| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode. October 1902.
Eene kerstvertelling van A.V. Bultynck. - Vervolg van K.M.J. Lybaert's critisch overzicht der XXXVIIIe tentoonstelling van Schoone Kunsten te Gent. Gustaaf Van Aise wordt gehuldigd als ‘de lichtende ster, de prins der huidige Vlaamsche schilders’; van Em. Claus' puntschilderen wordt gezegd ‘Door die werkwijze bekomt hij eene lichtspeling, welke, wij bekennen het, anders moeilijk te verkrijgen is, en zoo komt het dat al zijne werken heel lumineus zijn.
Maar die werkwijze brengt dit nadeel bij, dat al zijne schilderijen kloekte missen, te plat en te veel helder, ja soms te schel zijn en bijgevolg de natuur niet weergeven zooals zij wezenlijk is, met hare oneindige plannen, diepten en kantlichten’. - Wijlen Aug. Van Acker, opsteller van de Gazette van Eecloo. wordt in warme bewoordiging herdacht. - Ook nog verzen van Jacob Stinissen, Jan Boucherij en L. Buyst en eenige woorden ten voordeele van Coremans wetsontwerp tot vervlaamsching van 't vrij middelbaar onderwijs.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Sept.-Oct. 1902.
Niet veel bijzonders in dit nummer dat aanvangt met eene vertelling van Albert Bollansée: Mijn Piano; V. Fris deelt een gelijktijdig Engelsch lied mede over den Gulden-Sporenslag dat ten andere reeds meermaal werd uitgegeven. Onderaan staat de vertaling. - Uit C. van Son's Noord-Nederlandschen Brief ‘Dat is zeker Vlamingen, ge zingt beter in de buitenlucht dan wij, uw orgaan is guller, ronder, heeft meer van 't koper, dat ons in uw orkesten ook zooveel geestdriftiger klinkt.’ - Voorts verslagen der afdeelingen van 't Willems-Fonds, voor 1900-1901. Waarom daarmee zoo laat komen? Uit het Verslag van het Algemeen bestuur leeren wij dat het getal inschrijvers viel van 2193 op 2098. ‘De grootste oorzaak van die vermindering is de, laat ons hopen slechts tijdelijke afval van de Studentenafdeeling Utrecht, die verleden jaar ons nog het aandeel in de bijdragen van 75 leden zond en nu onze verschillende brieven tot heden toe onbeantwoord liet. Zonder dit geval zou de vermindering slechts 20 inschrijvers bedragen.’
| |
Germania. October 1902.
Omwenteling van 1830 door Jan Janssone. ‘Uit onweerlegbare oorkonden blijkt dus dat het zoogenaamd Nationaal Congres België aan Frankrijk heeft willen overleveren en in zijne verraderlijke pogingen ondersteund werd door Alex. Gendebien, Charles en Firmin Rogier, Felix de Merode, de Stassart, enz., die den 23 September, terwijl men
| |
| |
te Brussel aan het vechten was, lafhartig naar Frankrijk gevlucht waren aan den Spanjaard Don Juan van Halen en aan de Fransche officieren Mellinet, Culhat, Parent, Bouché, Levaillant, enz. de zorg overlatende de oproerige stad te verde ligen tegen de Koninklijke troepen, waarvan de overgroote meerderheid uit Belgen was samengesteld. ‘Die ältesten Handelsbeziehungen zwischen Deutschland und China. - Aansluiting onzer letterkundige beweging aan die van Duitschland, Om. Wattez. Door letterkundig wordt hier bedoeld ‘alles wat met het geestesleven van een volk in verband staat.’ De Walen leeren liever Duitsch dan Vlaamsch, bewerende dat zij daarmee verder kunnen komen, waarom zouden de Vlamingen niet, in stede van Fransch de Duitsche taal leeren ‘die hun, als wereldtaal, van meer nut zou zijn dan de Fransche.’ Walen en Vlamingen zouden daardoor nader bij elkander gebracht worden. - Slot van Karl Lamprecht's Die Deutsche und Niederländische Dichtung im 16 und 17 Jahrhundert. - Vervolg van Mr. W. Thelen's In en Om IJsland. Hieruit ‘Bezorgde ouders die aan uw zwakke kroost dagelijks een lepel levertraan toedient, laat u door het volgende niet afschrikken: deze traan wordt vervaardigd uit rotte levers van haaien’. - Te lezen: Sprach-Proben, wat Platduitsch (Oost-pruisisch, Pommersch, Mecklenburgsch, Holsteinsch, enz.) Skandinaafsch, Oud-duitsch, Noord-friesch, Nederlandsch, waaruit de verwantschap der Germaansche talen blijkt.
| |
St. Cassianusblad.
St. Cassianusblad. Tijdsch. voor Opv. en Onderw. Mechelen, uitg. P. Ryckmans. - November, 1902: Koningin Maria-Henrica, door W.V. - Het Klasboek, door Fr. Clerckx. Artikel met goede, praktische wenken. - De 8e Les van den Catechismus: Over het eeuwig Leven, door J.v.O. - Les van handwerk in den laagsten graad. - De Herfst, woorden van A. Moortgat Muz. van L. Beethoven. - Wederzien! door H. Tollens. - Bij eenen grafkuil. - De Zweedsche gymnastiek, door A.v.d. Auwera. - La question scolaire en Australie. - De nieuwe Schoolwet in Engeland, door W. Riter. - Schoolvilla, door W.V. - Kind en koning. - Bijvoegsel nr 18: Officiëele stukken, Benoemingen, Snippers, Boekbeoordeelingen en -aankondigingen. - Met voldoening zien wij, dat het St. Cassianusblad, door de degelijkheid en de verscheidenheid zijner artikels, nog altoos een onzer beste maandschriften blijft voor het lager onderwijs.
| |
Durendal. October 1902.
Enkele beschouwingen over Brugge en de oude Vl. Schilders door Arn. Goffin. Over de portretten der Vlamingen in tegenstelling met die der Italiaansche schilders: ‘Les plus célèbres effigies exécutées par les primitifs italiens, celles, notamment de Piero della Francesca, sont plutôt des images de cérémonie et d'apparat, d'une haute allure et d'un art exquis, mais singulièrement superficielles si on les rapproche des interprétations subtiles des maîtres des Pays-Bas. On pourrait dire que l'Italien voit plastique; le Flamand, pittoresque: celui-ci est, du reste, préoccupé moins de faire brillant que de faire exact; moins de mettre en relief le galbe de son modèle, la grâce de son torse ou sa désinvolture que d'en transférer dans son cadre la vraie et significative physionomie’.
