| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Biekorf, 15 Dec. 1901.
Het opstel Vijf tooneelstukjes uit de vorige eeuw toont aan dat de onbekende schrijver van 't stuk Jephtias op veel plaatsen Vondel heeft afgeschreven. - Charles en Jean Fernand waren twee Vlamingen die voortijds (XVe-XVIe eeuw) op 't vreemde (in Frankrijk) door hun godgeleerdheid roem verwierven (H. Van Houcke). - Broeder Cornelis te Kortrijk in 1578 is een gedocumenteerd geschiedkundig artikel van Dr. A. De Poorter. - Vorstengeboorte, gelegenheidsgedicht van A.D.
- 1 Jan. 1902.
Vervolg en slot van Broeder Cornelis in Kortrijk in 1578. De Zwaan: zinnebeeldige beteekenis van dien vogel in oude en nieuwe tijden. (Medard Van de Poele). Verzen, ‘mingelmaren’, enz.
- 15 Jan. 1902.
Vervolg en slot van De Zwaan. - Onwelkom, gemeedelijk gedichtje van Caesar Gezelle. - Een zeer belezen artikel over Kerkzang en volkslied in de middeleeuwen, waarin de stelling verdedigd wordt dat het volkslied ontstond en zich ontwikkelde onder den invloed van den kerkzang. - Voorts geschied-, oudheid- en taalkundige mengelingen.
| |
Germania. Januari 1902.
Slot van Jul. Sabbe's bijdrage over ‘Peter Benoit. De Vlaming’ Belangrijke bijzonderheden worden meêgedeeld over ‘al wat nog broeide, in dat kraterhoofd, in dat reuzenhart.’ Het gelukkige denkbeeld van dat gemeenteraadslid van Antwerpen moet bewerkstelligd worden: Benoit moet zijn muziekaal Bayreuth hebben - (en dat was ook zijn droom) - in zijn eigen Vlaamsch Conservatorium, en daar moet ten minste geregeld zijn lustrum, als muziekalen schepper gevierd worden: alle vijf jaar dus een groot werk van den Meester, als modeluitvoering, ten gehoore gebracht! Dat behoort tot het duurzame wezen zelf dier school.
En tusschen de vijf jaren in, moeten de andere groote Vlaamsche steden maar jaarlijks de ruimte vullen met eene andere uitvoering van den grooten Vlaming. Dat Gent, bij voorbeeld, beginne met den Lucifer, Brugge met de Schelde, Antwerpen met den Oorlog, Brussel met den Ryn.
De mindere steden zullen wel ieder iets, naar eigen krachten, op zich nemen, en Kortrijk heeft, met de Leie en de Rubenscantate, alreeds bewezen dat zulke wensch niet te stout is. Nog mindere steden kunnen zelf meedoen in dat algemeen Concert, en uit Iseghem, bijvoorbeeld, kan het Meilief zijnen tocht verder ondernemen dóór onze kamers van Rhetorika,
| |
| |
wellicht gevolgd door Isa, door het Dorp in 't gebergte, door Elzenkoning.
Het was overigens een der vele plannen van Peter Benoit, daartoe aan elke stadsregeering eene zijner partituren in eigendom en tot verzorging van uitvoering te schenken. Beducht, voor onze ziekelijke volksonverschilligheid, hebben wij hem zooiets altijd afgeraden. En het bleef ook achterwege.’ - Voorts in dit nummer, begin eener studie van Dr H. Kraeger Die Figur des Kindes auf der antiken Bühne; vervolg van W. Thelen's In en Om Ysland, en van Dr W. Vallentin's Das ‘humane’ England. General Buller wordt zeer gunstig beoordeeld. ‘Der Wahrheit die Ehre: Buller und French sind vielleicht die einzigen britischen Generäle, vor denen man achtung haben kann... Unter Büllers Führung sind keine Brutalitäten, keine Greuel und Schandthaten von den Briten verübt worden, wie sie unter Roberts und Kitchener an der Tagesordnung waren.’ Slot van Wilser's Germaansche Stijlen Duitsche Kunst. Een schetske van L. Ducatillon In 't Zonneken. Paling!
| |
Onze Kunst.
Onze Kunst. Voortzetting van de Vlaamsche School,
1e jaarg. no 2, Februari 1902. J.E. Buschmann, Antwerpen (L.J. Veen, Amsterdam.) De Nederlandsche Boekhandel: Antwerpen en Gent.
Een allerbelangrijkst nummer, met prachtige platen van Paul de Vigne's werken.
De heer C.W.H. Verster levert 7 fo zijden studie over den beroemden kunstschilder G.H. Breitner. Het artikel draagt tot kenspreuk eenige woorden van Maurice Maeterlinck over de gedachte: dat de ‘alledaagsche werkelijkheid’ aan elk gelegenheid geeft om tot hooger leven op te klimmen. Het artikel bevat een eerherstelling des kunstenaars, tegenover vroegere miskenning van zijn ‘impressionnisme’.
Daartoe geeft men afbeeldlng van den Hoefsmid, uit het museüm Boyens, Amsterdam bij Winter, uit de verzameling W.H. Van Bilderbeek, te Dordrecht, het portret van mevr. Frenkel-Bouwmeester, als Fedora, het Rokin, te Amsterdam, naar eene schilderij van den beer Hidde Nijland te Dordrecht en nog eenen Winter te Amsterdam, uit de collectie J.D. Reich te Amsterdam. Ook werken van geheel anderen aard worden hier beschreven en eindelijk aan den kunstenaar nog vele jaren van kracht toegewenscht. - De volgende bladzijden, van L. Simons, geven voorbeelden van wansmaak, onder den titel van Duitsche opdirkingskunst, ter gelegenheid eener bespreking van de laatste tentoonstelling te Darmstadt, waar men b.v. vond: ‘een geelzijden slaapkamer, met paarlen ornament en hout als elpenbeen’, (N.B.) ‘om de frischheid van het wakker worden te symboliseeren’, badkamers met allerlei naakte figuren, enz. - Paul de Vigne wordt met rijke verlichting besproken door Georges Eekhoud, waarop volgen eene reeks van belangrijke kunstberichten uit Amsterdam, Brussel, Brugge, enz.
