| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode. April-Mei 1902.
Gust. Segers vertelt z'n reis naar Konstanz en de hoofdplaats van Tirol: Innsbrück. - Al. Van Neste geeft ‘eene fantazie op de Fransche gegevens van Faust de Goethe uit de Bibliothèque choisie des chefs-d'oeuvre français’ waarin de gevolgen van Grietje's verleiding beschreven worden. Eene Vlaamsche vertaling van eene Fransche vertaling van Faust! - Van Aug. Gittée De Dierenwereld en het huwelijk in het Volksgeloof. - Kempische Doop, een humoristisch schetske van Fl. Heuvelmans. - Van Fr. Gittens het 3e bedrijf van De Maire van Antwerpen.
| |
De Tuinbode. 1 Mei 1902.
Wij hebben het eerste nummer van dit nieuw tijdschrift ontvangen, dat optreedt als ‘een maandschrift handelend over alles wat den tuinbouw en de bloemlief hebberij aangaat, opgesteld door verscheidene vakmannen, onder de hooge bescherming der voorname begunstigers van den nationalen tuinbouw’. Inschrijvingsprijs 3 frank; voor Nederland 2 gulden. De opstelraad is samengestetd uit MM. O. Burvenich; A. Buyssens; E. De Meyer; K. Mestdagh; H. Ronse; J. Van de Vliet en P. Wauters. In dit eerste nummer: De beste aanlegging van den Moes- en Fruittuin door Kamiel Mestdagh; De Marantas door H. Ronse; Eenige regelen voor het aanleggen der bloemperken door O. Burvenich; Hoenderteelt: Het broeden door P. Wauters; De teelt der erwten door E. De Meyer; Grondbeginselen van plantenkunde en hunne toepassingen op den Tuinbouw door A. Buyssens; De kultuur van Brusselsch Witloof, door J. Van de Vliet.
| |
Onze Kunst.
Onze Kunst. 4.
Jac. Mesnil toont aan hoe in de 15de eeuw de invloed groot was der Vlaamsche schilderkunst op de Italiaansche, en hoe daarentegen in de 16de eeuw de verhouding zich omkeerde en het Vlaamsche karakter niet meer de bovenhand had. Zoo gaat het! Men denke aan de Prix de Rome. - Alb. Plasschaert handelt over de werken van Floris Verster met ‘schoonheid van doffe, rijpe, glanzende kleur’. 't Was moeilijk dit in verlichting uit te drukken. Zijne laatste schilderij is Bokkingen. De schrijver geeft de lijst van Vorster's werken; de kunstenaar is geboren in 1861, te Leiden. - Max Rooses beschrijft het portret van Hendrik van Halmale door Peter Thys. - Georges Eekhoud bespreekt de werken van Victor Gilsoul, waarbij de landschappen, buiten tekst. In de Kunstberichten komt Libre esthétique en daarbij Schlobach er niet zeer
| |
| |
goed af. - 5, bevat: De verzameling Edmond Huybrechts te Antwerpen, met eene H. Maria naar Quinten Massijs, en Jacob Jordaens, mansportret, benevens De serenade uit het vroolijke volksleven’. Nog komen hier voor: van Nicolaas Maas, den baron en de barones van Gottignies, Hendrik Leys' De Katholieke vrouwen en De Vogelverkooper, Hendrik de Biaekeleer, De Eetkamer van Leys en de allerhefste Les, van denzelfde; eindelijk nog van Alfred Stevens, Alle geluk, met tekst van Max Rooses. - Het museüm Willet-Holthuysen, door Fr. C. Jr. bevat opnieuw eene groep verlichtingen van ‘oudheden’, enz. gevolgd door ‘Kunstberichten’. - 6, bevat een artikel over W.O.J. Nieuwkamp den etser, met acht verlichtingen en tekst van van Ysselsteen. Vervolgens vinden wij hier De vaderlandsche school van de zestiende eeuw van Max Rooses, met merkwaardige afbeeldingen naar P. Breughel d.o., zooals De boerenbruiloft, enz.
| |
De Banier, Juni 1902.
Sint-Trudo. Samenvatting der ‘Vita Si Trudonis’ van Donatus, met aanteekeningen. Slot. (A. Paquay). - De schrijver verdient allen lof om zijne historische studie. Taxander, geeft eenige opmerkingen over: Het Vlaamsch voor den Piovincieraad van Limburg.... Waarom laat men die oude pruiken toe zoo met de taal der Limburgers om te gaan? - Er is maar één middel.... de bezem. Zeggen wij dank aan de HH. Bellefroid, Ceelen en Leynen. die durven kop bieden en de rechten voor onze taal eischen in ons Vlaamsch Limburg. - Wetenswaardigheden. Dante's ‘Divina Commedia’. Slot. (F. Schopp). - Het XIVe hoofdstuk der Genesis. (G. Stautemans). - Feestlied op eenen Limburgschen dichter, (J. Leuaerts).
| |
Durendal. Mei 1902.
God. Kurth heet La Divine Comédie ‘le plus grand de tous les poèmes qu'on a écrits...’ Un seul, je crois, depuis qu'il y a des poètes, s'est attaqué à un sujet aussi colossal et a voulu, comme l'exilé de Florence, écire le poème des destinées de l'humanité: c'est Goethe, dans le second Faust. Tous deux ont p'acé l'homme en face de l'infini et le font arriver à travers les vicissitudes de l'existence au poit du salut; mais tandis que chez le poète catholique, maître souverain de sa pensée, l'ascension de l'humanité est l'oeuvre de la grâce divine et de Peffort de l'homme, chez le poète rationaltste il n'y a ni Dieu, ni grâce divine, ni effort humain, et Faust est sauvé on ne sait par qui ni pourquoi. Dante, maître de sa pensée, la développe avec une puissance et une netteté souveraines, et l'on peut dire qu'il n'écrit pas un seul vers qui ne converge vers l'idée mère. Goethe perd ou casse à chaque instant le fil de la sienne, et s'épuise à faire succéder les scènes les plus disparates dans un fatigant pêle-mêle. Dante ciée un monde rempli de physionomies et de caractères d'une vitalité merveilleuse; Goethe ne sait amener sur la scène que de froides abstractions, des avortons comme Euphorion, des mannequms comme Homunculus. Pour tous les deux c'est l'Amour qui est le dermer mot de l'énigme du monde; mais chez l'Alighiert, cet Amour n'est autre que Dieu sauveur et rédempteur, dont l'action tempht tout le poème; chez Goethe, l'Amour n'est qu'un instinct sexuei qui se fait illusion à lui-même, et c'est la voix de Méphistophélès que nous entendons ricaner dans le vers final glorifiant l'éter nel
féminin.’ - Slot van G. Virrès roman Bonnes Gens dans leur Petite Ville. - Arnold
| |
| |
Goffin bespreekt de Latijnsche uitgave van de Fioretti van St. Franciscus, bezorgd door P. Sabatier, alsmede de Fransche vertaling van baron Chaulin.
| |
Revue de l'Université de Bruxelles. Mei-Juni.