In l'Education supérieure des femmes deelt gravin Ed. de Liedekerke eenige gedachten mee van Mgr Spalding, bisschop van Peoria, wiens redevoering bij het stichten van Trinity College te Washington
| |
| |
wij in D.W. en B. medegedeeld hebben (1900, I, bl. 665). L. Abry komt nog eens terug op 't betwiste punt: mag men oude monumenten herstellen of moet men ze laten wat ze zijn. Hij is van meening dat onze hedendaagsche bouwmeesters veel te veel geneigd zijn te herstellen zoogezegd in den ouden stijl. - Van A. Goffin vervolg der vertaling van i Fioretti.
| |
Revue Générale. Augustus 1902.
A. Delbeke: ‘La tuberculose du parti libéral.’ - Dat de liberale partij uitsteift is te wijten aan hare begunstiging der straatoploopen, hare kleingeestige onverdraagzaamheid en kortzichtige zelfzucht. De liberale partij is niet volksgezind; zij heeft noch kringen, noch patronagiën, noch conferentiën, noch den geest van opoffering, en daarom blijkt de partij onnuttig en sterft uit. Dit ziet men niet alleen in België, maar in Frankrijk, in Duitschland, waar het getal der liberalen in de Statenkamers van 124 in 1877 op 51, in Oostenrijk van 200 op 69 gevallen is, in Holland en elders. H. Primbault: ‘Navigation aérienne.’ André Dreux: ‘Le Réveil des idées chrétiennes.’ Het neo-christianismus in Frankrijk heeft geen programma, maar merkwaardige afzonderlijke strekkingen. Men zoekt in het christianismus een redmiddel tegen de anarchie die, zoo als blijkt uit de letterkunde, maar al te zeer is doorgedrongen. Schrijvers als Bourget, Michau, Giraud, Rébelliau, Faguet, Brunetière enz. toonen meer en meer de waarheid van het woord van Bourget: ‘Het Christianismus is voor meusch en samenleving het eenige redmiddel.’ A. De Ridder ‘Livres d'Histoire.’ Etienne Visart de Bocarmé: ‘Luxe et Richesse.’ V. Muller: ‘Opportunité’ boek van Mgr. Spalding. Paul Lagrange et Jacques de Nouvion; ‘La physiologie des élections Françaises.’ Edgard de Ghélin: ‘Chronique Sociale.’
- September 1902.
H. Davignon: ‘Molière et la Bourgeoisie’ P. Verhaegen: ‘De la Restauration des monuments anciens.’ - Men moet de doode gebouwen herstellen, omdat het kunstschoone, en de gedachtenissen aan die gebouwen vastgehecht, de kortstondige schilderachtigheid der puinen, te bovengaan. Men moet ‘eerst en vooral bewaren, en met oordeel herstellen,’ en niet ‘bewaren, niet herstellen.’ volgens de leus van John Ruskin. Alzoo zou men door ankers, steunmuren enz. al de schoonheid benemen. Zoo is het oud kasteel der graven van Vlaanderen hersteld, en aldus is aan de geschiedenis eene kostbare gedachtenis van vroeger bewaard. J. Mélot: ‘L'Espagne disparue.’ H. de Fonseca: ‘Une année bissextile.’ H. Primbault: ‘Réflexions sur la France contemporaine.’ Eene studie van het boek van den Engelschen schrijver Bodley. R. Henry: De l'hiver au printemps.’ E. de Ghélin: Chronique Sociale.’
- October 1902.
‘La reine Marie-Henriette.’ Ch. Woeste. ‘Coup d'aeil rétrospectif.’ Dat de katholieke meerderheid door de E.V. is staande gebleven, en in April vermeerderd, is te danken aan de behendigheid der regeering, aan de godsdienstige gevoelens der bevolking en ook aan de feilen der tegenstrevers. De middelen die zij gebruikt hebben, b.v. de bedreigingen, hebben hen belachelijk gemaakt. De liberalen, of toch het grootste deel, heeft meêgeheuld ‘par camaraderie révolutionnaire.’ Fernand Passelecq. ‘Une nouvelle extension universitaire catholique.’ Aan de katholieke hoogeschool is eene universiteitsuitbreiding ontstaan van de wijsbegeerte volgens St Thomas. Traden als
| |
| |
redenaars op tot hiertoe: ‘Dr E. Janssens: met François Coppée; Dr Dufourny: La méthode subjective en Sociologie; Dr Michotte: La vie de la cellule.’ De Vlaamsche afdeeling bijna te gelijkertijd ingericht zal in November te Lier eene voordracht geven. E. Van der Smissen. ‘Accidents du Travail.’ De verantwoordelijkheid der nijverheidsbazen volgens het Belgisch wetsvoorstel, en de verantwoordelijkheid bij de Duitscheis. L. Antheunis. ‘Isaac da Costa.’ Studie over zijne werken en vertaling van ‘Hagar.’ H. Carton de Wiart. ‘Le Réveil du sentiment national en Belgique.’ E. de Ghélin. ‘Chronique Sociale.’
| |
Vragen van den Dag. October 1902.
Van Dr H. Blink: De Biesbosch en de verlegging van den Mond der Maas in Noord-Brabant. - H. Enno van Gelder schrijft over het technisch Onderwijs in Nederland; drie soorten van onderwijs kunnen hier in aanmerking komen: nevens den ingenieur die de berekeningen en het plan maakt, staan de teekenaars die de plannen uitwerken en de opzichters, daaronder dan de werklieden. ‘Het denkbeeld van sommige niet technische personen, dat de eene opleiding de andere kan aanvullen, dat men om zoo te zeggen, om een goed ingenieur te worden, eerst de ambachtschool en de middelbare technische school moet doorloopen, om te eindigen met de Polytechnische school, wensch ik hiermede tevens te bestrijden.’ - In het Nederl. recht wordt aangenomen dat uit geene overeenkomst recht kan voortvloeien, wanneer de toestemming dergenen die zich daarbij verbinden met geweld afgeperst is. Welnu, zoo redeneert Mr. M.C. Piepers, de onderwerping der Boeren is het gevolg van een dwang teweeg gebracht door ongeoorloofde middelen en alzoo kan zij, uit volkenrichtelijk standpunt, geen rechtstoestand vestigen. - De Adat, rechtsbron der solidaire aansprakelijkheid in Ned. Indie. ‘Men verstaat onder zoodanige verantwoordelijkheid in onze inlandsche maatschappij de onderlinge aansprakelijkheid der familiën, dorpen en districten voor de geldelijke gevolgen der misdrijven van hunne respectieve leden en der misdrijven op hun territoir gepleegd, wanneer de dader onbekend is gebleven.’