In artistiek opzicht belooft Onze Kunst eene eerste plaats te nemen onder de tijdschriften van ons land.
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds.
Tijdschrift van het Willems-Fonds.
Nov.-Dec. 1901. 1ste aflev. van den 7n. Jaarg. in een nieuw kleed.
Het belangrijkst in dit nummer zijn wel de redevoering van G.D. Minnaert ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Willems-Fonds en het verslag der jaarlijksche algemeene vergadering. Vooraan een goed schetske Herinnering van Fr. Van Cuyck; van Jacob Stinissen eenige woorden over † Domien Sleeckx met eene lijst zijner werken. De Verzen en Laatste Verzen van zaliger G. Gezelle worden zeer waardeerend beoordeeld door A. Herckenrath: ‘hij Gezelle, zal over kort de plaats in
| |
| |
onze letterkunde innemen, waarop hij recht heeft. Voor Gezelle is er geen dood voortaan!’ In de rede van Minnaert zit er weinig geestdrift, ‘elk jaar (sedert 1883) moeten wij een merkelijke vermindering vaststellen. Een enkele maal (in 1891) konden wij het bestuursjaar zonder verlies, zelf met een vermeerdering van leden in België sluiten, zoodat we mochten hopen, dat de achteruitgang was gestuit, doch nadien volgde deze weder zijn gewonen gang.’ 't Is al moedeloosheid en waar de spreker wat hooger klimmen wil lukt het niet. Het slot der rede is ‘laat ons niet ontmoedigd zijn, Mijne Heeren en Medeleden, bewaren wij in 't heiligdom van ons gemoed het heerlijk levensideaal, dat ons boven het alledaagsche verheft, dan daagt het eens in den Oosten en licht het overal!’ Op de algemeene vergadering van 27 October l.l. werd voorgesteld het tijdschrift te laten vallen. ‘Het is overigens, zei De Vigne, van weinig belang voor de liberale Vlaamschgezinde propaganda in het land, het wordt immers, buiten de leden, door niemand ingezien.’ Ten slotte werd aangenomen het tijdschrift niet af te schaffen maar te besnoeien om boeken te kunnen uitgeven.
| |
De Arbeid. 4e jaarg. afll. 1.
Met nieuwen omslag: een ploeg en een boer met verstompt figuur.
De Mieren, schetske van Lod. Baekelmans, geen van zijn beste: gerekt, op 'n preektoon. minder verzorgde taal. - Verzen van Vict. De Meyere, Jan Eelen, W. van Weide, A. Rehm, Adama van Scheltema, Bodenrijs, A. Verhoeff. Van V. de Meyere eene bloedschennerslegende, De Klokken, en van C.J.A. Van Bruggen, een volksdrama, Stadsbloemen. Dat sommige stadsmenschen zoo spreken, ja dat geloof ik, maar dat zoo een drama een kunstwerk is, neen, dat geloof ik niet.
| |
De Vlaamsche Kunstbode. Januari 1902.
Een voet in den afgrond, kerstvertelling door Al. Van Neste. - Verzen van J. Stinissen, L. Buyst en G. Niko Gunsburg. - Eerste bedrijf van Gittens' De Maire van Antwerpen, voor de eerste maal opgevoerd te Antwerpen den 15n Februari 1891. - Edw. Peeters schrijft Over Schuim- of Bastaardwoorden. Hij sluit zich aan bij hetgeen prof. Kern reeds in 1870 in de Toekomst schreef, dat de bastaardwoorden ‘waartegen sommigen op bezadigde, anderen op belachelijke wijze te velde trekken, niet binnensluipen ten gevolge van gevoelde behoefte, maar van slordigheid. ‘E. Van Langenhoven beoordeelt E.H. Lenaerts' Oda en Ylfken. ‘'t Gebeurt veel meer, dat er bij eenen tweeling een onderkomelingsken is. Zóo ook hier. De eerstgeborene, Oda, is ‘beelderigschoone’... Waar de dichter Ylfken - het onderkomelingsken - bezingt, is hij verward.... Die zangen zijn niet gevonden, maar gemaakt. - In de Kroniek bl. 55 lezen we ‘Hetzelfde gewrocht (De Schelde van Benoit) werd den 19n Januari te Brussel uitgevoerd, onder het bestuur van den heer Gustaaf Huberti. De vertolking liet onder alle oogpunten veel te wenschen. Het ware beter het werk niet uit te voeren, dan in zulke voorwaarden.’ Tot hier De Kunstbode. Is dat misschien Antwerpen, tegen Brussel?
De algemeene herhaling van den zaterdag 18n was maar flauwtjes. maar de uitvoering zelf den Zondag was wel. 't Was ‘als waren er tien herhalingen geweest tusschen den Zaterdag en den Zondag, zoo hoorden wij uit den mond van dezen die wel 't best gesteld was om over de zaak te oordeelen, en zoo was 't inderdaad.
| |
De Banier, 1902, 2.
Sint-Trudo. Samenvatting der ‘Vita Si-Trudonis’ van Donatus, met aanteekeningen. Vervolg (Paquay.) - De Kunstsmid Lodewijk Van Boeckel (J.G.) Er wordt een warme en welverdiende hulde
| |
| |
gebracht aan dezen Lierschen kunstenaar. - Iets over plaatselijke geschiedenis door Straetmans. - Mr. Leën stemt ten volle in met de opmerkingen door Prof. Claes geopperd: hoe weinig de opstellers van 't Woordenboek der Nederlandsche taal zich bekreunen om het taaleigen der Zuidnederlanders. - Een Kerkhofbloempje (Th. Sevens.) Ook een ‘criticus’ (Gedicht!)
| |
Revue Générale. Januari, 1902.
