onvruchtbaar maakt. Pastoor Claeys doet dit in zoo krachtige als kiesche bewoordingen. Aan de studenten der Alma Mater stelt hij als voorbeeld de koenheid der Gentsche seminaristen van 1813, die liever den weg des ballingschaps naar de sterkte van Wezel insloegen, dan | |
[pagina 467]
| |
Napoleon te believen en ontrouw te worden aan het kerkelijk gezag. - Die schoone trek is heel roerend voorgebracht; doch daarom zien wij hem niet geerne opgevolgd door die legende van Christophorus, die zeker heel bevallig is en diep van beteekenis, maar toch slechts eene legende, weinig waarschijnlijk en min ernstig. De derde voordracht neemt, in haar eerste deel, de hoogste vlucht en daalt in haar tweede deel tot de meest nuttige lessen af. Op het spoor van 's Pausen Carmen saeculare overschouwt de spreker den strijd, dien de 19de eeuw tegen Kerk en God heeft gevoerd. Begeesterd en begeesterend is de beschrijving van den toevloed der geloovigen rond Petrus' Stoel bij het laatste eeuw-jubileum. De vraag stellende: ‘Waar is Christus?’ antwoordt de redenaar. In zijne Kerk vooreerst, dan in zijne genademiddelen, in de noodlijdenden, waaronder de volksmenigte en vooral de kleine kinderen, en eindelijk in het H. Sakrament des Autaars. De ontwikkeling van de plichten, die de katholieke studenten nu en later in al die opzichten te vervullen hebben, is als een Codex voor de christene jonkheid. Om uit den mond eens redenaars in één sermoen opgevangen te worden, was het misschien wel te veel; nu echter al die wegwijzingen in een boeiend boeksken te lezen staan, zullen de studenten goed doen het, in de stilte hunner kamer, ter hand te nemen en te overwegen. - Ja, deze gedrukte voordrachten kunnen nog meer goed stichten dan zij, uitgesproken, gedaan hebben en daarom wenschen wij hun den ruimsten bijval. F. Drijvers. | |
Der Kapuziner Kommt!Der Kapuziner Kommt! Ein Schreckensruf im Lande Baden. Beleuchtet von Pfarrer Hansjakob. Freiburg. Herder 1902. 8o 24 bl.; 20 pf. In Baden had de tweede kamer, dank aan 't onvermoeide streven der katholieke vertegenwoordigers, zich herhaaldelijk tot het toelaten der mannenkloosters gunstig uitgesproken; bij het sluiten van den landdag in Juli, verklaarde het ministerie de beweging te willen steunen, toen plotselings, van eene andere zijde, de alarmtrom werd geroerd en de kreet weerklonk: ‘De kapucien komt! Alle mannen, die voor de politieke rust van 't land, en voor den vrede onder de leden der verschillende geloofsbelijdenissen zijn, en niet willen dat ons volk door de doode hand uitgeplunderd wordt, allen aan boord, geprotesteerd tegen de kloosters!’ Dit oorlogstrommelen kwam 't luidst nog van de drie Badensche Universiteiten. De professors hadden zelfs verzet aangeteekend bij de regeering: Geen kapucienen! Vooral de handelwijze dezer heeren professors deed Hansjakob naar de strijdveder grijpen. ‘Zij, schrijft hij, die, als zij zelfs God en duivel loochenen, van niemand iets willen gezegd zijn, zouden 't recht hebben zich met eene innerlijke, eigene aangelegenheid der katholieke kerk te bemoeien!’ En zij krijgen hun deel! Hansjakob telt de slagen niet. Op verdraagzaamheid mag hij wel roemen, doch hier viert hij zijn strijdlust de volle teugels; als oude demokraat laat hij zich eens geweldig hooren. Of niet met recht? Schrijver beantwoordt de vragen: Wat zijn kloosterorden? - Wie heeft de kloosterorden noodig? - Storen de geestelijke orden den politieken en den godsdienstigen vrede? - Zijn zij een gevaar op huishoudkundig gebied? Bijna ieder woord van deze haslacher tong is als een vlammende | |
[pagina 468]
| |
schicht. Zijne rede is klaar en levendig, echt populair. 't Verwondere daarom niet, dat in een paar weken 40,000 exemplaren van zijn geschrift in omgang kwamen. Of de professors nu zullen zwijgen? Geen nood, besluit Hansjakob; de monniken komen toch, - en naar Baden. De katholieken zullen niet buigen; de groothertog Frederik is een constitutioneele regeerder; hij zal zich tegen 't herhaalde aandringen der volksvertegenwoordiging ten gunste der mannenkloosters niet verzetten. Dit schrift is wel is waar van plaatselijk belang. Doch het behelst ook meerdere algemeene beschouwingen; het toont ons een scherpen trek te meer in Hansjakobs karakter, voor korten tijd in dit tijdschrift geschetst: de dorpsdichter is tevens een gloedvolle en vinnige apologeet. Bovenstaande regelen over dit zijn laatste werkje, zijn derhalve hier niet op eene verkeerde plaats. Düsseldorf. Th. Heidebrand. | |
