| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode. October 1901.
In de Kaisergruft te Weenen, begin eener bijdrage van Gustaaf Segers. Verzen van L. Buyst, Al. Van Neste en G. Niko Gunzburg. - Van Karel M.J. Lybaert jste, het begin van een critisch overzicht der Driejaarlijksche Tentoonstelling van Schoone Kunsten te Antwerpen. Van jaar tot jaar, meent schrijver, is er achteruitgang aan te stippen. ‘Men moet lichamelijk en geestelijk ziek zijn, om, volgens de leering der modernen, artist te kunnen wezen.
Men vraagt niet meer: is eene schilderij goed geteekend? Steekt er koloriet in? Legt de kunstenaar kennis aan den dag? Heeft hij zijn onderwerp begrepen? Is hij vertrouwd met de gewoonten en gebruiken van vroegere tijden? Streeft hij naar het schoone?... Dat alles komt niet meer in aanmerking.
Een kunstenaar, den dag van heden, moet een denker, niets dan een denker zijn; de vorm waarin hij zijne gedachten weêrgeeft, is louter bijzaak; ja, hoe meer hij zelfs van de natuur afwijkt, hoe symboliker hij is in de belichaming zijner ziekelijke ideëen, hoe grooter kunstenaar hij wezen zal in de oogen der modernen.
Kortom, om een artist te zijn die gegouteerd wordt door de hedendaagsche estheten, moet men zoo weinig mogelijk kennen en weten van al wat tot nog toe aanzien werd als onontbeerlijk om een goed kunstenaar te wezen.’ - L.J.D. Sleeckx. Onder dezen titel de lijkreden uitgesproken door hoogleeraar Van Veerdeghem, Max Rooses en Brants.
Vlaamsche Zanten. Sept. 1901.
Meest vervolgen van vroeger begonnen artikelen; zoo: de Germaansche godenleer en onze volksgebruiken en ons Bijgeloof, Paaschgebruiken, Weervoorspellingen, Voorteekens van den wind en Hemellichamen in het Volksgeloof. Nog in dit nummer: legenden uit het Land van Waas: Over het ontstaan der stad St. Niklaas.
- October 1901.
Vervolg van De Germaansche Godenleer en onze Volksgebruiken en ons Bijgeloof. Vrouw Weyn deelt een liedje meê uit den tijd dat de kapmantels opkwamen, alsmede een vertellingske van den advokaat door den boer bedrogen. - Verder wordt eene legende meegedeeld uit het Land van Waas betrekkelijk de kapel O.L. Vrouw Troost in Nood te St Niklaas, alsmede eenige berijmde gebeden, staande op oude prentjes en niet vermeld in Janssens' Verstrooide Perels.
| |
| |
Tijdschrift van het Willems-Fonds. October 1901.
Alfred Van Gheluwe wijst op de Nijverheids- en Handelsuitbreiding van Duitschland in deze laatste jaren. Spijtig dat hij geen woord zegt over de hevige crisis die sedert eenige maanden de Duitsche nijverheid teistert. - Van Jan Verschueren een schetske Door den Regen. - Joh. Van Laan bespreekt kortbondig eenige onlangs verschenen werken onder den titel Eenige modernen; te kortbondig, wie de besproken werken niet kent weet er niet veel van na 't lezen der recensie. - Uit het verslag van het algemeen bestuur voor het bestuursjaar 1901 blijkt dat het getal der leden van 't Willems-Fonds viel van 2364 op 2193. Er zijn nu 41 afdeelingen: 14 in Oost-Vlaanderen, 8 in West-Vlaanderen, 6 in de provincie Antwerpen, 7 in Brabant, 2 in Limburg en 4 in Noord-Nederland: 30 dezer afdeelingen onderhouden 43 volksbibliotheken.
Volkskunde. 3e-4e aflevering.
J.D.C. schetst een met eigen oogen gezien Landelijk Huwelijk. - Van Medard Verkest de beschrijving van ‘Rutten-Mei’ d.i. van de eigenaardige half-kerkelijke, half-wereldsche feesten die op in Mei, te Rutten (Limburg), ter eere van S. Evermaar plaats hebben. - In een opstel ‘De Stoet der Reuzen en der Legenden te Brussel’ doet Hermelijn één voor één voor ons oogen voorbijtrekken Manneken-Pis, Doudou, 't Ros-Bayaert, den Meyboom, de Reuzen, de Boerenkermis. - Spreekwoorden en Zegswijzen, afkomstig van oude gebruiken en volkszeden (A.D.C.). - Nederlandsche sprookjes en vertelsels: van katje-matje; van een hond en een musch; van Blouwboard; van Janmainje in 't pepier'n hoeske; van den koningszoon met de honden. (Dr. Boekenoogen.)
Biekorf. Zaaimaand, 1901.
Waarschuwinge over geschiedenisse. Begin van een artikel over den aard en de waarde der methoden die bij 't schrijven van geschiedenis kunnen gevolgd worden. Dit artikel moet een maatstaf aan de hand doen ter beoordeeling van het boek van V. Fris dat eerstdaags verschijnen zal onder den titel: ‘Vlaanderens Vrijmaking in 1302’. - J. Van den Woude handelt over O.L. Vrouwdieren en -bloemen. - Voorts mengelmaren, waaronder verzen van oude sanctjes.
- Slachtmaand.
Waarschuwinge over geschiedenisse (z. boven). Hier wordt de methode getoetst van Dr. Lamprecht, professor te Leipzig. - Edm. De Vos zet zijn artikel voort over Het Kuipersambacht te Brugge en geeft eenige feiten aan uit het leven van Jan Baptiste Dienberghe (geb. te Brugge, den 16n van Koornmaand 1756). - Onuitgegeven stuk van G. Gezelle (uit 1893) voor een reizang te Kortrijk. - De H. Joseph vereerd te Ieper in 1743 en in 1843. (Ant. Verwaetermeulen). - Mengelmaren.
Germania. 1 geeft een artikel: Peter Benoit ‘een man uit één stuk’ van ‘volkomen zelfverloochening’. De schrijver, Julius Sabbe, is van oordeel: ‘Hij heeft eene geheele Vlaamsche letterkunde aan zich gesloten. (Wordt voortgezet.)
Van Nu en Straks, Sept. 1901.
De bijzonderste brok van dit nummer is Stijn Streuvels' schets Verovering: breed geteekend, maar of die menigvuldige bezoeken,
| |
| |
's Zondags aan 't Meulenhof, wel heel natuurlijk zijn, lijdt twijfel. - Als proza in dit nummer nog een schets van Herman Teirlinck: Beternis, zoo op z'n Streuvels, en het begin eener studie van George Dwelshauvers over De voor-socratische wijsgeeren. Voorts verzen van Alf. Hegenscheidt, Prosper Van Langendonck, René De Clercq, Ad. Herckenrath, K. Van de Woestyne en Guido Gezelle.