Ch. Woeste, ‘Het tweede Keizerrijk’. - Napoleon III tegenover den oorlog van '66; mislukt zijnde in zijne onderhandelingen om den Rijn tot grens van Frankrijk te maken, sloeg hij de oogen op België; doch Bismarck, die eerst onverschillig scheen, stelde zich nu openbaar er tegen. Eveneens mislukte Napoleon om het Groot Hertogdom Luxemburg bij te palmen; - zijne weinig ridderlijke houding tegenover Maximiliaan en diens ongelukkige weduwe; hij gaf aan Bazaine bevel de Fransche troepen terug te voeren; - tegenover de zaken van Italië; - de twee laatste jaren werden gekenmerkt niet alleen door het verval van het keizerrijk, maar der maatschappij in 't algemeen, en toen 1870 zich opdeed met verheugende kenteekens van binnenvrede, kwam juist de groote ramp.
Chantemerle, ‘Snobinette’. - Dr Moeller, ‘Over het nut in België een Sanatorium op te richten voor longlijdende soldaten’. - Ch. de Berkeley, ‘De Markies van Louvancourt’. - G. Doutrepont, ‘De letterkritiek in Frankrijk in de 19e eeuw’. - L. Dupriez, ‘Over het voorstel van een koloniaal wetboek’. Velen meenen dat de wetgevende macht in de koloniën aan de Kamers moet toekomen. Volgens de wetgeving van '93 hoort deze den Koning toe. Zoo geschiedt het ook in de Engelsche, Duitsche, Fransche koloniën. ‘Het Parlement zou het minst geschikt zijn ter wetgeving. - Aan de wetgevende macht wordt echter eene drijdubbele voorwaarde gesteld: openbaarheid, ministerlijke verantwoordelijkheid, koloniale Raad’. - Graaf Hadelijn d'Oultremont, ‘Canton’.
| |
Revue de Belgique. Januari 1902.
Goblet d'Alviella, L'Etat présent de l'Eglise et le devoir du libéralisme. M. Goblet geeft eene ontleding van het anti-katholiek werk: le Bilan social et politique de l'Eglise, door Yves Guyot. Dit werk is over zeven boekdeelen verdeeld. Volgens Guyot is de Kerk steeds altoos de vijand geweest van wetenschappelijken vooruitgang en hoogere ontwikkeling. - Het Catholicisme verzwakt en sterft uit. - De staatkunde der Kerk is despotisme, dwingelandij en laffe kuiperij. - Welvaart vindt men bij de katholieke volkeren niet. - Het Catholicisme is de kweekschool der Socialisten. - De katholieke zendelingen verwekken burgeronlusten en oorlogen (China.) - Kerk en Staat zijn van malkaar onafhankelijk.
M. Goblet d'Alviella, eene schemerster aan den donkeren liberalen gezichteinder, heft ook den kreet aan: Los von Rom! De Katholieken zijn dompers, de liberalen glinsterende hemellichten! Geschiedenis leert! - Paul André, Les Sauvages, eene novelle. - George Nestler Tricoche, L'an 1901 aux Etats-Unis. - Overzicht over America's staatkunde. - Fredericq, Voyage en Suisse (vervolg). - Wilmotte, België's politiek.
| |
La Réforme sociale, 1 Februari 1902.
La séduction et la recherche de la paternité door Albert Gigot.
Schrijver stelt een onderzoek in over het groot aantal buitenechte- | |
| |
lijke geboorten, spoort de oorzaken op, en komt tot besluit dat de wet de zedenleer moet bekrachtigen, en als het ware bezegelen. Is de vrouw zwak, bezwijkt ze, de verleider moet ook zijn aandeel bijbrengen om de moeder in hare eer te herstellen en hare smart te helpen lenigen. Moge binnenkort de wetgeving er in voorzien dat vele schandalen worden vermeden, en vele misdaden belet. - La propagande par la parole door Delcourt-Haillot. Machtig, overtuigend, medeslepend is het woord. De Grieken hadden hun Agora, de Romeinen hun Forum en wij hebben onze meetings, onze woelige volksvergaderingen.
Meer dan ooit zijn wij verplicht tot het volk te gaan en bij middel van het overtuigend, geestdriftig woord het goede zaad rond te strooien.
Schrijver toont hoe de Fransche Socialisten jonge sprekers vormen om hunne leer overal voort te planten.
Fas est ab hoste doceri! De Katholieken, aan hunnen kant, moeten ook hunne gloedvolle sprekers hebben die bij tijd en stond, op meetings en volksvergaderingen, hun recht en goed met hand en tand kunnen verdedigen. - Comment sont gérées nos finances door Hubert-Valleroux. Een nauwkeurig onderzoek hoe de Staat zijne inkomsten verdeelt en verteert. Een wakend oog dient er steeds gehouden opdat 's Lands financiën niet nutteloos en partijdig verkwist worden. - L'enseignement supérieur des jeunes filles à l'étranger door Berthier. Hoogere ontwikkeling behoeft de vrouw vooral, als ze geroepen is om anderen op te leiden. Van de vrije inrichtingen, van Berlijn, Göttingen, Freiburg, die op hooge verstandsontwikkeling kunnen aanspraak maken, kan men de beste uitslagen verwachten. - La Corporation sous le Consulat, l'Empire, et la Restauration door Béchaux. De Gilden werden in hun vrij doen en handelen belemmerd. De strenge tucht belette den welvaart, hongersnood volgde. - Verder: mengelingen over sociale belangen en economische toestanden in verschillende landen.
| |
Le Mouvement Socialiste. Februari 1902.