Georges De Leener levert eene historische studie over de snelle uitbreiding van het Alcoolisme in Engeland. Ondanks het groot getal matigheidsgenootschappen en aangezien de zwakke steun der wetgeving, zet het Alcoolisme zijn vernielingswerk voort in Groot-Britanje. - Emile Stockart, aperçu de l'Evolution juridique du mariage en Espagne. - Henri Puttemans wijdt in zijn ‘Un trophée’ eenige bladzijden aan de mannen van de vroegere: Jeune Belgique. Doch geen droefheid in de poezij meer, maar leven, vroolijk leven. Geen pessimisme, maar optimisme. - Fernand Urbain. L'Exode rural vers les Villes et le droit pénal. - Lucien Jottrand. Escales d'Adriatique.
| |
Revue de Belgique, 15 Mei 1902.
Jules Vieujants. Psychologie du Liberalisme.
Het Liberalismus is noodzakelijk om de rechten van den mensch te verdedigen en te handhaven. De mensch moet in zich het bewustzijn dragen en van zijn plichten en van zijne rechten en van zijn daden.
De zon van het liberalismus is voor een vierde eeuws ondergegaan om heerlijker te gloren in de XXe eeuw. Het Liberalismus zal dan eerst voor goed ontwaken als het met den ouden slenter afbreekt. Op den weg van den vooruitgang, zal het hand in hand met het Socialismus, de menschelijke vrijheid in al zijne uitingen voorstaan, en op sociaal gebied het hoogste goed trachten te verwezenlijken. - Mevr. Laure Disière geeft de vertaling van eene aandoenlijke vertelling van Sienkiewiz: L'allumeur de Phare. - H. Speyer, eindigt zijne studie over het Bestuur in den Belgischen Congo. - Ern. Gossart, sluit zijne schetsen: L'auberges des Princes en exil, (anecdotes de la Cour de Bruxelles au XVIIe siècle). Verder, dramatisch, bibliographisch en politiek overzicht.
| |
Revue de l'Art
Revue de l'Art chrétien, 3,
schildert het leven van Fr. Kraus, door de hand van Helbig, gedeeltelijk bewerkt naar Braig (Zie D. Warande en Belfort; 1902, bl. 377). - Gerspach, 2e art. over Les arts de Florence. De strijdvraag over de puntbooggewelven in Bretanje en Durham wordt voortgezet door John. Bilson, die voor Durham kampt.
| |
La Fédération artistique
La Fédération artistique, 25-34.
In 25 en 26, vervolg van l'Idée dans l'art, door Baes. Alle groote kunstenaars ‘ont été tourmentés par une idée.’ - L'esthétique du silence, door Vurgey. - 28. Sublime ignorance van E. Baes, ter verdediging van 't onderwijs in de kunst. 28. van denz. ter verdediging van ‘connaissances variées’. - Edm. Louis, Le Salon I. In 29 beveelt van Ryn den ‘nationalen geest’ des kunstenaars aan in ‘Contre nature’. - Kling schrijft over Luthers koraalgezang. - Le Salon vervolgt in 29 en 30. - Ery handelt ook, in 31, over Nationalisme. In nrs. 32 en 33 handelt Baes over Le mouvement in de beeldhouwkunst, à la Lessing. In 34 raadt Vurgey den kunstenaar ‘de n'être ni arriéré, ni dévoyé’.
| |
Van Nu en Straks. Nummer IV-VI 1901.
Op de keerzijde van den omslag lezen wij: ‘Met dit nummer houdt Van nu en straks op als tijdschrift te verschijnen. Alle krachten, die hier werkzaam waren, hebben zich vereenigd tot het jaarlijks uitgeven van een Vlaamsch Jaarboek.’
| |
| |
Zware kost in dit laatste nummer: slot van Dwelshauwers studie De Voór-socratische Wijsgeeren; deze zijn Auaxagoios, Empedokles en Demokritus. - Paul Hamelius in De Theorte van het romantische Blijspel bespreekt de leering der Duitschers over het blijspel. - Van Walrust een schoon artikel Rust of Woelingen in Zuid-Afrika, naar aanleiding van Methuen's boekje Peace or war in South-Afrika die ‘eene groote bekendheid met de geschiedenis van Zuid-Afrika toont en een voor een Engelschman merkwaardig groote onbevangenheid van oordeel.’ Nu de vrede gesloten is meenen wij het slot van 't artikel te moeten uitknippen: Een onmiddellijk gevolg van de ‘groote sympathie’ die in Nederland voor de Boeren getoond werd en wordt, is dat velen zich gaan inbeelden dat de Nederlander bij de Boeren met open armen ontvangen zal worden, zoodra de vrede gesloten is en de Engelschen om zoo te zeggen geheel zullen hebben afgedaan. Op deze veronderstelling voortbouwende hebben velen besloten onmiddellijk na den oorlog naar Zuid-Afrika te vertrekken om er handel te gaan drijven.
Kort geleden kwam mij iemand daaromtrent raad vragen. Hij was benoemd tot directeur eener handelsmaatschappij, welke tot plan had in Johannesburg eene groote zaak op te richten.
Verschillende handelaars hadden reeds groote partijen goederen in consignatie toegezegd. Alles was klaar, men wachtte slechts op den vrede.
De nieuw benoemde directeur was nooit in Afrika geweest, dat deed er echter minder toe, hij had veel uitgeweken Boeren gesproken en was dus z.i. voldoende op de hoogte van hun algemeen karakter!
‘En welken indruk heeft u van de Boeren gekregen als handelaars?’ waagde ik te vragen. ‘De Boeren zijn ideale menschen’ was zijn gedecideerd antwoord, ‘crediet verleenen wij trouwens niet. Wij zullen ook geen winkel houden, maar een gesloten zaak oprichten te Johannesburg, want na den oorlog hebben wij geen concurrentie van de Engelschen meer te duchten.’