Kracht des GeloofsKracht des Geloofs, door Herm. P.-J. Van Alfen, Amsterdam, 1902. Dit boekje - een vijftigtal bladz. - bevat een berijmde ‘feestgave bij de onthulling van het standbeeld voor den bisschop-martelaar Mgr Ferdinandus-Hubertus Hamer’ met heel wat verklarende nota's op den hoop toe. Papier, druk en 's schrijvers bedoeling zijn allerbest, doch het overige had beter nooit het zonnelicht aanschouwd. J.D.C. | |
Traité des Opérations de Bourse et de ChangeTraité des Opérations de Bourse et de Change, par Alph. Courtois, 12e édit. entièrement revue et mise à jour par Em. Vidal. Paris, Garnier frères, 707 blz., 5 fr. Sedert eene halve eeuw is Courtois' boek het bekendste werk over beursverhandelingen in Frankrijk. Dat het aan zijne 12e uitgave gekomen is bewijst voor zijne deugdelijkheid. In de inleiding worden eenige algemeene beschouwingen ten beste gegeven over de beurs, de wisselagenten en de speculatie. Het werk is verdeeld in vier deelen waarvan het eerste, handelende over beursverhandeiingen: contante zaken en termijnhandel, met een uitgebreid hoofdstuk over de ‘philosophie van den windhandel’ wel het voornaamste is. In het tweede deel wordt de inrichting der handelsbeursen uiteengezet; in het derde - het minst belangrijkste - krijgen wij een kort overzicht der bijzonderste effecten ter beurs verhandeld; het vierde is gewijd aan den wisselkoers. Als aanhangsel, bijna de helft van het boek, geeft schrijver de bijzonderste wetten en verordeningen die in Frankrijk de beursverhandelingen betreffen. Te recht wordt op den omslag gezegd: entiérement revue et mise à jour; de herinrichting van de Fransche geldmarkt in 1898 die zoo fel de coulisse trof en voor gevolg had het uitwijken van vele Fransche geldmakelaars naar Brussel, en de wet van 28 April 1893 betrekkelijk de belasting op de beursverhandelingen hadden dit noodzakelijk gemaakt. Ten andere Courtois hield te veel van philosophische beschouwingen, hier en daar was hij ook wel een beetje apriorist. Vidal heeft in dit opzicht het boek verbeterd; hij wijst meer op de feiten, heeft algemeene beschouwingen aan kant gelaten, alhoewel er nog veel behouden zijn waarmee men niet altijd kan instemmen; verscheidene combinatiën, in den termijnhandel gebruikelijk, heeft hij uitvoeriger behandeld dan het in de vorige uitgaven geschied was. | |
[pagina 469]
| |
Met een woord hij heeft gemaakt dat het werk dat verouderd was nu nog als algemeen handboek kan gelden voor al wie met beursverhandelingen en effectenhandel nader wil bekend geraken. E. Vl. | |
De Veldtocht der KinderenDe Veldtocht der Kinderen Tooneelspel met zang voor knapen, in twee bedrijven, door R. Ghesquiere. Gheluwe, bij Meenen, R. Ghesquiere-Marques. 1902. Dit werk, zeer oorspronkelijk, heb ik met veel smaak gelezen. In eenige korte bladzijden toont de schrijver de kunst om het belang van den lezer of van den aanschouwer op te wekken en te boeien. Terwijl hunne ouders, met het Vlaamsche leger, in 1302, naar den Groeninghekouter opgetrokken zijn, krijgen eene bende Vlaamsche jongens, waaronder de kleinzoon van den Graaf van Vlaanderen, de zonen van Pieter De Coninck en Jan Breydel, de gedachte te gaan meêstrijden; door eenen verrader van den goeden weg afgekeerd, komen zij eerst aan als de zegevierende Vlamingen het slagveld verlaten. De schrijftrant is vloeiend; de wisselvalligheden van het drama komen goed overeen met den ouderdom en de bekwaamheid van de spelers. De bijzonderste weerde van het stuk is hierin gelegen dat het eene geestdriftige, les is van vaderlandsliefde. De opvoering van ‘De Veldtocht der Kinderen’ ontmoet ongetwijfeld een grooten en verdienden bijval. Flamen. | |
Kinderspelen uit het Land van Dendermonde
Kinderspelen uit het Land van Dendermonde, beschreven door P. Van den Broeck, onderwijzer te Hamme, en Am. D'Hooge, onderwijzer te Hamme-Zogge.