Le Retour aux Champs, door Emile Vandervelde.
Een inniger verkeer bestaat er thans in de samenleving. In de middeleeuwen waren de nijverheidsklassen meer gegroupeerd.
De werklieden bleven in de steden in hunne gilden, de boeren bleven ten platte lande. Thans is er een omkeer. Vele werklieden verlaten de verpestende dampen der steden om werk te vinden in fabrieken op den buiten. Maar ook vele boeren-werklieden ontvluchten de gezonde lucht om zich in de kleine steegjes der steden te komen vestigen.
Doch altoos blijft voor den werkman de droeve werkelijkheid: de ongezonde lucht en woning, de drankslemperijen, en een lange nasleep van ziekten en ellende.
De overwinning van het Capitalismus is volgens den schrijver, de eenigste redplank.
Ook geeft dit tijdschrift, behalve chronijken uit verschillende landen, de vertaling van het Duitsch drama ‘De Wevers’ van Gerhart Hauptman.
| |
Etudes. 5 Jan. 1902.
La ligue des femmes françaises (A. Regnabel). Frankrijk loopt den afgrond in. Vaderlandsliefde en vrijheid gaan verloren. Alleen de samenwerking aller goede krachten kan het land redden. Een dier krachten is de christen vrouw; waarom die niet waarnemen? Dit gedacht gaf aanleiding
| |
| |
tot het vormen van de vrouwenvereeniging die onlangs te Lyon werd gesticht. Ziehier het programma: geld inzamelen en invloed gebruiken ten einde in de naaste kiezingen de weldenkende kandidaten in de Kamers te krijgen. God geve dat het plan lukken moge.
Le développement des idées morales chez Platon (begin), door J. Lebreton. - Vervolg van ‘La Belgique économique’ - Poêtes d'hier et d'aujourd'hui; - d'hier, Louis Ménard, scheikundige, taalkundige, schilder, geschiedschrijver en dichter, een zeer verdienstelijk dichter zelfs, te zeer vergeten; - d'aujourd'hui, M. Guérin: le semeur de cendres. ‘... dans les vers qu'il a chantés la prière se mêle au cri des voluptés.
- 20 Jan. 1902.
L'attitude des congrégations à Paris en 1880 (C. de Rochemonteix) - Slot van ‘le développement des idées chez Platon:’ ‘...Trois phases de l'évolution platonicienne. Dans la première la morale est encore toute socratique et utilitaire. Au début de la seconde l'appétit du bonheur pousse Platon à la recherche d'un idéal immuable et parfait; il croit le contempler dans l'idée du Beau; dès lors, pour lui, tout l'effort de l'âme sera de se détacher du monde sensible pour se rapprocher des idées, fins dernières où tout doit tendre, exemplaires ou tout doit se conformer. Mais bientôt la théorie des idées subsistantes... est ébranlée, l'éthique en subit le contrecoup; avec le terme où tendait la vie morale c'est la finalité qui disparaît; désormais la nature devient la règle suprême... Enfin, Platon sentant l'insuffisance de cette morale naturaliste, cherche un appui dans la religion; et ainsi cette évolution philosophique si brillante et si féconde se termine à une confession d'impuissance.’ - Le général Bertrand en 1813-1814, d'après sa correspondance inédite; eerste artikel: overzicht van Bertrand's loopbaan, geboren te Chateauroux 28/3/1773 - Generaal op 27 jarigen ouderdom; vecht mede in Italië, Egypte, Spanje, te Austerlitz, Iena, Eglau, Wagram; getrouw aan Napoleon tot in de ballingschap van Elba en St-Helena; sterft te Châteauroux 31/1/1844. - Slot van la Belgique économique à l'exposition universelle de 1900 ‘De cet exposé une conclusion se dégage... c'est que la prospérité économique et même le progrès moral ont
tout à gagner a une sage liberté laissée à l'initiative des particuliers sur quelque terrain et sous quelque forme qu'elle se produise.’
| |
De Nieuwe Tijd. Amsterdam, Januari 1902.
Van Kol, Het imperialisme van Nederland. - W.V.G., Van oude en nieuwe militaire wetten.
A. Braun, De Achturen-Dag, vertaald door E.H. - Ceton, Vrije School of verplichte Staatsschool.
Ed. Block, De Toestand en de Arbeidsvoorwaarden der Leerlingen en jonge Arbeiders (sters) in Nederland. - Kalsbeek, Coöperatie in Zuivelbedrijf.
| |
Neerlandia. Januari, 1902.
Leonard Ch. Van Noppen, Lecturer in de Nederlandsche Letterkunde van Columbia University te New-York, schrijft over de kansen voor het Nederlandsch in Amerika. Schrijver is van meening ‘dat geen andere taal er een toekomst heeft dan het Engelsch... Weinigen van de kinderen der kolonisten zullen, als zij den mannelijken leeftijd bereiken, veel van de taal hunner voorvaders behouden... Welke vooruitzichten het Nederlandsch dan in Amerika heeft? Slechts één, en dat is de studie van de taal aan de hoogescholen om philologische, letterkundige en historische redenen.’ En hoe daartoe geraken? ‘Zendt onzen Amerikaanschen Hoogescholen een bevoegd spreker over uwe letterkunde voordrie winters, stelt een beurs beschikbaar en in tien jaar zullen er tien professoraten zijn voor altijd, van
| |
| |
welke de kennis van het Nederlandsch op honderden scholen zal overgaan.’ Uit een brief van Marcellus Emante: ‘In onze steden wemelt het van winkels met Franse of Engelse opschriften en van die winkels gaan jaarlijks ontelbaar vele rekeningen en omzendbrieven uit in vreemde talen opgesteld of met vreemde uitdrukkingen doorspekt... Laten de Nederlandsche vrouwen zich dus vereenigen en verbinden om geen rekeningen meer aan te nemen, die niet in het Nederlandsch zijn gesteld, om (zooveel mogelijk) de winkels te mijden, die met Franse, Duitse of Engelse opschriften zijn ontsierd en de winkeliers zullen ongetwijfeld eieren voor hun geld kiezen! de taylor zal weer kleermaker worden, de coiffeur weer kapper, de pâtissier weer suikerbakker.’
| |
De Katholieke Gids. Februari 1902.