Toen ik hem mededeelde, dat vooral in zaken de Boer alles behalve een ideaal mensch is, en dat in Joannesburg alleen met enorm veel kapitaal en nog meer kennis van Afrikaansche toestanden eene geringe kans zou bestaan om tegen de Britsche firma's te concureeren, toen ik hem aanraadde liever op een der kleinere dorpen een toko te beginnen, waar alles te verkrijgen zou zijn wat een Boer en zijn gezin noodig kan hebben, met een plek waar de kar kan uitspannen en een ruimte waar een kop koffie gedronken kan worden en gepraat zou kunnen worden, dat een groot deel van den handel met de Boeren ruilhandel zou moeten zijn, omdat baar geld na den oorlog nog schaarscher zou zijn, dan er voor, dat menigmaal kleine credieten zouden moeten worden toegestaan, en dat hij zich zou moeten voorbereiden op kleine bankroetjes - was de directeur overtuigd dat hij bij iemand had aangeklopt om raad, die in 't geheel geen begrip had van Nederlandsche consignatiehandel in Zuid-Afrika.’ - Alfr. Hegenscheidt bespreekt zeer waardeerend Prosp. Van Langendonck's verzen. - Naar Buiten, een schetske van Styn Streuvels. - Voorts nog in de boekbeoordeelingen naar aanleiding van Siddharta, verzen van Alfr. Hegenscheidt op ‘dat akademisch ras’ die wij maar half en half verstaan en een onuitgegeven gedicht van A. Rodenbach.
| |
De Katholieke Gids. Juni 1902.
Van Dimondo begin eener studie Griekenland's Letterkundig
| |
| |
Verleden. Schrijver wil de Grieksche letterkunde in ruimer kring bekend maken. Hij is van dezen ‘die het beoefenen der Klassieke Letteren, bovenal der Grieksche, tot eenen kostbaren factor der opvoeding rekenen, en tot een onontbeerlijk vereischte van universeele ontwikkeling.’ Het Homerische en het Attische tijdvak worden vluchtig overzien. - Vooruitgang en Broederschap door Dr. J.v.d.B. - Vervolg van Julie Russels novelle Pob. - In Een eigen college te Rome brengt Dr. J.V.d. Brink in herinnering de stichtingen die de Nederlanders vroeger te Rome hebben bezeten, dit naar aanleiding van het Nederlandsch collegie dat de paus te Rome wil oprichten.
| |
Van Onzen Tijd. Mei 1902.
In Gedachten over Muurschilderijen in kerken pleit Molkenboer voor ontvoogding van den muurschilder van den architect. Tot hiertoe was deze de meester, de decorateur was zijn knecht. Meermalen nochtans is de onkunde gebleken, zelfs van de beste bouwkundigen, waar 't de schilderkunst gold. - Van C.R. De Clerck: bijlage tot een eigen Litteratuur: Ed. Brom wordt vergeleken bij Kloos, en dan ook bij Schaepman en Da Costa. ‘Kloos wijlt bij de zwarte zonen van den bliksemsmedenden berggod, wiens slagen uit de diepte weergalmen tegen de hoogte op.
Brom leeft in etherische bergsfeer en doet er gloeien zijn offeren vreugdevuren om hooger de harten te trekken tot Hem, die op de bergen den mensch meer nabij is... - Da Costa en Schaepman kiezen opzettelijk onderwerpen om bij het bezingen daarvan in lyrische taal te ontboezemen hun warm Credo en wakker pugno. Een lijfspreuk, afgedrukt op het titelblad van pasgenoemde dichtbundels (van Brom) laat zich niet denken; maar zoo er een te lezen stond, zij zou niet credo, pugno luiden, meen ik, maar credo, meditor. - Voorts verzen van Ed. Brom en Albertine Smulders. - P.J. Vranken zegt veel goeds van het oratorium St Alfonsus van Cuypers, directeur-organist van het koor der O.L. Vr. kerk te Amsterdam.
| |
Neerlandia. Mei 1902.
De belangrijkste bijdrage van dit nummer is het jaarverslag van den Alg. Secretaris van het Alg. Ned. Verbond. Weinig bekend is waarschijnlijk wat wij hieruit knippen. ‘In den loop van het vorige jaar had het A.N.V. bijna het voorrecht gehad een aangrijpend tooneelstuk de wereld over te doen opvoeren, van den heer Herman Heijerman, die met groote welwillendheid het schrijven had op zich genomen. Het was niet een partijstuk, niet een opruiingsmiddel tegen Engeland; zoo iets is van het A.N.V. noch van den heer Heijermans te verwachten geweest. Het was een greep uit den oorlog, een stuk familieleven, dat den oorlog zelf deed verfoeien, niet de menschen die er worden in betrokken. Het zou een geweldigen indruk hebben gemaakt. Maar de Raad van Beheer van het Ned. Tooneel heeft het niet gewild; wat een kracht had kunnen zijn tegen wanbeschaving, rust nu in papieren omslag, waarschijnlijk voor goed.’
| |
Vragen van den Dag. Juni 1902.
Naar aanleiding eener studie van Dr. Moll, een Duitschen geneesheer, wordt de geestelijke beweging der gezondheidbidders uiteengezet. ‘De grondvester der metaphysche geneesmethode van het gezond bidden is zekere Mevrouw Eddy, die thans ongeveer 86 jaren oud moet zijn... Het meestbekende van deze werken (van Mevr. Eddy) is Science and Health. Key to the Scriptures. Welk een buitenge- | |
| |
wone verbreiding dit boek erlangde blijkt hieruit, dat in de eerste 23 jaren, d.i. tot 1898, hiervan 145 oplagen verschenen, terwijl na dien tijd tot 1899 nog 3 drukken het licht zagen.