- November 1902.
Dr H. Blink wijst op de belangrijke rol door Nederlanders gespeeldin den loop der vier laatste eeuwen, op het gebied van ontdekkings, reizen en aardrijkskunde. - K. Ter Laan, een Hollandsch socialist, begint een artikel: De herdenking van den Gulden-Sporenslag. Een blik op het Vlaamsche volksleven. Wat hij zegt over het Vlaamsch van Kortrijk en over de herbergen zullen wij hier niet aanhalen, wel hetgeen hij schrijft betrekkelijk de rede van E.H. deken De Gryze op den Zitdag van den kath landsbond. ‘De deken zeide in zijn pakkende, eenvoudige taal: 't En is niet met geweld, dat wij den toestand veranderen. 't Geweld gaat daar dwers deure. De voornaamste schuld ligt hier bij de ouders. De mode is nu om Fransch te spreken, een mode waaraan de vrouwspersonen grootelijks gehecht zijn. “'k Hoore toch zo geerne Fransch spreken”, zeggen de moeders. 't Vlaamsch is haar niet bevallig genoeg. Gaat er een mond open, die Vlaamsch spieekt, ze wenden zich af en zeggen: “'t is ne boer”.
Ook de jonkheden hebben schuld. Voor hun geld drinken ze pinten bier en ketels bier, - maar de Vlaamsche schrijvers koopen ze niet en lezen ze niet. - De hoogste eere voor zoo'n schrijver is - gesteld te worden op een pomp!
De tale en gaat niet sterven daarom, maar ze gaat ziek zijn. En 't zijn maar de vrouwspersonen, die den ziekendienst kunnen doen.
| |
| |
Met zulke sprekers, die toch reeds als geestelijken zooveel invloed hebben, zal de Vlaamsche beweging blijven wat ze in hoofdzaak geworden is, een Katholieke strijd. Voor de Katholieken is het Vlaamsch het middel, om de bevolking innig aan zich verbonden te houden....
De geestelijken hebben het begrepen en hebben zich van de leiding der taaibeweging trachten meester te maken. Ook de socialisten hebben het verstaan en ook zij breiden zich uit over de Vlaamsche gouwen. Zij vinden er toch al een zeer moeilijk arbeidsveld, dat voor hen driedubbele hinderpalen heeft, naar zeer zeker hebben zij ook groote vorderingen gemaakt, sedert zij als Vlamingen zijn opgetreden. De strijd tusschen de groote Belgische partijen zal in deze streken in het Vlaamsch worden uitgestreden. Van beide zijden gevoelt men dat in de laatste kwart eeuw met steeds grooter duidelijkheid en daarom zal die taalstrijd, die zich jaren en jaren slechts tot de letterkunde beperkte, in de komende tijden zich richten op de Vervlaamsching van geheel het zijn des volks; van zijn denken en streven; van zijn gansch bestaan.’
| |
De Hollandsche Revue. 25 October 1902.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis wordt natuurlijk gesproken over de drie boerengeneraals die met bedelstaf en geuzennap door de landen van Westelijk Europa den nood van hun land gaan klagen. De Engelsche schatkist zal 3 millioen pond geven, dat is maar 1200 gulden voor elke verwoeste boerenhoeve, welnu, een span ossen (wagen met zeven of acht ossen) kost alleen op zijn minst 2100 gulden! Met lichtere wagens en min ossen kan men niet over de baau! De afsluiting der hoeven in den Vrijstaat komt te staan op 18000 tot 24000 gulden! - Combes wordt nog eens als een groot man en redder der Fransche republiek vooruitgezet. - Als Karakterschets: Emile Zola waarvan niets dan goed gezeid wordt; dit is nu niet te verwonderen, want Netscher schrijft in 't begin van zijn opstel ‘want we waren al van knaap af, in en met de kunst van Zola opgegroeid; het mooi vinden van zijn werk was een deel geworden van ons bewonderingsleven.’ Er wordt uiteengedaan langs welken weg de kunst van Zola haar ingang gemaakt heeft in Nederland en hoe Jan Ten Brink haar daarbij tot ceremoniemeeeter diende.
| |
Het Nieuw Dompertje.
Het Nieuw Dompertje. Uitg. P. Stokvis, 's Bosch. October 1902. Pater J. Brouwer, SS. R. zet zijn art. voort over ‘De Bisschoppelijke Clerezy van 1703 en hare nazaten thans’. Max van Poll handelt over ‘Kerk en Staat in Frankrijk’. Wat hij schrijft over sommige kerkoversten der 18e eeuw geeft geen hoogen dunk van Frankrijks clergé alstoen. - ‘Roomsche Pausen en Romeinsche Keizers’; slot eener studie van den eerw. heer G.v.d. Boogaard. - ‘X-Stralen en Stralen van X’, door F. Dekkers. - Hedendaagsche Slavinnen, naar het Ital. van R. Paulucci de' Calboli. - Bespreking van het zoo degelijk boek ‘Oud en Nieuw’ van P. Wilde, S.J. - ‘Zingenslust’, dicht van Zr..., en ‘Alleen’, van A.D.
| |
Monatschrift für Christliche Sozial-Reform. October 1902.
Dr Fergenwinter geeft verslag over de vergadering te Keulen, in Sept. ll., van de internationale vereeniging voor wettelijke werkliedenbescherming. Een wensch ten voordeele van volkomen verbod van nachtarbeid voor vrouwen werd gestemd. - G. Beck doet de stichting kennen van het Zwitsersche Raiffeisenverbond. - Prof. Beck brengt
| |
| |
eene warme hulde aan Zaliger David Albertario, den voorkamper der christelijke democratische beweging in Italie.
| |
Van Onzen Tijd. October 1902.