Pater Du Lac S.J. door L.B.M. Lammens, naar aanleiding van ‘Jesuites’ par le R.P. Du Lac. - Vervolg van Neofitus' studie over de ritueele moord. Er wordt gehandeld over de onthullingen van den ex-Rabbijn uit Moldavië (1803). - Begin eener studie over Victor Hugo. - Een schetske Van een lieve jonge Dame en een boozen Papa door H.J.M. Van den Heuvel, levendig verteld.
| |
Dr Schaepman's Chronica over Staatkunde en Letteren. 30 Dec. 1901.
O.a.Bismarckiana, over de briefwisseling tusschen Keizer Wilhelm I en Bismarck van 1852-1887. De doctor loopt hoog op met de twee. - Het tijdschrift der jongere Nederlandsche Katholieken ‘Van onzen Tijd’ wordt niet te gunstig beoordeeld. ‘Ik ben een oud leerling uit de école du respect en ik kan die jonge, onvruchtbare critiek niet dulden. Zij bederft mijn levensvreugde en dat behoef ik niet toe te laten...
“Kritikasterij” zeide ik bijna, en het is eigenlijk niets anders. Van een kunstgewrocht heb ik noch knop noch bloesem bespeurd.’
| |
Van Onzen Tijd. Januari 1902.
Vervolg van G.R. De Klerk's Geschiedenis en Vergelijking. Eerst een steksken op Dr Schaepman, die met de jongeren niet meedoet, dan over Vondel als minnezanger. - M. Viola heeft Alberdingk Thijm's Vondelportretten herlezen. ‘Wat er in dit boek is van den artist Thijm, van den archeoloog - het is voor de literatuur van minder belang. Toch zijn er bijzonderheden en beschrijvingen, die, apart gezet en om - haar - zelfs-wil bekeken, duidelijk doen zien, wat een mooi-aangelegd en lief-levend mensch de man was, die, in zóo kunsteloozen tijd, zoo zuiver te distingueeren wist; die met aandachtige oogen de kleine, intieme, mooiheidjes aan de oppervlakte van het leven speurde, en er zijn vreugde aan had.’ De literaire kroniek van E.H. Binnewiertz is gewijd aan Van de passielooze Lelie van Van Eeden. ‘Hij (Van Eeden) streed en schreef mee met de Nieuwe Gidsers, omdat hij deelde hun haat tegen de duffe conventie en potsierlijke rhetorika der ouden, maar verder waren de idealen zijner vrienden niet geheel de zijne. Hij begeerde nimmer kunst om de kunst alleen. Hij was niet allereerst dichter en kunstenaar, maar wilde bovenal zijn een wijze en een philanthroop... Doch daarom moeten we wel waarschuwen, dat, wie deze verzen lezen, zich wapenen in hun geloof. Wie zwak is, late dit boek ongelezen. Want dat ongeloof van Fred. Van Eeden zweeft als zoete zomeravondgeur in uwe ziel’... Op Van Eeden's zedeloosheid zou er ook mogen gewezen worden. - Voorts verzen van Ed. Brom, De Klerk en Albertine Smulders.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Januari 1902.
In de Belangrijke Onderwerpen bijzonderheden over het leven van
| |
| |
Peter Kropotkin ontleend aan The Atlantic Monthly, over Bedevaarten uit Nederl.-Indië naar Mekka uit het artikel van kapitein Vander Veur in Dietsche Warande en Belfort en over Multatuli's laatste woonplaats, naar een artikel van S. Kalff in De Aarde en hare Volken. - Karakterschets: Prof. L. Simons, hoogleeraar in het strafrecht aan de Universiteit te Utrecht, bekend om zijn studies over de drukpersvrijheid en de crimmeele anthropologie. - Het boek van de maand: Veertig jaar op de tribune, parlementaire indrukken en herinneringen door B. Blok.
| |
De Economist. Januari 1902.
Pierson. - Fiscale en beschermende invoerrechten. Deze bladzijden strekken hoofdzakelijk tot verduidelijking van eenige begrippen, tot wegneming van misverstanden. Het verschil tusschen zuiver fiscale en zuiver beschermende rechten is zeer diep.
Cau. - Pensioenfondsen voor Werklieden. Sedert in Duitschland de verplichte verzekering van werklieden tegen de geldelijke gevolgen van invaliditeit en ouderdom is ingevoerd, heeft dit stelsel in vele landen ingang gevonden. Ook de Hollandsche Staat wil in dat spoor treden. Schrijver vindt vele bezwaren tegen dit stelsel. Zonder dwang, zonder verplichtende verzekering kan er eene bevredigende oplossing voor het pensioenvraagstuk gevonden worden.
Mees. - Invoer van meel uit Amerika.
S.N.V. - De opbrengst der successiebelasting in 1900. In den winter van 1899-1900 eischten de acute ziekten der ademhalingswerktuigen vele offers. Schrijver vindt hierin eene verklaring van de hooge opbrengst der successiebelasting. Rozenraad. De Internationale geldmarkt. Eene klare uiteenzetting van de evolutiën der internationale geldmarkt.
Verder Economische- en handelskroniek.
| |
De Gids. Februari 1902.