Luisteren wij vooreerst naar hetgeen de hh. schrijvers ons in de inleiding over hun bedoelen meêdeelen. Na te hebben aangestipt wat sedert eenigen tijd op het gebied der folklore gezocht en gezant wordt, voegen zij er bij: ‘Wij hebben onze zwakke krachten willen beproeven aan het beschrijven van eenige der bijzonderste kinderspelen uit het land van Dendermonde. Wij hebben getracht de spelen zoo nauwkeurig mogelijk te beschrijven, en overal en altijd de geijkte termen van het spel te gebruiken.’ Die min of meer groote nauwkeurigheid in opzichte van beschrijving moet ik echter, in mijne bespreking, onverlet laten, en mij er onbevoegd toe erkennen, als zijnde uit het Dendermondsche niet. Edoch, bij het overloopen dier 137 nummers, was ik menigmaal innig aangedaan, de gulle kinderjaren herdenkende, toen wij ook nog aan 't lustig spel stonden... Gelukkige schooljeugd, die in 't spelen zin heeft! Gelukkig volkskind, dat, 'lijk het vogelken, zijne eigenaardige liedjes in de ziele draagt, en ze in huis en langs de straten helmen doet!... Wie zeide er eens, dat een volk waar de kinderen niet meer zingen, dood gaat? - In de opvoeding en de ontwikkeling der jeugd, is aan het spel veel gelegen. Dus voor den folklorist alleen niet, doch voor ieder' schoolman ligt er veel nut in dit boekje. De taal der schrijvers is eenvoudig, gelijk de inhoud ten anderen meêbrengt; bondig en klaar tooveren zij ons de geheele kinderwereld vóór oogen. Wie buiten het Land van Dendermonde het boeksken doorbladert, zal aanstonds zien, dat, nog elders ook, de kinderen alzóó spelen en zingen. Een niet onverdienstelijk werk ware 't de geijkte woordenkeus van daar met die van andere gouwen te vergelijken. - Den hh. verzamelaars dezer Kinderspelen zij dank voor hunne belangrijke bijdrage. Kan. J. Muyldermans. | |
[pagina 470]
| |
Uitstapjes in het Rijk der Natuur.I. Uitstapjes in het Rijk der Natuur. Leesboek voor de volksschool. Met een aanbeveling van Dr M. Salverda, Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs te 's Gravenhage; 13e druk; met 43 houtsneêfiguren. Prijs: fl. 0,40. | |
De heele Wereld rond.II. De heele Wereld rond. Een leesboek tot bevordering van Natuur-, Landen- en Volkenkennis ten dienste der volksschool, door J.-J.-A. Goeverneur. Eerste stukje; 4e druk. Prijs: fl. 0,30. | |
Kleine vaderlandsche GeschiedenisIII. Kleine vaderlandsche Geschiedenis voor de Lagere School, met tal van vragen tot verwerking der leerstof, door T. Pluim, hoofdonderwijzer te Baarn; 4e druk. Prijs: fl. 0,20. | |
De Taalvriend.IV. De Taalvriend, Taaloefeningen voor de Lagere School, door B. Baas, hoofd der school te Blesse. Eerste stukje, voor leerlingen van 8 à 9 jaar; 4e vermeerderde druk. Prijs: fl. 0,20. Deze schoolboekjes werden gedrukt bij den Hr. P. Noordhoff, te Groningen, in den loop van dit jaar. Alle vier zijn keurig verzorgd, gelijk toch al de schooluitgaven welke de firma P. Noordhoff ons toezond. I. De schrijver van het 1e deeltje is Dr D. Huizinga, hoogleeraar te Groningen. Dat zijn werk gewaardeerd wordt, bewijst deze 13e druk, en de Hgd. vertaling die er te Brunswijk van in het licht kwam. Dr Ledeganck schreef er in den tijd over: ‘Het utile dulci van Horatius kon nooit beter worden toegepast dan op dit echt populair werkje, dat, onder aanbeveling van Prof. Salverda in het licht gekomen, er stellig geene andere meer behoeft.’ Wij ook heeten dit een degelijk boekje vol wetensweerdige dingen. Hij die het als leesboekje niet aanneemt, kan er niettemin veel nut voor zijn onderwijs uit trekken: ik bedoel b.v. voorlezingen, die immer voor het schoolvolkje zullen nuttig en aantrekkelijk zijn... Jammer! waarom mag niet eenmaal de naam van God, den Schepper en Bewaarder der natuur, uitgesproken? Onderwijzers, behertigt niet enkel de ontwikkeling van den geest, doch houdt ook voor het hert een zalvend woord over! Vergeet het niet! II. Een even uitstekend boekje is ‘De heele Wereld rond’ van J.-J.-A. Goeverneur. In het deze doet hij met de leerlingen een reisje door Europa. Schoone, welgekozen teekeningen helderen den inhoud op: wellicht ware 't goed geweest er nog een kaartje van Europa bij te voegen, ten believe vooral van de jongens die het werkje buiten de klas gebruiken. Een klein gebrek echter, althans zoo 't een gebrek mag heeten. Hij die de aardrijkskundige kennis zijner schooljeugd wil vermeerderen, legge dit werkje niet achteloos ter zijde. III. Dit derde boekje is, natuurlijk, voor Hollandsche scholen bestemd. Het geniet daar ook voortdurende belangstelling. De Belgische schoolman zal er uit leeren, hoe men in Nederland de studie der geschiedenis aanvangt. Of elkeen met die methode zal instemmen, laat ik onbesproken. Gemakkelijke taal, klare voorstelling, gematigde toon. Onnoodig echter te zeggen, dat sommige punten allermoeielijkst ‘onpartijdig’ kunnen verhandeld worden. IV. Deze taaloefeningen heeten wij welgekozen. De schrijver gaat met veel orde te werk, is praktisch en meteen gemakkelijk in zijne leerwijze. Voor de lagere klassen is het wel geschikt. Voor kleine dictaten is hier ook voorraad naar keuze. J.v.O. | |
[pagina 471]
| |
Lusthof der Jeugd.Lusthof der Jeugd. Leesboek voor lagere en middelbare scholen, door J.D. Vits. onderwijzer aan 's Rijks Middelbare School te Vilvoorde. Eerste Deel. Lier, uitg. Joz. Van In; 1902. Prijs: fr. 0,45. Het boekje bevat een honderdtal stukjes, waarvan 35 door den verzamelaar onderteekend zijn. Menig ander is uit het Hgd. vertaald, hetgeen mijn vermoeden versterkt, dat de Hr. Vits den zedelijken kant van zijn werkje meestal beoogd heeft, en niet zoozeer het kind heeft willen vertrouwd maken met de vaderlandsche schrijvers. Achter ieder stukje volgt de verklaring der woorden, welke de Sch. de moeilijkste voor de leerlingen acht. Het nut daarvan - in de mate gelijk die verklaring gebeurt - kan betwist worden: ik althans meen, dat meer dan de helft dier nota's kan en moet wegvallen. Eenige goede houtsneefiguren (doch jammer genoeg, zij hebben alle met het dierenrijk betrekking) komen in den ‘Lusthof’ voor. Wat de keus der stukken betreft, ééne aanmerking veroorloof ik mij: Het vaderland diende meer besproken en verhandeld; 't en is maar in 't honderdste en laatste stuk dat de naam vermeld wordt. Kortom, is er eensdeels veel goeds in dit boekje voorhanden, anderdeels is het ook nog voor veel verbetering vatbaar. J.v.O. | |