Guide musical, no 44. De bekende schrijver van L'Histoire du Lied en zoovele andere belangrijke werken, geeft een portret van Cosima Lisst, de gescheiden gemalin van Hans von Bülow, die Richard Wagner huwde:
‘Sans aucune spontanéité, dépourvue de toute bonté gênante, elle n'a pas la grandeur native de l'âme, la source jaillissante au coeur, mais elle a la grandeur éminente de l'esprit avec le sens politique d'un Machiavel. Elle possède les deux qualités les plus précieuses des rois et des impresarios, la fermeté constante et l'art de la mise en scène. Elle sait le prix de la parole et du silence; elle dose ses éloges au poids des services rendus ou espérés. Elle sait écarter les inutiles, capter les intelligents et domestiquer les faibles. Ses trames subtilement ourdies, sont invisibles et impalpables. Ah! combien différente du Lion (R. Wagner) est la Sphinge en ses enroulements serpentins autour d'un centre invariable! etc. etc.
Revue Néo-scolastique. 3. Hallez, Considérations sur le Beau et les Beaux-Arts. ‘Tout ce qui est beau est bon et parfait en soi et en même temps agréable ou faisant plaisir. Mais ce qui est à la fois bon et agréable n'est pas toujours beau... Il peut y avoir (p. 231) des choses à la fois belles à voir et à entendre, par exemple des pièces de théâtre... De schrijver geeft menige goede les, bijv. deze, dat la beauté grandiose moeielijk kunstig terug te geven is (237). Van de andere zijde geeft hij geen juist begrip van hetgeen men door art (in zijnen zin) heeft te verstaan.
Mgr. Mercier geeft eene beschouwing over l'Unité et le nombre d'après St. Thomas d'A. (‘ens indivisum in se’) (‘Numerus ex divisione continui causatur’).
De schrijver weerlegt de moeilijkheden, welke deze definitiën voordoen.
Thiéry vervolgt zijne studie: Le Tonal de la parole. (bl. 280): ‘Le langage n'est notablement musical que dans les dialects ou parlers incultes.’
Het artikel heeft tot doel het verschil te doen uitkomen tusschen de kracht van uitdrukking door het woord en door den toon.
Musica sacra. 11 en 12 geeft een art. van Sosson over Lemmens Instituut, een vervolg van Le système musical de l'Eglise grecque, van Gaissier. Idem van Une Académie grégorienne à Fribourg (Suisse) van Bour. Idem La musique chiffrée, van Raty. Idem van Le plain chant van Horn, O.S.B. en Litaniae als muzikale bijlage.
Fédération artistique. 1 en 2. Van Rijn schrijft een artikel Art et liberté, twee prachtige dingen! De schrijver is van meening: ‘L'art s'enveloppe inutilement à nos yeux d'une chrysalide étrange... Il en sortira et peut-être avec des ailes’.
Edgard Baes verdedigt de stelling: ‘Le portrait seul, dans
| |
| |
l'art, exige l'exactitude’. Het komt er op aan wat men hier door exactitude moet verstaan. Men kan de stelling met grond bestrijden. Vurgey zet zijne Proposition d'Esthétique voort: onsamenhangende gedachten, meest ontleend, aan Kant, Ste Beuve, enz.
Karl schrijft over de stad Doornik en hare gedenkteekens lezenswaardige wenken.
La Revue genérale. October 1901.
Ch. Woeste: ‘Crisis van het kamerbeheer in België.’ Toestand der Kamers, wier handelingen sedert 1894, met en door het A.S. meer en meer belemmerd worden. Gegronde beschouwingen over den geest van tegenwerking die bijzonder de linkerzijde kenmerkt. ‘Wanneer men de oogen laat vallen op de kwalen die in ons land woelen, is 't als ware het in de voorkamers des doods. Maar starend in het verschiet, ziet men het bestraald door de goddelijke hoop.’
Louis Humblet, S.J.: ‘Pen en penseel’ (vervolg). Schrijver gaat voort met te wijzen op de verschillende stelsels sedert het einde der 18e eeuw uitgevonden en aangenomen om schilderachtig te wezen bijzonder in de beschrijving. Zucht naar nieuwigheid was de heerschende geest. Germain Rapst deelt aanteekeningen mede, door het verkeer met maarschalk Canrobert bijeenverzameld, over het ontstaan van den Oosterschen oorlog. Mélot: Verhalen uit den tijd van koning Roderick en Pelage, getiteld: ‘Het vergeten Spanje’. (Wordt voortgezet.) Julien Guillain: vervolg van ‘Mijn koster’ door Hendrik Hansjakob. Ch. Dejace wijdt aan de nagedachtenis van Albrecht Nyssens eene welverdiende hulde. Edg. de Ghelin: ‘Maatschappelijke kroniek.’
Durendal. Octobre 1901.
Les tarmes, novelle, in briefvorm door Gaston della Faille de Leverghem. - Lieve verzen van Fern. Séverin Georges Arnul, Franz Ansel en Charles de Sprimont. - Van Camille Gaspar eene bijdrage over Le legs de la baronne Hirsch à la Nation belge. Schrijver betreurt dat de schoone verzameling van Grieksche munten en oudheden bewaard is in ‘le Cabinet de Numismatique de la Bibliothèque Royale, où elles sont destinées à rester à jamais isolées dans une pénombre obscure, loin du voisinage d'autres monuments semblables, qui peut seul les mettre en pleine valeur.’ - Van onzen vriend E.H. Cuppens, het vervolg van zijne studie over Guido Gezelle. Het is deugdelijk werk alzoo, aan niet Vlamingen het werk van onzen genialen dichter te laten waardeeren.
De vertalingen van De Wilgen, Een bonke keerzen, Kind; 't Edele spel der vlugge schaverdijnders, Schuldeloos blommeke lief en Blijde kinderen, zijn bijzonder geslaagd. - Slot van de studie van de gravin Ed. de Liedekerke over de Voorloopers van 't feminisme: Madame Campan. - Vervolg van Arnold Goffins, vertaling van I. Fioretti. - E.H. Henry Moeller vaart hevig uit tegen de Etudes der paters Jesuiten die het jongste boek van J.K. Huysmans Ste Lydwine de Schiedam, niet al te gunstig beoordeeld hebben. ‘Toutes ces polémiques contre Huysmans sont lamentables, parce qu'à la longue elles finissent par rendre le catholicisme ridicule aux yeux de nos adversaires en faisant croire que l'Eglise est hostile à l'art, ce qui est absurde, et que les catholiques sont des crétins, ce qui est odieux!’
Revue Sociale Catholique. Nov. 1901.