Slot van Styn Streuvels Novelle Langs de Wegen. De Streuvels dien we kennen, niets nieuws, nog al langdradig. - Thomas Hodgskin's Onzin. Onzin, ja, zoo bestempelde James Mill de leering van Hodgskin in een brief van Lord Brougham van 3 September 1832. Mr H.P.G. Quack denkt er anders over en ontleedt hier het boek van Hodgskin, Popular Political Economy, in 1827 verschenen en haast niet meer te vinden. Schrijver deelt de meening niet van Sidney en Beatrice Webb als zou Karl Marx uit de geschriften van Hodgskin zijne leering hebben geput. - Op en om Ithaka, door Dr E. van Hille. - Parlementaire verkenning, door M.J. Limburg, over de hedendaagsche politiek in Nederland en de politieke partijen. - Sonnetten van Helene Lapidoth-Swarth. - In de Letterkundige Kroniek word opgekomen ‘tegen het omstandig verhalen van de dierlijkste praktijken, het bladzij aan bladzij weergeven van de vuilst denkbare en ondenkbare taal, van de ergerlijkste profanaties, op een wijze en in een overvloed, zooals ik wel durf verzekeren dat het in geen taal ter wereld, in een ernstig bedoeld werk, ooit is geschied.’ Dit op de kop van den ‘socialistkunstenaar’ Is. Querido. En zeggen dat ‘op een enkele uitzondering na (de redacteur van Nederland) de toongevende critici niet luide hebben protesteerd’! En de letterkundige kroniek gaat voort ‘alsof... “de echtheid der beelding” - let wel: der beelding! - bestaat in het zoo rauw en ruw en onverwerkt weergeven van al het vuile en liederlijke dat men hoort en ziet, en alsof niet juist dàt de kunst van den schrijverkunstenaar moet zijn: alles te zeggen zonder daarom alles neer te schrijven. Hier helpt geen schermen met realisme, verisme, of hoe die
| |
| |
dingen heeten mogen. De meest realistische romanschrijver blijve, ook waar hij zich aan de hachelijkste toestanden waagt en tot de onderste lagen der samenleving afdaalt, artistiek vertellen. Zijn werk en zijn kunst kunnen nooit bestaan in het bloote naschrijven van liederlijke anecdoten en dierlijke tooneelen. Kunst kiest.’... Terecht meent de Kroniek dat de goede naam onzer letterkunde iets verliest wanneer dergelijke schriften als ernstige kunstwerken worden aanvaard en toegejuicht. - Voorts wordt gewezen op de benoeming van M. Haguenin tot professor ordinarius in moderne Fransche letterkunde aan de Hoogeschool te Berlijn, en zwaait Byvanck veel lof toe aan Carel Scharten's ‘Voor-hal’.
| |
Documente des Socialismus
Documente des Socialismus, herausgegeben von Ed. Bernstein.
I. Vooreerst een overzicht over de volgende pas nieuw verschenen Socialistische werken:
Hoogduitsche: Das Begnadigungsrecht. Altes und Neues aus Leben und Reichstag. Berlin.
Göhre (Paul). Vom Socialismus zum Liberalismus. Wandlungen der National-Socialen. Berlin.
Long: Der Socialismus in der Schweiz.
Fransche: Blum: Les Congrès ouvriers et Socialistes Français.
Gide: La Coopération.
Jaurès (Jean): La Constituante (1789-1791). Histoire Socialiste (1789-1900), sous la direction de Jean Jaurès. Tome I, met illustratiën.
- Le Travail. Parijs.
Marx (K.) en Engels: Le manifeste communiste, opnieuw vertaald door Andler. Parijs.
Rappoport: La Philosophie sociale de Pierre Lavroff. Parijs.
Sorel; La Ruine du monde antique. Conception matérialiste de l'histoire.
Engelsche: Crozier: History of intellectual Development.
Weble: Twentieth century Politics.
Italiaansche. Bruchi: Le Basi naturali della politica e del diritto.
Graziadei: Intorno alla Legge del Godimento decrescente.
II. Aus der Geschichte des Socialismus.
Een levensbeschrijving van Auguste Becker.
Becker was een warm geloovend communist en droeg er veel toe bij om de eendracht der partij te bevorderen en te versterken.
Zijne tegenstrevers liepen niet hoog op met Becker's karakter; o.a.: Becker, welcher einen natürlichen Hang zum Nichsthun besitzt, ist einer der aufrichtigsten Anhänger des Communismus, der ihm seine höchsten Herzenswünsche zu gewähren verspricht... In der Wahl seiner Mittel nicht allzu gewissenhaft, glaubt er sterf und fest, dass die ganze Welt ‘ein Schweinestall’ sei, weil die Völker nicht scharenweise zur Fahne der Communauté eilten... Das Unselbständige seines Charakters... macht ihn nur zu einem Werkzeug anderer.
Becker ist charakterlos. ‘Ein kerl wie ein altes Weib.’
Verder volgen de uiteenzettingen van de programma's der Russische Socialisten, en der Fransche Socialisten op den vooravond der Revolutie van 1848.
| |
Literarische Warte.
Literarische Warte.
Monatschrift für schöne Literatur, heraus gegeben von der Deutschen Literatur-Gesellschaft. München. 3 Jahrgang.