Th. Molkenboer schrijft over het schilderachtige in de godsdienstplechtigheden, bijzonder van den katholieken godsdienst. - C.R. De Klerk begint een opstel: Geschiedenis en vergelijking tusschen Hooft en Vondel. - E.H. Binnewiertz bespreekt Langs mijn weg. Verzen van H.J.M. Donders; hieruit: ‘Ik weet in ons katholiek Holland slechts éen dichter, die bezig is dezen eeretitel van modern-zijn te verdienen: den telkens krachtiger sprekenden De Klerk.’ Nog in dit nummer verzen van Albertine Smulders.
| |
De Katholieke Gids. Nov. 1902.
v.B.S.J. onderzoekt de bewijzen ingebracht door de theosophen ten voordeele der leer van de reïnkarnatie of herboorte. Een dezer bewijzen is het verschil van beschaving en zedelijke vermogens bij de volken. Waarom zijn de Europeanen meer ontwikkeld dan de Hottentotten? ‘Wel, de Ego's die in ons huizen zijn voor den vierden of vijfden keer op de wereld en hadden de gelegenheid ondervinding op te doen en zich te ontwikkelen, de Ego's der Hottentotten op zijn hoogst voor den tweeden keer en die hebben dus die gelegenheid niet gehad.’ Van Dr J. Van den Brinck een zeer waardeerend artikel over Guido Gezelle, de groote Vlaamsche Dichter, waarin wij toch niet veel nieuws te lezen krijgen; het is meestal eene samenvatting van ons Gezellenummer (Februari 1900). Nog in deze aflev. een lezenswaard artikel van P. Buissink over De bevolking der Philippijnen en de oorzaken van den jongsten opstand.
| |
Nieuwe Gids
In de Nieuwe Gids
krijgen we schetsen en halve schetsen van Herman Robben, Frans Coenen, Reddingius en Jeanne Reyneke van Stuwe; gedichten van Kloos en de Veer.
Dr Boeken geeft een belangrijke studie over een werk van Dr M. Van der Hoek, betreffende Plato.
Kloos prijst den dichter Adama van Scheltema en vergelijkt hem met Gorter en Henriette van der Schalk.
‘Waarschijnlijk geeft het niets en ik deed het ook niet vroeger, want of men zoo tegen Herman Gorter of Mevr. Roland Hulst ging spreken, wat baatte het, wel beschouwd! Die hebben toch hun hersens omsloten en vastgelegd met en aan een ijzeren band, en al zouden nu alle dichters, die ooit geleefd hebben, in plechtigen optocht hen komen verzoeken, om af te laten van hun vreemden, nuchter-hardnekkigen, eenzijdig-strakken wil, dan zouden die twee, met sterke oogen, hun vroegere broeders aanzien en zeggen, met kalme besliste stem: Wij hebben sinds lang niet meer U van doen, niets waardigedwazen! Wij zijn practische menschen geworden? - Omdat ik zoo'n antwoord vermoedde, ja wist - daarom heb ik gezwegen: maar nu moest ik spreken, daar Adama van Scheltema één qualiteit op die beiden vóór heeft, waardoor hij dichter bij de aarde staat, en die hem dus misschien, als hij goed op zichzelf past - in tegenstelling tot de anderen - zal kunnen behoeden voor ondergang.
Herman Gorter's en Henriette van der Schalk's talent hebben toch altijd een beetje geklonken, zoo hoog als onderaardsche, bovenaardsche stemmen.
Van der Schalk's talent, in hare beste momenten, klonk als een
| |
| |
zwaar-gestemd, diep-hoog orgel, welks tonen breed stuwden tusschen en rondom de hooge naren van een over-oude, staat'ge kathedraal, terwijl dat van Gorter, fijner en rijker, alle tonenreeksen kon doorloopen van een vol viool orkest; maar zij misten beiden, in hun machtige passie van geluid en verbeelding, één groote eigenschap, het dusgenoemde menschelijke in hun kunst. Zoo stonden zij daar, en zongen, hoog-op, niet als menschen, maar als halve-goden, - en toen zij dus in aanraking kwamen met de werkelijkheid, toen zij zich begaven in het harde, ruwe leven, tusschen de stugge dingen dezer aarde, werden hun ideale persoonlijkheden als tezamengedrukt en gekneusd en verplet: en niets bleef toen van hen over dan twee gewone, bedaarde menschen, die in heelweinig-maar zich onderscheiden van de overige leden hunner partij.
Maar Adama van Scheltema staat, zooals ik reeds aanduidde, als artiest, met zijn voeten op den vasten en door-menschen-beganen grond. Hij ziet de werkelijke werkelijkheid, zooals zij er uitziet, en haalt haar niet over, zooals zijn twee groote geestverwanten dat in hun tijd hebben gedaan, door een subtiel proces, geheel onbewust, van psychisch filtreeren, waardoor de geschakeerde schoonheid van 't reëele werd omgetooverd tot een ons niet zoo familiare schoonheid van vorm en kleur, van verbeelding en diep-inwendig sentiment, Neen hij ziet en zegt de dingen zelve, hij laat ze staan op den grond, den stevigen bodem, waar zij thuis behooren, maar geeft ze toch tegelijkertijd, natuurlijkerwijze, omdat hij een artiest is, niet weer als een nuchter-schrale, droge waarnemer, neen, hij geeft ze, zooals een artiest ze ziet, voelende de dingen en daarin opgaand, en zoo, bij het uitzeggen, gevende de diepste essentie des Zijns.’ - En verder:
‘Gorter lijkt hooger, maar Scheltema dieper, Gorter lijkt een elf maar Scheltema is een mensch.’
| |
De Gids November 1902.
Het Binnenste Licht, derde deel van ‘de godin die wacht’ roman van Aug. De Wet. - Van Deventer: Een bemiddelingsvoorstel: Vat het sociaal-economisch programma samen, door den heer Idenburg te Gouda geschetst, en later op het Binnenhof uitgewerkt, en legt een voorstel ter overweging voor, ten voordeele der Opheffing van Indië. - Quack: ‘Charles Hall's Kreet’ is eene belangrijke ontleding van Hall's boek: The Effects of crvilisation on the people in European states’ verschenen in 1805. In de 30 eerste hoofdstukken worden de wonden dier samenleving bijna koel en wreed uiteengezet in de 9 laatste, middelen aangeduid om de euvelen weg te nemen waarover de arbeiders kloegen - Anna Ekker: De slagvelden van Sedan - Aleida Nijland: ‘Jacques Perk’ wijst aan wat het pas verschenen boek van Betsy Perk ons geeft voor 't beter begrijpen van Jacques Perk's Mathildesonetten, en hoe wij hier de bevestiging vinden van wat de sonetten als levensbeschouwing des dichters uitspreken. - Van Hamel: Victor Hugo in Nederland. - 't Letterkundig overzicht handelt over Zola.
| |
Onze Eeuw
Onze Eeuw
brengt de vertaling, door Mej. Cath. Bruining, van een bedrijf uit Haupmann's Versunkene Glocke, en door Soera Rana van Tennyson's Beek.