L'office international de législation du travail et la conférence de Bâle (27-28 sept. 1901) door prof. V. Brants. Hoe dikwijls wordt
| |
| |
niet ingeroepen als reden tegen het invoeren eener wet, dat iets dergelijks niet bestaat bij de geburen, dus dat men lastiger de wedijvering van die geburen zal kunnen lijden. Waarom geene internationale arbeidswetten gemaakt zeggen sommigen! 't Is lichter gezegd dan gedaan. Wie zou die wetten doen uitvoeren? Wat gedaan zoo een Staat die wetten niet uitvoerde? Veel gemakkelijker is het te trachten in de bijzonderste Staten eene arbeidswetgeving te bekomen die ongeveer dezelfde is. Dat doel betracht de Office international waarvan hier spraak. Art. 2 der standregelen bepaalt klaar het doel: ‘Cette association (internationale pour la protection légale des travailleurs) a pour but 1o de servir de lieu entre ceux qui, dans les différents pays industriels, considèrent la législation protectrice des travailleurs comme nécessaire:
2o d'organiser un office international du travail qui aura pour mission de publier en français, en allemand et en anglais, un recueil périodique de législation du travail dans tous les pays, ou de prêter son concours à une publication semblable...
3o de faciliter l'étude de la législation du travail dans les divers pays et, en particulier, de fournir aux membres de l'Association des renseignements sur les législations en vigueur et leur application dans les divers Etats;
4o de favoriser, par la préparation de mémoires ou autremént, l'étude de la question de la concordance des diverses législations protectrices des ouvriers, ainsi que celle d'une statistique internationale du travail;
5o de provoquer la réunion de Congrès internationaux de législation de travail.’
Revue des deux Mondes, - 1 nov. 1901.
Le Manuscrit du Chanoine, derde deel van een roman van André Theuriet. - Les proclamations anglaises et l'annexion des républiques sud-africaines. (Den Beer Poortugael, lieutenant-général.) Schrijver bewijst, ‘que la conqnête des deux Républiques sud-africaines, ne répondant pas en fait aux exigences du droit des gens et par conséquent n'existant pas en droit les proclamations anglaises d'annexion sont et demeurent sans aucune valeur légitime.’ - Le Fils de la veuve de Naim is een diepgevoeld en leerrijk Allerzielen-verhaal van T. de Wyzewa-Thomas, de door Jesus levend-gemaakte jongeling, betreurt zijn graf. Noch wetenschap, noch kunst verzoenen hem met het leven. De liefde tot zijn vrouw Eunice openbaart hem eindelijk de schoonheid niet alleen van het leven maar ook van den dood. Dezelfde liefde brengt hem voor de voeten van den H. Paulus, en na de dood van zijne vrouw, tot het priesterschap. - Le travail, le nombre et l'état. III Les lois (Ch. Benoist.) Het maatschappelijk vraagstuk is een staatkundig vraagstuk geworden. Het moet opgelost worden door de wetgeving. Want de wetgeving verandert van aard; ‘c'était jadis un instrument de conservation, c'est maintenant un instrument de transformation, d'abord de déformation, si l'on peut le dire, puis de réformation sociale. Elle change de direction ou d'intention faite jadis pour une certaine propriété, maintenant elle va l'être, d'abord pour la propriété sans exclusion ni privilège noble, puis pour l'industrie, puis pour le travail.’
L'Evolution d'un genre. - La Tragédie (F. Brunetière.) ‘Concluons que le monde n'a connu, dans l'histoire entière de la littérature, que deux formes de tragédie: la grecque et la française, de même qu'il n'a connu que deux formes de drame: l'Anglais et l'Espagnol, celui de Shakespeare et celui de Calderon, dont le drame allemand, comme no tre
| |
| |
drame romantique, ne sont proprement que des transcriptions dans leurs meilleures oeuvres, et, dans les autres, des défigurations.’ - L'escadre du nord, manoeuvres et fêtes, journal de bord de***: over 't bezoek van den Czaar, - L'Hístoire à Versailles. - XVIIIe slècle. (M. de Voguë). - Boekennieuws.
Noord en Zuid. No 11. Studie over Cyriel Buysse (een neef van Virginie Loveling en Paul Frédericq), de Vlaamsche Zola genoemd. ‘Mea Culpa is een boek van buitengewone belangrijkheid. Wat hierna verscheen stond daarvan op grooten afstand. “Vlaanderen op zijn zwartst” zou men het kunnen noemen; de lezer is in één verwondering, hoe op dit van God verlaten land niet reeds lang een pek- en zwavelregen is neergedaald. Tal van fijne trekjes, teedere psychologie, verdwijnen onder den troosteloozen indruk van het geheel.’
Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde. 4. Zwierzina, Beschrijving der penningen geslagen na 1863. Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het Ned. geld- en muntwezen. Caland, ordonnancie van 1434 (vervolg), b.v. ‘dat van nu voortaen alle manieren van coopmanscippe geoorloft sullen wesen te doene also wel bij gulden pennijn loop hebbende na deser ordonnancie als bij ponden scellingen ende pennyngen.’ Daar wordt eene lijst gegeven van ‘penningen’ die alleen gangbaar zijn (bl. 359), b.v. Vlaemsche nobelen, velerlei schilde, Bourgonsche peters, (zilver) Vlaemsche en Doorniksche cromsterten, Engelsche stooters, enz.
Een aantal kleine berichten.
Nederl. archief voor kerkgeschiedenis. 3. Bijzonderheden uit de hervormingsgeschiedenis in Overyssel (b.v. te Hasselt). G. Visser geeft eene ontleding van het tot nu toe weinig bekende schriftje waarschijnlijk van den ‘mystiker’ Mande: ‘Dialogus sive collocucio devote anime cum deo amato suo’ etc. ‘Eene mynlike vuerighe begerte der ynniger zielen tot haren ghemynden here’. Wij vinden hier verder een verhaal van den dood van Anthonis Feecksen (of Frederiks), eerst student te Leuven, vervolgens losbandige jonker, van oproer beschuldigd, tegen de katholieke kerk predikend, en in 1592, ter dood veroordeeld, ‘Godt danckende’, ‘na de gerigtsplaats geleyt’. Het handschrift is van 1708. - Joosting geeft pauselijke bullen uit, verleend aan de Hospitaalbroeders van S. Jan te Jerusalem. - Iste venerabilis Brinckerick (zie Kirchenlexikon van Wetrer en Welte, 2e uitgave, bezorgd door Kaulen) toegelicht door Brinkerink.
Caecilia. 18. Het philharmonisch orkest (van Nikisch) op reis (Italië verrukkend). - Uitgaven van het Willems-Fonds beoordeeld.
De Katholiek. October. Vervolg van Aengenents Eigendom en Natuurrecht en van Kalfs Bouwkunst. Van Breda schrijft over Joannes den ‘presbyter’ in Harnack's theorie. Sprengers geeft Een paar Aanmerkingen bij Huysman's S. Lydwine. De fouten zijn zoo (à propos der mystiek) dat men, zijn geheel werk lezend, moet zeggen: hij heeft het goed bedoeld, maar zich niet juist uitgedrukt; zoo b.v. in de verklaring der woorden van H. Hildegardis, e.a.m.