De beweging werd vervolgens (uit Amerika) naar Duitschland overgebracht door Juffr. Schön... Bij Juffr. Schön komen meest dames in behandeling. Als de patiënte binnenkomt en plaats heeft genomen, onverschillig waar, begint Juffr. Schön een gesprek, en tracht zij de patiënte daardoor tot de overtuiging te brengen, en geheel te vervullen van de gedachte dat de ziekte een gevolg is van de zonde, dat God de zonde niet wil, en dat God daarom de zieke zal genezen. Daarop moet men zijn vertrouwen grondvesten... Een eigenlijk bidden, zooals de naam ‘gebedgenezing’ zou doen vermoeden, heeft in werkelijkheid niet plaats; de geheele handelwijze bestaat in concentratie der gedachten van de patiënten op de beginselen welke wij boven noemden. Bij enkele patiënten wordt hieraan nog toegevoegd, dat de ziekte geenszins altijd een gevolg is van eigen gedane zonden, veel meer een gevolg van de zonden der menschheid in 't algemeen... In Berlijn kost elke zitting 3 mark, in Hannover 2 maik, onverschillig hoe lang ze duurt. Doch dikwijls komt het voor, verklaarde Juffr. Schön, dat hun hooger belooning werd opgedrongen, wat niet gewergerd werd... Het valt niet te ontkennen dat er schijnbare genezingen plaats hebben door de genoemde methode. - De eigenschap van Medegevoel. Verkorte kritische studie over de menschelijke onmeedoogendheid naar Ouida, bevat veel waarheid, maar valt, door zijn overdrijven soms in 't belachelijke. - Ventilatie en gezondheid door J. Van der Breygen. - Nieuw-Guinea in betrekking tot Nederland door Dr. H. Blink. - President Loubet, eene karakterstudie waarin Ada Cone hoogt oploopt met Loubet ‘de eerste president van de Fransche Republiek die het demokratische ideaal van een staatshoofd vertegenwoordigt... Hij is altijd een gematigd republikein geweest: even goed anti-clericaal als
anti-socialist.’ Waldeck-Rousseau krijgt ook een bloempje ‘de grootste minister-president dien de Republiek ooit gehad heeft!’
| |
De Hollandsche Revue. Mei 1902.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis wordt o.a. gehandeld over de toekomstige opheffing der diktatuur in Elzas-Lotharingen en de omstandigheden waarin Alfonsus XIII den Spaanschen troon bestijgt. - Karakterschets: R.P.J. Tutein Nolthenius ‘sinds ongeveer vier of vijf jaar dus maar is hij een man, die ook eenige bekendheid buiten eenen kleinen levenskring heeft gekregen. En die bekendheid is hij niet deelachtig geworden door in 't oog loopende of eclatante daden.’ Hij heeft die aan geschriften te danken. ‘Deze man, die ook een groote kunstminnaar is... is een dier gelukkige geloovigen in de toekomst van ons land en ons volk.’
Voor het geheele volk wenscht hij een nieuwe levenslente.
Maar om daartoe te geraken, moet men z.i. dan ook nieuwe wegen gaan bewandelen, breken met den ouden sleur, zien naar het buitenland (bijzonder naar Amerika), ontwikkelen wat er nog in ons sluimert, helpen steunen en aanmoedigen, en niet langer zooals nu reeds al te veel gebeurt, ontmoedigd bij de pakken neerzitten en steeds uitroepen, dat we toch maar een ‘klein volk’ zijn.’ - Als boek van de maand: De Mensch door W. Bölsche.
| |
De Gids. Juni 1902.
De aflevering begint met verzen van Hélène Lapidoth-Swarth.
| |
| |
- A.J. Derkinderen pleit ten voordeele van de hereeniging van Kunst en Ambacht door de zoogezeide Renaissance van malkander gescheiden. Hij omschrijft de Ambachts-leerwijze aan gebouwen en in werkplaatsen en de Kunst-leerwijze op de Academies, en vindt dit laatste fel ondergeschikt. ‘Weg dus met de “klassen” waar de jonge lieden vrijelijk, ja, maar ook zonder eenig ernstig en sterkend verband studeeren, weg met het verzwakkend isolement der zoogenaamde professoren. Het Werk vereenige allen weer in de goede en schoone ambachts-verhouding van meester en leerling... De Graphische Kunsten zouden dus bij Landsdrukkerij behooren, de meesters in het bouwen, Schilderen, Beeldhouwen, dat zouden meesters moeten zijn, die 's Lands werken uitvoerende, dat moeten doen met behulp hunner leerlingen.’ - H.P.G. Quack legt het ruilplan uit van John Gray, ‘een bijna naïeven utopist’ uit de eerste helft der verledene eeuw, die in ons huidig ruilmiddel, 't goud, de bron van de maatschappelijke kwalen meende te vinden en het daarom door arbeidsbons, papieren geld, verbeeldende de geleverde arbeid, wilde vervangen. - Vervolg van prof. A.G. van Hamels studie Fransche Symbolisten: Arthur Rimbaud, Verlaine, Jean Maucréas, G. Kahn, Jules Laforgue, Henri de Regnier, Françis Vielé-Griffin. ‘Het Symbolisme is, bij zijn eerste verschijnen, uitgekreten als de vernieling der Fransche poëzie, als een treurig symptoom van decadentie.
Onveranderd heeft het zich niet kunnen handhaven, zelfs niet bij sommigen zijner eerste en vurigste aanhangers.
Toch kan reeds nu, na even vijftien jaren, gezegd worden dat het Symbolisme een ontwikkelingsstadium van groote beteekenis vertegenwoordigt in de geschiedenis der Fransche poëzie, dat het voor die poëzie een kracht van verjonging en levensvermeuwing is geworden.’ - Driemaandelijksch letterkundig overzicht door W.G. van Nouhuys. - Sonnetten van P.C. Boutens. - Van prof. van Hamel nog eenige aanteekeningen over het aanleeren van vreemde talen te Hamburg (publieke voordrachten) en te Frankfort in de Akademie für Sozial- und Handelswissenschaften; voorts het muzikaal overzicht van Viotta.
| |
De Economist. Mei 1902.
De Heer N.P. Van den Berg betoogt de dringende noodzakelijkheid van het houden eener volkstelling op Java en Madoera, en niet langer te dralen met het volbrengen eener taak waaraan Holland als koloniale mogendheid zich niet kan onttrekken. Deze volksoptelling moet op wetenschappelijke grondslagen berusten. De schrijver deelt de geschiedenis van het denkbeeld eener Indische volkstelling mede. Het standpunt, nog altoos door velen ingenomen, dat de daartoe vereischte bestuursmiddelen ons zouden ontbreken, en de bevolking niet voldoende is om de vereischte medewerking te verleenen, kan niet langer volgehouden worden, wijl de Britsche-Indische Regeering onder geen gunstiger voorwaarden met volkomen welslagen eene volkstelling volbracht. - De Heer Van Reesema zet in deze aflevering de geschiedenis van het Liernurstelsel in Holland voort. - De Heer Verryn Stuart bespreekt de rede van Prof. Anton te Jena over de wenschelijkheid van een tolverbond van Holland met Duitschland. - De Heer Rozenraad behandelt in zijn overzicht van de internationale geldmarkt inzonderheid het Engelsch Budget en de mededeeling der Regeering nopens de oorlogskosten. Verder Economische- en handelskroniek.
| |
| |
| |
Studiën.
