En op blz. 336:
De Vader en de Zoon, des Vaders glans en beeld,
Zijn ongeschapen, maar de Zoon alleen geteeld
Van zijnen Vader zelf; de Geest straalt van den Vader
Vondel zal wel het Latijnsche vakwoord ‘spirare’ gekend hebben, doch niet Ruusbroec's woord ‘geesten’. Het geheimvolle voortkomen van den heiligen Geest uit den Vader en den Zoon heeft hij waarschijnlijk met het w. stralen aangeduid, omdat de heilige Geest voortkomt door de liefde, en de liefde gewoonlijk gedacht wordt als een gloed, een vuur. Welnu, men zegt: een straal van vuur, een vuurstraal.
Intusschen blijft geesten de eenig nauwkeurige verdietsching van spirare. Met het w. teling is de aard uitgedrukt van de voortkoming bij den Zoon. Om den aard van de voortkoming bij den heiligen Geest uit te drukken bestaat er geen woord in de menschentalen; want onder de schepselen is geen één voortkoming waar te nemen die op de voortkoming van den heiligen Geest gelijkt. Het w. geesten doet dan ook niet duidelijk den aard kennen van bedoelde voortkoming, maar drukt er niettemin een merk op, dat ze van andere voortkomingen onderscheiden laat.
Geesten, in de voorbeelden die Verdam aanhaalt, is bijgevolg een overgankelijk werkwoord, en beteekent: door een inblijvende en zelfstandelijke willing den heiligen Geest voortbrengen.
Gegeest worden beteekent: als heilige Geest voortgebracht worden, als heilige Geest voortkomen.
Bij de voortkoming van den heiligen Geest kan dus geen sprake zijn van teling, maar eenvoudig van voortkoming, of met een meer eigen en kenmerkend woord, van geesting (lat. spiratio). Het geesten vanwege den Vader en den Zoon heet in 't Latijn spiratio activa, d.i. geestendheid; het gegeest worden van den heiligen Geest spiratio passiva, d.i. gegeestheid.
Bij Van Dale, bij Kramers, in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, enz. heb ik vergeefs naar de woorden ‘geesten’ en ‘geesting’ gezocht.
Heremans drukt:
‘Spiration, manière dont le St.-Esprit procède du Père et du Fils. Spiratie.’