De Nederlandsche Spectator. 41-42. Prof. Kernkamp heeft te Amsterdam het hoogleeraarsambt aanvaard met eene beschouwing
| |
| |
van ‘de materialistische opvatting der geschiedenis’, toonende hoezelfs bij de ‘hervorming’ gebleken heeft, dat ‘kapitalistische productiewijze alle bestaande maatschappelijke verhoudingen onderste boven keert’, zegt de Spectator. - Onder den titel Een hernieuwd pleidooi spreekt Wynandt Francken over het ‘eeuwenoude vraagstuk’ van den vrijen wil, en zegt: ‘De hoofdkwestie... blijft deze, of onder volkomen gelijkblijvende omstandigheden... een zekere wilsdaad (sic!) evengoed had kunnen uitblijven’... Ook blijft de vraag: ‘of de moraal het niet stellen kan zonder de leer van een vrijen wil.’ De schrijver meent van ja, bestrijdende een werk van Levy: Het indeterminisme. - Huf van Buren beschouwt het congres van Nijmegen als ‘een jaarmarkt’, verbonden aan een kermis.
42 geeft een artikel over de dagboekmanie van Constantijn Huygens den jongere, die ‘ongeneselijk keuvelziek’ was. - Er wordt het slot geleverd over het Nijmeegsch congres.
Studiën, Jaarg. 34. - Dl. 57. - Afl. 1.
H.J. Allard bespreekt het derde deel der Beati Petri Canisii S.J. episolae et acta, waarin, onder meer, gehandeld wordt over pogingen tot stichting eener Jezuïten-school te Nijmegen.
H. Bolsius spreekt van den meter als eenheid van maat. Hij beschrijft hoe Fransche geleerden over honderd jaar dien gevonden hebben, willende het 40,000,000ste deel nemen van den omtrek der aarde, om alzoo eene maat te hebben, niet willekeurig, maar die men altijd zou kunnen terugvinden. En toch bleek aldra dat die maat, zoowel als elke andere, willekeurig was, vermits later gedane metingen van den aardomtrek andere uitslagen gaven. De eenheid van maat echter was tot stand gekomen, en in de laatste tijden heeft men de lengte van den meter met vastheid bepaald bij middel van lichtstralen.
W. Van Nieuwenhoff laat zijne lezers kennis maken met Weltenmorgen, hooggeprezen gedicht van den oostenrijker Hlatky, die daarin den val der engelen in den hemel en der menschenval in het Paradijs dramatiseert. Dit gedicht wordt hier vergeleken met Vondel's Lucifer.
In het boekennieuws vinden wij eene vleiende beoordeeling van het werk des Vlaamschen Kanunniks Van Doren: Histoire de l'Eglise à l'usage des Collèges, des Ecoles normales et des Pensionnats. Dit klasboek wordt geroemd om zijne duidelijkheid.
Ook over De Eigendom van Frans Drijvers, werk dat in D.W. en B. door doctor Dupont werd aangeprezen, wordt met veel lof gesproken: ‘Dit werkje, zoo luidt het, geeft een goed denkbeeld van de ingewikkelde sociale quaestie, de brandende quaestie van onzen tijd. De eerw. schrijver toont een helder hoofd te bezitten en tevens een open oog voor de velerlei nooden onzer tegenwoordige maatschappij; hij zet de ware beginselen duidelijk uiteen en stelt practische maatregelen voor ter verbetering van den toestand.’
- Dl. 57. - Afl. 2.
F.T. handelt over ‘Strekking en Plan van den Hebreërbrief.’ Hij verwerpt de algemeen aangenomen indeeling, volgens welke het eerste deel leerstellig, het tweede opwekkend zou zijn. Hij betoogd dat heel de brief opwekkend of vermanend is, en dat er dus volkomen eenheid in heerscht.
Over de ‘Springprocessie te Echternach’ deelt G. Van Heyst wetenswaardigheden mee, die toonen dat deze zeer oude processie, ter eere van den H. Willebrordus ingesteld, niet zoo bespottelijk is als heur naam schijnt uit te geven, maar integendeel met veel ernst en godsvrucht geschiedt.
| |
| |
W. Wilde bespreekt den eersten oorlog van Nederland tegen Engeland en den inwendigen toestand der Vereenigde Provincien in dien tijd, vooral den strijd tusschen de Orangisten en de Staten-Generaal, deze laatsten onder de lerding van Jan De Witt.
De Gids. November 1901.
Van de kristallen torens, fantasie van Louis Couperus. Wat beteekent: ‘plotseling begon te aardbeven de grond’? - Het palladium. Een koloniaal-historische dwaling door C.J. Hasselman. De dwaling is: het willen toepassen van de Westersche denkbeelden aan den Oost, zonder genoegzame kennis van de zeden en gebruiken der koloniën. Meer inlichtingen moeten gevraagd worden aan degenen ‘die de bevolking in haar dagelijksch leven hebben gadegeslagen, die hebben geleerd zich in de begrippen van die bevolking in te denken, dat zijn in de eerste plaats de Indische bestuursambtenaren, inlandsche zoowel als Europeesche’. Schrijver zou ook willen dat gebroken worde met het stelsel van geheimhouding van Indische adviezen.’ - Stambelangen en Volksteelt. Opmerkingen naar aanleiding van het Nijmeegsch Congres door L. Simons. ‘De letterkundige congressen zijn te Nijmegen inderdaad dooder gebleken dan dood. De letterkunde toch is in onze Geldersche samenkomsten heel en al niet op appel geweest... Zeer vermoedelijk zou de afstervende 19e eeuw ook den doodsnik van deze samenkomsten mee in haar veeg genomen hebben, als niet in 1896 Dr. Jameson zijn dommen en ergerlijken inval in de Zuid-Afrikaansche Republiek gedaan had.’ Schrijver besluit dat de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen hun tijd gehad hebben. ‘Hun nakomeling heet: Het Algemeen Nederlandsch Congres. - Het taal- en letterkundige gaat op in het hooger en omvattender nationale.’ - De staatkundige toekomst van Rusland door Mr. W.H. de Beaufort. Rusland toont juist dezelfde symptomen als in Frankrijk aan te merken waren vóor de groote omwenteling van de verleden eeuw: zedelijk verval der hoogere standen en gehechtheid der burgerij aan vreemde, hier Westersche denkbeelden. Pobedenostzeff, de beruchte
procureur-generaal bij de H. Synode, tracht de omwenteling tegen te houden door het aanprediken der gematigheid in het uitoefenen der autocratie. Hij is vijand van het verleenen eener grondwet en meent dat het beter is de overleveringen van Alexander I getrouw te bewaren. - Mr. de Beaufort denkt dat er nu in Rusland geene omwenteling op handen is, alhoewel die symptomen waar te nemen zijn. Het Russische volk, verdraagzaam, geduldig, verschilt hemelbreed van het Fransche. - Intermezzo van Marie Marx Koning, lief geschetst. - Het algemeen verband tusschen hersenen en zieleleven door Th. Ziehen. - Verzen van Cateau Damme. Het 1ste stukje is bijzonder mooi; van de verzen van Carel Scharten, die volgen, mogen we zooveel niet zeggen. Zij zijn ten grooten deele onverstaanbaar. - In het muzikaal overzicht heeft Viotta het ‘Over het moderne in de muziek’.
De Katholieke Gids. November 1901.