Studiën. Dl. 58., afl. 3.
Op een schrift Die Erhebung Italiens im XIX Jahrhundert. Cavour, waarin P.X. Kraus dien baanbreker van Italië's eenmaking verheerlijkt, wordt door C. Wilde zeer veel afgedongen. Alhoewel Kraus als kind der Kerk geleefd heeft en gestorven is, doen, zegt C. Wilde, zijne schriften nochtans afbreuk aan recht en waarheid ten nadeele der Katholieke Kerk en ten voordeele harer vervolgers. - W. van Nieuwenhoff handelt over de schoonheid en gepastheid der beelden, vooral der vergelijkingen, door Homeros aan de natuur ontleend. - De Geschiedkundige oorkonden der Trentsche kerkvergadering, door H.-J. Allard. - Het Duitsche Görres-Verein, uitgelokt door de welwillendheid van Paus Leo XIII, heeft eene nederzetting te Rome gevestigd om de geschiedkundige oorkonden der vaticaansche archiefkamers uit te pluizen. De Duitsche navorschers hebben zich dan bezig gehouden met het historisch verloop der kerkvergadering van Trente. Het eerste zeer werkweerdig boek dat daarover uitkomt en dat hier door H.-J. Allard besproken wordt, is van de hand van Sebast. Merkle. Het bevat den commentarius van Hercules Severolus en het dagboek van Angelus Massatellus, pauselijken secretaris bij het concilie.
In Uit de Pers vinden wij eene zeer vleiende beoordeeling van J. Geurts Nederlandsche Metriek.
| |
Den Gulden Winckel
Den Gulden Winckel
brengt een van geestdrift gloeiend artikel over Dr. Kuyper als dagbladschrijver, door J. Postmus. Over het geheim van Kuyper: het eenige succes van de Standaard. ‘Zeer zeker legde zich de Standaard er op toe, om zijne lezers te onderwijzen ook, maar meestal toch voerde een veldheer zijne getrouwe aan ten strijde.
Dan wapperden de vanen in den frisschen wind, de trommels sloegen Geuzen-marchen en de muziek speelde van Wilhelmus.
Daar ging 'n Hollandschen jongen het hart bij open!
O, dat vaste abonnement op verveling en miezerigheid.
Maar in het Standaard-kwartier was de speelman nooit van het dak. Ergeren kon hij je ‘die Kuyper’, maar naar hem luisteren moest je wel. Ook wou zoo wel. ‘Alevel wat raars! als “die van de roode Cephalide” zei.
Het tintelende trouwens van leven in die kolommen van den Standaard-redacteur. Alle knoppen gingen er open, als op een mooien lentedag. De zon scheen er “overal” als in Brederoo's Ochentendlied.
Hoe legde de scribent het aan?
Dat doet 'm geen verzinnen en bezinnen. Leven alleen geeft leven en wekt leven. Uit liefde geboren, kweekt liefde slechts - liefde. Uit de stomme bladen van krantenpapier, tintelde het van liefde en leven. Wat was het geheim van den Standaard-Redacteur? Het klinke u niet vreemd, maar dit is het geweest en niets anders, het muurvast geloof: ik geloof in God Almachtig, Schepper des Hemels en der aarde’.
Wie een geleerde wetenschappelijke toelichting wil, leze Dr. Kuyper's rectorale rede: Evolutie. Hier kan slechts dit gezegd:
Wien de aarde Gods is, ziet in àl het aardsche, zij het ook door zonde verbasterd, een kunstwerk zijns Heeren. Niets is hem onverschillig, te klein of te gering. Overal speurt zijn oog, om des Meesters bedoelen te raden, te onderzoeken. Al wat is, heeft de liefde van zijn hart, als het zijn oorspronkelijken adel slechts verraadt. In
| |
| |
hem is iets van Rembrandt, die het ál met zijn wonderlicht overstraalde.
En de menschen mogen eerst allerlei bezwaren hebben, het einde is steeds weer: ‘deze is onze broeder; onze meerdere. Hij heeft lief het leven’. Want naar waarachtig leven dorst aller levenden hart. Was het dan niet Kuyper's ‘machtige stijl’ die het 'm deed!
Wat is stijl!
‘Stijl duldt geen adjectieven als uitstekend of prachtig’ schreef eens Allard Pierson. Zoo is het. Stijl heeft, wien 't hart tot spreken dwingt; wien de wil bewogen werd, het hart ontroerd.
Deze zal ook anderen ontroeren, aangrijpen, betooveren. Heliograph sche, onmiddellijke seinen uit het levenscentrum naar den buitenkant, dat is stijl.
Wat is het dan enkel misverstand, zal men zeggen, toen er Dr. Kuypers verweten werd (Chantepie de la Saussaye in Een halve Eeuw), dat hij zich ‘als Van Deyssel’ de weelde permitteerde van meer dan één stijl? Één voor de polemiek, één voor het breed vertoog, één voor de geleerde oratie.’
Inderdaad dat moet het wel zijn. Of zal men iemand ook al euvel duiden, dat hij macht heeft om te reageeren op het innerlijke leven. De stylist is kunstenaar, die het licht en het bruin, de tint en de toets aanbiengt, niet zoo zeer waar hij wil of verkiest, doch waar het moet!
Het breed doek en de ets hebben dan ieder hun ‘stijl’, staat ge op dien term. Maar 't zeggen blijft onbeholpen. De stijl van de Standaard was, wat die zijn moest: journalistiek. Scherpe omtrekken, beeldspraak die onmiddellijk aangreep, klaar en precies, op den man af, pittig en puntig. Humor ontbrak niet. Wee den man die in het zonnetje werd gezet, het zou hem heugen. En hem niet alleen.’
| |
Nederl. Archief voor kerkgeschiedenis
Nederl. Archief voor kerkgeschiedenis, 4.
Deze aflevering bevat: Bijdrage tot de kennis van het middeleeuwsch volksgeloof, door C.G.N. De Vooys. ‘Aanvulling’ van eene studie des jaars 1872 uit een ‘Biechtspiegel’ enz. Het woord middeleeuwsch wordt algemeen misbruikt; wat waar is van de 15e, is het daarvoor niet van de 10e of 12e eeuw. Een ongelukkige hiatus in onze wetenschap. - Over Arleboutius. Herinneringen uit de 17e eeuw, van F.H. Van der Kop. - Eene kerk te Brielsch Nieuwland, door de Noormannen (!) gesticht, door H. De Jager. Getuigenis uit de 16e eeuw.
| |
Noord en Zuid.