Bijdragen tot opheldering der Geschiedenis van MechelenBijdragen tot opheldering der Geschiedenis van Mechelen, door F.E. Delafaille. Twee deelen. Uitg. H. Dierickx-Beke, zonen; Mechelen. Prijs: 5,00 fr. Twee belangrijke boekjes van 234 en 200 blz. groot. - Laten. wij in korte woorden samenvatten wat er in verhandeld wordt: I. Na vooreerst gewezen te hebben, hoe een bekend uithangbord van Neckerspoel-straat. Fortmontré, eene verminking is van Fort de Monterey, hetwelk ten jare 1672 buiten de Hallepoort te Brussel gebouwd werd, doet de schrijver, in het 2e art., eene vierde rederijkkamer, in Mechelen bestaande, kennen. Tot nu werd daar nergens iet over gerept: Het is de rederijkkamer Het H. Cruys, met zinspreuk Vreught en Deught, en den H. Libertus en de H. Cecilia vierende. Daarop volgt eene uitgebreide verhandeling over de Boekdrukkers van Mechelen. Schrijver klimt op tot het jaar 1463, en sluit zijne lijst met de boekdrukkers dezer laatste tijden. Die verhandeling mag merkweerdig heeten. II. Het tweede deel begint met eene uitgebreide bijdrage over ‘Mechelsche Oudheden’. Het is eene ‘verzameling van kindergebedekens, kinderspelen, kinderliedekens, volksliederen, volksgebruiken, sagen, enz.’ Den liefhebbers van Vlaamsche folklore zal die bijdrage welkom zijn. Daarop volgen inlichtingen over ‘een Vlaamsche operatroep te Mechelen in de XVIIIe eeuw’: Het geldt hier de gebroeders Neyts, uit Brugge. Lezensweerdig zijn insgelijks de aanteekeningen nopens ‘Scheerstraat’ en ‘Pasbrug’ in Mechelen. Het stuk ‘Eenige Mechelsche kloeke daden’ is vooral belangrijk; dat hier, o.a., van den Mechelschen torenbrand spraak is, moet ons niet verwonderen. Och! wat leeren dergelijke stukken ons wonderwel het leven en bewegen onzer brave voorouders kennen. Hier zijn eenige niet-onaardige volksliedjes over dat heldenfeit der Mechelaars aangehaald. Jammer dat er geen muziek kon bijgevoegd worden! In de volgende bijdrage ‘Printen’ wordt van de spotnamen der andere steden en dorpen gewaagd, doch Mechelen vooral wordt niet vergeten. Kluchtig om te lezen! - Kortom, de twee boekdeeltjes van wijlen den Hr. DelafailleGa naar voetnoot(1) bevatten kostelijke aanteekeningen en ophel- | |
[pagina 472]
| |
deringen nopens Mechelen en het volksleven hier te lande; en den Hr uitgever Dierickx zij dank om die bijdragen van zijn weekblad aldus aan het verloren-gaan te hebben onttrokken. Kan. J. Muyldermans. | |
Uren met SchrijversUren met Schrijvers, Van Nouhuys, W.G.I. Studiën en Critieken. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. 1902, in-8o. Deze verspreide opstellen, verschenen meestal in ‘De Gids’, zijn verzameld en maken een fraai boekdeel uit dat van diepe studie en onvermoeide belezenheid getuigt. In het eerste opstel getiteld: ‘Kunst en Liefde’ bestudeert schrijver drie drama's waarin hetzelfde motief terug te vinden is: De kunstenaar getrouwd met de vrouw die hem niet voldoet, trachtend naar de vrouw in wie hij zijn ideaal belichaamd acht. Todhunter in ‘The Black Cat’ is beter geslaagd dan Ibsen in ‘Wen wir Toten erwachen’. Het krachtigst en tevens het gevoeligst is het motief behandeld door Gabriele d'Annunzio. Doch Zola, zoo besluit de schrijver, heeft beter dan deze schrijvers het treurspel van Kunst en Liefde weten te schrijven in zijn schokkende werk: ‘L'oeuvre.’ Zeer belangwekkend is het artikel over Langs lijnen van geleidelijkheid van Couperus. Van Nouhuys, benevens andere opmerkingen, beweert dat het karakter van Cornelie, (de hoofdpersonnage) niet volgehouden en dat het niet waar is: ‘Geleidelijk was zij gegleden langs de lijn van haar leven, zonder veel te willen, zonder veel te denken en zonder veel te voelen...’ Couperus was het met den beoordeelaar niet eens en zond eene repliek die hier ingelascht is. Van Nouhuys geeft een naschrift waarin hij zijne vroegere oordeelvellingen staande houdt en nog krachtiger betoogt. Ook heeft hij het nog over de drie sprookjes van Couperus ‘Psyche’, ‘Fidessa’ en ‘Babel’. In een derde opstel krijgen we eene critiek van Frederik Van Eeden's ‘Studies’ - Enkele verzen’ ‘Van de koele meren des doods’. ‘Dit laatste is het werk van den doctor meer dan van den kunstenaar,’ Waardeerend is zijn studie over Emants dien hij een ‘volharder’ noemt. Hij toont er Emants zwakte en sterkte. Ook Iwan Gilkin's ‘Promethée’ en ‘Jonas’ worden besproken en naar verdiensten geschat. In een ander opstel zegt Van Nouhuys het een en het ander over Dr Boeken's bewerking van ‘De historie van Floris en Blanchefloer’. Hij bewondert ‘de oorspronkelijkheid van Gorter, doch stelt vast dat vaak ‘de dichter de baas is over den Kunstenaar.’ Verder komt hij op tegen Mevrouw Roland Holst met haar ‘Nieuwe literatuur-Beschouwing’, en vindt in het slecht boek ‘Vincent Hamant’ van Paap ‘veel goeds en knaps’. Met veel bewondering schrijft Van Nouhuys ook. over Styn Streuvels. Hij merkt o.a. op dat ‘Het proza van Streuvels voor echte Hollanders een proza is met hindernissen.’ Het laatste artikel over Apol's Phaëton is een warme aanmoediging voor een talentvollen beginner. J. Boonen. | |
[pagina 473]
| |
MachtenMachten door Inna Backer. Amsterdam, Van Kampen en zoon. In-8o. Dit is een bundeltje met vijf diep gevoelde schetsen, die blijde en verheugende verwachtingen opwekken. Met veel talent beschrijft zij den inwendigeu ziele-strijd. Het is een hardnekkige, trotsche strijd, kalm en stil geleden, totdat in een tragisch einde de koppige wil steeds zegeviert of breekt op ‘Machten’. Met koortsige spanning volgen we deze gedramatizeerde ‘menschelijke gevallen.’ Wel gebeurt het nu en dan eens dat de verbeelding der schrijfster wat te sterk geprikkeld wordt en dat de lezer tot het werkelijke leven wil terugkeeren. De beste geslaagde novelle is Moeder: eene jonge weduwe met haar gebrekkigen zoon die op zingenot aast en slecht wordt. De slechte zinsbouw brengt op sommige plaatsen duisterheid te weeg. Ook mochten de samenspraken nu en dan wel levendiger zijn. J. Boonen. | |
De eisch eener Vlaamsche Hoogeschool.De eisch eener Vlaamsche Hoogeschool. Hoe wij, Katholieken, die moeten opnemen. door Herman Vermandele. Brugge, J. Houdmont-Carbonez, 16 blz., o 10 fr. Dit vlugschrift wil bijzonder de beweegredenen ingebracht door Le Bien Public bekampen. In een hooger Vlaamsch onderwijs ziet schrijver ‘de oer- en grondvraag, de strijd op leven of dood, alles of niet... die gepolijste spreektaal, die Vlaamsche wetenschap, die hoogere ontwikkeling en beschaving, met een woord, die verheffing, tot een uitgelezen, benijdenswaardig volk zal ons komen van het hooger Vlaamsche onderwijs.’ Welk gevolg zal echter de vervlaamsching der Hoogeschool te Gent hebben op de Leuvensche Alma Mater? Dat is, zegt schrijver, het ‘netelige raadsel’, maar hij denkt, ‘hoe wij ook tegenkanten, de Vlaamsche Hoogeschool zal er komen’ en besluit dat er moet uitgezien worden ‘wat er voor de vervlaamsching der Alma Mater kan gedaan worden’; van nu af, schrijft hij, moet aan de vervorming hand worden geslagen. J.L. |
|