E.H.P.J. Van den Goor wijdt eenige geestdriftige bladzijden aan Broere, den ‘Hollandsche Newman’, en geeft uittreksels ter staving van zijn gezegde. - Iets over het merkwaardigste schilderstuk te Rome door E.H.H.J. Biegelaar. Er is spraak van de beeltenis van den Heiland, volgens de overlevering geschilderd door
| |
| |
den Evangelist St Lucas. - In Waar zijn uw bewijzen, onderzoekt J.C. van der Loos de bewijsgronden door Frits van Raalte bijgebracht om te beweren dat op het tegenwoordig standpunt der vergelijkende taal- en volkenkunde de vraag of alle volkeren denzelfden oorsprong hebben ontkend moet beantwoord hebben; schrijver meent dat v. Raalte zelf ‘na lezing van zijn betoog, om het weinig wetenschappelijke ervan, in stilte gelachen heeft.’ - De H. Katharina van Alexandrie, verzen. - Onlangs verscheen in Nederland de vertaling van het boek van E.H. Dr. Frank, katholiek Beierschen priester: De ritueele Moord. Een onhoudbare beschuldiging. In eene studie, waarvan hier het begin, wil Neofitus bewijzen dat de beschuldiging niet zoo van allen grond is ontbloot als Dr. Frank het wel schrijft.
Vragen van den Dag. November 1901.
De politieke toestand in Zuid-Amerika door J.B. Breukelman. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika hebben aan de Zuid- en Midden-Amerikaansche Staten voorgesteld een Congres te houden te Mexico, om regelen voor arbitrage in het leven te roepen. Schrijver verwacht daar niet te veel van, daar de politieke toestand in Middenen vooral in Zuid-Amerika uiterst gespannen is en de inmenging van 't Noorden in 't Zuiden te recht mag gevreesd worden. Zie maar de houding die de groote Amerikaansche Republiek aanneemt ten opzichte van het ‘onafhankelijk’ Cuba! - In Onze Voeding verdedigt Dr. Jules Grand het vegetarisme. ‘Verscheidenen, die de geneeskunde als verloren had opgegeven, heeft men meer gezond zien worden àlleen door de omhelzing van het vegetarisch systeem.’ Niet enkel lichamelijk, maar ook zedelijk, verwacht schrijver veel van het vleeschderven. ‘Het gebruik van vleesch leidt tot gebruik en misbruik van alkoholische dranken.’ Hij meent ook dat er eene wisselwerking bestaat tusschen de overmatige vleeschvoeding en de maar al te zeer voorkomende daling van het zedelijkheidspeil. - Het ontstaan van nieuwe plantensoorten volgens de onderzoekingen van prof. Hugo de Vries. - Lezenswaard: Nederlandsche Spreekwoorden door J. Wolthuis.
Neerlandia. Oct. 1901.
Het 26e taal- en letterkundig Congres. ‘Op geen Congres is de omgang tusschen Vlamingen, Afrikaners en Nederlanders zoo algemeen en zoo hartelijk geweest als op dat van Nijmegen. En op geen is zoo duidelijk gebleken wat de Congressen der naaste toekomst zullen beoogen... Er was eenheid in dit Congres; alles drong naar éen doel: vermeerdering van kennis, wekking van belangstelling bij de groote schare voor toestanden en verhoudingen op Nederlandsch taalgebied.’ Te lezen: De toestand van het Nederlandsch in Zuid-Afrika, rede, gehouden op het Congres te Nijmegen door Dr. N. Mansvelt. Op de vraag welk de toekomst is van 't Nederlandsch in Zuid-Afrika antwoordt de Superintendent van Onderwijs in de Zuid-Afrikaansche Republiek, dat volgens hem, de toekomst aan ons is. ‘Wat ook de onmiddellijke uitslag van den strijd moge zijn, in Zuid-Afrika “het ons uitgevind wie ons vrinde is”... De band tusschen beide natien (Zuid-Afrikaansche Republieken en Nederland) is inniger en sterker geworden.’ Maar hij wenscht ‘de vereenvoudiging der Nederlandsche schrijftaal op zulk een wijze, dat die gestereotypeerde vormen van een voorbijgaan verleden niet langer de toekomst onzer schoone en rijke taal in den weg staan en de Afrikaansche jeugd en jongelingschap niet langer afgeschrikt en afgestooten worden door vormen, die tot het wezen der zaak toch zoo weinig toedoen.’
| |
| |
Ons Tijdschrift. Nr IX 1901.
Wijlen president Mac Kinley wordt herdacht; daarna eenige woorden gewijd aan president Roosevelt. - Lezenswaarde bijzonderheden over president Steyn van den Oranje Vrijstaat.
Cosmos. September 1901.
In dit nummer aan te merken twee bijdiagen van Georges Daniel; de eerste over een vlugschrift Comme quoi Napoléon n'a jamais existé, verschenen te Parijs rond 1834 en toegeschreven aan Alfred Assolant, die eens geestig zwanzen wilde; de andere over het Heilsleger. Schrijver looft de sociale werking van het heilsleger. ‘Voici le nombre de leurs fondations humanitanes: 11 refuges pour prisonniers libérés, 91 maisons de relèvement pour les femmes tombées dans le vice ou la prostitution; 158 asiles de nuit et cuisines populaires, 37 bureaux de placement gratuit, 60 ateliers de travail, 11 colonies agricoles, 17 orphelinats, 39 hôpitaux, maternités etc, 121 postes de secours... Pour finir, un mot prononcé en assemblée publique par l'illustre homme d'état Mr. Gladstone. ‘Je dis hautement qu'il n'y a aucune société dans ce pays qui, dans les questions humanitaites et dans celles ayant trait au relèvement des criminels, art fait oeuvre plus utile que l'armée du salut.’
In het Nederlandsche letterkundig byblad van ‘Cosmos’ September-October 1901, bijzonder aan te merken de verzen van Marie Marx-Koning.
Limburg's Jaarboek, VII, aflev. 1 en 2.
Deze uitgave, eene vrucht van het provinciaal genootschap Limburg, gewijd aan kunst en wetenschappen, zet hare loopbaan regelmatig en ernstig voort. De beide afleveringen welke wij in de laatste maanden ontvingen, bevatten ten eerste eene studie van den secretaris des genootschaps den heer A.F. van Beurden over Charles de Quay, een kapitein der grenadiers van de keizerlijke wacht onder Napoleon I.
Deze mededeelingen zijn belangrijk, dewijl zij gegrond zijn op onuitgegeven brieven. Wij vinden er een aantal onbekende bijzonderheden in en een uitvoerig alphabetisch register maakt het gebruik daarvan zeer gemakkelijk. De ijverige secretaris deelt hier ook een aantal belangrijke schepenzegels uit Roermond, met afbeeldingen, mede.