Prof. P.D. Chantepie de la Saussaye spreekt over de verspreide geschriften van Allard Pierson. Hij vindt dat Pierson evenzeer onderschat als overschat is.
Ook ontzegt hij aan Pierson's werk een blijvende waarde. Na herinnerd te hebben dat men Pierson met Goethe en Renan vergeleken heeft,
| |
| |
schrijft M. Chantepie: ‘Bij het uitwerken zulker vergelijkingen zijn de pnnten van verschil voor 't minst even leerrijk als die van overeenkomst. Met dit voorbehoud waag ik nog een anderen naam naast dien van A. Pierson te noemen. Het is, meen ik, nog iemand ingevallen hem naast den Deen Kierkegaard te zetten; beider wereld- en levensbeschouwing verschilt hemelsbreed, in plastisch talent haalt Pierson niet bij Kierkegaard; toch doet de een mij vaak aan den ander denken. Niet slechts om louter uiterlijke punten van vergelijking: beider sterke neiging tot het ongewone, beider groote behoefte op te nemen wat in hun omgeving voorviel; maar vooral om de centrale eigenschap: het overwicht van esthetische gezichtspunten. Ik weet wel dat ook hier de twee mannen geheel verschillende wegen bewandelen, maar dit neemt niet weg dat zekere verwantschap bestaat. Bij Kierkegaard is de tegenstelling tot het artistieke het ethische, bij Pierson het intellectueele.’
| |
Elsevier
In Elsevier,
Octob. aflev., geeft Mej. B.P. van Yselstein een artikel over W.O.J. Nieuwenkamp, den gelukkigen eigenaar van het woonschip De Zwerver, den welbekenden teekenaar, houtsnijder en etser.
Mej. Yselstein bespreekt een aantal werken, waarvan er eenige reproduceerd zijn.
Verders hebben we een schetsje aan Van Hulzen.
| |
Woord en Beeld
Woord en Beeld, Octob. aflev.,
geeft een schets van Marie Marx-Koning, gesprekken over de steenkolenmijnen te Kerkrade en over Madrid.
Prof. d'Aulnis de Bourouill brengt een dankbare hulde aan wijlen Jhr. Joan Roëll, oud-minister van Buitenlandsche zaken en lid der tweede kamer der Staten-Generaal.
Mr. Roëll was een groot staatkundige die enkel zocht wel te doen.
| |
De Economist
De October-aflevering van De Economist
begint met een warm pleidooi van de hand des heeren Pierson voor de verbeteringen der werkmanswoningen. De woningwet schiep alleen een mechanisme, zegt H. Pierson, wij moeten dit mechanisme in beweging brengen en houden. Wij moeten trachten de wet nauwkeurig toe te passen, opdat er alzoo eene merkbare verbetering kome in de woningstoestanden.
Mr. Haver Droeze bespreekt in een belangrijk opstel de katoenspinnerijen en suikerraffinaderijen in China en Hongkong.
Mr. Van Weede geeft eenige beschouwingen over de bescherming van den wildstand.
De Heer Van Reesema vervolgt zijne geschiedenis over het Lieruurstelsel in Nederland, en de heer Rozenraad zijne beschouwingen over de internationale geldmarkt.
| |
De Arbeid
De negende aflevering van De Arbeid
brengt het vervolg der vertelling: Een Zomer van Henri Bakels en goed brok proza van Reimond Styns, gedichten o.a. van de Meijere en Richard de Cneudt. Met veel bewondering schrijft de Meijere over Prosper van Langendonck en diens verzen: ‘Van Langendonck, en dat is schier ongeweten, was de eerste van al om aan de jongeren over Gezelle te spreken en dezen dichter naar waarde te doen schatten. Hij was tevens ook, voor velen, een meester. Immer beminde hij de jongere dichters. Minder misschien dan iemand anders kan ik vergeten met welke hefde hij allen tot zich trok? Voor velen was hij een opvoeder. Enkele dichters, die, op de keper beschouwd, de beste van Vlaanderen blijven, hielp hij vormen door zijne verheven gedachten over poëzie en kunst.
| |
| |
Hij is geen absoluut man die er enkele axiomen op nahoudt en iedereen zou willen zien gelijk zichzelven. Op een leeftijd dat iedereen ze waarheid buiten zich zoekt, trachtte hij allen te overtuigen dat hun hekerheid uit hun eigen moest spruiten. De meesten dier jonge dichters debben zich nu bepaald van elkander verwijderd, doch door Van Langenvonck verkregen allen een sterkte en een kracht die hen weer tot groep dereenigt; zij zullen - men zal het in de toekomst zien - de behouders per schoonheid in onze literatuur geweest zijn in dezen tijd dat vele dichters, met uiterlijke originaliteit goochelend, groote menschelijke oprechtheid ontbreekt.’
| |
De XXste Eeuw
De XXste Eeuw, Octob. aflev.,
opent met eene prachtige tragedie in drie korte bedrijven ‘Primavera’ van Nico van Suchtelen.
Het onderwerp is geput uit de bewogen geschiedenis van Syrakuse.
De gloriezon van den beruchten veldheer Nikias ging onder. Thans treurt de held om het verlies van Kyane, de schoone Syrakusische, die hij eens teer beminde, maar later verstootte, toen hij naar Athene toog.
Machteloos zien we Nikias in de drie bedrijven die eindigen met het weerzien van Ryane en het sterven van Nikias op het schavot. Prins vervolgt zijn kruisriddersverhaal: ‘de heilige Tocht!’ Albert Verwey bezingt de ‘Zomernacht’. Everts zet zijn schets voort! Een Boerengezin. Van Deyssel dicht ons een hekelschrift op: ‘Acolie of de wind door den gulden Winckel’. Bouma geeft een lieve schets: ‘in 't Stadje.’ Karel van de Woestijne geeft het vervolg van zijne studie: Kunst - De primitieve te Brngge.
| |
Literarische Warte.