Noord en Zuid. 4.
Een viertal Nederlandsche pastoralen, door P.L. Van Eck, jr. Granida, Angeniet, Leeuwendalers, Aspasia, met een tal van leerzame opmerkingen. 5, bevat den oorsprong van den Nederl. Spectator, gesticht door Lindo in het jaar 1853, vervolgd door Bakhuizen van den Brink, Campbell, de Witte van Citters, Steyn Parvé, Robidé van der Aa, Tideman, Snellen van Vollenhoven, vervolgens Cremer Ising, G. Keller, (Flanor 1860-1864), Vosmaer (1860-1883 2e Flanor), Busken-Huet, welke den N.S. rondweg een partijorgaan noemt. - Taalstudiën van Nauta, over Huygens, enz. - Het woord verklanken verdedigd door Sch. v. Kl.
| |
De Katholiek.
De Katholiek. April.
Keullen bestrijdt Dr. J.v. Gorkum, die, schrijvende over ‘Eene Katholieke Universiteit of niet’, de noodzakelijkheid aanneemt van de kennis van dwaalbegrippen, tot eenen graad als door Keullen wordt afgewezen. - V.d. Loos schrijft over Veronica, die slechts in de 15e eeuw eene plaats heeft genomen op den Kruis- | |
| |
weg O.H. Ook berust de naam Veronica op willekeur. - Mutsaers vervolgt Kunsttheorieën. Hij verzoekt E.H. Binnewiertz ‘in Gods naam, Vondel niet te verlagen tot een fluitspeler of danser’, ‘door op de tafelen (van Moses) te willen zien klank en rhythme’. - Mei. De navolging Chr. (bibliographie), door De Vooys. De schrijver geeft ‘wat hij ter loops opgeteekend’ heeft; hij hoopt dat het moge ‘strekken tot verder onderzoek’. - Juni. De materialistische opvatting in de mo lerne wetenschap, door J.D.J. Aengenent. - Guido Gezelle, door Binnewiertz, met vele uittreksels, die nog worden vervolgd.
| |
Caecilia.
Caecilia. April en Mei.
Over het moderne orkest, door H.V. De Directeur geeft ook een artikel over Götterdämmerung en besluit: Zoo is uit het oorspronkelijke ontwerp van Siegfried's Tod het... drama ontstaan, als ‘uitbreiding van het oorspronkelijk stuk. - Naar Rome, door Brom: over Leo XIII als Maecenas, en het weldra oprijzende ‘steenen zegelied’.
| |
Monatsschrift für Christliche Sozial-Reform. Mei 1902.
Dit tijdschrift, gesticht door wijlen vrijheer Karel v. Vogelsang en voortgezet door zijne dochter, is sedert 4 maand overgegaan in handen van een comiteit, bestaande uit Zwitsersche katholieken, waaronder Dr. Descurtins, alsmede prof. Beck der Hoogeschool te Freiburg.
Het Meinummer geeft het vervolg eener studie van prof. Dr. U. Lamprecht Ueber Rechtsgleichhert. Van prof. Dr. Beck eene kleine studie over de Fransche wet op de Zondagrust. Sempronins bespreekt uit Weenen Wirtschaftliche Tagesfragen en Dr. Descurtins geeft een overzicht van tijdschriften.
| |
Deutsche Rundschau. Juni 1902.
I. Der Andere (Novelle in Briefen). Slot door Eva Ber. - II. Aus dem Reiche des Minos, door Arthur Milchhoefer. Eene studie over de ontdekkingen onlangs op het eiland Kreta gedaan. - III. Gottfried Keller's religiöse Entwicklung, door Otto Frommel. - IV. Johann Gustav Droysen und Felix Mendelssohn-Bartholdy, door Professor Droysen (3e vervolg-slot) - V. Gustav Adolf und die deutschen Reichstädte, door Egelhaaf. (Slot). - VI. Ungelesene Bücher als Zerchen der Zeit, door Ferdinand Laban. - VII. Schattenseite. Ein Harzmärchen door Hans Hoffmann. - VIII. Aus der Musikwelt, door Carl Krebs. IX. Klinger's Beethoven, door Karl Koetschau. - X. Wieder aufgefundene gedichte Friedrich's des Groszen, door Wilhelm Momgold. - XI. Politiek en letterkundig overzicht.
| |
Das litterarische Ech. 15 Mei.
H. Benzmann onderhoudt ons over de Deuts he Ballade, bepaalt ze in tegenstelling met de minder inheemsche Romanze, onderscheidt volks- en kunstballaden en geeft een geschiedkundig overzicht van de beide soorten. - Onder de Verlästerte Dichter noemt P. Wiegler in de eerste plaats Paul Scheerbart, een schrijver van humoristische romans, die ‘teils die kranke Buntheit und die lustemen Greuel des exotischen Reiches der Scheherezade zu travestieren, teils in übermutigem Schöpfertum den Rausch neuer Welten auszugiessen scheinen.’ - Dr. E. Meyer bespreekt de laatstverschenen Französische Romane en vindt niets buitengewoons; W. Wolff neemt de Neue religiöse Litteratur in oogenschouw en M. Meyerfeld zegt zeer veel goed van Der grosse Muret, encyclopädisches englisch-deutsches u, deutsch-englisches Wörterbuch, waarvan 't 1e deel (eng.-duitsch) bij Langenscheidt te Berlijn volledig verschenen is. - Gedichte van V. Blütghen en F. Schanz.
| |
| |
- 1 Juni.