De tweede aflevering bevat eene studie van den gemeente-archivaris te Maastucht, over den toestand van het katholicisme te Maastricht in 1638: eene merkwaardige bijdrage voor godsdienst en zedegeschiedenis dier oorlogzuchtige dagen. - Dr. Jos. Schrijnen beschrijft ‘folkloristisch’ de Sint Jans Minne. De heer Hoens geeft spreekwoorden en spreekwijzen. - Fr. Segers schrijft vriendelijke gedichten. - Dorren levert eene Bijdrage tot de geschiedenis der verhouding van het hertogdom Limburg tot den Duitschen Bond in 1800 zooveel.
De heer Ariaans levert eene geschiedenis der St. Willibrordskapel te Geysteren die nog vervolgd zal worden.
De lezer ziet dat ernst en afwisseling het boek versieren. Proficiat!
Der Katholik. October 1901.
1. Die lithurgische Verehrung des heiligen Bischofs Martinus von Tours in de Ehemaligen metropolitankirche zu Mainz. - In dit vervolg worden onderzocht de eigenlijke lithurgische zangen en gebeden, op Martinus' feestdag in gebruik.
2. Die Poena Senus, door Dr G. Gutberlet.
Dat er in de hel zinnelijke pijnen bestaan, is buiten kijf; doch
| |
| |
de vraag blijft hoe eene onstoffelijke ziel, van haar lichaam gescheiden, sensueele straffen kan ondergaan? Want aan eenen zinnebeeldigen uitleg valt er niet te denken. In dit eerste deel zijner verhandeling, houdt de schrijver zich enkel op met het aanhalen en bespreken der verklaringen, aangeprezen door S. Thomas, Suarez, Lessius, Smid, Schell en anderen.
3. Die Vaticanischen Grotten (hun ontstaan en bijzonderste gedenkteekens), vervolg, door Carl Maria Kaufmann.
4. Rudolf Naaman, ein Niederdeutscher Franciscaner des 16 Jahrhunderts, door N. Paulus.
5. Altes und neues vom Primat des H. Petrus. Petrus' voorrang, onder de apostelen, bevestigd door hervonden werken van heidenen, uit de eerste christeneeuwen. (Wordt voortgezet.)
6. Ist die katholische moraltheologie Reformbedürftig? door Aug. Muller. Zelfs door zeer bevoegde zedenkundigen, als Paul Keppler, Koch en A., wordt wel eens beweerd dat de katholieke theologische zedenleer met de ontwikkeling van onzen tijd geenen gelijken tred zou hebben gehouden en menige hedendaagsche zedenvraagstukken over het hoofd hebben gezien, dat zij zich daarbij te veel inlaat met casuistik en van den louter wetenschappelijken weg afwijkt, zoodat ‘in materielle wie formeller hinsicht die heutige moraltheologie müsse als rückständig bezeichnet werden’. Daartegen komt schrijver regelrecht op:
a) Dat de theologische zedenleer Kant of Nietzsche niet hebbe gevolgd? Goddank! - Om het bestrijden zelfs dezer stelsels heeft zich niet de godgeleerdheid, maar de wijsbegeerte, te bekommeren.
b) Alle vraagstukken van staathuishoudkunde en rechtsleer, door de tegenwoordige tijden opgeworpen, zijn door de beroemdste meesters onzer huidige zedenleer grondig besproken. (Slot volgt.)
Das litterarische Echo. 15 Okt. 1901. Walther Wolff weet ons te zeggen hoe de geestelijke er uitziet in de moderne Duitsche letterkunde, vooral zooals hij geschilderd wordt in Der Pfarrer von Breitendorf (1893) van W. von Polenz, in Die Bergpredigt (1889) van Max Kretzer en in Lukas Heland (1897) van Ernst Kilchner. Doorgaans komt de geestelijke er zeer kaal van af. Gelukkig is er tot hier toe nog enkel spraak van niet-katholieke geestelijken. Hoe de kathol. priester voorgesteld wordt, zal ons een latere aflevering meedeelen. - Alexius Benedek, zoo schrijft Dr. Béla Lázár, ‘is een fijne verteller, die wel van geen groote vraagstukken wordt geplaagd, maar des te dieper in de kleine kijkt en met zijn haarfijne gemoedsontledingen tot het hart spreekt. Hij is een gevoelsmensch, geen verstandsmensch.’ - Gerechtigkeit: sociale novelle, ontleend aan de Frühjahrblumen van Johannes Schlaf. - Voorts luimige verzen, getrokken uit Aus dem Lande der Liebe van Rudolf Presber.
- 1 Nov. 1901.
Wo stehen wir? vraagt O.J. Bierbaum. Daarop antwoordt Fritz Lienhard: ‘Die deutsche Litteratur des verflossenen Jahrzehnts hat mit dem matten Epigonentum aus partikularistischer und nachsiebziger Zeit in der That gebrochen; wir sind durch sie in die gesamteuropäische Litteratur und Geistesbewegung emporgehoben worden; wir haben durch sie Fühlung erhalten mit den Interessen der Zeit (soziale Frage, Frauenfrage, Eheproblem); wir haben eine mehr sinnliche, verästelte, plastische Technik durch sie ausgebildet - das sind
| |
| |
vier stattliche Punkte-Aber einen neuen Geist? Den haben wir Deutschen des fin de siècle in das europäische Konzert nicht hineinzutragen gewuszt.’ Dit zullen we maar kunnen, indien we terugkeeren tot het oud Duitsch idealisme, en dit idealisme weten te kleeden in nieuwe vormen en in een taal die weerklank vindt in het hart van ons volk zooals het thans is. - Walther Wolff onderhoudt ons ook hier nog over den Geestelijke in de moderne letterkunde. Hij onderzoekt hoe, volgens romans van Wildenbruch, Anzengruber, Wolzogen, Salburg en anderen; hoe, zeg ik, de katholieke geestelijke zich aanstelt 't zij tegenover 't vrouwelijk geslacht, 't zij tegenover de vraagstukken van den nieuwen tijd, hoe dezelfde geestelijke er uitziet in ‘Rome’ van Zola... Vermits al die menschen thuis zijn in pastorijen en bisschoppelijke paleizen, zullen de door hen geleverde portretten wel natuurgetrouw zijn! - Tristandichtungen van Dr. W. Golther, en Pädagogische Litteratur van Max Ewert zijn bibliographische artikels.
Annalen des histor. Ver. fr. d. Niederrhein 62 en 63 met Beiheft over Gulik. Oorkonden betreffende S. Gereon en S. Christoffel, Maria im Capitol en Gross. S. Martin. Id. van S. Severin (oorkonden en acten). Idem van S. Maria in Lyskirchen, S. Apostelen en S. Peter. Alles uit de 14n tot de 17e eeuw. - 64 De finantién van het aartsbisdom Keulen in 1584-88 die toenmaals zeer misselijk stonden, ten gevolge der oorlogen, door Ruétz. - Schroeder, Eine Vertheidigung des Eummimsage, in betrekking tot de Romeinsche rhetorschool te Cleve. - Redlich, Altenberg. - Litteratur van 1899.
Etudes des Pères de la Compagnie de Jésus. 5 Octob. 1901.