Literarische Warte. Monatschrift für schöne Literatur. Herausgegeben von der Deutschen Literatur-Gesellschaft, München. 1 Sept; 1902; Heft 12: Neue italienische Literatur, von Karl Biesendahl wijst o.a. op Ant. Fogazzaro's laatste werk ‘Piccolo mondo moderno’; op Luigi Capuana's ‘Il Marchese di Roccaverdina’; op Carlo Dadone's ‘Come presi moglie’; op Gius. Aten. di Montededero's ‘Le campagnuole’; op O. Grandi's ‘Silvano’. Ten slotte een aanbevelend woord over de gewaardeerde uitgave ‘Della Vita e delle Opere di Silvio Pellico’ van Ilario Renteris, en over ‘Arte, Scienza e Fede ai giorni di Dante’, dat geen Dante-vereerder zal willen missen. - Die holländische Lyrik von 1880-1900, slot eener reeks art. van Otto Hauser, handelt over H.J. Boeken, Lucie Broedelet, Joann. Reddingius, Jeanne Reyneke van Stuwe, P.C. Boutens, al dichters der Nieuwen-Gids-School; verder, over ouderen als M. van Loghem (Fiore della Neve), W.G. van Nouhuys, Edw. Koster, Edw. Brom, L. Couperus. Voor Hr Hauser schijnt er weinig goeds vóór 1880 bestaan te hebben: ‘Man ist berechtigt, die Periode van 1880 bis 1900 der niederländischen. Literatur eine klassische zu nennen, wie es ihre Bewunderer bereits getan haben’. Arme letterkunde, zoo zij niets beters op den wagen heeft te zetten! Met zedelijke strekking wordt geene rekening gehouden: dit telt niet bij de herauten van 1880-1900. - Das Märchen von der Kunst, door Hans Eschelbach. - Hans Benzmann; ein literarisches Porträt, door Laurenz Kiesgen: ‘Die bildnerische Kraft seines Talentes ist grosz, seine Kühnheit ist bewundernswert. Unter den jungen Dichtern der Moderne ist er einer der besonnensten und sympathischsten’. -
Deutsche Lyrik: dichten ingezonden door L. Kiesgen, A. Trabert, J. Schweiker, Max. Pfeiffer, F. Eichert, G.A. Müller, P. Ansgar, Pöllmann O.S.B., G.M. Dreves, J. Wahner, Ad. J. Cüppers. - Neue Erzählungsliteratur, besprochen von Carle Conte Scapinelli. - Das Merauer Volksschauspiel, door A. Dreyer.
| |
| |
- Woran fehlt es der Vereinsbühne? door F. Trück. - Zur Uberbrettl-Bibliothek, door H. Hemme. - Ein neuer historischer Roman, door Edm. Holthoff; bedoelt ‘Mysterium Crucis’, Roman aus der Zeit des Kaisers Nero, von F. Nabor: ‘Nabor ist eine poetische Natur; dabei ist er tief religiös, sein Mysterium Crucis ist eine Liebesgabe an den Gekreuzigten’. - Zeitschriftenschau, door Heidenberg. - Kritische Umschau: Romane, Novellen, Drama, Epos, Lyrik. Kritische Gedanken, door W. Eggert. - Rundfragen.
| |
Der Katholik. Juli 1902.
Karl Maria Kaufmann begint eene oudheidkundige studie: Eine altchristliche Nekropolis der groszen Oase in der Libyschen Wuste. Prof. Dr. Bludau geeft het eerste deel eener breedvoerige historische studie over Der Beginn der Controverse über die Aechtheit des Comma Joanneum im 16 Jahrhundert. Wilhelm Burger, in zijn artikel: Rhabanus Maurus begründer der theologischen studiën in Deutschland, wil de theologische bediedenis van Rhaban vaststellen, daar deze meest alleen als ‘praeceptor Germaniae’ gekend is. In dit eerste deel zijner bijdrage geeft de schrijver eene korte levensschets, een overzicht van Rhabans werken, en dezes aandeel in den Voorbestemmingstrijd in de 9e eeuw. Dr. Schmidt ontleedt het schrift van Monseigneur Egger, bisschop van St Gallen: Zur stellung der katholicismus im 20 Jahrhundert, dat zeer klaar den hutdigen toestand doet zien, de gevaren aanduidt, en den katholieken den aard hunner toekomstige werking voorhoudt.
- August 1902.
Carl Maria Kaufmann, Wilhelm Bürger, Prof. Dr. Bludau geven het vervolg hunner studies. M. Raich, Religiöse Volksgebräuche im Bisthum Augsburg. Dr. Seidenberger, Ein Diöcesankalender als Leitfader kirchlicher Heimathkunde.
| |
Das litterarische Echo. 15 October.
Rud. Lothar bespreekt Eine neue Litteraturgeschichte, te weten, Das 19 Jahrhundert (Leipzig, 1902), door Ad. Bartels. Hij verwijt aan den schrijver zijn vijandige houding tegenover ‘Decadence, Judentum und Liberalismus’, zijn ‘Aesthetentum’ dat hem de psychologische en sociologische invloeden doet verwaarloozen, zijn onduidelijken, lompen stijl en gebrekkige indeeling; maar bekent ook dat hij de schrijvers en hun werken wel weet te kenschetsen en te waardeeren. - Over Karin Michaelis, een Deensche romanschrijfster, spreekt Ad. Schreiber met veel lof. Zij roemt o.a. ‘Das kind’ dat in alle talen werd overgezet (1902). - H. Parlow schetst de Spanische Provinzlitteratur, die van Granada namelijk: hij vindt er niets uitstekends in. - Onder de rubriek ‘Besprechungen’ komen te berde: Frauenbücher (R. Wengraf); Ein Sehnsuchtsroman (A. Geiger); Jean Pauls Briefe (K. Frenzel).
| |
La Revue de Paris, 15 october 1902.
Camille Lemonnier opent met eenen nieuwen Roman: ‘Le petit homme de Dieu’ - de Nolhac brengt nog eenige bijzonderheden over de beruchte Mevrouw de Pompadour. - Luitenant X geeft het tweede vervolg van: ‘de Ta-Kou à Pekin’ en Roxetta het tweede deel van den Roman ‘Loulou’. Langlois spreekt over: les origines de la Noblesse en France. - Pommerol brengt het vijfde vervolg van: ‘La Mille et Deuxième Nuit’. Bérard behandelt de nijverheidscrisis in Duitschland.
| |
| |
- 1 November 1902.
Judith Gauthier begint zijn roman: ‘Le second Rang du Collier’ - Camille Lemonnier geeft het tweede gedeelte van zijn nieuwen Roman; ‘Le petit Homme de Dieu’. - Georges Gaulis geeft, een staatkundig en economisch overzicht: ‘Bulgarie et Macédoine’. - Amédée Rouquès schrijft een uitgebreid mooi gedicht: ‘Les Soirs’. - Rovetta geeft het derde deel van zijn Roman ‘Loulou’. - Pommerol eindigt zijn Roman: ‘La Mille et Deuxième nuit’. - Loiseau brengt beschouwingen over de doorsnede van: ‘Le Simplon’. Verder een overzicht der: ‘Les Manoeuvres navales de 1902’.