1 Januar 1902 Heft 4. - Otto Ernst: Die grösste Sünde. Besprochen von A. Lignis. Hij besluit: ‘Was des Stuckes Inhalt anlangt, so hat sich zunächst der Protestantismus mit dem verfasser auseinander- | |
| |
zusetzen; dasz er manche bittere Wahrheiten sagt, wird sich nicht leugnen lassen. Dasz er in manchen Stucken über den Protestantismus hinaus auf das Christentum überhaupt zielt, ist ebenso richtig; aber wir sahen schon, dasz er sofort den soliden Boden unter der Füszen verliert und in den Sumpf der Phrase gerät, sobald er sich aus dem Gebiete äuszerer Beobachtung in spekulative Höhen wagen möchte.’ - Die Schatten des Todes, von Hans Eschelbach. Uitboezemingen van eenen stervende. - Die holländische Lyrik von 1880 bis 1900, studie van Otto Haufer. Deze eerste bijdrage over onze Nederlandsche modernen verdient gelezen te worden; doch onder het lezen hoeft ook, mijns dunkens, menige ‘restrictie’ gemaakt. Schrijver handelt eerst over J. Perk. Het art. zal worden voortgezet. Wij wachten. - Deutsche Lyrik: Winterlied, von L. Kiesgen; Samson, von S.A. Müller; Stimmungsbilder, von E. Huhn; Winter am Königssee, von Sev. Mair; Kinderherzen, von M. Pfeiffer - Möven. Skizze von Fredrik Nycander. Nach dem Schwedischen von Berthols Molcher. - Die bildliche Ausdruckswerse in der Lyrik Goethes. Literarischer Essay von A. Dreyer. - Neu erzählende Schriften, angezeigt von Karl Storck. - Kunstliteratur, von Vict. Fleischer. - Zeitschriftenschau, von m.v. Heidenberg. - Kritische Umschau.
| |
Das litterarische Echo. 15 Januari.
Een aflevering bijna geheel aan Oostenrijk gewijd. Rudolf Lothar begint met een overzicht van de jongste Weener letterkunde, verwijlt een oogenblik bij Hermann Bahr, Arthur Schnitzler, Vincenz Chiavacci, Eduard Pötzl en Ludwig Hevesi en ontdekt bij hen een onder-invloedstaan van de uitheemsche letteren en tevens een zoeken naar eigen kunst - Dr Bethge geeft een studie over den lierdichter, novellen- en tooneelschrijver J.J. David. - Deze zelf deelt een autobiographische schets mee: Im Spiegel. - Voorts: Das tschechische Schrifttum van C. Hoffmann; een artikeltje over den Sloweenschen dichter Franz Preseren, van A. Hauffen; iets over Anzengrubers Briefe van R. Fürst; een opstel Oesterreichische Dialektstücke van Hans Sittenberger. - Ten slotte Wochenmarkt. een schets van Nic. Krauss. - In zijn Belgischen brief steekt H. Bischoff droogkomisch den draak met de wijze waarop in Vlaanderen tooneelspelen bekroond worden; dit naar aanleiding van den driejaarlijkschen tooneelprijskamp.
- 1 Febr. 1902.
In Zwölf Aphorismen geeft W. Weigand eenige pittige gedachten over kunst, kunsttheorieën en kunstcritiek. - R. Presber teekent het portret van Wilhelm Busch der Philosoph, die thans rust op de lauweren die hij veel jaren lang, als Duitschlands beste humorist in verzen en spotprenten, heeft mogen plukken. - Richard M. Meyer geef een overzicht van de laatst verschenen Goetheschriften. - Naar de nagelaten brieven van Mevr. Elise von der Recke, schildert Felix Poppenberg de zeden van een 18e eeuwsch salon, en dat onder den titel: Der Triumph der Empfindsamkeit. - In Die Tragödie des Hochmuts bespreekt J. Theodor den letterkundigen arbeid van August Strindberg, den hoogmoedigen schilderaar van zichzelf. Voorts verzen van H. Bethge.
| |
La Quinzaine, 1 Januari 1902.
L. Follioley; La loi de 1850. Les commissions préparatoires. - Mgr. Dupanloup et Mgr. Parisis. - G. Blondel: Le mouvement syndical chrétien en Allemagne. De machtloosheid der werklieden tegenover de maatschappij en het kapitaal, door de groote uitbreiding der nijver- | |
| |
heid in de 19e eeuw teweeg gebracht, is eerst in Duitschland te baat genomen door de Socialisten. Kort daarna heeft men er de Christliche Gewerkvereine gesticht die nu 900 in getal, 162.000 leden hebben. Katholieken en Protestanten worden er in aangenomen; zij staan niet onder leiding van het Centrum. Elk syndikaat wordt door eenen voorzitter bestuurd, met eenen ondervoorzitter, eenen algemeenen secretaris en eenige Obermänner. Zij hebben hulpkassen en onderwijsinrichtingen, en trachten zooveel mogelijk de geschillen in der minne te slechten. - F. Montrésor, Vraie ou fausse monnaie. I. - X: Chemins de fer africains (fin). - Fr. de Waremme: La Question des Lieux-Saints. Les troubles du 4 novembre.
- 16 Januari 1902.
Léon Séché: L'héritière d'Alfred de Vigny: Louise Edmée Ancelot: F. Montrésor. Vraie ou fausse monnaie II. - Léon de Seilhac: La situation des mineurs et leurs revendications. - De oorzaak der werkstakingen is niet zoozeer de armoede der arbeiders, maar hun wantrouwen tegen de bazen en hun blind vertrouwen in de socialistische aanvoerders. De grondoorzaak dier gesteltenissen is het verspreiden der leer over de noodzakelijke tegenstrijdigheid tusschen kapitaal en arbeid. - D. Meunier: La Mort de Toussaint-Louverture, d'après des documents inédits. - G. Domergue: Proudhon et le Féminisme. - Volgens Proudhon is de vrouw veel minder waard dan de man in lichamelijk, verstandelijk, en zedelijk opzicht. Daarom heeft zij leiding en bescherming noodig; en moet zij met éénen man een onverbreekbaar hawelijk aangaan. Wordt zij 's mans gelijke, dan gaat zij hare rol te buiten, valt in 't bederf: daarom heeft de man het recht haar met geweld te temmen. - D...: Quelques manifestations catholiques. - J. Lefèvre: Le Végétarisme.
| |
La Lectura, Madrid, Januari 1902.