Pierre Bliard: De eerste gebeurtenis van het openbaar leven van Kardinaal Dubois: zijne tusschenkomst in het verdrag van den Haag, in 1717. G. Longhaye geeft het leven der Fransche schrijfster George Sand, en toont hoe zij gevallen is. J. de la Servière: Het betwiste vraagstuk van den eed van onderdanigheid in Engeland. Jacob I wilde de Katholieken dwingen eenen eed af te leggen, waarin zij aan den Paus het recht ontkenden, de onderdanen van hunne gehoorzaamheid jegens den vorst te ontbinden. Verdeeldheid tusschen de Engelsche Katholieken: het kleinste gedeelte, den gevangen aartspriester Blackwell volgende, hielden den eed voor geoorloofd, ondanks de veroordeeling door Paus Paulus V. De eed bleef een wapen tegen de Katholieken tot in 1778. Paul Dudon: Liberalen en Vrijheid. Barante. Barante bevocht eerst de priesters, maar verstond later den weldoenden invloed van den Godsdienst. Jérôme Tobar: Briefwisseling uit China. - Belangrijke bevelschriften over de veranderingen in 's rijks bestuur. Omzendbrief van den Minister van Rechtswezen over het toepassen der vervolgingswet.
- 20 Oct. 1901.
Alfred Randu: Wat is nu de plicht der Fransche Katholieken? - Geene begoocheling meer over den toestand: de vrijmetselaars hebben het niet op eene staatspartij, het Clericalismus, gemunt, maar op den Godsdienst. - Bidden en afwachten is niet genoeg, op eenen staatsaanslag valt niet te rekenen. Daarom. 1o met het Algemeen Stemrecht vooruit, en Republikaan zijn; Frankrijk immers wil republiek blijven; 2o als programma alleen nemen: ‘Vrijheid, verdraagzaamheid, en eigendom; en vooral, hand in hand gaan met al de vrienden der vrijheid, of zij Katholiek zijn of niet, en Frankrijk in 2 kampen verdeelen; dat der verdedigers, en dat der verdrukkers
| |
| |
van de vrijheid. De vrijmetselaars alleen uit onzen bond weren. Victor Delaporte: Dichters en gedichten. Bespreekt een tiental pas verschenen stukken waaronder ‘La Flandre’, van M.L. Bocquet. J. Bainvel: Het gedacht van het bovennatuurlijke. Bepaling van het gedacht en geschiedenis: in het H. Evangelie, bij de Apostelen, eerste Kristenen, HH. Vaders, Scholastieken, Descartes en de Ontologisten. Michel Jullien: Op zoek naar Tabenna en de andere kloosters door St Pacomius gesticht. H. Chérot: Het verval van Keizerrijk, volgens het werk van Pieter de la Gorce. Brief van Mgr. de Cabrières en van H. de Gailhard-Bancel, aan de Provincialen der Jezuiten.
Quinzaine. 1r octobre 1901.
Potez: André Chenier. - Pisanz. Les Missions protestantes au XIXe siècle. Dit artikel, dat reeds in andere afleveringen begonnen is, besluit dat de protestantsche missiën in vollen bloei zijn. Zij werven jaarlijks 125000 lieden aan. En al zijn zij nog verre den voorspoed der katholieke missiën te bereiken, toch moet men trachten eenen grooteren afstand tusschen de waarheid en de dwaling te zetten. - O. de Trèville: Les souvenirs d'une religieuse. - V. Ermoni: L'Etude de la Religion et ses Méthodes. Men kan den Godsdienst door de geschiedenis of redeneering verdedigen. Ermoni wil dat men de twee middelen gelijkertijds gebruike. De geschiedenis is noodzakelijk, niet alleen om de waarheden van ons Geloof te doen verstaan, maar nog, om diezelfde waarheden beter te kunnen nagaan en doorgronden. En dan nog om vele bepalingen of beslissingen der kerkvergaderingen te begrijpen, is het noodig de historische omstandigheden te kennen welke deze beslissingen genoodzaakt hebben.
Schrijver meent dat de Duitschers en de Noordsche volkeren zich door de geschiedenis beter laten overtuigen; bij de Fransche en Latijnsche volkeren integendeel past de redeneering best.
- 16 octobre.
E. Ruel: Les Essais de Montaïgne envisagés comme une aeuvre d'Art. De schrijver laat zien hoe in dit boek de schikking of orde met de natuurlijkheid gepaard gaat. J. Jorgensen: A propos de l' ‘Inferno’ de Strindberg. Het ‘Inferno’ laat vermoeden dat de protestantsche schrijver Strindberg, tot het katolicismus wil terugkeeren. Jörgensen maakt dan eene zeer belangrijke vergelijking tusschen dit boek en de laatste boeken van Huismans. H. Pinon: Au delà du Code civil. De strekking in de Rechten was over eene eeuw individualistisch en de wetten met hunnen Codex waren onveranderlijk. Sedert dien zijn de gedachten hunnen gang gegaan en op onze dagen is er eene tegenwerking gekomen, die met den Codex niet meer over de baan kan. Wat dan gedaan? Pinon, die hier de meening weergeeft uitgedrukt door M. Geny, in zijn ‘Méthode d'interprétation et sources en droit privé et positif’ antwoordt dat men verder dan den Codex moet zien en hem zoo zelf in eene ontwikkeling moet doen treden. L. Colin: Le Suffrage universel, sa Réforme, son Organisation normale. Colin toont hoe vóor 30 jaar Lasserre in zijn ernstig boek met den opgegeven titel, de politieke mannen met de grootste scherpzinnigheid waarschuwde over het gedrag dat zij heden moeten houden. P. Bonnefon: Pensées et fragments inédits de Charles Perault. Abbé P. L'Ebraly: Les sanatorias populaires et les moyens d'organiser la lutte contre la tuberculose.
| |
| |
The Dublin Review. October 1901.
Kanunnik Gore en het H. Sakrament des Autaars door H.I.D. Ryder.
Angélique Arnaud door B. de Couison. Het eerste deel van het leven der vermaarde abdis van Port-Royal wordt hier in 't kort weergegeven naar het pas verschenen boek van R. Moulaur.
De Wijsbegeerte van den Godsdienst door Fr. Orvelling.
Daar het dogma op twee criteria kan steunen: gezag of bewijs, toont de schrijver hoe noodzakelijk het is eenen intellectueelen grondslag voor het geloof te hebben. Dien vindt men in eene ware kennis van Gods bestaan en hoedanigheden: hier wordt de strijd niet enkel geleverd tusschen geloovigen en ongeloovigen, maar ook tusschen protestanten en katholieken, want van eene juiste leer over de Godheid hangt alles af. Welnu om die op te bouwen, heeft men twee middelen gebruikt: Hegel heeft zijnen Algod verzonnen, die slechts eene nevelachtige veronderstelling is, welke de schijnbare tegenstrijdigheid van het wezen en het niet-wezen uitlegt. De H. Thomas van Aquino integendeel redeneert a posteriori, en trekt uit het beschouwen dezer vergankelijke wereld het besluit dat er daarboven een Opperwezen bestaat, - noodzakelijk en oneindig: zoo lost in het eerste deel zijner Summa Theologica de H. kerkleeraar het dringend vraagstuk op, dat alle godsdienstige navorschingen voorafgaat.
