Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1902(1902)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] Verlijden. Mijn doen is van een kind dat in het snelgerit, voor 't eerst, en starend door een open venster, zit. Mij schijnt het of 't heelal en aller menschen leven wijduit wordt ringsom mij in dolle vaart gedreven, daar ik ben 't middenpunt, althans zoo dunkt het mij, en standvast ik alleen. Al 't andere, rij aan rij door de altijd, dag aan dag vernieuwde zonneglansen, en elk naar zijn gedoen zijn doodendans aan 't dansen, lijdt schipbreuk in den nood van zijne sterflijkheid. Als ware mij alleen geen doodsuur voorbereid, sluit ik mijne oogen toe en ik en wil niet hooren hoe alles achter mij en alles mij te voren, min sterfelijk dan ik, mij uitlacht in den waan van mijn standvastigheid, en blijft, voorbij me, staan. [pagina 253] [p. 253] Een kijkje is mij gegund, meer niet! en ik durf wanen dat ik voor goed op weg langs de eindelooze banen eens levens ben - Het kind, ocharme, en merkt het niet dat het zoo haastig door dit alles henenschiet. Caesar Gezelle. Kortrijk, Asschewoendag, 1902. Vorige Volgende