Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1902
(1902)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 398]
| |
† ‘Victimae Paschali...’Komt aan 't Pascha-Offer bieden
Lofoffranden, christne lieden! -
't Ééne Lam kocht vrij de schapen al te gader!
Christus, zonder schuld bevonden,
Verzoende met den Vader
Het volk in schuld van zonden. -
Dood en Leven streden
Hard een strijd, vol wonderheden:
's Levens Held, gestorven,
Leeft en heeft de kroon verworven. -
Maria, op uw wegen,
Wat zaagt ge, zeg, wat kwaamt ge tegen? -
Het graf van Christus, weer in levend wezen,
En 't glorielicht zag ik van Hem die is verrezen.
Englen, blanke boden,
Kleed en doek des dooden.
Op stond Christus, hoop mijns herten:
Hij gaat u voor naar Galilea's verten. -
| |
[pagina 399]
| |
Wij weten het, dat Christus is verrezen
Waarlijk uit de dooden:
Wil Gij, o zeegrijk Vorst, in alle nooden,
Ons genadig wezen.
Amen. - Alleluia.Ga naar voetnoot(1)
Deze zang wordt gedurende heel de octaaf van Paschen, in de Mis, na het Epistel, gezongen. Het is ééne van die zoogenaamde Prosae of Sequentiae, die ‘om het einde der 9de eeuw, als een aanhangsel van den Gregoriaanschen zang ontstaan zijn en allengskens buiten het bidhuis gezongen werden. Reeds in de eerstvolgende tijden na Gregorius had men bij den ouden kerkzang, de Tropi ingebracht, eigenaardige zangwijze, waar men tusschen de Latijnsche zinsneden van den echten zang eenige woorden inlaschte die dienen moesten tot uitbreiding van het grondgedacht van woord en zang. Die nieuwe wijze kwam vanzelfs gauw ten onder: maar wat ze nuttigs voortgebracht heeft, het is de prosae ofte sequentiae. Na het Alleluia der mis - en daarom noemde men ze sequentiae - bracht men vocalisen ofte nagalmen in. Notker Balbulus († 912) van St Gallus, zoo wat honderd jaar na het uitvinden dier nagalmen, kreeg het gedacht daar woorden op te zingen Eerst en door den band was het proza, later werd het dicht. Welnu met de sequentiae in de kerk vinden we de leysen onder het volk. In dien eigenaardigen zang moeten we dus den oorsprong zoeken van het eerste volkslied.’ Dat kan de lezer bewezen vinden in Biekorf, 13de J. ‘Kerkzang en volkslied in de middeleeuwen, bl. 26 en v. In letterkundig opzicht is het Victimae Paschali eigenlijk geen kunststuk: ware eenheid, bepaalde en vaste gang is er niet | |
[pagina 400]
| |
in. Dat lag dan ook niet in de bedoeling van den schrijver. Het overtollig gebruik van woordspeling en tegenstelling mag aan den smaak des tijds te wijten zijn, doch kan niet als ware kunstrijkdom gelden. Maar klank en rythmus zijn wonder lief en welluidend; gedachten en gevoel gansch doordrongen van den geest der Heilige Schriften. Wie zoo iets leverde, om op eene gegeven zangwijze, door de menigte in de kerk te worden gezongen, was een ware dichter, een groot kunstenaar voor zijn tijd. Nu nog roert hij ons diep in 't gemoed; en het verwondert ons geenszins dat deze en soortgelijke zangen volksliederen werden.
Kan. Eug. De Lepeleer. 4 April 1902. |
|