Grisar's ‘Rome en de Pausen’ door T.B.S. Cannel.
Relikwiën van engelsche Martelaren door Dom B. Camm O.S.B.
Dr. H. Kent eindigt zijne studie over De katholieke letterkunde in de laatste eeuw. In Hongarie vangt zij aan met eene opwekking van den nationalen geest, welke zich door den bloei eener katholieke en romantische poëzie veropenbaart. Vörösmarty dicht het ‘Szozat’ of nationaal vrijheidslied der Magyaren. De benediktijnsche monnik Cruczor wakkert de strijders voor de onafhankelijkheid in zijnen hevigen dichtbundel ‘Riado’ aan. Stillere tijden hebben de groote historische werken van Kard. Vaszari en Dr. W. Fraknor voortgebracht. Het pesthsche tijdschrift Katholikus Szemte is een bewijs der steeds aanhoudende kracht van de katholieke letterkunde.
In Poolland dienen, om die daar ook vast te stellen, slechts twee namen aangehaald te worden: Mickiewickz, de romantische dichter, die den heiligen strijd voor Vaderland en Godsdienst bezong, - en Henryk Sienkiewickz, wiens Quo Vadis? de gansche wereld door bekend is.
In Bohemen hebben de katholieke hoogleeraars van Praag verdienstelijke commentarissen van het Oude Testament uitgegeven. - Armenie heeft ook zijne lettervruchten in de XIXe eeuw gehad: de Armenische monniken van het eiland San-Lazaro bij Venetie, hebben oude kerkelijke boeken van hun land in het licht gebracht. - De leische et Amerikaansche letterkunde, voor zooveel zij van de Engelsche moet onderscheiden worden, biedt ons ook merkweerdige katholieke voortbrengsels aan.
Tot besluit, erkent Dr. Kent dat de katholieke letterkunde der verloopene eeuw voor die der roemrijkste tijdperken van christen bloei niet moet onderdoen.
Rivista internazionale di scienze sociale. Rome, September 1901.
Provvedimenti sociali popolari door Toniolo. Vervolg van het artikel in het vorige nummer. De arbeidende klassen der 19de eeuw
| |
| |
hadden allerlei wederwaardigheden te verduren. Daaruit ontstond eerst de gedachte eener hervorming van het arbeidskontrakt en eener nieuwe gedragslijn der hoogere klassen ten voordeele van den werkman. Doch het bijzonderste uitwerksel daarvan was het ontwaken van het standsbewustzijn (coscienza di classe) en de bijgaande krachtinspanning om dit begrip in eene organieke sociale daad te verwezenlijken. Dit eigenaardig psychologisch feit gaf aan het bandelooze proletariaat een nieuwen geest van sterke inrichting, die men kan bepalen: het menigmaal herdachte, diep gevoelde en werkende begrip waardoor de menigte zich geroepen acht om een sterk en eigen deel, met bijzondere werking, in de maatschappij uit te maken, en meent het recht en de macht te bezitten om dit gedacht te verwezenlijken.
Verscheidene faktoren waren oorzaak van het ontstaan van dit standsbewustzijn, voorteeken der toekomende onafhankelijkheid der werkende klas:
1o het hevige en langdurige lijden van velen dat natuurlijk de begeerte deed ontkiemen, daaraan te ontsnappen;
2o hielpen daartoe mede het inrichten en uitbreiden door alle scholen (socialisten, liberalen, katholieken) van maatschappijen van vooruitzicht voor den werkman;
3o die klassengeest vondt zijn oprecht begrip in de sociale werking der katholieken naar den geest van 't Evangelie... Wij tellen thans 4,000,000 katholieken die in Europa en Amerika, in maatschappijen ingericht, doeleindig streven voor het ontslaven van den werkman onder het vaandel der kristene demokratie door Leo XIII opgeheven.
I ‘trusts’ agli stati Uniti door P.G.
Men weet dat de Vereenigde Staten het land zijn der trusts. Die machtige vereenigingen worden door geene wettelijke bepalingen belemmerd. Daar iedere trust het monopolium bezit van een verbruiksartikel, kan hij zijne macht bewerkstelligen ten voordeele van den verbruiker, maar hij maakt er soms ook misbruik van en de Europeesche markten ondergaan immer den invloed der Amerikaansche geldwinnaars.
Il ‘dies iroe’, et l'innologia ascetica nel secolo decimo terzo door F. Ermini.
Studie over eenige ongekende Latijnsche hymnen der 13de eeuw. Volgt een belangrijk Tijdschriften en boekenoverzicht.
La Lectura. Madrid. Septembre 1901.
Españoles e Irlandeses par M. Hume. De schrijver vergelijkt den toestand van Ierland en Spanje, beiden eenmaal bloeiend en thans vervallen. Doch terwijl Ierland zijne onafhankelijkheid verloor en door Engeland werd verdrukt en verarmd, bleef Spanje, gelukkiger, zijn vrij bestaan bewaren.
Clarin; notas voor eene karakterstudie door F. Navarro y Ledesma.
Eenige zinsneden: ‘het stilzwijgen in Spanje is een eerbiedig huldebewijs aan de groote mannen; Menendez y Pelayo, Ramon y Cajal zijn twee onzer meest invloedhebbende geleerden; niemand spieekt noch schrijft er een woord over!!’ De schrijver klaagt nogmaals over eenen toestand dien wij vroeger reeds in Dietsche Warande aanteekenden: ‘wij zijn afgedaald tot den uitersten graad der verstandelijke politieke, sociale, letterkundige onbeduidendheid... Zulken toestand vindt men nergens weder in Europa.’ Konden de Spanjaards uit die herhaalde klachten nut trekken en zich aan 't werk stellen om hunnen ouden roem herop te beuren.
| |
| |
En el porio, novelle van Jose Novales; eenvoudig maar ingrijpend verteld.
Una escursion al valle de El Paular, par G. de la Espada. Onbeduidend.
La evolucion del teatro Catalan, par R.D. Peres.
De dogmatiseerende theater van Ibsen vindt ook in het bij uitstek poëtische Spanje zijne volgelingen en bewonderaars. Guimera deed de strekking van Ibsen kennen. Een nieuwe schrijver Ignacio Iglesias, volgt nog getrouwer Ibsen's voetstappen. De nieuwe sociale en godsdienstige gedachten vervullen zijnen geest en hervormen zijn tooneel in een strijdwapen. ‘Werd hij niet immer door het publiek toegejuicht, zijne strekking is toch opmerkenswaardig en toont eene levensvolle studie der Catalaansche letterkunde, die alhoewel eene gewestspraak, op de hoogte blijft der nieuwere richtingen door de vreemde letterkunden ingeslagen.’ - Zou het wel immer een teeken van vooruitgang zijn de vreemde literaturen in al hunne nieuwigheden na te volgen?
|
|