Het Octobernummer van de Gazette des Beaux-Arts begint met een artikel van Jules Guiffoy over de groote tentoonstelling van Gobelins in het Grand Palais te Parijs. Henri Hymans eindigt in een derde artikel zijn opmerkingen over de tentoonstelling van Vlaamsche primitieven te Brugge. Casimir Stryenzki spreekt over een schilder uit de 18de eeuw, François Guérin.
In een vijfde artikel voltooit Pierre de Volhac zijne geschiedenis van den bouw van Versailles.
| |
La Réforme sociale, 16 October 1902.
Hubert Valleroux heeft het nog over Werkmans-retraiten. - Pierre Verhaegen geeft eene belangwekkende verhandeling over den Congo. - Du Maroussem betoogt dat alvorens tot daden over te gaan, men eerst de feiten goed moet onderzoeken. - Escard spreekt over de studenten aan de Amerikaansche Hoogescholen.
- 1 November.
Henry Clement wijdt een eerste artikel aan ‘De ontvolking van Frankrijk’. - Joly schrijft over: ‘De la Corruption de nos institutions’. - Charles Hardy over: ‘De l'influence des habitudes sociales sur l'esprit d'initiative’.
Marc Sangnier spreekt over de plichten die op de jeugd rusten.
| |
Quinzaine. 1 Août.
Henri Welschinger, Allemands et Polonais. - Bondig, historisch overzicht der wijze waarop Duitschers in Polen te werk gaan. - I.N.S. Montalembert et son confesseur laïque. De schrijver deelt eene briefwisseling mede tusschen Montalembert en Skrzynecki, die Lecanuet in zijn boek niet volledig heeft gegeven. Jean de Busea, Le trésor du temps. Léon Bour, La journée de huit heures. - In England en Australië heeft het achturenwerk voor gevolg gehad dat de voortbrenging grooter was, en niet lijk de socialisten het wilden, dat een aanzienlijker getal arbeiders werk vonden. Pierre Le Rohn, Soeur Ste Dominique. J. Lefèvre, La maladie et le régime alimentaire.
- 16 Août.
Baron Reille, Comptes bleus, Un coup d'aeil sur la situation financière. Jean de Busca, Le Trésor du temps. Léon de Seilhac, Le Collectivisme devant les électeurs. - Onderzoekt ‘Le collectivisme de réunion publique. Le collectivisme électoral. Le collectivisme radical en Le collectivisme ministériel’ en toont hoe onredelijk die stelsels zijn en hoe er niemand is die ze tot in hunne ergste gevolgen leiden durft. Victor du Blued, Les salons de la monarchie de juillet. Bangor, A propos d'une statue. - Is eene studie over Daudet waar men bijzonder hier op drukt dat Daudet in zijne werken bemind wordt, omdat hij een menschenvriend is. I.N.S. Montalembert et son confesseur laïque.
| |
| |
- 1 September 1902.
Abbé Ch. Urbain, Fénelon et la direction des consciences au XVII siècle d'après un livre récent. François Descostes, Les Cadets de Savoie, Souvenirs de la vie de province. Baron Xavier Reille, Comptes bleus (suite). Jean Lionnet, Sous un cannelier. Victor du Bled, Les salons de la monarchie de Juillet (II). Jules Lefèvre, Les régimes alimentaires dans le problème économique et social.
- 16 Septembre 1902.
Ernest Tissot, M. Gabriele d'Annunzio et son théâtre. Baron André de Maricourt, La duchesse de Berri. Anecdotes inédites. Trop tard. Nouvelle (I). Vincent Ernoni, Philosophie et Dogme. - De Wijsbegeerte geeft ons de beweegreden van ons vrij en redelijk geloof. - Zij kan ons helpen in het vatten der mysteries, en ons die altijd klaarder doen zien, - zij maakt een geheel van de verspreide gegevens van het geloof.
Het geloof geeft in zekere dogmen stof tot oneindige navorsching, stelt nieuwe vragen, en behoedt de wijsbegeerte voor groote misstappen.
Tusschen de wijsbegeerte en de dogmatiek is een zielkundig, een wezenlijk en een redelijk verband, daar dezelfde menschen de twee bestudeeren, de mysteries op de gegevens van de gezonde rede berusten en de beide vakken nooit tegenstrijdig kunnen zijn.
Baron Xavier Reille, Comptes bleus. Georges Grappe, Figures du XVIII siècle. Le duc et la duchesse de Choiseuil.
| |
Rivista internazionale de Scienza sociale. Settembre 1902.
Il lavoro notturno delle donne in Italia. Toniolo bespreekt het tot stand komen der nieuwe Italiaansche wet op het handwerk voor vrouwen en kinderen. Kinders onder de 13 jaren zijn tot het slavelijk werk niet toegelaten. De nachtarbeid is hun insgelijks geheel en gansch ontzegd. De vrouwen worden maar vier weken na hunne bevalling terug tot den fabriekendienst toegelaten. De werkdag moet door verscheidene ruststonden - samen twee uren - onderbroken worden en daarbij moet iedere week een volslagen rustdag van 24 uren vergund worden; alle minderjarigen onder de 15 jaren, knechten zoowel als meisjes, moeten, vooraleer zij in het een of het ander werkhuis ingelijfd worden, een door den geneesheer geschreven getuigschrift aanbrengen in het welk hunne volle gezondheid en werkveerdigheid bewezen worden enz... alle afwijkingen en overtredingen van die voorschriften worden met boeten van 50 tot 5000 fr. gestraft. De boeten zullen in de kassen van werkongelukken en ouderdomspensioenen tot vergrooting van het kapitaal, gestort worden. De wet brengt veel bij om het openbaar gevoelen en de algemeene gebruiken naar dit hoogst kristelijk ideaal te richten: te weten dat de vrouwen zoo dikwijls mogelijk naar hun huis moeten terug keeren, zoo zij er door de eene of de andere omstandigheid van af gehouden worden. Van den anderen kant naderen wij de verwezenlijking van onze leus
Politica Commerciale et economiche, C. Molbeni. Imperio antico e Moderno, Giuseppe Tornassetti.
| |
| |
| |
La Lectura, Madrid, Juni 1902.