Het gansche nummer is gewijd aan de in Spanje zoo druk besprokene vraag van het katalonism, een hevige strijd waarvan de dagbladen ons hier maar een flauw denkbeeld geven.
Moet Catalonië ja of neen van Spanje gescheiden worden? Zijn de eischen der Cataloniërs rechtvaardig? Al de schrijvers die in dit nummer het vraagstuk behandelen (n.b.: het zijn allen Castillaansche schrijvers) zijn van gevoelen dat Spanje ééne natie moet blijven, met één koninklijk grondwettelijk bestuur. Terzelfdertijd nochtans zijn zij rechtvaardig genoeg om te erkennen dat er veranderingen en verbeteringen kunnen gebracht worden in het bestuur van Catalonië.
Het Catalaansche volk door zijne eigene schrijvers in zijne eigene taal aangezet, is bewust van zijne verledene grootheid en van den grooten invloed dien het in Spanje kan uitoefenen. Het voert eigenlijk geen rassenstrijd tegen zijne Spaansche broeders, maar door eigen gevoel gedreven wil het ook eene eigene levensuiting hebben.
Daarom dede men ook goed aan Catalonië een vrijer bestuur te geven, dat niet een slaafsch werktuig zij van 's lands bestuur te Madrid. Dat is ook de bijzonderste eisch der Cataloniërs en misschien het eenige middel om eenen burgeroorlog en eene scheuring te voorkomen.
| |
Rivista internazionale di Scienze Sociali. Roma, Januari, 1902.
Toniolo zet zijne studie voort ‘Provedimenti sociali popolari’ Hij gaat na wat de Socialisten in hunne internationale congressen gedaan hebben ten voordeele der werkende klassen; en wat de liberale school zonder eenigen uitslag, ten hunnen voordeele wil bewerkstelligen.
| |
| |
Een volgend artikel schetst den toestand van Japan en toont door officieele statistieken hoe ras dit land is vooruitgegaan.
L. Chiusano zet zijne beschouwingen voort over de ‘Wijsbegeerte der Geschiedenis’.
| |
Razon y Fe.
Razon y Fe. Madrid, Januari 1902. Comienzos del Siglo XX. (Begin der XXste eeuw.)
Jul. Alarcon. Bij 't begin eener eeuw werpt men gaarne eenen blik op 't verleden en de toekomst, om eenige wijsgeerige besluiten uit de geschiedenis te trekken. Doch daarin tot vaste besluiten komen schijnt onmogelijk. Men kan de feiten vaststellen, hunne opvolging en aaneenschakeling nagaan, doch aan welke wetten zijn de geschiedkundige gebeurtenissen onderworpen? Naar welk einddoel streven zij in hunnen samenhang? Wie niet het historisch materialismus aanneemt, moet die wetten en dit einddoel in 't Almogende Wezen overbrengen, waar zij ons verborgen blijven. - Welke ook de rol der XXste eeuw in de geschiedenis moge zijn, het eerste jaar der nieuwe eeuw heeft wraakroepende onrechten zien gebeuren tegen de volkeren en tegen de Katholieke Kerk. De Kerk heeft immer geleden en gestreden, omdat de ongestoorde vrede niet op deze aarde huist. Dat zij dus die niet meer als martelaars voor haar moeten sterven, als helden in de bres springen ter harer verdediging: ‘los que no se sientan con vocacion de martires, que aspiran por lo menos a ser heroes’.
El Evangelio de la escuela critica L. Murillo, bespreekt het werk van Dr Harnack ‘Das Wesen des Christentums’.
Het wezen des Kristendoms, volgens Prof. Harnack, hoeft te worden gezocht in de prediking van Jezus zooals zij van zijne lippen vloeide, daargelaten alle bijvoegsel door latere commentaren aan die onderwijzingen toegevoegd. Om de zuivere leering van Christus te kennen moeten wij een critisch onderzoek der drij synoptische Evangeliën maken. Immers het Evangelie aan St-Joannes toegeschreven, komt niet in aanmerking: hij is er de schrijver niet van en de opsteller van dit boek heeft de feiten geplooid tot leerwijs eener vooraf opgevatte stelling. Het protestantismus heeft natuurlijk alleen de zuivere leer van Christus.
Dit sektarisch werk werd door sommige Katholieken met de grootste welwillendheid beoordeeld, met goed inzicht wel is waar, en in name der wetenschap, doch zouden de Katholieken niet beter doen de uitslagen der rationalistische kritiek niet immer zoo graag aan te nemen? Die gedurige toegevendheid stelt hen in eenen ietwat vernederenden toestand tegenover hunne tegenstrevers, wiens ‘wetenschap’ maar al te dikwijls een deknaam is van ‘aiepingewortelden godsdiensthaat’. Het is niet de welwillendheid der Katholieken die hen zal tot inkeer brengen.
Santiago de Galicia: Fidel Fita wil bewijzen dat de Apostel Jakobus daar werkelijk gepredikt heeft en begraven is.
La libertad de Catedra: V. Mintinguiaga. De onderwijskwestie komt in Spanje ook onder gedurig nieuwe vormen voor: een ministerieele omzendbrief van 15 Januari 1901 verbiedt aan de Hoogeschoolprofessoren het liberalismus te bekampen in hunne lessen; den 31 Maart 1901 laat een andere minister den professoren de vrijheid hunnen studenten welkdanig stelsel ook voor te houden.
| |
The Social-Democrat, London, 15 Januari 1902.
G.W.S. Labour. - J. Spargo, A socialist composer and his art (met portret). - Belfort-Bax, Pro-britisch arguments. - W. Me. Gregor, The socialist movement in America. - K. FitzGerald, ‘Women and her place in society’. |
|