God. In 1885 wilden de katholieke studentenvereenigingen den moedigen professor, na vijf-en-twintigjarige uitoefening van zijn ambt eene groote feestbetooging bereiden. Simar sloeg ze dankbaar van de hand: de priester wilde niet feest vieren als zijne Moeder, de heilige Kerk, in het dierbare Vaderland treurde en zuchtte.
Intusschen beperkte hij zijn werken niet tot de grenzen door den leeraarsstoel afgebakend. Hij bestierde menige congregatie; gedurende een langen tijd was hij de leidende kracht van het Borromäusverein; aan de St. Vincentiusvereeniging schonk hij leven en bloei. Daarbij was hij liefhebber der muziek, en oefende zich met 't beste gevolg in 't viool- en 't orgelspel. Ook de Görresgesellschaft telde hem onder hare oudste en getrouwste vrienden. Tot hare stichting te Coblenz in 1876, droeg hij door zijn invloed bij; gedurende vijftien jaren was hij haar plaatsvervangende algemeene sekretaris; tien jaren lang, tot in 1885, voerde hij de redactie der uit te geven schriften, en verbeterde hij zelf met eene groote nauwgezetheid de proefbladen. De Vereinschrift van 1877 ‘Der Aberglaube,’ herhaaldelijk opnieuw uitgegeven, is uit zijne pen gevloeid.
Buiten tal van kleiner schriften, schreef Prof. Simar eene Theologie des hl. Paulus (1854), een Lehrbuch der Moraltheologie (1867) - en der Dogmatik (1879-81). Dit laatste is het meest gekend en gebruikt. Het Hermesianisme wordt daar in 't bijzonder aangegrepen en verworpen; De schrijver, die objektief bleef in het voorstellen der twistvragen, schijnt nochtans meer naar de thomistische opvatting over te hellen.
Zoo was Hubertus Simar als professor. Intusschen vergingen de jaren, en na den arbeid en het lijden kwam allengs meer vrede. In 1891 vernam de nederige dienaar Gods eene stem, die hem toeriep: Amice, ascende superius. In de stad van den H. Liborius, in Paderborn wachtte hem de bisschopszetel. Simar gehoorzaamde, werd op 25 Februari 1892 door Aartsbisschop Philippus gewijd, en nam tot naam Hubertus, met de wapenleus: ‘Veritas et judicium (Ps. 110). Trouwe en recht,’ die, zonder twijfel, zijne tot dan toe doorloopen levensbaan kenschetst. De theologische faculteit in Münster gaf hem den titel van eere-doctor in de godgeleerdheid.
In zijn nieuwen werkkring bleef Bisschop Hubertus dezelfde van vroeger: vol rusteloozen iever voor het heil der zielen, vol zorg voor de vorming der jonge priesters. In een zendbrief getuigt van hem de huidige bisschop van Paderborn, Wilhelm: ‘Als bisschop onzer kerkgouw heeft hij dezer geschiedenis met een groote en heerlijke bladzijde verrijkt. Steeds heeft hij naar het beste gestreefd, veel goeds gesticht, alles trouw in eere gehouden, in overeenstemming met den tijd vernieuwd, nieuwe werken tot stand gebracht, of tot dezelve met uitmuntende gevolgen aangedrongen.’ Gedenkteekenen die zijnen iever en zijne liefde eene steeds frissche herinnering zullen verzekeren zijn het Leokonvikt - voor de studeerde geestelijkheid bestemd - en de prachtige kerk van het heilig Hart, die hij beide opbouwen liet.