La Filosofia del Anarquismo, E. Sanzy Escartin. Eene diep doordachte studie waarvan hier de samenvatting: iedere maatschappelijke leer spruit voort uit een bepaald begrip over den mensch en zijn levensdoel. Zoo ook voor het anarchisme wiens kenmerkend, volstrekt negatief begrip men aldus kan samenvatten; haat tegen den huidigen politieken en socialen toestand.
De intellectueele anarchisten, waaronder bijzonder te rangschikken zijn Max Stirner en Nietzsche, haten de maatschappij niet omdat zij onrechtveerdigheid en ongelijkheid huldigt; zij haten haar omdat de maatschappelijke inrichting de vrije bandelooze ontwikkeling van den eenling beperkt en tegenkant; de eenling alleen, volgens hen, heeft rechten, indien men nog van rechten spreken mag waar alle verplichting wordt miskend. Het einde van den mensch is zich met al zijne krachten te laten ontwikkelen zooals plant en dier, Las tormentas del 48. Historische novelle van Peres Galdos. Teatro Catalan. R.D. Peres, alhoewel alleen in gewestspraak geschrevene stukken. Opvoerende, is de Catalaansche theater levensvol.
- Juli.
Sociologia de la guerra betitelt John Robertson een artikel over den Zuidafrikaanschen oorlog. Hij valt hevig uit tegen de Engelschen die zoo roekeloos dezen oorlog aanvingen; ‘de groote sociologische les die er uit voortvloeit, is dat er in Europa niet een land is dat niet noodig heeft zijne politieke opvoeding te verbeteren, om de roekelooze en slechte daad die Engeland in Afrika heeft begaan, te voorkomen.’
Jacinto Verdaguer door R.D. Peres. In hem verliest de Catalaansche letterkunde haren besten dichter; als priester geacht door de grooten en bemind door de kleinen; als dichter meermaals om zijne kracht vergeleken aan Dante, Milton, Hugo, had zijn roem sedert lang de grenzen van zijn land overschreden.
Columbano door D.J. Pessenha. Columbano is de oorspronkelijkste, en misschien wel daarom, de meest aangevallene schilder van het huidige Spanje.
De la bello en la Naturaleza door de markies de Figuersa: niets oorspronkelijks, maar men voelt in den schrijver eenen warmen idealist die de schoonheden der natuur, met hoogere gedachten weet af te kijken, en zijne begeestering door anderen tracht te doen deelen.
| |
Razón y Fe, Agusto 1902. Madrid.
La civitizacion y las nationes latinas, L. Murillo. Nog altijd tegen Professor Sergi. Na onderzocht te hebben wat door beschaving moet verstaan worden, en getoond dat Godsdienst en zeden de eerste plaats verdienen, bewijst Schrijver dat het katholicism vooreerst het stoffelijk welzijn niet kan tegenwerken en, meer nog, door zijne volmaakte leeringen over God, mensch en heelal en door zijne bescherming der wetenschappen verre boven het Protestantisme staat. El poeta Verdaguer Ramón Ruiz Amádo, 1845-1902. Katholieke priester en gevoelige dichter, hij muntte uit in kristene, mystieke zangen of Vaderlandsche lierdichten. El feminismo sin Dios. Julio Alarcón y Meléndez. Schrijver beantwoordt drie vragen: Van waar komt het? Langs waar gaat het? Waarheen? Op 't algemeen beschouwd is de vrouwenbeweging aan 't goddeloos worden; en hoe kan het anders waar men zoo onredelijk is de vrouw heel op denzelfden voet te stellen als den man? 't Kristendom alleen heeft de vrouw de vrijheid geschonken als zij nog slavin was; 't kristendom alleen kan haar in de toekomst de vrijheid verschaffen
| |
| |
die zij eischen mag. Santiago de Galicia, Fîdel Fita. El Marques de Mora, Luiz Coloma. El Estado para el Hombre, Félix López del Vallado. De gezonde grondbeginselen van de katholieke wijsbegeerte en zedenleer bewijzen dat het einde van den mensch is het eeuwig leven en niet het welzijn der samenleving, zooals, naar het voorbeeld van Plato, de hervormers en de huidige Communisten beweren. Daarom is het niet de bijzondere die moet arbeiden voor den Staat, maar wel de Staat die alle beletsels moet wegruimen en alle gemakkelijkheid bijbrengen om den mensch zijn Einde te doen bereiken.
- Septiembre 1902.
El sacerdote social, Narciso Noguer. De Priester moet niet alleen werken op godsdienstig gebied, maar nog, en bijzonder op onze dagen, op maatschappelijk gebied. Het is de wensch van Z.H. Leo XIII in zijne Encycliek ‘Graves de Communi.’ Hierover uitweidende spreekt schrijver breedvoerig over de katholieke volkswerken in Belgie en zegt: El secreto de la fuerza (macht) de los catolicos belgas esta en el clero. La Guerra Hispanica-Americana juzgada por los Yanqués, Joaquén Casellas. La Civilización y las naciones latinas, L. Murillo. Murillo ondervraagt nu de geschiedenis over de oorzaken van Spanje's ondergang en toont dat het juist in vollen bloei stond, als het door en door katholiek was. - Hetzelfde geldt voor Frankrijk; - en, van den anderen kant, 't is niet sedert de opkomst van het Protestanism dat de noordernatien gestegen zijn in bloei. La Edad prehistórica en Orihuela, Julio Furgus. Un nuevo libro de filosofia escolástica, José Espi. Un nuevo sistema para explicar el dogma de la transubstanción. Vervolg van de wederlegging eener theologische gevaarlijke theorie in ‘Annales de la Philosophie Chrétienne’ verschenen.
- Octubre 1902.
La inspección de la enseñanza privada, Ramón Ruiz Amado. Las obras musicales de San Francisco de Borja, Mariano Baiscauli. Las ordenes religiosas y la intervención del Estado, J. Garcla Ocaña. Nauwkeurig onderzoek van dekreten en konkordaten waarvan 't besluit is dat de H. Stoel alle rechten op de kloosterorders blijft bewaren. El Marques de Mora, L. Colóma. Sevilla, teatro del martirio de San Hermenegildo, Ricardo Rochel. La Metafísica y el Empirismo. (Vervolg.) De empiristische zedenleer is eene hersenschim. God wordt er uit verbannen, de mensch wordt als niet vrij aanzien.... Hoe is de zedelijke orde dus mogelijk?
|
|