Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1902(1902)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Daar zijn er wel!.. Het dichten is van God gegeven, maar niet aan elk ende een in 't leven, De kunst is niet gemeen. G. Gezelle. Daar zijn er wel, zegt men, die traag en steen voor steen het lastig bouwsel van hun liegend rijmwerk metsen. Daar zijn er, zegt men, die, nooit met het pramen van den barensnood bekend, hun dorren boezem kwetsen, om 't afgedwongen bloed hun zieketerend kroost, hun dichtwerk, in te geven, en dus een korte wijl hun kinders van de dood, als eenen lijkenstoet, te dwingen in het leven! Maar andere zijn er toch, die gieten 't gutsend woord zooals het borrelt uit de zwangre bron des herten, staande immer stroomensvol met zachte zielenwee of met de wrange vrucht van langgedragen smerten. Zij klagen! Of 't is haat [pagina 102] [p. 102] die hun het bitter bloed doet, nijdig zwart, van 't hert, maar van het hert toch, stroomen, of beeft hun boezem van 't geliefkoosde angstgetril, 't zoetzalig smerten om veel lange liefdedroomen. Vol kracht als 't leven zelf woelt hun de wilde vloed van 't hert op naar den mond; ter lippen uitgedreven stort hij in pereldans, waarin de liefde of haat, de blijdschap of het wee lijk zonnestralen beven! Dat 's dichten, dat alleen, dat is die gunste Gods, en zoo ons die bezielt, waarom niet losgelaten den slaanden gorgel dan, de vrije luchten in, hoog boven 't ijl gezwets van die beneên daar praten. Zingt niet de nachtegaal in 't zwartste van het woud met God daar gansch alleen in 't stille van de nachten? Wat raakt al 't zeggen ons? Ons leven is ons lied en zoo wij 't kroppen zal 't ons vroeg of laat versmachten. Caes. Gezelle. Witte Donderdag 1902. Vorige Volgende