H. Benzmann eindigt zijn wel doordacht artikel over Die deutsche Ballade. ‘Ik ben van meening, zegt hij - daar ik staande houd, dat de echte Duitsche ballade haar oorsprong heeft in het volkslied, die eeuwig versche bron van Duitsche poëzie, en dat ze daarop gelijkt - ik meen dus dat men de “specifiek moderne” ballade, op zijn best genomen, maar als een basterdtelg van de ballade kan beschouwen, en dat voorloopig en, naar ik hoop, nog langen tijd, enkel die balladen zelfs echt modern zullen kunnen heeten, welke beantwoorden aan de ballade van Bürger, Goethe, Uhland, Mörike en Fontane.’ Enkel Detlev von Liliencron zet tegenwoordig op waardige wijze de rij dezer groote balladendichters voort. - Peter Altenberg is de tweede onder de Verlästerte Dichter welke P. Wiegler behandelt. Zijn schetsenboek ‘Wie ich es sehe’ (1896) is vooralsnu zijn beste werk. Wat later verscheen is minder. - Aus der Amerikanischen Belletristik (A. von Ende). - Schiller-Litteratur (R. Krauss). - Eenige Moderne Balladen van Reder, Liliencron, Vierordt, Münchhausen, Strauss-Torney en Miegel.
| |
Historisches Jahrbuch van de Görres-Gesellschaft
Historisches Jahrbuch van de Görres-Gesellschaft, XXIII, 1.
bevat een opstel van E. Müller: Ist die Geschichte eine Wissenschaft? wat reeds menigmaal met ‘ja’ beantwoord is, en hier nog eens grondig besproken wordt. Tot de kerkelijke beschavingsgeschiedenis behoort een opstel van Fr. Esser over het Ave-Maria-luiden, zoo ook eene recensie van A. Buché, over den handel in de ‘middeleeuwen’ tusschen West-Duitschland en Italië van A. Schulte.
| |
Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein
Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein, 73. Heft.
bevat een artikel over Zulpicher stadsrecht van Armin Tille; dan (voor de bezoekers van Drachenfels) Die Schicksale des letsten Mönchs von Heisterbach von Dr. Jos. Pohl. Het Beiheft VI bevat een vervolg van het overzicht der kleine archieven in de Rijnprovincie (Erkelenz, Geilenkirchen, Heinsberg), van Dr. Armin Tille.
| |
Stimmen aus Maria Laach. 4.
Stimmen aus Maria Laach. 4.
Die wissenschaftliche Kultur einer untergegangenen Welt (Egyptologie en Keilschrift), door Kugler. Die sixtini che Kapelle (Schluss), Der Bilderkreis, door Hilgers. Friedrich Mistral, Ein provençalischer Heimatdichter I, door W.K.
| |
La Revue de Paris. 15 Mei 1902.
I. Maurice Maeterlinck. Monna Vanna, tooneelstuk in drie bedrijven. Het stuk speelt te Pisa op het einde der vijftiende eeuw. - II. Marcel Tinayre. La maison du péché (1 deel). - III. L. Houllivigne. Le transport et la distribution de l'Energie. Eene wetenschappelijke studie, de evolutie en de toekomst. - IV. Marcel Prévost. Lettre à ma nièce. IIe d. - V. Léon Séché. La mère d'Alfred de Vigny, eene episode uit ‘De Terreur’. - VI. Jacques Vontade, eindigt zijne lieve en ingrijpende: Royales amours. - VII. Andié Hallays. ‘Pelléas Mélisande’. Eenige opmerkingen en indrukken over Maeterlinck's drama bij zijne opvoering. - VIII. L'affaire Sud-Africaine. Eene wel gedocumenteerde studie.
- 1 Juni 1902.
I. Brieven van Ch. de Montalembert en Louis Veuillot aan den E.H. Delos. I. - II. Marcel Tinayre. La maison du Péché (2e deel). - III. A. Auland. Le centenaire de la légion d'honneur, eene histo- | |
| |
rische schets. - IV. André Beaunier. Les salons de 1902, een overzicht over de tentoongestelde kunstwerken, waaronder deze van den Vlaming Leempoels eene origineele plaats bekleeden.
Schrijver besluit: que d'art! que d'art!... Des milliers de tableaux, des centaines de statues; et je pense aux refusés incombrables!... Quiconque, jadis, aurait été amateur d'art, est producteur aujourd'hui. Et c'est pourquoi les oeuvres d'art ne se vendent plus: ceux qui les aiment en font.
Le falent se généralise. Jamais on n'eut tant de talent qu'à notre époque; jamais du moins, tant de personnes n'eurent un peu de talent.
Nous sommes environnés d'art, submergés d'art.
Et cependant notie vie quotidienne est inesthétique.
V. Arthur Schmitzler. l'es morts se taisent. Eene novelle. - VI. Sebastien Charlity. La Ruine de Lyon sous Louis XIV. - VII. Albert Thomas. La Guirlande, poësies. Natuur is genieten is het leitmotiv. - VIII. A. Viallate. Les finances anglaises et la guerre Sud-Africame.
| |
Etudes. 5 Mai.
Le St. Stège et la démocratie chrét. (L. Roure). - L'oeuvre de B. Pinturrichio; 2de artikel: eenige muurschilderingen bestudeerd. - Le divorce et l'Italie (P. Suau). - Le Rayon (H. Bremond). Over een godsdienstig roman. - Encyclopéties modernes (vervolg). Theologische encyclop. van Migne prijzenswaard doch onvolledig thans; Dictionnaire de Théologie cathol. pas begonnen (5e aflev.) ernstig en stevig werk; Realencyklopädie für protestantische Theologie ünd Kirche; veeleer een geschiedkundig werk; tegenstrijdigheden in sommige artikels; wat de geschiedenis der geloofsleer aangaat niet alles aan te nemen; aan te bevelen enkel aan diegenen welke, na ernstige theologische studies, de ontwikkeling willen doorgronden der Godgeleerdheid in Duitschland. - L'image du Christ sur le Suaire de Turin; Samenvatting eener belangwekkende studie van M. Vignon. Het beeld op de lijkwade zichtbaar is een ‘negatief’, voortgebracht, zoo het schijnt, door eene chemische werking van het zweet op de balsemstoffen waarvan het doek doortrokken was.
- 20 Mai.
Les Fêtes mariales de 1904. ter gelegenheid der 50e verjaring van het afkondigen der Onbevlekte Ontvangenis. - Le général Bertrand; brieven (vervolg). - Théoriciens de la Liberté d'enseignement à la chambre des députés (V. Loiselet). - Napoléon devant l'officialité de Paris tijdens de huwelijksverbreking (P. Dudon). - Les automobiles: agents de propulsion (E. Capelle).
| |
La Quinzaine. 16 Avril 1902.
Camille Vergniol. Ame Saine. - Lucie-Felix Faure. Etudes Dantesques. I. Dans la forét noire. Na een kort overzicht van Beatrix' persoon in het leven van Dante, komt de schrijfster tot de studie van Lucia en Beatrix in het epos. Virgilius komt Dante te gemoet. Hij is eene verpersoonlijking van het menschelijk vernuft. - V. De Marolles. La Ligue contre le Duel. De schrijver vindt den oorsprong van het tweegevecht bij de Germaansche volkeren, waar het de persoonlijke wraak vervangt. Het Godsoordeel wordt door de Kerk bestreden, door St. Lodewijk IX verboden, eindelijk in 1385 voor goed afgeschaft. Daarna onderzoekt de schrijver de reden van het voortbestaan
| |
| |
van het huidig tweegevecht: de schrik van bang te schijnen, de houding der regeeringen in Frankrijk en in Engeland, eindelijk de huidige beweging tegen het tweegevecht, en de instelling van het scheidsgerecht. - Charles Loiseau. A propos de l'alliance Franco-Russe. L'interpellation qu'on n'a pas faite (Fin) - Victor Giraud. Pour le centenaire du ‘Génie du Christiantsme’. - Joubert Un voeu imprudent. - Gustave Zidler. Poésies: La Barque apostolique. L'crbre de Landes. - Jean Lionnet. Critique littéraire: L'eau courante. Leurs figures. Les derniers jours à Pékin. - E. de Saint Auban. Chronique dramatique.
- 1 Mai 1902.
A. Baumann. L'Efficacité pratique de la sociologie d'Auguste Comte. De schrijver onderzoekt in welke landen de positivische sociaalstelsels hunne toepassing op staatkundig gebied verkregen, en vindt zulke toepassing slechts in Brazilië ten deele voltooid. Daarna toont hij hoe onmogelijk het was met eenige dier stelsels in de samenleving over de baan te geraken. - A. Lair. Cousin, Jouffroy, Damiron. Is eene korte schets van Cousin en zijne twee leerlingen. die als inleiding moet dienen tot een boek dat Lair kortelings zal laten verschijnen. - Lucie-Felix Faure. Etudes dantesques (Etudes de femmes). - Paul Harel. Mademaiselle du Harssay. Hier krijgen wij nog te lezen een dier frissche novellen lijk wij er eenige in ‘Souvenir d'Auberge’ hebben kunnen gemeten. - E. Grizelle. Pourquoi rééditer Bourdaloue? II. Dit vervolg dat geene nieuwe gedachten in het licht stelt, besluit als volgt: ‘Nous croyons done qu'il y a de solides raisons d'essayer avec fruit une nouvelle édition de Bourdaloue’. - Paul Gauthier. Le rire dans la caricature. Na de princiepen der spotteekening uitgelegd te hebben, gaat de schrijver na hoe die kunst in de Middeleeuwen geoefend werd.
| |
La Réforme sociale. - 16 Mei 1902.
I. Le problème de l'assurance ouvrière. - Les assurances en cas de décès door Maurice Vanlaer. - De levensverzekeringen hebben eene groote uitbreiding genomen, doch de geringe man helaas heeft meestal van deze verzekeringen met kunnen genieten. In Engeland en de Vereenigde-Staten zijn de verzekeringen beter ingericht voor den werkman. De kostelooze begravingen zijn in deze verzekeringen begrepen en dienden hier te lande meer steun te vinden, - II. Comment former des syndicats jaunes, door Delcourt-Harllot. Opdat de syndicaten groeiend en bloeiend blijven, is de tusschenkomst van het Rijk en de plaatselijke overheid noodzakelijk. - III. De la critique et de la Réforme du Régime matrimonial, door Raoul de la Grasserie. - Slot zijner belangrijke en diep geleerde studie. - IV. Les jardins ouvriers de Beaume, door J.-B. Fontaine. De heilzame inrichtingen voor den werkman, loonen rijkelijk de opofferingen hunner weldoeners. - V. Les grandes vérités sociales d'après Le Play. L'Éducation. - De opvoeding neemt zijn aanvang in den huiselijken haard, wordt voorgezet in de school, voltooid door moeder, vader, priester en christelijke omgeving - VI. Het tijdschrift betreurt een zijner medewerkers Charles Welche
- 1 Juni 1902.
I. La constitution française et les lois anti-françaises, door Vigoureux. (I artikel). - De grondwet is eene doode letter. Dat alle burgers gelijk zijn voor de wet, gelijk in rechten, is slechts grootspraak. ‘Je puis divorcer, fréquenter les mauvais lieux, m'habiller en breton, en
| |
| |
musulman ou en gascon: je profiterai des lois, je les fabriquerai moimême, pour ou contre mes concitoyens. Mais si j'ai permis qu'on jette sur moi quelques aunes d'un certain habit noir, qui est connu et honoré depuis des siècles, qui a été et qui reste, dans son ensemble, synonyme de science et de vertu; tous mes diplômes, signés, estampillés, vérifiés par l'Etat, mon casier judiciaire vierge de toute mention infamante, cela ne me sert de rien: je ne puis plus vivre en commun avec d'autres, ni m'associer. ni enseigner comme les autres.’
‘C'est ainsi que le pouvoir législatif viole formellement trois ou quatre articles de nos garanties constitutionnelles’. - En nochtans staat de grondwet hooger dan alle wetten. Ze is bekrachtigd en gewaarborgd door de rechterlijke macht. - II. Pierre Verhaegen, in een artikel over de Kant-industrie in België, wijdt uit over haren oorsprong en geschiedenis en de groote crisis die dreigend over de Kant-industrie hangt. (Vervolgt). - III. Mevr. Lera handelt over de sociale opvoeding der vrouw in Engeland en Zweden. - IV. La Fortune de la France et nos charges fiscales, door Hubert-Vallerouse.
| |
Revue d'histoire ecclésiastique, 2
Revue d'histoire ecclésiastique, 2,
eene aflevering van 300 bladzijden, bevat Voisin, L'origine du svmbole des apôtres. ‘L'opinion qui place l'origine du symbole à Rome, du vivant des apôtres, est encore la plus sûre’. - C. Callewaert begint eene studie over de minder of meerdere algemeenheld van de vervolging der eerste christenen (wordt vervolgd). Dr. Schrevel zet zijn onderzoek voort over den 10e penning, De bevrediging van Gent, enz. in de 16e eeuw, zonder nog ten ein le te geraken. Wij verwachten de beantwoording der vraag of de ‘pacificatie’ de Noord Nederlandsche katholieken met aan de willekeur van Willem van Oranje heeft overgeleverd, onder goedkeuring van Zuid Nederlandsche godgeleerden.
| |
Revue néo-scolastique
Revue néo-scolastique 34,
bevat van G. Legrand: Le réalisme dans le roman français du XIXe siècle.
|
|